DAGBLAD VOOR ALKMAAR EN OMSTREKEN. Groole Paardenmarkt BE E Pi ■lil Feuilleton. Honderd en elfde jaargang. No. 200 1909. Deze Courant wordt eiken avond, behalve op Zon- en Feestdagen, uitgegeven. Abonnementsprijs per 3 maanden voor iktnaar f ö?S0? franco door het geheele Rijk f 1, A* hinderlijke nummers 3 Cents. ZATERDAG Prijs der gewone advertentiëns Per regel f 0,10, Bij groote contracten rabat Oroote letters naar plaatsruimte. Brieven franco aan de N. V. Boek- en Handelsdrukkerij v/h. HERMs. COSTER ZOON, Voordam C 9. 28 AUGUSTUS. te Alkmaar, op Maandag 6 September 1909. Uit school en buis. Schaakfabriek. mm mm ■■PA WiÊt wmk jété/M 'JtMik ToietoQgmgmuaer 5. I. mm mm mmt. fy/M bJmm Tas!"» T~ ALRMAARSCHE COURANT, Ut YAN EIGENLIEFDE EN NAASTENLIEFDE. „Ieder mint zich zelf en beschermt zijn »igen w®- aen." Dat heeft Spinoza gezegd. Moet men. eerst wijsgeer zijn geworden om dat op te merken of is het eien zoo voor de hand liggend feit, dat een iegelijk terstond kan verklaren: „Och, dat behoeft Spinoza ons niet te vertellen, dat hadden wij zelf ook wel kunnen zeggen?" Eigenlijk maakt ons dat woord van Spinoza wat kregel. „Ieder mint zich zelf." Het hemd is nadeT dan de rok, de eigenliefde is grooter dan de naastenliefde. Ja, en daar komt de aap uit den mouw: die naastenliefde speelt ons al tijd zulke leelijke parten. Wij plaatsen ons zoo graag op een Christelijk standpunt en dat verbiedt ons, vre de te hebben met het woord van Spinoza. Zoodra wij dan ook voor het woord van, Spinoza komen te staan, schudden wij het van onzen kant af en beweren: „Ja, dat is waar, zoo is de wereld." De wereld, dat is al les en allen, behalve onze Ikheid. Dat dit zoo is, komt wel bij meer dingen te pas, al hebben ze met Spinoza niets uit te staan. „Ieder mint zich zelf. Dat is niet waar en van zijn jeugd af leert het kind, te handelen tegen dat woord." Dus er is opzettelijk onderwijs voor noodig; het ligt niet in den mensch, hij moet dat zich zelf min nen afwennen. Dat trachtte men in vroeger jaren te bereiken door de poëzie te stellen in dienst van de naastenliefde. Een diemaar, een knecht blijft zijn le ven lang een onbeholpen, stijf (och wat woord zullen wij kiezen voor zich niet zelf- en vrijbewegend?) wezen. En zoo zag die poëzie er ook uit. Stroef, stijf, Onbenullig, meer afschrikkend dan aantrekkend. Slaan wij het familiealbum van dat allesbehalve roemrijk geslacht eens op en nemen wij ons voor, die portretten alleen te bekijken uit een oogpunt van studie, van overdenking: EEN KWADE JONGEN. 'k Vrees, dat van Johan hierover, Niets dau enkel ondeugd groeit: Is er iemand soms gebrekkig, Nooit laat hij hem ongemoeid. Altoos is het wijzen, lachen, Spotten, schelden, anders niet. 'k Wou toch, dat die kwade jongen Zijn ondeugendheid eens liet. Vader zegt: „heel licht is 't mogelijk, Dat hij eens nog binnenkort, Daar de Heer 't niet wil gedöogen, Zelf bedroefd gebrekkig wordt." Foei 1 zoo'n jongen mag 'k niet lijden, 'k Schuw zijn omgang als de pest: Wie verkeeren met zoo'n deugniet Worden licht als hij in 't lest. P. Parson. 'sLLl Naar het Engelich van BAKONESSE OROZY. Schrijfster van „De Roode Pimpernel." 