Alkmaarsche Courant WOENSDAG 8 Sopt. Gemeenteraad van Alkmaar. VERGADERING van den Dinsdag 7 Sept. 1909, 's nam. 1 uur 2. Beëeiiiging van da nieuwe raadsledea benoeming vat> een Weihonder. 4. Benoeming leerbar Gymnssiun». VAN Voorzitter: de Burgemeester, de heer G. Ripping. Secretarisde heer O. D. Donath. Afwezig de heer Pot, de periodiek aftredende maar herkozen leden komen later ter vergadering. De notulen der vorige vergadering worden goedge keurd. De voorzitter stelt allereerst aan de orde punt: de heeren Boelmans ter Spill, Glinderman, de Groot, Ibink Meienbrink en Wanna. De nieuwe leden leggen in handen van den voorzit ter de vereischte eeden af. De voorzitter wenseht de herkozen leden geluk en spreekt den wensch uit dat zij ook in dien vervolge de belangen der gemeente zouden behartigen. De voorzitter stelt voor over te gaan tot punt 3 der agenda, De heer Uitenbosch wijst op de agenda, waarop als punt 1 voorkomt mededeelingen. Andere raadsleden hebben geen bezwaar tegen de voorgestelde regeling. De uitslag der stemming is dat de heer Boelmans ter Spill 12 stemmen verkrijgt, de heer Van Buijsen 1, terwijl 3 stemmen in blanco zijn uitgebracht. De heer Boelmans ter Spill is dus herkozen. De voorzitter vraagt of de herkozene de be trekking wenseht te aanvaarden. De heer Boelmans ter Spil zegt zeer er kentelijk te zijn voor het opnieuw in hem gestelde ver trouwen en neemt de benoeming aan. De voorzitter wenseht den heer Boelmans ter Spill geluk, en hoopt dat ook de volgende aantal en W. en den Raad steeds aangenaam zal zijn. (Ap plaus.) Aan de vergadering wordt medegedeeld: dat is ingekomen: a. een verzoek, gedagteekend 28 Juli 1.1. van de afd. Alkmaar van de Hoordholland- sche Vereeniging „Het Witte Kruis," om haar ter bestrijding yap de tuberculose, voor het jaar 1909 een toelage uit de gemeentekas te verleenen van 150 en voor bet jaar 1910 van 300. Gesteld in handen van B. en W. om bericht en raad. b. een schrijven van den waarn. commissaris van politie, gedagteekend 4 Augustus 1.1. en gericht aan den burgemeester, waarbij een opgave wordt aangebo den der geconstateerde overtredingen van de Motor en Rijwielwet in deze gemeente, gedurende de maan den Juni en Juli 1.1. j De voorzitter deelt mede dat hij deze opga ve heeft gevraagd in verhand: met hetgeen de heer Glinderman in de laatste raadsvergadering heeft ge zegd over het w.iebijden in deze gemeente. Spreker heeft den raad willen aantoonen dat de politie alles heeft gedaan om overtredingen te constateeren en te verbaliseeren. Het is soms wel moeielijk een overtre ding te constateeren, vooral wanneer het betreft het lijden met een grootere snelheid dan geoorloofd is. Spreker kan echter den Raad verzekeren, dat hij alles gedaan heeft, wat mogelijk is, om de politie op haar plicht in dezen te wijzen. En dat de politie zich van haar taak voldoende bewust is, blijkt uit het aantal verbalen, ter zake van rijwielovertreding opgemaakt, namelijk 38 in twee maanden. Spreker stelt voor deze mededeeling voor kennisge ving aan te nemen, waartoe besloten wordt. c. een adres, gedagteekend 5 Augustus 1.1. van den heer Mr. A. P. H. de Lange c. s., aan de gemeente te (topp aanbiedep.de een strook grond van hunne per- peelen langs de Hieuwpoortslaan; Gesteld in handen van B. en W. om bericht en raad. d. een schrijven gedagteekend 9 Augustus 1.1. Ho. 5088 afd. H- M. O. van Zijne Excellentie den Minis ter van Binnenlandache Zaken, houdende