Alkmaarsche Courant
WOENSDAG 8 Sopt.
Gemeenteraad van Alkmaar.
VERGADERING van den
Dinsdag 7 Sept. 1909, 's nam. 1 uur
2. Beëeiiiging van da nieuwe raadsledea
benoeming vat> een Weihonder.
4. Benoeming leerbar Gymnssiun».
VAN
Voorzitter: de Burgemeester, de heer G. Ripping.
Secretarisde heer O. D. Donath.
Afwezig de heer Pot, de periodiek aftredende maar
herkozen leden komen later ter vergadering.
De notulen der vorige vergadering worden goedge
keurd.
De voorzitter stelt allereerst aan de orde punt:
de heeren Boelmans ter Spill, Glinderman, de Groot,
Ibink Meienbrink en Wanna.
De nieuwe leden leggen in handen van den voorzit
ter de vereischte eeden af.
De voorzitter wenseht de herkozen leden geluk en
spreekt den wensch uit dat zij ook in dien vervolge de
belangen der gemeente zouden behartigen.
De voorzitter stelt voor over te gaan tot
punt 3 der agenda,
De heer Uitenbosch wijst op de agenda,
waarop als punt 1 voorkomt mededeelingen.
Andere raadsleden hebben geen bezwaar tegen de
voorgestelde regeling.
De uitslag der stemming is dat de heer Boelmans
ter Spill 12 stemmen verkrijgt, de heer Van Buijsen 1,
terwijl 3 stemmen in blanco zijn uitgebracht. De heer
Boelmans ter Spill is dus herkozen.
De voorzitter vraagt of de herkozene de be
trekking wenseht te aanvaarden.
De heer Boelmans ter Spil zegt zeer er
kentelijk te zijn voor het opnieuw in hem gestelde ver
trouwen en neemt de benoeming aan.
De voorzitter wenseht den heer Boelmans
ter Spill geluk, en hoopt dat ook de volgende aantal
en W. en den Raad steeds aangenaam zal zijn. (Ap
plaus.)
Aan de vergadering wordt medegedeeld:
dat is ingekomen: a. een verzoek, gedagteekend
28 Juli 1.1. van de afd. Alkmaar van de Hoordholland-
sche Vereeniging „Het Witte Kruis," om haar ter
bestrijding yap de tuberculose, voor het jaar 1909 een
toelage uit de gemeentekas te verleenen van 150 en
voor bet jaar 1910 van 300.
Gesteld in handen van B. en W. om bericht en raad.
b. een schrijven van den waarn. commissaris van
politie, gedagteekend 4 Augustus 1.1. en gericht aan
den burgemeester, waarbij een opgave wordt aangebo
den der geconstateerde overtredingen van de Motor
en Rijwielwet in deze gemeente, gedurende de maan
den Juni en Juli 1.1. j
De voorzitter deelt mede dat hij deze opga
ve heeft gevraagd in verhand: met hetgeen de heer
Glinderman in de laatste raadsvergadering heeft ge
zegd over het w.iebijden in deze gemeente. Spreker
heeft den raad willen aantoonen dat de politie alles
heeft gedaan om overtredingen te constateeren en te
verbaliseeren. Het is soms wel moeielijk een overtre
ding te constateeren, vooral wanneer het betreft het
lijden met een grootere snelheid dan geoorloofd is.
Spreker kan echter den Raad verzekeren, dat hij alles
gedaan heeft, wat mogelijk is, om de politie op haar
plicht in dezen te wijzen. En dat de politie zich van
haar taak voldoende bewust is, blijkt uit het aantal
verbalen, ter zake van rijwielovertreding opgemaakt,
namelijk 38 in twee maanden.
Spreker stelt voor deze mededeeling voor kennisge
ving aan te nemen, waartoe besloten wordt.
c. een adres, gedagteekend 5 Augustus 1.1. van den
heer Mr. A. P. H. de Lange c. s., aan de gemeente te
(topp aanbiedep.de een strook grond van hunne per-
peelen langs de Hieuwpoortslaan;
Gesteld in handen van B. en W. om bericht en raad.
d. een schrijven gedagteekend 9 Augustus 1.1. Ho.
