DAGBLAD VOOR ALKMAAR EN OMSTREKEN.
Vader Kondellk en bruidegom Wejwara.
Honderd en elfde Jaargang.
1909.
ZATERDAG
25 SEPTEMBER.
Uit school on huis.
FEUILLEjTON.
mm wm 'Wm
mm.
WAi WM,
No 224
Deze Courant wordt eiken avond, behalve op Zon- en
reestdagem, uitgegeven. Abonnementsprijs per 3 maanden
'/OOr Mmmt I ®980j franco door het geheele Rijk f 1,—.
M jinderlijke nummers 3 Cents,
der gewone advertentiën:
regel I 0,10. Bïj groote contracten rabat Groote
letters naar plaatsruimte.
Brieven franco aan. de R V. Boek- en Handelsdrukkerij
v/h. HERMs, COSTER ZOON, Voordam C 9.
SchaakeHibriek.
8.
Zij, die zich met I October
op dit blad abonneeren, ontvangen de
tot dien datum verschijnende nummers
FRANCO en GRATIS.
DE UITGEVERS.
VMM
mm a Mmk
i H JèL Wii
wm.
ALRMAARSCHE COURANT
X!BX3T- 'rut *i
DWANG.
Hier temt men leeuwen »u
beren.
,,I» deze vergadering openbaar?"
„Ja, mijnheer."
„Dus zal ik maar binnengaan en plaats nemen?"
„Een woordje vooraf. De spreker zal zonder een en
kele tusschenpoos anderhalf uur aan het woord zijn
en eischt onverdeelde aandacht, duldt handbeweeg
noch hoofdgebaar. Het publiek mag de oogen niet
van hem afhouden, moet in een bepaalde houding
gaan en blijven zitten."
„Dank u ten zeerste. Ik zal van zijn rede niet
profiteeren."
Onzin. Zoo iets verlangt niemand, of hij moest gek
zijn. Wij hopen het van harte, maar vreezen, dat er
nog ouders en onderwijzers worden gevonden, die eT
anders over denken. Het is nog zoo heel lang niet ge
loden, dat wij een onderwijzer hoorden verklaren:
„Een schoolmeester moet een despoot wezen, of de
anarchie sluipt de school binnen." Die collega hul
digde natuurlijk nog het „Oogen hierheen, armen ge
kruist en ruggen tegen de bankDie zou voor geen
geld ter wereld de woelzieke jeugd eens los van. de
bank laten en in een kring om zich scharen. Die zou
zich doodschamen, als iemand zijn klas binnentrad en
wanorde aantrof. Orde, dat is bij hem de alpha en de
omega. Als het moet, dat is: als hij het noodig oor
deelt, laat hij de kinderkens zóó zitten, een uur lang,
desnoods twee. Of hij eenig in zijn soort is?
„Mijn kinderen zullen stil zitten aan tafel; ik duld
dat gedoe en gehaspel niet. Buiten kunnen ze zich
wel zóó bewegen, dat ze in huis rustig zijn. Wat 'n
ander zegt of doet, kan me niet schelen, ik verlang
dat ze stil zitten, recht op, rug tegen den stoel en de
handen voor zich. Sommigen storen er zich ook niet
aan, hoe hun kinderen langs de straat gaan. Ik wel.
Ze zullen zoo loopen als ik het verlang. Vader en
moeder moeten de wijsten wezen en baas blijven."
Er is een tijd geweest, dat alle onderwijzers despo
ten, alle ouders bazen waren. Dat was de tijd, waar
aan ons motto herinnert: „Hier temt men leeuwen en
beren." Een kostschoolhouder te Amsterdam had dit
als uithangbord boven zijn inrichting en maakte goe
de zaken. Als alle aardsche dingen was die tijd ver
gankelijk en tegenwoordig wordt er meer geleid dan
getemd tot groote tevredenheid der jeugd en niet min
der gemoedsrust en gemak der opvoeders. Dat neemt
niet weg, dat er zoo nu en dan nog despoten en bazen
opduiken en wij allen een slag van den molen beet
hebben. We mogen zoo vrijgezind zijn als we willen,
in den grond zit het baasje spelen er o zoo diep bij
ons in en zoo dik bij ons op. Wie buitenshuis het
loodje moet leggen en de minste wezen, speelt thuis
graag op zijn poot. En omgekeerd zal de pantoffel
held zijn personeel, zijn ondergeschikten en minderen
bij voorkeur en terugslag met den knoet willen regee
ren.