56) „Voorzeker, Sir", zei Percy, schijnbaar zeer be daard, „excuseer, het woord ontglipte mij onwillekeu rig. „lieden van onzen kring zijn zoo slaven van gewoonte. Hoe zei u ook weer. „Ik heb nog maar weinig eraan toe te voegen, Sir. Maar om nu ook te voorkomen dat u soms een vage hoop mocht koesteren om na het schrijven van dezen brief het auteurschap ervan te loochenen, laat mij u dan nog dit zeggen: Mijn maatregelen zijn best ge troffen: er zullen getuigen aanwezig zijn onderwijl u schrijft. u zult hier in dit lokaal zitten, ongeboeid geheel onbelemmerd in uw beweginghet geld. waarvan in den brief sprake is, wordt u na eenige pas sen'de woorden zijnerzijds, overhandigd door mijn ambtgenoot, en u neemt dat geld dan aan, Sir Per cy. de getuigen zullen zien dat u het opstrijkt, na dat u den brief hebt geschreven. zij zullen uit die handeling' begrijpen: dat u betaald zijt door de Eran sche Regeering, als informateur van royalistische sa menzweringen, hier en in EngelandZij zullen eruit begrijpen dat uwe identiteit, als de leider van die zoogenaamde bende, niet alleen bekend is aan mij en aan mijn collega, maar dat het ook uw waar karak ter, uwe rol eu beroep is, als zijnde de betaalde spioi der Fransche Revolutionnaire Republiek." „Ik moet zeggen, het is meer dan duidelijk, het is wonderbaarlijk. mirakuleus-wonderbaar," zei Per cy zoetsappig. Chauvelin zweeg, half stikkend door eigen emoties door haat en wraak in het verschiet. Hij wischte met WELDADIGHEID. Hendrik. Wel, Üornsne»!', wat zijt gij dwaa». Dien jongen zooveel geld te geven. 'k Wad, dat er van uw nieuwejaar Niet veel ia in uw zak gebleven. Doru3. Ja, dat kan zijn. Maar 'k denk, het geld Is toch om nuttig te besteden. En ach! wat zag die jongen bleek, Wis heeft hij veel gebrek geleden. Zijn moeder, die een weduwe is, Komt soms bij ous de straat wel vegan. Ze is braaf en goed, die arme vrouw, Laatst heeft ze ook iets van Ma gskragaM. Hendrik. Van de bedeeling krijgt ze ook vast, Zooals de meesten, zou ik deuken; Toch vragen de armen altoos maar. Dorus. Wij ook en veel wil God ons sehenkao Op ons gebed. Oin ons land Wordt veel gedaan, om de arme lieden Door hulp en raad zoo zegt papa Naar Jezus voorschrift hulp te bieden. En daarom wil ik ook zoo graag Iets geven aan die mij wat vragen. Vooral nu, in den wintertijd, In zulke donkre, koude dagen. Dat denkbeeld is zoo prettig nu. Eriea. Neen, lezer, 't vera is nog niet uit. Ge mocht het eens in uw bezit hebben en mij van halve onbekend heid verdenken 't is nog niet uit, maai' wij heb ben hier al meer dan voor ons doel noodig is. Ik was daar straks verlegen om een woord, weet gij nu een toepasselijk, een allesafdoende gepaste naam voor dit soort kinderpoëzie? Wat zeg ik? Er is geen kinderpoë zie, om de doodeenvoudige reden, dat een kind geen behoefte heeft om de poezie, welke daar schuilt in zijn kinderleventje om te zetten in wat woordgetoover. Niemand maakt mij wijs, dat dergelijke lectuur ooit door kinderen werd gelezen, laat staan begrepen. Het zou tegen alle regelen der natuurlijkheid in zijn. De kinderen van toen namen die maakseltjes voor ken nisgeving aan, zooals een geslacht, dat ver boven hun hoofdjes uitkeek, deed met de verzen van Ten Kate, Beets e. a., die toch vrij wat meer zijn en blijven dan maakseltjes. De kinderen konden ze niet lezen, om dat. ze er geen woord van begrepen. Maar om ons bij ons onderwerp te bepalen, ziet g'e wel, dat ik gelijk had met mijn bewering, dat er op zettelijk onderwijs werd gegeven in het onderdrukken der eigen- en het aankweeken der naastenliefde? Al was Dorus nog zoo van den waren menschenzin doordrongen, hij ontmoette altijd nog een Hendrik op zijn pad, olie privaatles behoefde en na het lezen van een versje, na wat Dorus-overreding- eindigd® mat te zeggen „Wel, als ik u zoo praten hoor, Dan geef ik u de zaak gewonnen En 'k zal voortaan, zoowel als gij Soms (sic!) wat aan de arme menschen geven. Dat deèd Dorus, die voor zendeling in de wieg was gelegd, dan recht veel genoegen an in zijn kindarhart jubelde het: Nu, Hendrik, dat is braaf van U Ik wenseh dat gij nog lang moogt levau. Want, wie eens anders hart verheugt, Heeft zelf de meeste levensvreugd. Met het leggen