5088 afd. H- M. O. van Zijne Excellentie den Minis
ter van Binnenlandache Zaken, houdende goedkeuring
van de Verordening' voor de Handelsdagschool in de
ze gemeente en van de verordening tot vaststelling
yan het getal leeraren en der jaarwedden van het per-
eoneej aan die inrichting;
Voor kennisgeving aangenomen.
e. een adres, gedagteekend 16 Augustus 1.1. van
den heer G. Groot c.s., bewoners yap. Kooltuin, Ach-
terdam en Luttik-Gudoip en eigenaars van perceelen
aan den Achterdam, de wensohelijkheid en noodzake
lijkheid betoogende van de demping van den Kooltuin,
met een adres van een aantal belanghebbenden bij het
marktwezen op het Luttik-Oudorp, betuigende hunne
instemming met bovengenoemd adres.
Gjesteld in handen yan B. en W. om bericht en raad.
f. een verzoek, gedagteekend 25 Augustus 1.1. van
den heer Dr. J. A. Vor der Hake, houdende het ver
doek hem ontslag te verleenen uit zijne betrekking
yup leeyaar aap het Gymnasium alhier, met ingang
van 1 November a.s. of zooveel eerder als in de vaca
ture zal zijn voorzien]
Het ontslag werd eervol verleend?
g. een schrijven, gedagteekend 30 Augustus 1.1. van
Zijne Excellentie den Minister van Landbouw, Hij-
verheid en Handel, houdende de mededeeling, dat
deze gemeente bij Kon. Besluit van 25 Augustus 1.1.
Ho. 79 is toegelaten om zelf het risico te dragen van
{Je bij de Ongevaljenwet 1901 geregelde verzekering
barer werklieden, ingaande 1 Japuari 1910;
Voor kennisgeving aangenomen.
h. een schrijven d.d. 3 dezer van den Burgemeester,
gericht aan den Raad, naar aanleiding van bewerin
gen van den heer Uitenbosch, inzake de aan een werk
man in gemeentedienst opgedragen werkzaamheden,
tijdens deze in het begin des jaars zijn rechterhand
had bezeerd;
Het schrijven luidt:
JJaar aapleiding yan het door den heer M. Uiten
bosch gesprokene in uwe vergadering van Woensdag
28 Juli j. 1. bij de behandeling' van het voorstel van
B. en W. vervat in bijl. no. 64 (blz. 309310 van het
sten. verslag) werd door mij den daarop volgenden
dag een onderzoek ingesteld, waarvan ik de eer heb
het resultaat hierbij ter Uwer kennis te brengen.
Ik vertrouw, dat de de door belanghebbende afge
legde verklaring- geen verdere foelichting vereischt.
Daaruit toch blijkt m. i. volkomen, dat aan den be
trokken werkman niets is opgedragen dat met recht
en billijkheid in strijd mag worden geacht. Weliswaar
heeft het bestuur der R. V. bank ter zake van het
betrekkelijk ongeval g'enees- en heelkundige behande
ling toegekend benevens 70 van het dag-loon, een
rente, die volgens art. 21 lett. a der ongevallenwet
1901 wordt uitgekeerd bij geheele ongeschiktheid tot
werken, doch men verlieze niet uit het oog, dat het
ongeval den 5en Febr. dezes jaars plaats had en de
rente eerst den 25en Maart d. a. v. werd vastgesteld,
dus nogeveer 14 dagen nadat de getroffene zijn ge
wone werkzaamheid had hervat.
De uitdrukking van den heer Uitenbosch „dat er
toch enkelen werkzaamheden hebben moeten prestee-
ren, niettegenstaande er vanwege de Rijksverzeke-
ringbank uitkeering gegeven werd, behoort dus te
worden teruggebracht, dat de betrokken werkman,
zelf niet kunnende vermoeden, dat de rente 70 zou
bedragen, niettegenstaande het hem overkomen onge
val eenige lichte werkzaamheden heeft kunnen en
willen verrichten. Dat de heer Uitenbosch naar aan
leiding van het voorstel van B. en W. (bijlage no. 64,
gedateerd 5 Juli 1909) met het voorgevallene zou zijn
in kennis gesteld, is geheel in strijd met de door den
getroffene afgelegde verklaring, die als datum daar
van opgeeft, omstreeks 6 Mrt. j.l.