De zucht tot zelfbehoud doet de deur open, zelfbe
hagen en eigendunk doen ze toe. Dat gaat zoo ver,
dat we onbewust bij het werk der opvoeding gebruik
maken van dwang. Het resultaat daarvan levert ons
een schijnbaar gemak en zoo worden we er als van
zelve toe geleid voor dwingeland te spelen. Dat wij
bedrogen uitkomen, is heel natuurlijk. Dwingelandij
is de moeder van het anarchisme in. school en huis
zoowel als in den Staat.
Ouders, dwingt uw kinderen nietl Immers, dwang
veronderstelt verzet en daaraan ging onmacht vooraf.
Uw heerschzucht. verraadt één van heide: onmacht of
onwetendheid.
„Moeten de kinderen dan niet op tijd aan tafel
zijn, naar bed gaan, zich behoorlijk gedragen, zwijgen
als hen niets gevraagd wordt?"
Moet gij hen daartoe dwingen? Zouden zij hij ge
mis aan dwang nalatig zijn in het vervullen hunner
kinderlijke plichten? Dan reikt dus uw dwang niet
verder dan uw neus lang is en zullen zij, uw dwang
ontgroeid, het pad der losbandige vrijheid ophollen.
Dwang is het noodlottig gevolg van nalatigheid.
Wie zijn kinderen van het uur der geboorte af met
dwang regeert, is noodeloos barsch en moge alles be
zitten, maar de ware liefde, die neemt en geeft, is
hem vreemd. Wie noodgedwongen dwang als hulp
en redmiddel te baat neemt, erkent eigen tekortko
mingen. Het moet niet tot dwang komen, noch in
school noch in huis. Dwang is uit den booze. Het
temmen van leeuwen en beren heeft met de opvoeding
niets gemeens en niets te maken.
Hebt ge bepaald behoefte aan dwang, dwing uzel-
ven. Hijg eigen geest en lichaam in en ervaar, hoe
behagelijk ge u dan gevoelt. Moet er van dwingen
sprake zijn, leer uzelf bedwingen, leer uw kinderen
zich dat doen. Dan zult ge geen behoefte krijgen aan
dwang en uw levensgeluk, uw gemoedsruct en huise
lijke vrede zullen worden verhoogd.
Binnen zekere grenzen moeten wij ons allen, moet
ook het kind zich leeren bewegen. Maar op die gren
zen behoeven geen borden met dreigementen te staan.
Zonder te spreken over wat daarbuiten is of wacht,
kunnen wij het kind met die grenzen vertrouwd ma
ken, aan het bestaan ervan gewennen. Eerst als wij
het kind de grenzen laten overschrijden, krijgen wij
behoefte aan dwang; komen opvoeder en kind in bot
sing. Het is voor een ouder toch zeker grooter vol
doening zijn kind te hooren zeggen: „ik doe zooals u
mij gewend heeft", dan: ik doe zoo omdat u het van
mij eischt."
Zorgen wij dan dat de kinderen de grenzen niet
overschrijden, dat zij behagen scheppen in en vrede
vinden met hun kringetje, dat met de jaren wel wijder
zal worden en meer omvatten, maar toch altijd hun
kringetje blijft.
Dwing uit onwetendheid uw kinderen niet tot al
lerlei, dat schadelijke gevolgen kan hebben. Dwing
ze niet tot eten, als er geen honger is. Leer wijsheid
van de kindermaag, die niet aanneemt wat gij haar
opdringt, die zich wreekt over uw teveel ten koste van
uw kind.
Leer het tijdig, den eetlust zoowel als den honger
te bedwingen en ge zult geen dwang noodig hebben
om uw kind te laten vasten of spijzen.
Dwing het kind niet tot allerlei onnoodige fratsen
en frasen, omdat de groote dwingeland, Eatsoen, ze u
voorschrijft. Gewen uw kind, natuurlijk te wezen,
d.w.z. laat uw kind kind blijven en het zal geen ge
vaar loopen, voor onfatsoenlijk door te gaan.
Dwang is alleen noodig voor den opvoeder in zoover
hij zich moet dwingen, zijn kind te leeren zich te lee
ren bedwingen. W. W.
KLEINE GEBEURTENISSEN UIT HET
LEVEN VAN EEN PRAGER GEZIN
NAAR HET BOHEEMSOH
VAN.
IGNAT HERRMANN
door
S. J. BARENTZSCHöNBERG.
In d«u handel verkrijgbaar ingen. 2.90; geb. 8.50.