goedkeuring van de Verordening' voor de Handelsdagschool in de ze gemeente en van de verordening tot vaststelling yan het getal leeraren en der jaarwedden van het per- eoneej aan die inrichting; Voor kennisgeving aangenomen. e. een adres, gedagteekend 16 Augustus 1.1. van den heer G. Groot c.s., bewoners yap. Kooltuin, Ach- terdam en Luttik-Gudoip en eigenaars van perceelen aan den Achterdam, de wensohelijkheid en noodzake lijkheid betoogende van de demping van den Kooltuin, met een adres van een aantal belanghebbenden bij het marktwezen op het Luttik-Oudorp, betuigende hunne instemming met bovengenoemd adres. Gjesteld in handen yan B. en W. om bericht en raad. f. een verzoek, gedagteekend 25 Augustus 1.1. van den heer Dr. J. A. Vor der Hake, houdende het ver doek hem ontslag te verleenen uit zijne betrekking yup leeyaar aap het Gymnasium alhier, met ingang van 1 November a.s. of zooveel eerder als in de vaca ture zal zijn voorzien] Het ontslag werd eervol verleend? g. een schrijven, gedagteekend 30 Augustus 1.1. van Zijne Excellentie den Minister van Landbouw, Hij- verheid en Handel, houdende de mededeeling, dat deze gemeente bij Kon. Besluit van 25 Augustus 1.1. Ho. 79 is toegelaten om zelf het risico te dragen van {Je bij de Ongevaljenwet 1901 geregelde verzekering barer werklieden, ingaande 1 Japuari 1910; Voor kennisgeving aangenomen. h. een schrijven d.d. 3 dezer van den Burgemeester, gericht aan den Raad, naar aanleiding van bewerin gen van den heer Uitenbosch, inzake de aan een werk man in gemeentedienst opgedragen werkzaamheden, tijdens deze in het begin des jaars zijn rechterhand had bezeerd; Het schrijven luidt: JJaar aapleiding yan het door den heer M. Uiten bosch gesprokene in uwe vergadering van Woensdag 28 Juli j. 1. bij de behandeling' van het voorstel van B. en W. vervat in bijl. no. 64 (blz. 309310 van het sten. verslag) werd door mij den daarop volgenden dag een onderzoek ingesteld, waarvan ik de eer heb het resultaat hierbij ter Uwer kennis te brengen. Ik vertrouw, dat de de door belanghebbende afge legde verklaring- geen verdere foelichting vereischt. Daaruit toch blijkt m. i. volkomen, dat aan den be trokken werkman niets is opgedragen dat met recht en billijkheid in strijd mag worden geacht. Weliswaar heeft het bestuur der R. V. bank ter zake van het betrekkelijk ongeval g'enees- en heelkundige behande ling toegekend benevens 70 van het dag-loon, een rente, die volgens art. 21 lett. a der ongevallenwet 1901 wordt uitgekeerd bij geheele ongeschiktheid tot werken, doch men verlieze niet uit het oog, dat het ongeval den 5en Febr. dezes jaars plaats had en de rente eerst den 25en Maart d. a. v. werd vastgesteld, dus nogeveer 14 dagen nadat de getroffene zijn ge wone werkzaamheid had hervat. De uitdrukking van den heer Uitenbosch „dat er toch enkelen werkzaamheden hebben moeten prestee- ren, niettegenstaande er vanwege de Rijksverzeke- ringbank uitkeering gegeven werd, behoort dus te worden teruggebracht, dat de betrokken werkman, zelf niet kunnende vermoeden, dat de rente 70 zou bedragen, niettegenstaande het hem overkomen onge val eenige lichte werkzaamheden heeft kunnen en willen verrichten. Dat de heer Uitenbosch naar aan leiding van het voorstel van B. en W. (bijlage no. 64, gedateerd 5 Juli 1909) met het voorgevallene zou zijn in kennis gesteld, is geheel in strijd met de door den getroffene afgelegde verklaring, die als datum daar van opgeeft, omstreeks 