De voorzitter zegt, nadat dit schrijven is
voorgelezen: Ziedaar mijne heeren het resultaat van
het onderzoek, dat is ingesteld naar aanleiding van de
uitlatingen van den heer Uitenbosch in de laatste
raadsvergadering, dlie, naar het mij voorkomt volko
men ter goeder trouw bij het publiek en bij de
werklieden in dienst der gemeente, de overtuiging
heeft gevestigd, alsof er met de belangen van de ge
meentewerklieden wordt gespeeld. De heer Uitenbosch
heeft deze zaak zeer kiesch behandeld, hij heeft mij
buiten den Raad, na afloop der vergadering den naam
van den betrokken werkman genoemd, zoodat diens
naam geen publiek eigendom is. Waar de naam bij
ongeluk door den secretaris is genoemd, verzoek ik de
pers beleefd, waarvan geen melding te maken. Uit de
mededeeling blijkt dat dien werkman niets is opge
legd, wat niet mocht. Verlangt een van de leden
hierover nog het woord?
De heer Uitenbosch: Jawel mijnheer de
voorzitter en wel naar aanleiding van de vergoelij
king in het schrijven van den burgemeester aan den
Raad, dat reeds 14 dagen na datum van het ongeluk
de verzekerde de zekerheid had dat hij 70 procent van
zijn loon uitgekeerd zou krijgen.
De voorzitter: Pardon mijnheer Uitenbosch,
5 Februari had het ongeluk plaats en den 25sten
Maart, toen de man gezond en wel was, werd de uit
keering vastgesteld.
De heer Uitenbosoh: Zeker mijnheer de
voorzitter, het is in dit geval zeer spoedig geschied.
Maar uit eigen ervaring weet ik, dat het soms een
week of twaalf duurt, voor dat de uitbetaling ge
schiedt, De verklaring van den geneeskundige luidde
echter dat de betrokken werkman ongeschikt was tot
het verrichten van arbeid. Op dat motief had de ver
zekerde de zekerheid, dat hij tijdelijk 70 procent uit
gekeerd zou krijgen. De rijksverzekeringsbank heeft
70 proeent uitgekeerd, de man mistte dus algeheele
geschiktheid tot werken, was, om zoo te zeggen, alge
heel invaliede. Bij eigen risico is het niet buitenge
sloten dat men zoo iemand eerder tot werken in staat
acht.
De voorzitter heeft gezegd, dat ik wel ter goeder
trouw zou zijn. Dat is zoo, in Maart is het geval mij
bekend geworden, niet door den betrokken persoon,
maar door een ander is mijn aandacht op deze zaak
gevestigd, naar aanleiding' van het voorstel, om zelf
het risico te dragen.
De voorzitter: Ik wil nog een enkel punt re-
leveeren. De dokter verklaarde dat er geen bezwaar
was, dat de man zoodanige werkzaamheden deed als
met één hand kunnen worden verricht, De werkman
heeft gezegd dat hij licht werk kon doen en dan ligt 't
voor de hand dat men hem liet werken. Deed de di
recteur dit niet, dan zou hij niet verantwoord zijn
tegenover de gemeente. Als er een fout begaan is,
dan is dat gebeurd door den dokter die tegen den
man zeide: je kan wel werken, en aan de verzekerings
bank verklaarde, dat hij geheel en al tot werken onge
schikt was.
De risico wordt niet sterker bij eigen gemeente
verzekering. Immers wij schrijven geen dokter voor,
doch de man, wien een ongeluk treft, gaat naar een
dokter die aangewezen is de lijst van geneeskundi
gen, die aangewezen zijn, hangt in de vestibule van
het postkantoor. In dit geval trof het toevallig, dat
de particuliere dokter ook een aangewezen dokter
was.