8)
Wejwara voelde dat nog geen meisje zulk een die
pen indruk op hem had gemaakt, dat de nabijheid van
geen enkel meisje hem tot nu toe in verrukking had
gebracht. Hij was het toeval dankbaar, dat mijnheer
Hupner met mijnheer Kondelik had samengebracht.
Hupner is Wejwara's vriend hij is de allemans
vriend van oud en jong mijnheer Hupner moet
hem een uitvoerige beschrijving geven van de familie
Kondelik, hij moet hem alles vertellen van den vader,
de moeder en de dochter.
Wejwara danste met ernst en vuur om op den vader
zijner bekoorlijke* danseres den besten indruk te ma
ken. En toen zij bij het dansen in de nabijheid van
mijnheer Kondelik kwamen, hoorde Wejwara dien
heer spreken. Het was een aangename, vroolijke stem.
Maar wat hoorde hij hem zeggen:
Ik zou gaarne willen weten, vroeg mijnheer Kon
delik mijnheer Hupner, ik zou gaarne willen weten
waarom die mijnheer eigenlijk met overschoenen
danst
Hij sprak tamelijk luid, hoewel zijn woorden alleen
voor de ooren van mijnheer Hupner bestemd waren.
Maar hun klank ging verder dan hij had beoogd, want
eenige dansers keken om. En Wejwara lachte bij de
komieke voorstelling dat iemand met overschoenen
aan dansen kon.
Wie danst er nu met overschoenen? Wie zou zoo
onhandig zijn en niet voelen dat hij overschoenen aan
heeft? Zijn blikken dwaalden rond en vielen ten slot
te op zijn eigen voeten en zijn bloed verstijfde.
De noodlottige overschoenen kleefden aan zijn ei
gen voeten!
Toen hij snel de zaal was binnengetreden, om de
eerste wals niet te verzuimen, had hij geheel vergeten
dat hij overschoenen had aangedaan, om zijn nieuwe
verlakte lage schoenen te sparen.
Niemand had hem opmerkzaam erop gemaakt; al
had ook een der mede-Anjelieren ze aan zijn voeten
gezien, dan had hij gezwegen om deze bron van vroo
lijkheid ook op anderen te laten werken. Thans eerst
viel het den armen Wejwara in dat te voren sommigen
hem met vreemde vroolijkheid hadden aangezien.
Ongelukkigerwijs was Wejwara niet iemand om
alles als een grapje op te vatten, zooals anderen het
gedaan zouden hebben. Het bloed stijfde in zijn ade
ren en thans eerst voelde hij de overschoenen als een
tenaars op zijn voeten drukken. Hij vatte alles als
een vreeselijke blaam op, hij schaamde zich geweldig
en verloor gaandeweg alle zelfbeheersching. Terwijl
hij verder danste, zou hij gaarne zijn voeten verstopt
hebben en hij bracht door zijn verlegenheid bijna het
heele „carreau" in de war. Als die „Beseda" maar
was afgeloopen! Zouden alle lichten in de zaal maar
plotseling uitgaan, opdat hij ongezien kon wegvlucii
ten vóór zijn schande openbaar werd! Hij werd beur
telings koud en warm. En nu scheen het hem toe,
alsof de blikken van zijn dame vol verbazing naar het
ongewone schoeisel keken, waarin zeker nog wel nie
mand ooit naar een bal was gegaan.
Hoe Wejwara deze noodlottige „Beseda" ten einde
bracht, kon hij zich later niet herinneren. Hij had
geen flauw idee, hoe hij Josefine bij haar moeder had
teruggebracht, hoe hij van de familie had afscheid
genomen. Een duistere herinnering behield hij, hoe
hij langs den muur naar de kleedkamer was geslopen,
hoe hij daar haastig zijn winterjas had aangetrokken
hoe hij daarna naar huis was gevlucht met het ge
voel van de grootste beschaming en met bittere klach-
Psobkem No. 201 3)
(Eerste publicatie).
J. GAUVEREN te Amsterdam.
'Mm'/,
WmZ'.
b e d - e f
Mat in 2 zetten.
Probleem No. 202.
M. ZOONTJES Gzn. te Beverwijk.
4de Prijs „Schaakblad" 1904.
5
7
6
5
i
8
VmM
d e
Mat in 2 zette».
Oplossing; rail No. 198 (Philip H. Williams).