van veel klem op de laatste twee regels en met een ernstig pretest tegen dien wensch van Dorus, nemen wij afscheid van dit onnatuurlijk, oud-mannetjes-kind. W. W. Probleem No, 197. T. KING PARKS te Walkden. „Liverpool Weekly Courier"1908. VOOR DE DAMES. zijn zakdoek zijn voorhoofd af, waarop de zweetdrup pels parelden. „Een warm karweitje, zulke zaakjes.... hè.... Monsieur.... er.... Chambertin vroeg zijn onverstoorbare vijand. Marguerite sprak geen woord. De heele toeleg was te vreeselijk om onder woorden te brengen; ze hield haar groote oogen gevestigd op het gezicht van haren echtgenootwachtende op dien blik, dat teeken van hem, dat haren doodsangst zou verlicht hebben, maar dat helaas maar nimmer kwam. Met een krachtige poging trachtte Chauvelin zich een luchtig air te geven, eu, hoewel zijn stem nog beefde, deed hij zijn uiterste best om kalm te spreken, „Mogelijk, Sir Percy, is het u bekend," zei hij, „dat wij door geheel Frankrijk ter eere van den nieuwen godsdienst dien het volk op het punt staat te omhel zen, een reeks nationale feesten voorbereidenDe moiselle Désirée Candeille, die u wel zult kennen, zal bij deze feestelijkheden de Godin der Rede voorstel len, de eenige godheid die wij thans in Frankrijk hul digen. Zij is speciaal voor deze eer uitverkoren we gens gewichtige diensten den lande bewezen. en daar aan Boulogne nu toevallig het groote voorrecht ten deel is gevallen om de Roode Pimpernel eindelijk zijn verdiende loon deelachtig te doen worden, zal het Nationale Feest binnen deze vestingmuren zijn aan vang nemen met Demoiselle Candeille als de driewerf gevierde godin." „En ik kan me zoo begrijpen dat het dan hier in Boulogne jolig zal toe gaan," zei Blakeney leukweg. „Ja, heel vroolijk, Sir," antwoordde Chauvelin met een grijns, een langen ldauwachtigen vinger op het vóór hem liggend gewichtig document plaatsend, „jo lig, zegt u, want hier in Boulogne zullen we getuigen zijn van iets dat het hart van ieder patriot in Franli rijk met blijdschap zal vervullen. Och, neen, het is de dood niet van de Roode Pimpernel dien we ver langenniet het nobel martelaarsschap van Enge lands uitgelezen held. maar zijn vernedering en nederlaag. zijn bespotting, hoon, smaad en verach ting. U vroeg mij daareven zoo luchthartig, hoe ik het KIJKJES IN DE MODEWERELD. Nu de zomer langzaam zijn einde nadert en ons reeds meer herfst- dan werkelijk zomerweer doet zien, hebben ook de zomerkleeren bijna afgedaan, en maken de herfststoffen haar entrée. Ook de modellen der verschillende kleedingstukken veranderen, weer en ele gante hcrfstmodellen zijn reeds verschenen. De prinses-japonnen, die in het afgeloopen en het daar aan voorafgaande seizoen zoo'n opgang hebben ge maakt, worden nu verdrongen door toiletten, die de vormen eenigszins vager doen uitkomen en. daartoe -ijkere stoffen vragen dan de dunne luchtig© zomer- gewaden. Inplaats van nauwsluitende, gladde rok ken, voortaan ingerimpelde of geplooide rokken, ver ■ierd met strooken en volants. Desniettegenstaande zal de robe princess© toch nog niet geheel afgedaan hebben, daar zij zich te zeer ver heugd in de gunst van de meeste slanke dames, alleen zal zij een kleine verandering moeten ondergaan om aan de nieuwste mode te beantwoorden, die overhelt naar plooien en overvloed van stof. Het'nieuwe model dat men haar gegeven heeft doet haar gelijken op de historische costumes uit de mid deleeuwen en leent zich er uitstekend toe om vervaar digd te worden van fluweel of glanzend, souple laken. Menige dame zal het een schrik op het lijf jagen bij de gedachte, dat de gekleed© toiletten slechts uit princesse- of midd©leeuwsch-j aponnen bestaan. In tegendeel, de