Overigens is het me patuurlijk niet te doen om den
heer Uitenbosch een vlieg af te vangen, of om den
heer Uitenbosch aan te toonen, dat hij zich vergist
heeft, maar slechts om de overtuiging te vestigen,
dat de belangen van de gemeente-werklieden niet ge
schaad worden door het drag-en van eigen risico door
de gemeente en dat daarvoor geen vrees behoeft te
bestaan.
Hiemand meer het woord verlangende wordt de
discussie gesloten en het schrijven yoor kennisgeving
aangenomen,
i. een adres d.d. 2 September 1.1. van Dr, M- Boas,
houdende het verzoek om uit te spreken, dat hij tot
het verkrijgen van zijne betrekking geene oneerlijke
middelen heeft aangewend;
De voorzitter: Ik heb dit omvangrijke schrijven
van den heer Boas Maandagmorgen ontvangen en
als dit ook met andere heeren het geval is, dan ge
loof ik, dat de beschikbare tijd te kort geweest is om
de zaak te bestudeeren en een overtuiging te vesti
gen.
Er heeft een bijzondere toevalligheid plaats gehad,
waarop ik hier even de aandacht wil vestigen. Even
nadat het eerste verweer van den heer Boas in het
Handelsblad heeft gestaan, is de heer Boas hij mij
ontboden. Dit laatste geschiedde overeenkomstig het
besluit van den Raad, Haar aanleiding van een ge
rucht, dat ik vernomen heb, wensch ik uitdrukkelijk
te verklaren, dat er geenszins verband bestaat tus-
schen deze twee feiten. Ik heb met de uitnoodiging
aan dr. Boas, krachtens het raadsbesluit, gewacht tot
dat de gedrukte stukken aanwezig waren en ik her
haal dat het louter toeval was dat hij op Maandagmor
gen bij mij is geweest, nadat, paar ik meen Zaterdag
zijn verweer in het Handelsblad, dat ik niet lees, was
opgenomen. Er bestaat dus geenerlei verband, zooals
ik tot mijn spijt gehoord heb, dat gezegd is.
Ik stel voor dit adres te voegen bij het dossier en
dit in een volgende vergadering te behandelen.
De heer Uitenbosch: Mijnheer de voorzitter,
ik kan U mededeelen, dat de leden Zaterdagmiddag-
het verweer van dr. Boas met de post hebben ontvan
gen, ongeveer vier uur. Door een samenloop van
omstandigheden is dit geschied, anders zouden de le
den van den Raad dit stuk reeds eerder hebben ont
vangen. De pers kreeg het stuk ook reeds Zaterdag
en niet Maandag, zoodat het misschien mogelijk is,
dat de voorzitter door afwezigheid het stuk eerst
Maandag ontving.
De voorzitter: Heen mijnheer Uitenbosch
het gedrukte exemplaar heb ik Maandagochtend eerst
ontvangen.
De heer itenboseh: Hoe het ook zij, mijn
heer de voorzitter, ik heb de zaak van den beginne af
aan nagegaan, en ook natuurlijk in de laatste paar
dagen, gelijk wel met de meerderheid der leden van
den Raad het geval zal zijn. Ik zou het betreuren
als deze zaak werkelijk nu weer op de lange haan
werd geschoven. Men moet niet vergeten, dat het
hier geldt een op de pijnbank leggen, gelijk men nu
al van af de laatste helft van Januari heeft gedaan.
Waar deze zaak reeds 5 a 6 maanden loopende is,
daar acht ik het voor den belanghebbende maar ook
voor den Raad, die hierbij ten zeerste is geïnteres
seerd, van groot belang dat er nu eens een beslissing
valt.
Het komt mij voor, dat het voorstel, dat U daar
even deedt, niet moet worden aangenomen. Mij komt 't
meer gewenscht voor, dat het adres met het aan het
slot daarin gedane verzoek in verband met de in de
vorige vergadering op deze zaak betrekking hebbende
ingekomen stukkon nog hedenmiddag direct moet
worden behandeld.