6 Mrt. j.l. De voorzitter zegt, nadat dit schrijven is voorgelezen: Ziedaar mijne heeren het resultaat van het onderzoek, dat is ingesteld naar aanleiding van de uitlatingen van den heer Uitenbosch in de laatste raadsvergadering, dlie, naar het mij voorkomt volko men ter goeder trouw bij het publiek en bij de werklieden in dienst der gemeente, de overtuiging heeft gevestigd, alsof er met de belangen van de ge meentewerklieden wordt gespeeld. De heer Uitenbosch heeft deze zaak zeer kiesch behandeld, hij heeft mij buiten den Raad, na afloop der vergadering den naam van den betrokken werkman genoemd, zoodat diens naam geen publiek eigendom is. Waar de naam bij ongeluk door den secretaris is genoemd, verzoek ik de pers beleefd, waarvan geen melding te maken. Uit de mededeeling blijkt dat dien werkman niets is opge legd, wat niet mocht. Verlangt een van de leden hierover nog het woord? De heer Uitenbosch: Jawel mijnheer de voorzitter en wel naar aanleiding van de vergoelij king in het schrijven van den burgemeester aan den Raad, dat reeds 14 dagen na datum van het ongeluk de verzekerde de zekerheid had dat hij 70 procent van zijn loon uitgekeerd zou krijgen. De voorzitter: Pardon mijnheer Uitenbosch, 5 Februari had het ongeluk plaats en den 25sten Maart, toen de man gezond en wel was, werd de uit keering vastgesteld. De heer Uitenbosoh: Zeker mijnheer de voorzitter, het is in dit geval zeer spoedig geschied. Maar uit eigen ervaring weet ik, dat het soms een week of twaalf duurt, voor dat de uitbetaling ge schiedt, De verklaring van den geneeskundige luidde echter dat de betrokken werkman ongeschikt was tot het verrichten van arbeid. Op dat motief had de ver zekerde de zekerheid, dat hij tijdelijk 70 procent uit gekeerd zou krijgen. De rijksverzekeringsbank heeft 70 proeent uitgekeerd, de man mistte dus algeheele geschiktheid tot werken, was, om zoo te zeggen, alge heel invaliede. Bij eigen risico is het niet buitenge sloten dat men zoo iemand eerder tot werken in staat acht. De voorzitter heeft gezegd, dat ik wel ter goeder trouw zou zijn. Dat is zoo, in Maart is het geval mij bekend geworden, niet door den betrokken persoon, maar door een ander is mijn aandacht op deze zaak gevestigd, naar aanleiding' van het voorstel, om zelf het risico te dragen. De voorzitter: Ik wil nog een enkel punt re- leveeren. De dokter verklaarde dat er geen bezwaar was, dat de man zoodanige werkzaamheden deed als met één hand kunnen worden verricht, De werkman heeft gezegd dat hij licht werk kon doen en dan ligt 't voor de hand dat men hem liet werken. Deed de di recteur dit niet, dan zou hij niet verantwoord zijn tegenover de gemeente. Als er een fout begaan is, dan is dat gebeurd door den dokter die tegen den man zeide: je kan wel werken, en aan de verzekerings bank verklaarde, dat hij geheel en al tot werken onge schikt was. De risico wordt niet sterker bij eigen gemeente verzekering. Immers wij schrijven geen dokter voor, doch de man, wien een ongeluk treft, gaat naar een dokter die aangewezen is de lijst van geneeskundi gen, die aangewezen zijn, hangt in de vestibule van het postkantoor. In dit geval trof het toevallig, dat de particuliere dokter ook een aangewezen dokter was. Overigens is het me patuurlijk niet te doen om den heer Uitenbosch een vlieg af te vangen, of om den heer Uitenbosch aan te toonen, dat hij zich vergist heeft, maar slechts om de overtuiging te vestigen, dat de belangen