1 Lf8 g7 enz.
Goede oplossingen ontvingen wij van:
P. J. Boom, F. Böttger, O. Bramer, G. van Dort
G. Imhülsen, G. Nobel en O. van Stam, allen te Alk
maar; Mr. Oh. Enschedé te Haarlem; J. Vijzelaar te
Hilversum; P. Bakker, Jos. de Koning, C. J. Ooster-
holt en H. Weenink te Amsterdam; S. te S.„Schaak-
lust" te Koedijk; A. D. Huijsman te Utrecht, J. Ree-
ser te Voorburg; Corn. Slot Kzn. te Broek op Lan-
gendijk; O. Boommsa te Kampen; G. Eijth en 0. J.
S trick van Linschoten te Bunnik.
In het maandblad „The Chess Amateur" is evenals
in de meeste Engelsche schaakrubrieken aan de oplos
sing der problemen een oplossingswedstrijd verhonden.
In verband met dezen zijn er dan ook in den regel een
groote massa oplossers en bijv. in „The Chess Ama
teur" geregeld ver over de honderd!
Toen wij bij het verschijnen van probleem No. 198
schreven, dat wij eenigszins nieuwsgierig waren naar
de ontvangst, die deze 2zet bij onze oplossers zou ten
deel vallen, was dit in verband met het feit, dat de
componist, tevens redacteur der probleemrubriek van
„The Chess Amateur", ons hij de toezending mede
deelde, hoe 39 zijner oplossers 1 Kb6 als sleutelzet had
den aangegeven. Wij vonden het toch hoogst merk
waardig, dat zulk een groot aantal oplossers, die nota
bene aan een oplossings-wedstrijd deelnamen, over
het hoofd hadden gezien, dat 1 Kb8 op Df2 strandt!
En wij waren nieuwsgierig te weten te komen of
onze oplossers er ook in zulk een grooten getale zou
den inloopen, doch intusschen in het minst niet ver
rast, dat dit slechts met een enkele het geval was.
Inderdaad, hoewel men voor het oplossen, zoowel
als voor het componeeren zijn „beau jour" moet heb
ben, wil het van een leien dakje gaan, zoo moet de
oplosser, die Df2 na 1 Kb6 overziet, o. i. al zeer slecht
gedisponeerd zijn.
Wat het probleem zelf betreft, het zwarte paard, de
zwarte looper en de zwarte pion op d3 vinden wij meer
dan afschuwelijk. Deze heeft de componist noodig ge
acht om de duals na 1Dal en Dbl onmogelijk te
maken. Nu weten wij zeer goed, dat de zonen Albions
groote dual-haters zijn, terwijl wij zelf bovendien aan
duals in een volledigen tempo-tweezeteen broertje
dood hebben. Doch en niemand minder dan de
groote Engelsche componisten Blake en Heathcote
zijn hetzelfde gevoelen toegedaan doch wij achten
het middel erger dan de kwaal indien men voor de
verwijding van duals de dualgaten om zoo te zeggen
volstopt. I
Dit nu is hier geschied waarhij pi d3 uog noodzake
lijk is ook.
Wij voor ons zijn van meening dat een probleem,
waarbij dergelijke enormiteiten moeten plaats hebben,
ten einde duals onmogelijk te maken.en porte
feuille behoort te blijven.
Een stoute bewering intusschen waar wij ons een
Eervolle Vermelding herinneren, door een der groot
ste Engelsche componisten toegekend, waarop een
zwarte dame voorkwam. Deze dame schiep geen en
kele variant en diende alleen ter vermijding van_ één
dual, die ontstond in een variant waarbij de dreiging
niet ontweken werd. Bovendien kon zij geen zwarte
looper zijn, omdat men nu eenmaal liever geen drie
zwarte loopers in één probleem aantreft. Dus het was
er een zwarte dame naar.
Wij weten niet hoe u er over denkt, lezer. Doch op
ons maakt zulk een probleem een dergelijke indruk
als een heer in volledig balcostuum met een oude kan
toorpet op!
Bericht. Daar de redacteur voor eenigen tijd
uit de stad gaat, is het mogelijk, da-t de goede^ oplos-
I singen, aan zijn particulier adres verzonden, niet tij
dig vermeld kunnen worden.
Herplaatsing wegens misstelling.
ten tegen het onbarmhartige noodlot, dat door dit be
lachelijke voorval al zijn hoop had verijdeld, die aan de
zijde van het lieve meisje in zijn hart was begonnen
te bloeien.
Uit alles uit! zuchtte hij klagend. Je bent in
hun oogen zoo belachelijk gemaakt, dat je het nooit
weer kunt herstellen.