De heer van der Eeen de Lille: Mijnheer de
voorzitter ik ondersteun ten krachtigste het door U
gedane voorstel, om het verweerschrift van dr. Boas
bij de stukken te voegen en deze zaak later te behan
delen. Ik acht dit ook in het belang- van dr. Boas
zelf. Ik stel me namelijk voor, dat diens verweer
schrift punt voor punt moet worden vergeleken met
het rapport van curatoren en het getuigenverhoor.
Voor mij is dat onmogelijk geweest. Ik had den Zon
dag niet vrij en ik kon de stukken dientengevolge niet
bestudeeren. Ik zou dan ook willen voorstellen de
zaak thans niet te behandelen. Maar ook zou ik de
behandeling niet willen uitstellen tot een volgende
vergadering, maar tot d e volgende vergadering, des
noods in een speciaal voor deze zaak te beleggen ver
gadering.
Mijnheer de voorzitter, ik ben een tegenstander van
het terugkomen op een eens genomen besluit. Ik houd
niet van reageeren. Maar nu een stuk van het pro
ces-verbaal der verhooren publiek eigendom is gewor
den, nu heeft, naar mijn meening het publiek recht
het geheel te weten. Thans, nu èn in de groote èn in
de Alkmaarsche bladen gepubliceerd wordt de opinie
van dr. Boas, nu acht ik het gewenscht, dat men fe-
rugkomt op het besluit en ook het publiek het proces
verbaal der verhooren geeft. Wellicht zijn er nog wel
exemplaren genoeg om de pers en de abonnê's op de
handelingen met de bijlagen er een te verschaffen,
misschien staat het proces-verbaal nog wel gezet, en
anders moet het maar herdrukt worden.
Mocht mijn opinie gedeeld worden, dan zou ik voor
stellen de zaak Boas te behandelen in een vergadering,
binnen 14 dagen te houden, en het proces-verhaal te
publiceeren.
De voorzitter: Mag ik er den heer van der
Eeen de Lille even op wijzen dat het tijdstip „over
veertien dagen" mij niet gelukkig gekozen lijkt met
het oog op die leden, die in verband met de voorberei
ding van de landbouwfeesten, dan niet tegenwoordig
kunnen zijn.
De heer de Groot: Mijnheer de voorzitter ik
kan het denkbeeld van den heer van der Feen de Lille
wel steunen.
De heer Uitenbosch: Mijnheer de voorzitter,
ik heb reeds eerder blijk gegeven algeheele openbaar
making in deze zaak te willen. Ik meen zelfs, dat ik
in de in Juli gehouden vergadering heb voorgesteld
het geheele rapport te doen drukken en openbaar te
maken.
Hu dat voorstel met de gering-st mogelijke meerder
heid, ik meen met 8 tegen 7 of 7 tegen 6 stemmen,
verworpen is, en bij een nader overleg de heer Boas
gebonden is geworden en niet ten volle kennis kon
nemen van het zoogenaamde geheime dossier, of lie
ver, min of meer op zijn eerewoord heeft moeten ver
klaren met de kennisneming niet verder te zullen
gaan dan de feiten, die in het rapport zijn neergelegd
en zonder in zijn verweer in finesses te treden,nukomt
heit mij, nadat het verweerschrift is ingeleverd, voor,
dat, wil men de zaak niet op dit oogenblik behandelen
en tot openbaarmaking van het proces-verbaal beslui
ten, veertien dagen wel wat kort is, daar toch ook de
heer Boas, thans zonder gebonden te zijn, kennis van
het geheime dossier moet nemen, hetgeen, durf ik ver
klaren, voor hem van groot belang is, hem gelegen
heid moet geboden worden, het proces verbaal uiteen
te rafelen en zich ook daarop te verdedigen. Dat is de
zaak, mijnheer de voorzitter. Wordt hem die gele
genheid niet gegeven, dan acht ik openbaarmaking
niet gewenscht. Desnoods zou men tot openbaarma
king kunnen overgaan welke zou kunnen leiden
tot commentaren in de pers als voor ons raadsle
den de zaak is beslist.
De voorzitter: Het kan toch niet de bedoe
ling zijn, dat een exeptie voor den heer Boas wordt
gemaakt. Wanneer het proces-verhaal gepubliceerd
wordt, kan ook hij er immers kennis van nemen.