van de gemeente-werklieden niet ge schaad worden door het drag-en van eigen risico door de gemeente en dat daarvoor geen vrees behoeft te bestaan. Hiemand meer het woord verlangende wordt de discussie gesloten en het schrijven yoor kennisgeving aangenomen, i. een adres d.d. 2 September 1.1. van Dr, M- Boas, houdende het verzoek om uit te spreken, dat hij tot het verkrijgen van zijne betrekking geene oneerlijke middelen heeft aangewend; De voorzitter: Ik heb dit omvangrijke schrijven van den heer Boas Maandagmorgen ontvangen en als dit ook met andere heeren het geval is, dan ge loof ik, dat de beschikbare tijd te kort geweest is om de zaak te bestudeeren en een overtuiging te vesti gen. Er heeft een bijzondere toevalligheid plaats gehad, waarop ik hier even de aandacht wil vestigen. Even nadat het eerste verweer van den heer Boas in het Handelsblad heeft gestaan, is de heer Boas hij mij ontboden. Dit laatste geschiedde overeenkomstig het besluit van den Raad, Haar aanleiding van een ge rucht, dat ik vernomen heb, wensch ik uitdrukkelijk te verklaren, dat er geenszins verband bestaat tus- schen deze twee feiten. Ik heb met de uitnoodiging aan dr. Boas, krachtens het raadsbesluit, gewacht tot dat de gedrukte stukken aanwezig waren en ik her haal dat het louter toeval was dat hij op Maandagmor gen bij mij is geweest, nadat, paar ik meen Zaterdag zijn verweer in het Handelsblad, dat ik niet lees, was opgenomen. Er bestaat dus geenerlei verband, zooals ik tot mijn spijt gehoord heb, dat gezegd is. Ik stel voor dit adres te voegen bij het dossier en dit in een volgende vergadering te behandelen. De heer Uitenbosch: Mijnheer de voorzitter, ik kan U mededeelen, dat de leden Zaterdagmiddag- het verweer van dr. Boas met de post hebben ontvan gen, ongeveer vier uur. Door een samenloop van omstandigheden is dit geschied, anders zouden de le den van den Raad dit stuk reeds eerder hebben ont vangen. De pers kreeg het stuk ook reeds Zaterdag en niet Maandag, zoodat het misschien mogelijk is, dat de voorzitter door afwezigheid het stuk eerst Maandag ontving. De voorzitter: Heen mijnheer Uitenbosch het gedrukte exemplaar heb ik Maandagochtend eerst ontvangen. De heer itenboseh: Hoe het ook zij, mijn heer de voorzitter, ik heb de zaak van den beginne af aan nagegaan, en ook natuurlijk in de laatste paar dagen, gelijk wel met de meerderheid der leden van den Raad het geval zal zijn. Ik zou het betreuren als deze zaak werkelijk nu weer op de lange haan werd geschoven. Men moet niet vergeten, dat het hier geldt een op de pijnbank leggen, gelijk men nu al van af de laatste helft van Januari heeft gedaan. Waar deze zaak reeds 5 a 6 maanden loopende is, daar acht ik het voor den belanghebbende maar ook voor den Raad, die hierbij ten zeerste is geïnteres seerd, van groot belang dat er nu eens een beslissing valt. Het komt mij voor, dat het voorstel, dat U daar even deedt, niet moet worden aangenomen. Mij komt 't meer gewenscht voor, dat het adres met het aan het slot daarin gedane verzoek in verband met de in de vorige vergadering op deze zaak betrekking hebbende ingekomen stukkon nog hedenmiddag direct moet worden behandeld. De heer van der Eeen de Lille: Mijnheer de voorzitter ik ondersteun ten krachtigste het door U gedane voorstel, om het verweerschrift van dr. Boas bij de stukken te voegen en deze zaak later te behan delen. Ik acht dit ook in het belang- van dr. Boas zelf. Ik stel me namelijk