Vergeefs wachtte Josefine mijnheer Wejwara voor
de dansen, die hij haar had gevraagd. Hij was op on
verklaarbare wijze verdwenen, alsof iemand hem had
geschaakt, niemand wist waarheen.
Er kwamen vele andere dansers, mijnheer Hupner
kwam ook, maar Josefine's hartje was en bleef onvol
daan. O ja, mijnheer Hupner danste goed en zijn
mond stond geen oogenblik stil, maar wat hielp dat
alles? Mijnheer Hupner had reeds zijn vijf en twin
tigjarig dansersjubileum achter den rug en mijn
heer Wejwara was stellig twintig jaar jonger.
Ook mevrouw Kondelik vond Wejwara's verdwij
ning vreemd, zij begreep er niets van. Pas tegen de
middernachtelijke pauze vernamen zij wat er was ge
beurd en begrepen zij Wejwara's vlucht. Dfcrt wil zeg
gen, zij begrepen hem eigenlijk niet. Hij had immers
die overschoenen alleen maar behoeven uit te trekken
en verder te dansen.
Ja, zei vader Kondelik, misschien had hij ge
scheurde balsehoenen aan
- Neon, mannie, sprak zijn vrouw, die jonge man
heeft stellig wel drie paar lage schoenen en alle in
goeden toestand alles aan hem maakt een solieden
indruk maar je luide opmerking heeft zijn gevoel
van kieschheid gekwetst. Een ander beroemt zich er
op, wanneer hij de algemeene aandacht trekt, maar
mijnheer Wejwara schijnt daar anders over te denken.
Geloof mij, mannie, zoo is het en niet anders.
Josefine wenschte heelemaal geen opheldering en
verontschuldiging. Hijgend at zij haar souper, proef
de, als een vogeltje uit het bierglas van haar moeder
en bekeek met treurige blikken de tafels, waaraan de
mama's met haar dochters hadden plaats genomen.
Wat vermaakten zij zich allen, wat schitterden haar
oogen. Bijna aan elk tafeltje zaten een of meer „An-
jelieeren" en spraken en lachten dat het een lust was.
De feestavond was uitstekend geslaagd, alles lachte,
alles babbelde vroolijk, na de pauze zou het nog vroo-
lijker worden. Maar Josefine babbelde niet en lachte
niet. Door het vertrek van Wejwara verloor het bal
voor haar elke aantrekkelijkheid. Zij onderdrukte
I haar snikken en had moeite haar tranen in te houden.
Zij kon zich zelf geen rekenschap geven van de oor
zaak barer treurigheid, zij had immers Wejwara dien
avond voor het eerst gezienAch, misschien ook voor
het laatst!
Toen de vader opstond om een kennis aan een an
der tafeltje te begroeten, wendde Josefine zich tot
haar moeder en fluisterde haar smeekend toe:
Zeg, mama, wij gaan immers niet meer naar de
zaal terug, wij gaan toch dadelijk naar huis
Mevrouw Kondelik keek haar dochtertje aan en be
greep alles. Maar als verstandige moeder vroeg zij
niet verder en zei:
Goed, Fientje, als je er reeds genoeg van hebt,
gaan wij naar huis, wij hadden echter best tot twee
uur kunnen blijven, vader is zoo in zijn humeur.
Zooals ge wilt, mama, sprak Josefine toonloos.
IV.
HET GEHEIME UITSTAPJE VAN MIJNHEER
KONDELIK.
Het carnaval was reeds lang voorbij. Juffrouw Jo
sefine had op het gemaskerde bal der „Beseda" ijverig
gedanst, maar haar geheime hoop, mijnheer Wejwara
daar te ontmoeten, was niet verwezenlijkt. Hij had
haar op den anjelier en avond verraden, dat hij als
„Faust" zou komen, maar er was geen spoor van hem
te zien. Het voorgevallene met de overschoenen scheen
al zijn zelfvertrouwen geschokt te hebben.
Zoo verliep het carnaval, de lente kwam in het
land en de jongelieden hadden elkaar niet weergezien.
Frans Wejwara, die smachtend naar zijn danseres ver
langde vermeed angstig iedere gelegenheid om haar
te ontmoeten. En wanneer van tijd tot tijd het idee
bij hem opkwam, dat hij plotseling tegenover haar
zou staan, dan scheen het hem alsof hij van schaamte
in den grond moest zinken.
(Wordt vervolgd.)