De heer van der Feen de Lille: Juist
mijnheer de voorzitter. De heer Boas kan publiceeren
wat hij wil, ook hem kan een exemplaar worden toe
gezonden.
De voorzitter: De heer Boas heeft het ge
drukte proces-verhaal drie dagen in zijn bezit gehad.
Het was, vond ik, precies hetzelfde of hij het bij mij
eenige uren kon nazien en zijn aanteekeningen eruit
maakte, dan wel of hij dit thuis deed.
De heer Dorbeck: Ik zou over deze zaak niet
gesproken hebben, als niet, ik mag wel zeggen,
spontaan de heer van der Eeen de Lille met een voor
stel bij den raad was gekomen. Het lijkt me, dat het
een gevaarlijk pad ia, dat men den Raad wil doen in
slaan. Ik begrijp eigenlijk niet, hoe de heer van der
Feen de Lille verband zoekt tussehen de zaak Boas
in den Raad en de publiceering van het zoogenaamde
geheime dossier. Welk verhand is er toch? Moet de
Alkmaarsche Raad, in afwachting van wat het pu
bliek zegt of van wat er in de pers geschreven wordt,
een beslissing' nemen?
Ha zeer ernstige overweging is besloten niet alles
te publiceeren. Den heer Boas is, door U mijnheer
de voorzitter, het eerewoord afgenomen, dat hij uit
die bijlage niet meer zou putten dan strikt noodig is.
Hu acht ik het zeer billijk tegenover den heer Boas,
dat terwijl U hem, laat ik mij voorzichtiger uitdruk
ken en zeggen in reserve gesteld heeft krachtens een
besluit van den Raad, men nu zou zeggen: wij komen
op dat besluit terug.
Wat zal gebeuren als tot publiceering wordt beslo
ten? Het publiek zal oordeelen en er zullen korte en
lange dagbladartikelen geschreven worden. Allicht,
wij zijn allen menschen nietwaar, komt raadslid A of
B onder den indruk van allerlei vermoedens of mee
ningen, die in de dagbladpers worden opgenomen.
Ik ben een groote voorstander van publiciteit van
alles wat op detse zaak betrekking heeft, gelijk ik in
de vorige vergadering ook dooi' mijn stem bewezen
heb. Ik zou er dan ook geen bezwaar tegen hebben,
om, zooals de heer Uitenbosch zeide, eerst de zaak in
behandeling te nemen en dan later de pers te laten
naspreken.
Ik kan eenig'szins iets er voor voelen, om desnoods
in deze zoo hoogst belangrijke zaak, die ons aller be
lang raakt, eenig uitstel te verleenen. Maar ik zou
beslist aan het dagelijksch bestuur willen opdragen
deze zaak als punt 1 op de agenda te brengen van een
spoedig te beleggen vergadering. Ik vindt 14 dag-en
uitstel te lang. Hu heeft de zaak bijna 9 of 10 maan
den geduurd en ai dien tijd heeft daar in Amsterdam
een jongeman rondgeloopen, niet wetende wat te be
ginnen, niet wetende, wat te doen, wanneer hij zou
wenschen te solliciteeren naar vacatures welke, naar
ik weet, elders bestaan. Hij wacht op een zeer con-
cientieuze, zeer ernstige beslissing van den Raad. Ik
zou het een gruwel vinden indien deze zaak nog lan
ger dan noodig werd uitgesteld, ik zou het liefst zien
dat zij vandaag of morgen werd afgehandeld. Is er
eenmaal een einde, is er een uitspraak gedaan, dan
kan dr. Boas verder den levensweg kiezen, dien hij
meent te moeten inslaan.
Ik kan dan ook niet meegaan om de behandeling
van deze zaak ad libitum uit te stellen. Ik zou wil
len voorstellen om zoo spoedig mogelijk tot de behan
deling over te gaan en niet over te gaan tot publicatie
van de bijlagen, voordat de Raad zich heeft uitge
sproken.
De voorzitter: Haar aanleiding van die eere-
woordkwestie acht ik het noodig een opmerking te
maken over het onderhoud tussehen den heer Boas en
mij.