voor, dat diens verweer schrift punt voor punt moet worden vergeleken met het rapport van curatoren en het getuigenverhoor. Voor mij is dat onmogelijk geweest. Ik had den Zon dag niet vrij en ik kon de stukken dientengevolge niet bestudeeren. Ik zou dan ook willen voorstellen de zaak thans niet te behandelen. Maar ook zou ik de behandeling niet willen uitstellen tot een volgende vergadering, maar tot d e volgende vergadering, des noods in een speciaal voor deze zaak te beleggen ver gadering. Mijnheer de voorzitter, ik ben een tegenstander van het terugkomen op een eens genomen besluit. Ik houd niet van reageeren. Maar nu een stuk van het pro ces-verbaal der verhooren publiek eigendom is gewor den, nu heeft, naar mijn meening het publiek recht het geheel te weten. Thans, nu èn in de groote èn in de Alkmaarsche bladen gepubliceerd wordt de opinie van dr. Boas, nu acht ik het gewenscht, dat men fe- rugkomt op het besluit en ook het publiek het proces verbaal der verhooren geeft. Wellicht zijn er nog wel exemplaren genoeg om de pers en de abonnê's op de handelingen met de bijlagen er een te verschaffen, misschien staat het proces-verbaal nog wel gezet, en anders moet het maar herdrukt worden. Mocht mijn opinie gedeeld worden, dan zou ik voor stellen de zaak Boas te behandelen in een vergadering, binnen 14 dagen te houden, en het proces-verhaal te publiceeren. De voorzitter: Mag ik er den heer van der Eeen de Lille even op wijzen dat het tijdstip „over veertien dagen" mij niet gelukkig gekozen lijkt met het oog op die leden, die in verband met de voorberei ding van de landbouwfeesten, dan niet tegenwoordig kunnen zijn. De heer de Groot: Mijnheer de voorzitter ik kan het denkbeeld van den heer van der Feen de Lille wel steunen. De heer Uitenbosch: Mijnheer de voorzitter, ik heb reeds eerder blijk gegeven algeheele openbaar making in deze zaak te willen. Ik meen zelfs, dat ik in de in Juli gehouden vergadering heb voorgesteld het geheele rapport te doen drukken en openbaar te maken. Hu dat voorstel met de gering-st mogelijke meerder heid, ik meen met 8 tegen 7 of 7 tegen 6 stemmen, verworpen is, en bij een nader overleg de heer Boas gebonden is geworden en niet ten volle kennis kon nemen van het zoogenaamde geheime dossier, of lie ver, min of meer op zijn eerewoord heeft moeten ver klaren met de kennisneming niet verder te zullen gaan dan de feiten, die in het rapport zijn neergelegd en zonder in zijn verweer in finesses te treden,nukomt heit mij, nadat het verweerschrift is ingeleverd, voor, dat, wil men de zaak niet op dit oogenblik behandelen en tot openbaarmaking van het proces-verbaal beslui ten, veertien dagen wel wat kort is, daar toch ook de heer Boas, thans zonder gebonden te zijn, kennis van het geheime dossier moet nemen, hetgeen, durf ik ver klaren, voor hem van groot belang is, hem gelegen heid moet geboden worden, het proces verbaal uiteen te rafelen en zich ook daarop te verdedigen. Dat is de zaak, mijnheer de voorzitter. Wordt hem die gele genheid niet gegeven, dan acht ik openbaarmaking niet gewenscht. Desnoods zou men tot openbaarma king kunnen overgaan welke zou kunnen leiden tot commentaren in de pers als voor ons raadsle den de zaak is beslist. De voorzitter: Het kan toch niet de bedoe ling zijn, dat een exeptie voor den heer Boas wordt gemaakt. Wanneer het proces-verhaal gepubliceerd wordt, kan ook hij er immers kennis van nemen. De heer van der Feen de Lille: Juist