gewone japon maakt ook weer veel op gang, het lijfje, dat aan beide zijden iets langer is, wordt over den rok gedragen en maakt de taille, die zoo langen tijd verkort is gedragen, thans weer langer. Ook bij deze costumes worden de rokken op velerlei wijzen versierd. Naast de lange mouwen, die zeer elegant en mo dern zijn, zijn voor de gekleede toiletten, extra-korte mouwtjes verschenen. Zij zijn zeer chique en worden mestal van kant of een ande doorschijnende, souple stof gemaakt. De moderne kleuren, die in het herfst-seizoen veel gekozen zullen worden, zijn huzarenblauw, Delftsch blauw, blauw-violet in verschillende tinten, mauve, enkele tinten van de groene kleur, havannah en ho- ningkleur. Voor mantel-cosfuums wordt veelal een nieuwe- zelclzaam-mooie Russisch-groene kleur geko zen; zeer nieuw is voor deze costuums grof cheviot, dat niettegenstaande het er lia.rig en ruw uitziet, zich bij uitstek leent voor souple plooien. De trotteur-cos- tumes worden weer iets langer en nset minder knoo- en lusversiering gedragen. De reuzenhoedien van het voorjaar met ©ven groo- ten omvang worden weer aangetroffen, diep op het hoofd gedrukt, de allernieuwste modellen zijn die, welke aan den linkerkant hoog ojigeslagen zijn, rechts bijna den schouder raken. De gameering bestaat hoofdzakelijk uit veeren, zoogenaamde pleureuses, dat zijn rechte struisveeren en volle aigrettes. ////.//.V/A. VJ97?*a/ V/Wat/. V/7/////A Mat in 2 zetten. Oplossing van No. 194 (F. Wardener). 1 Te3—el enz. Goede oplossingen ontvingen vrij van: P. J. Boom, F. Böttger, O. Bramer, G. van Dort, G. Imhülsen, G. Nobel en C. Visser, allen te Alkmaar; Mr. Ch. Enschedé te Haarlem; -J. H. de Ruwe en J. Vijzelaar te Hilversum; S. te S., P. Bakker, Jos. de Koning, C. J. Oosterholt en H. Weenink te Amsterdam J. Deuzeman teFrederiksoord„Schaaklust" te Koedijk Corn. Slot-Kzn. te Broek op Langendijk; O. Booms- ma te Kampen; G. Fijth Jr. en C. J. Striek van Linschoten te Bunnik. Wij haasten ons mede te deelen hoe de heer Jos. de Koning ons het eerst berichtte, dat de witte ko-- ning in no. 196 wel op a 2 zal geplaatst zijn ten einde den dual na 1tg 2 te voorkomen. Inderdaad, dit ligt "nog al voor de hand en wij zullen het ons niet gemakkelijk vergeven, dat wij dit zelf niet dade lijk gezien hebben. Intusschen verblijft ons de troost hoe uit dit geval is af te leiden, dat wij nog niette oud zijn om wat te leeren. In de „Weener Schachenzeitung" komt een aller- ve;m: kelijkste historie voor, die wij hier, eenigszins verkort, weergeven. „Toen Capablanca 4} jaar oud was, kwam hij bij toeval een kamer binnen waar zijn vader met een Spaansch officier zat te schaken. Hij bleet er e n paar uur naar zien, deed zulks ook den volgenden dag om den derden dag in een kinder lijk gelach uit te barsten. Hij wilde niet zeggen waarom hij lachte, doch toen hij bedreigd werd de kamer uitgezonden te worden indien hij de reden niet opgaf, bekende hij gelachen te hebben om de zwakken zet, dien zijn vader gedaan had. Toen hem daarop werd gezegd, dat hij daar onmogelijk over kon oordeelen bood hij aan te winnen indien zijn vader bij zijn laatsten zet bleef. En ziet, tot groote verbazing van beide heeren, klopte de zoon den vader in ongeveer een half uur". Of dit verbaaltje waar is? Mogelijk is het zeker, vooral in een werelddeel als Amerika, waarvan de denk aanteleggen om dit doel te bereiken. Wel! u weet het nu door u te noodzakenja te nood zaken. een brief te schrijven en te teekenen, geld uit mijn hand te aanvaarden, dat u voor immer zal brandmerken als een leugenaar en aanbrenger, u be spotten en bevuilen met de dikke modder van onher stelbare eerloosheid. „La, la, la ,Sir", zei