Toen de heer Boas bij mij kwam, had ik juist iemand
anders bij me. Ik heb den heer Boas dit doen weten
en hem doen zeggen, dat ik gaarne even mijn eigen
zaken wou afhandelen. Ik liet hem tevens een exem
plaar van het verslag der vergadering van 21 Juli ge
ven, waarin ik had aangehaald het gedeelte, dat be
trekking had op de opdracht die de Raad mij in ver
band met zijn kennisnemen van het rapport en bijla
gen had gegeven.
Toen die andere persoon vertrokken was is de heer
Boas biPme gekomen, we hebben eerst wat over zijn
zaak gepraat en toen heb ik tot hem gezegd: wanneer
U zich bereid verklaart U stipt te houden aan de
voorwaarde, die de raad gesteld heeft dan vertrouw ik
u als fatsoenlijk man het geheime dossier wel toe, U
kunt dan daarvan gebruik maken zoo lang U dat
noodig acht. Wie nu de conclusie maakt, dat ik dr.
Boas een eerewoord heb afgenomen, is hijzonder vaar
dig in het maken van conclusies.
De heer Dorbeck moet niet denken, dat ik de zaak
noodeloos wil traineeren. Ik heb alleen voorgesteld
haar nu niet te behandelen, omdat, naar ik vermoedde
het meerendeel der leden hierop niet geprepareerd
was. De meeste leden toch moeten de gemeentezaken
bestudeeren tussehen het behartigen van hun eigen
zaken door. Ik heb wel het gezegeld adres op Zaterdag
ontvangen, maar de afdruk kreeg ik eerst Maandag
en nu dacht ik dat het voor vele raadsleden niet mo
gelijk was, in dien korten tijd, feitelijk maar één dag,
deze belangrijke materie te bestudeeren. De heer van
der Feen wilde tot morgen over 14 dagen verschui
ven. Ik heb even willen aantoonen hoe uitermate
moeielijk het kan zijn, wanneer maar klakkeloos een
datum in de vergadering wordt vastgesteld.
Ik heb beleefd verzocht rekening te houden met het
feit, dat verschillende raadsleden dan in verhand met
de landbouwfeesten niet tegenwoordig zouden kunnen
zijn, en ik heb allerminst een poging willen doen, om
de behandeling der zaak ad calendas graecas te ver
schuiven.
De heer F o r t u i nHad de heer Boas de volle
vrijheid gehad, dan zou zijn verdediging heel iets
anders zijn geworden. Hoopt de Raad hem, nogmaals
een verdediging te schrijven en te drukken, dan zal
dat hem heel wat moeite en ook heel wat kosten ople
veren. Daarom ook vind ik, dat de Raad deze zaak
nu maar moet afmaken. De Raadsleden kennen nu
deze zaak wel, de tijd is lang genoeg geweest om de
stukken te bestudeeren. Het zal echter wel eens va
ker gebeuren, dat een raadslid zich niet volkomen op
de hoogte kan stellen. Ik wensch dan ook het voor
stel om de zaak vandaag in behandeling te nemen, te
stormen.
De heer Glinderman: Ik meen te moeten
zeggen, dat hetgeen de heer Dorbeck voorstelt, het
meest rationeele is. Het is van groot belang voor den
heer Boas dat de zaak zoo spoedig mogelijk wordt be
slist. Maar niet alle raadsleden kunnen thans beslis
sen, het gaat niet aan, zulke groote rapporten in zoo
korten tijd te lezen. Ik kan dan ook heel goed mee
gaan met het voorstel-Dorbeck, ook, om die stukken
niet eerst openbaar te maken. Dan zal er weer dit dan
weer dat opgemerkt worden en wordt de zaak zeker
verdaagd ad calendas graecas, zooals de voorzitter
zeide. Eerst moet er een uitgesproken meening van
den Raad zijn, dan kan men uitmaken, of men die
stukken zal publiceeren.
De voorzitter brengt als hebbende de verste
strekking- in stemming het voorstel van den heer
Uitenbosch, om onmiddellijk tot de behandeling oveir
tegaan. Dit voorstel wordt verworpen met 12 tegen 4
stemmen (vóór stemmen de heeren Uitenbosch, Dor
beek, Fortuin en Ibink Meienbrink).