mijnheer de voorzitter. De heer Boas kan publiceeren wat hij wil, ook hem kan een exemplaar worden toe gezonden. De voorzitter: De heer Boas heeft het ge drukte proces-verhaal drie dagen in zijn bezit gehad. Het was, vond ik, precies hetzelfde of hij het bij mij eenige uren kon nazien en zijn aanteekeningen eruit maakte, dan wel of hij dit thuis deed. De heer Dorbeck: Ik zou over deze zaak niet gesproken hebben, als niet, ik mag wel zeggen, spontaan de heer van der Eeen de Lille met een voor stel bij den raad was gekomen. Het lijkt me, dat het een gevaarlijk pad ia, dat men den Raad wil doen in slaan. Ik begrijp eigenlijk niet, hoe de heer van der Feen de Lille verband zoekt tussehen de zaak Boas in den Raad en de publiceering van het zoogenaamde geheime dossier. Welk verhand is er toch? Moet de Alkmaarsche Raad, in afwachting van wat het pu bliek zegt of van wat er in de pers geschreven wordt, een beslissing' nemen? Ha zeer ernstige overweging is besloten niet alles te publiceeren. Den heer Boas is, door U mijnheer de voorzitter, het eerewoord afgenomen, dat hij uit die bijlage niet meer zou putten dan strikt noodig is. Hu acht ik het zeer billijk tegenover den heer Boas, dat terwijl U hem, laat ik mij voorzichtiger uitdruk ken en zeggen in reserve gesteld heeft krachtens een besluit van den Raad, men nu zou zeggen: wij komen op dat besluit terug. Wat zal gebeuren als tot publiceering wordt beslo ten? Het publiek zal oordeelen en er zullen korte en lange dagbladartikelen geschreven worden. Allicht, wij zijn allen menschen nietwaar, komt raadslid A of B onder den indruk van allerlei vermoedens of mee ningen, die in de dagbladpers worden opgenomen. Ik ben een groote voorstander van publiciteit van alles wat op detse zaak betrekking heeft, gelijk ik in de vorige vergadering ook dooi' mijn stem bewezen heb. Ik zou er dan ook geen bezwaar tegen hebben, om, zooals de heer Uitenbosch zeide, eerst de zaak in behandeling te nemen en dan later de pers te laten naspreken. Ik kan eenig'szins iets er voor voelen, om desnoods in deze zoo hoogst belangrijke zaak, die ons aller be lang raakt, eenig uitstel te verleenen. Maar ik zou beslist aan het dagelijksch bestuur willen opdragen deze zaak als punt 1 op de agenda te brengen van een spoedig te beleggen vergadering. Ik vindt 14 dag-en uitstel te lang. Hu heeft de zaak bijna 9 of 10 maan den geduurd en ai dien tijd heeft daar in Amsterdam een jongeman rondgeloopen, niet wetende wat te be ginnen, niet wetende, wat te doen, wanneer hij zou wenschen te solliciteeren naar vacatures welke, naar ik weet, elders bestaan. Hij wacht op een zeer con- cientieuze, zeer ernstige beslissing van den Raad. Ik zou het een gruwel vinden indien deze zaak nog lan ger dan noodig werd uitgesteld, ik zou het liefst zien dat zij vandaag of morgen werd afgehandeld. Is er eenmaal een einde, is er een uitspraak gedaan, dan kan dr. Boas verder den levensweg kiezen, dien hij meent te moeten inslaan. Ik kan dan ook niet meegaan om de behandeling van deze zaak ad libitum uit te stellen. Ik zou wil len voorstellen om zoo spoedig mogelijk tot de behan deling over te gaan en niet over te gaan tot publicatie van de bijlagen, voordat de Raad zich heeft uitge sproken. De voorzitter: Haar aanleiding van die eere- woordkwestie acht ik het noodig een opmerking te maken over het onderhoud tussehen den heer Boas en mij. Toen de heer Boas bij mij kwam, had ik juist iemand anders