Percy gekscherend, „wat een wondervol meesterschap bezit u over onze taal. Ik wenschte, al was het maar voor de helft, zoo Fransch te kunnen rammelen Marguerite was van haar stoel opgestaan als een automaat. Zij gevoelde niet langer stil te kunnen zit ten; ze had luidkeels al haren afschuw willen uit schreeuwen van dit allerschandelijkst complot, dat alleen in het brein van duivels kon ontstaan. Zij kon Percy niet begrijpen. Zij doorleefde weer een van. die vreeselijke oog-enblikken, waarvan zij reeds een paar malen tevoren ondervinding had opgedaan, toen de geheele persoonlijkheid van haren echtgenoot- voor haar geestesoog als in een nevel was gehuld, en zij zich zoo eenzaam en diep ongelukkig gevoelde. Zij dacht dat Percy lang tevoren reeds iedere in fame beleediging van zijn tegenstander naar (lezen zou hebben terug-geslingerd; zij wist niet wat Chtiuve- lin in uitzicht had gesteld, in ruil voor den schandelij ken brief, eu van welke bedreigingen hij zich bediend had. Dat haar eigen leven en vrijhekl op het spel stonden, was zonneklaar; maar zij gaf niets om. heb leven, en hij diende te weten dat ze er nog mindiei* om zou geven, zoo het zijne ervoor als prijs moest gelden. Zij haakte ernaar hem alles te zeggen wat er om ging in haar hart, welk een hooge waarde zij hechtte aan zijne eer! Maar hoe kon ze dit, in tegenwoordig heid ,van dezen vleeschgeworden duivel, die op onuit staanbare wijze zich verkneuterde in zijn ophanden triomf. Maar zekeT, zeker toch, wist Percy alles! En met die wetenschap toegerust, waarom sprak hij dan niet? Waarom ontrukte hij dien sata(n niet dat gewrocht der hel, om het hem in zijn aangezicht Ie slingeren? Ofschoon zij ieder woord opving, als Percy sprak, kon zij niet de geringst)e schamperheid vernemen in zijn luchtigen lach; zijn toon was natuur lijk en hij scheen zich zelfs bizonder te amuseeren. Nu dacht ze weer dat hij gaarne zien zou, als zij zich verwijderde, omdat hij onder vier oogen wenschte te zijn met dezen man, die hem had gehoond en ge smaar in alles wat hem heilig «n dierbaar was in zijne eer en in zijne vrouw. dat hij, misschien ge voelende zich niet langer te kunnen beheerschen, haar geen getuige wenschte te do©n zijn. van een ruwe kas tijding die hij dezen lafhartigen intrigant had toege dacht. Ja! dat moest het wel zijn! Hierin kon zij zien niet vergissen. Zij kende zijn keurige begrippen van hetgeen betamelijk en correct is in tegenwoordigheid van vrouwen, en dat hij, zelfs op een plaats en in omstandigheden als deze, zijn aristocratisch© wijze van doen niet wilde laten varen. Daarom stond z© op om zich te verwijderen, en dit doende, trachtte ze andennaal iets van zijn gezicht te lezen.te raden wat er omging in zijn hart. „Jawel, mevrouw", zei Percy met een minzame bui - ging, „ik vTees, dat dit langdurig gesprek u ietwat vermoeid heeftDe vroolijke grap tussehen mijn onweerstaanbaren vriend en mij, moest niet tot zoo laat in den nacht worden gerekt. Monsieur. qr. Chauvelin, zou u geen orders willen geven om Myia.- dy naar haar appartementen te deen «geleiden?" Hij stond altijd nog buiten den lichtkring, en in stinctmatig trad Marguerite op hem toe. In deze ©ene seconde vergat zij de tegenwoordigheid van Chauve lin, vergat zij haren goed bestudeerden trots, baal vast voornemen te zwijgen en kloek te zijn. Zij kon het hevig kloppen van haar hart niet meer bedwingen, geen weerstand meeT bieden aan baar zielsangsten, en met plotseling© aandrift, met een© stem, stamelend van innige liefde en een hartstochtelijk beroep op zijn wedermin, murmelde ze: „Percy!" s >1 ,-j (Wordt vervolgd.,

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1909 | | pagina 5