Hu komt aan de orde het voorstel inzake hot publi
ceeren van het proces-verbaal der verhooren.
De heer de Groot verklaart, dat hij bet blijft
steunen.
De heer Dorbeck: Mijnheer de voorzitter, ik
zou het vreeselijk vinden tegenover dr. Boas, dien men
onder reserve heeft gesteld, als nu tot publiceering
werd besloten. Het groote publiek zou dan mogen
schrijven wat het wil, maar dr. Boas werd aan ban
den gelegd. Het is niet te vergen dat als vrucht van
een half uurtje de verdediging van dr. Boas, die hij
m. i. zeer logisch heeft gevoerd, uitelkaar gerafeld
wordt. Bij publiceering toch zal hij wellicht rekening
moeten houden met nieuw ontstane gezichtspunten.
Laat de Raad toch besluiten, vooralsnog het genomen
besluit te handhaven. Heeft de Raad, bij wijze van
spreken, eenmaal recht gedaan op de stukken, dan
kan men het bewijsmateriaal aan het publiek geven
en zeggennu mag jullie oordeelen.
De heer Glinderman: Mijnheer de voorzitter,
ik wensch te vragen of het eene het andere uitsluit.
Gaan we eerst de stukken publiceeren, dan komen we
den eersten tijd zeker niet aan. een eind.
De discussie wordt hierna gesloten.
Het voorstel van den heer van der Feen de Lille
wordt niet voldoende gesteund en ingetrokken.
In de volgende vergadering zal nadat een beslissing
genomen is over de zaak, een besluit genomen worden
ten aanzien van de publiciteit.
De heer Boelmans ter S p i 11: Mijnheer de
roorzitter, ik ben het volmaakt eens met de beslissing,
dat de zaak in de volgende vergadering moet worden
behandeld. Ik wil er echter op wijzen, dat ik nu niet
wil uitgemaakt zien, dat in de volgende verg. een uit
spraak moet vallen. Ik ben van meening dat de Raad
dit niet kan doen en ik wil eenvoudig constateeren,
dat ik van meening ben en van oordeel blijf, dat de
zaak hier niet hoort. Ik wilde dit even in het midden
brengen opdat in de volgende verg-adering niet gezegd
zal kunnen wordengij hebt in de vorige vergadering-
uitgemaakt, dat er hier een beslissing dient te worden
genomen.
De heer Glinderman: Mijnheer de voorzitter,
ik kan Woensdag niet ter vergadering verschijnen,
want ik heb een vergadering in Utrecht.
De heer Dorbeck: Ik acht deze zaak van zoo
veel gewicht, dat ik gaame zou zien, dat alle leden
van den Alkmaarschen Raad aan de beslissing deel
namen.
Ten slotte wordt besloten Woensdagavond 15 Sep
tember te vergaderen.
j. een adres d.d. 23 Augustus 1.1. van J. Hoogland
e. s., werklieden in dienst dezer gemeente, houdende
net verzoek aan de werklieden in dienst der gemeente,
periodieke verhoogingen toe te kennen.
Het adres zal worden behandeld in de secties bij be
handeling der begrooting.
Aan den heer G. Ripping wordt op verzoek eervol
ontslag verleend als ambtenaar van den burgerlijken
stand.
In verband met de benoeming van een leeraar aan
het gymnasium in de Wiskunde vraagt de heer Uiten
bosch een geheime zitting aan.
De Raad gaat over in geheime vergadering, waarin
tevens zal worden behandeld het suppletoir kohier van
den Hoofdelijken Omslag.
Ha heropening deelt de voorzitter mede dat het eer
ste suppletoir kohier van den Hoofdelijken Omslag
met eenige kleine wijzigingen is vastgesteld.
Op de aanbeveling ter benoeming van een leeraar
in de wiskunde en de wiskundige aardrijkskunde aan
het gymnasium alhier, ter vervulling der vacature ont
staan door het met ingang van 1 September a.s. aan
e