bij me. Ik heb den heer Boas dit doen weten en hem doen zeggen, dat ik gaarne even mijn eigen zaken wou afhandelen. Ik liet hem tevens een exem plaar van het verslag der vergadering van 21 Juli ge ven, waarin ik had aangehaald het gedeelte, dat be trekking had op de opdracht die de Raad mij in ver band met zijn kennisnemen van het rapport en bijla gen had gegeven. Toen die andere persoon vertrokken was is de heer Boas biPme gekomen, we hebben eerst wat over zijn zaak gepraat en toen heb ik tot hem gezegd: wanneer U zich bereid verklaart U stipt te houden aan de voorwaarde, die de raad gesteld heeft dan vertrouw ik u als fatsoenlijk man het geheime dossier wel toe, U kunt dan daarvan gebruik maken zoo lang U dat noodig acht. Wie nu de conclusie maakt, dat ik dr. Boas een eerewoord heb afgenomen, is hijzonder vaar dig in het maken van conclusies. De heer Dorbeck moet niet denken, dat ik de zaak noodeloos wil traineeren. Ik heb alleen voorgesteld haar nu niet te behandelen, omdat, naar ik vermoedde het meerendeel der leden hierop niet geprepareerd was. De meeste leden toch moeten de gemeentezaken bestudeeren tussehen het behartigen van hun eigen zaken door. Ik heb wel het gezegeld adres op Zaterdag ontvangen, maar de afdruk kreeg ik eerst Maandag en nu dacht ik dat het voor vele raadsleden niet mo gelijk was, in dien korten tijd, feitelijk maar één dag, deze belangrijke materie te bestudeeren. De heer van der Feen wilde tot morgen over 14 dagen verschui ven. Ik heb even willen aantoonen hoe uitermate moeielijk het kan zijn, wanneer maar klakkeloos een datum in de vergadering wordt vastgesteld. Ik heb beleefd verzocht rekening te houden met het feit, dat verschillende raadsleden dan in verhand met de landbouwfeesten niet tegenwoordig zouden kunnen zijn, en ik heb allerminst een poging willen doen, om de behandeling der zaak ad calendas graecas te ver schuiven. De heer F o r t u i nHad de heer Boas de volle vrijheid gehad, dan zou zijn verdediging heel iets anders zijn geworden. Hoopt de Raad hem, nogmaals een verdediging te schrijven en te drukken, dan zal dat hem heel wat moeite en ook heel wat kosten ople veren. Daarom ook vind ik, dat de Raad deze zaak nu maar moet afmaken. De Raadsleden kennen nu deze zaak wel, de tijd is lang genoeg geweest om de stukken te bestudeeren. Het zal echter wel eens va ker gebeuren, dat een raadslid zich niet volkomen op de hoogte kan stellen. Ik wensch dan ook het voor stel om de zaak vandaag in behandeling te nemen, te stormen. De heer Glinderman: Ik meen te moeten zeggen, dat hetgeen de heer Dorbeck voorstelt, het meest rationeele is. Het is van groot belang voor den heer Boas dat de zaak zoo spoedig mogelijk wordt be slist. Maar niet alle raadsleden kunnen thans beslis sen, het gaat niet aan, zulke groote rapporten in zoo korten tijd te lezen. Ik kan dan ook heel goed mee gaan met het voorstel-Dorbeck, ook, om die stukken niet eerst openbaar te maken. Dan zal er weer dit dan weer dat opgemerkt worden en wordt de zaak zeker verdaagd ad calendas graecas, zooals de voorzitter zeide. Eerst moet er een uitgesproken meening van den Raad zijn, dan kan men uitmaken, of men die stukken zal publiceeren. De voorzitter brengt als hebbende de verste strekking- in stemming het voorstel van den heer Uitenbosch, om onmiddellijk tot de behandeling oveir tegaan. Dit voorstel wordt verworpen met 12 tegen 4 stemmen (vóór stemmen de heeren Uitenbosch, Dor beek, Fortuin en Ibink Meienbrink). Hu komt aan de orde het voorstel inzake hot publi ceeren van het proces-verbaal der verhooren. De heer de Groot verklaart, dat hij bet blijft steunen. De heer Dorbeck: Mijnheer de voorzitter, ik zou het vreeselijk vinden tegenover dr. Boas, dien men onder reserve heeft gesteld, als nu tot publiceering werd besloten. Het groote publiek zou dan mogen schrijven wat het wil, maar dr. Boas werd aan ban den gelegd. Het is niet te vergen dat als vrucht van een half uurtje de verdediging van dr. Boas, die hij m. i. zeer logisch heeft gevoerd, uitelkaar gerafeld wordt. Bij publiceering toch zal hij wellicht rekening moeten houden met nieuw ontstane gezichtspunten. Laat de Raad toch besluiten, vooralsnog het genomen besluit te handhaven. Heeft de Raad, bij wijze van spreken, eenmaal recht gedaan op de stukken, dan kan men het bewijsmateriaal aan het publiek geven en zeggennu mag jullie oordeelen. De heer Glinderman: Mijnheer de voorzitter, ik wensch te vragen of het eene het andere uitsluit. Gaan we eerst de stukken publiceeren, dan komen we den eersten tijd zeker niet aan. een eind. De discussie wordt hierna gesloten. Het voorstel van den heer van der Feen de Lille wordt niet voldoende gesteund en ingetrokken. In de volgende vergadering zal nadat een beslissing genomen is over de zaak, een besluit genomen worden ten aanzien van de publiciteit. De heer Boelmans ter S p i 11: Mijnheer de roorzitter, ik ben het volmaakt eens met de beslissing, dat de zaak in de volgende vergadering moet worden behandeld. Ik wil er echter op wijzen, dat ik nu niet wil uitgemaakt zien, dat in de volgende verg. een uit spraak moet vallen. Ik ben van meening dat de Raad dit niet kan doen en ik wil eenvoudig constateeren, dat ik van meening ben en van oordeel blijf, dat de zaak hier niet hoort. Ik wilde dit even in het midden brengen opdat in de volgende verg-adering niet gezegd zal kunnen wordengij hebt in de vorige vergadering- uitgemaakt, dat er hier een beslissing dient te worden genomen. De heer Glinderman: Mijnheer de voorzitter, ik kan Woensdag niet ter vergadering verschijnen, want ik heb een vergadering in Utrecht. De heer Dorbeck: Ik acht deze zaak van zoo veel gewicht, dat ik gaame zou zien, dat alle leden van den Alkmaarschen Raad aan de beslissing deel namen. Ten slotte wordt besloten Woensdagavond 15 Sep tember te vergaderen. j. een adres d.d. 23 Augustus 1.1. van J. Hoogland e. s., werklieden in dienst dezer gemeente, houdende net verzoek aan de werklieden in dienst der gemeente, periodieke verhoogingen toe te kennen. Het adres zal worden behandeld in de secties bij be handeling der begrooting. Aan den heer G. Ripping wordt op verzoek eervol ontslag verleend als ambtenaar van den burgerlijken stand. In verband met de benoeming van een leeraar aan het gymnasium in de Wiskunde vraagt de heer Uiten bosch een geheime zitting aan. De Raad gaat over in geheime vergadering, waarin tevens zal worden behandeld het suppletoir kohier van den Hoofdelijken Omslag. Ha heropening deelt de voorzitter mede dat het eer ste suppletoir kohier van den Hoofdelijken Omslag met eenige kleine wijzigingen is vastgesteld. Op de aanbeveling ter benoeming van een leeraar in de wiskunde en de wiskundige aardrijkskunde aan het gymnasium alhier, ter vervulling der vacature ont staan door het met ingang van 1 September a.s. aan e

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1909 | | pagina 5