DAGBLAD VOOR ALKMAAR EN OMSTREKEN Vader Kondelik en bruidegom Wejwara. No. 233 Honderd en elfden Jaargang. 1909. Deze Courant wordt eiken avondbehalve op Zon» en feestdagen, uitgegeven. Abonnementsprijs per 3 maanden voor P ikmaar f ©,80? franco door het geheele Rijk f 1,—. M jinderlifke nummers 3 Cents. der gewone advertentiën: Per regel f ös!0, Bij groote contracten rabat Groote Setters naar plaatsruimte. Brieven franco aan de N. V. Boek- en Handelsdrukkerij v/h. HERMs. COSTER ZOON, Voordam C 9. WOENSDAG 6 OCTOBER FEUILLETON. BfNNËNL A N D. cid Tweede Kamer. Tweede Kamer-verkiezing C e hter Lovlnk. Na een half uurtje was mijnheer Kondelik als her schapen. De gladgeschoren wang glansde aof ze zooeven met goudlak was bestreken, de laatsi,e sporen van den slaap waren door het koude water uitgewischt. De meester slenterde de kamer door, gekleed in zijn schoon, blinkend wit, zacht ruischend Zondagshemd. Spoedig daarop verscheen ook mevrouw Kondelik in de kamer. Zij wenschte haar man goeden morgen en daar zij zag dat hij al gewasschen en geschoren was, liep zij vlug naar de keuken om het ontbijt gereed te maken. Het duurde niet lang of zij bracht een blad met twee kopjes koffie, twee zachte broodjes en een glas frisch water mee naar binnen. ALIMAARSCHE bnsib flö bjjibiaswïflo'iev MS Tel«l!©®BOStmiB«r 8. ALKMAAR, 6 October. Gisteren schreven we over de moeielij khedcrj, welke er op Engelschen bodem zijn gerezen. De liberalen willen aan de sociale misstanden zooveel mogelijk een einde maken door belastingen te heffen, welke voor namelijk het groot-kapitaal treffen. Van conservatie ve zijde wil men biervan niet weten, of liever wil men niet den eersten grooten stap doen in een richting, welke men gevaarlijk acht. Nu wordt er in den laat- sten tijd weer meer een ander denkbeeld op den voor grond gedrongen, om den socialen toestand van bet volk te verbeteren. Het middel, waardoor land en volk het meest gebaat beeten te zijn is.vernieti ging van den ernstigsten economiscben concurrent in Europa door een oorlog. Het klinkt misschien zonderling, maar het wordt herhaaldelijk gezegd, dat voor Engeland het tijdstip gekomen is, om een einde te maken aan Duitschlands bloei en voorspoed. En het wordt niet alleen bedekte- lijk maar ook onomwonden gezegd, niet ook slechts in al te imperalistiscbe Jingo-bladen van weinig betee- kenis, maar wel degelijk in couranten en tijdschriften van gezag. Men leze bijv. maar eens bet October- nummer van de The Nineteenth Century, waarin on der bet motief, van Duitschland tot beperking van den vlootbouw aan te sporen, een oorlogsverklaring wordt aangeraden „Gij kunt dit zonder bezwaar doen. Voor Duitsch land is 't volstrekt niet verlokkend bij de tegenwoor dige machtsverhoudingen zijn lot op bet spel te zetten. Het zou op een hachelijk oogenblik in zijn ontwikke ling den opbloeienden zeehandel en de belangrijke handelsvloot geheel verliezen. Misschien wel voor al tijd. Voor Engeland zou daarentegen bet gevaar uiterst gering wezen. En, kort gezegd, 't is derhalve onze allerbeste politiek nu maar goed toe te slaan." Merkwaardig in dit verband zijn de pogingen, welke in Engeland worden aangewend, om Amerika op zijn hand te krijgen. Duitschland wordt in Amerikaan- scbe bladen voorgesteld als de wolf in schaapsvacht, die bet Engelsche lam onverhoeds wil overvallen en vermoorden. En Amerika moet de trouwe beschermer zijn, moet zorgen, dat het booze voornemen niet ten uitvoer wordt gebracht. Van verschillende kanten werden de Vereenigde Staten tegen Duitschland ge waarschuwd. Lord Beresford de admiraal vond, dat men er een eind aan moet maken, dat Duitschland voortdurend maar oorlogsschepen bouwt. Lord North- cliffe zeide hetzelfde en voegde er aan toe, dat de oorlog binnen korten tijd wel zou uitbreken. Hij vond het de plicht der Vereenigde Staten te voorkomen, dat andere landen trachten een deel van de heerschappij over zeeën te veroveren. En daarna kwam een zekere heer Chamberlain, Londensch correspondent van de „New-Yorker Sun" in het veelgelezen Amerikaansche tijdschrift „McClure's Magazine" een dergelijk beroep op Amerika doen. Nu is het niet erg waarschijnlijk, dat Uncle Sam John Buil alleen om zijn mooie oogen te hulp zal komen. Daarvoor hecht men aan gene zijde van het KLEINE GEBEURTENISSEN UIT HET LEVEN VAN EEN PRAGER GEZIN NAAR HET BOHEEMSCH VAN. IGNAT HERRMANN door S. J. BARENTZSCHöNBERG. In den handel verkrijgbaar ingen. 8.90; geb. 8.80. 16) VII. HET UITSTAPJE PER TREIN. Het was een heerlijke Augustusmorgen. In het heele huis was het nog stil, toen meester Kondëlik met buitengewone vlugheid zijn bed verliet. Hij keek op het klokje dat op de waschtafel stond, het was juist zes uur. Mijnheer Kondelik hield van den Zon dag, waarop hij zich niet behoefde in het zweet te werken; waarop hij zich niet behoefde te ergeren om knechts of leerjongens; waarop hij niet behoefde na te gaan, of zijn mannen aan het eene einde van Praag behoorlijk schilderden en of die aan het andere einde nog genoeg verf hadden. Maar heden zou hij eens recht genieten van de heerlijke Zondagsrust, die hij werkelijk noodig had. Hij ging naar het raam en opende het. De reine, geurige lucht stroomde de kamer binnen, frisch door den zomerregen die heel in de vroegte het stof op de straten had weggevaagd. Kondelik had hem in den dakgoot hooren ruischen en tegen de ruiten tromme len en zag tot zijn vreugde dat de straat stofschoon was. groote water te veel waarde aan het beginsel „Mind your own business" bemoei je met je eigen zaken. Maar als de eigen zaken dezelfde belangen hebben als de Engelsche, zou men in Amerika vermoedelijk wel geneigd zijn Engeland te helpen. Doch afgezien hiervan is het wel teekenend dat on der de tegenwoordige omstandigheden van uit Enge land pogingen worden aangejvend, om Amerika's gunst te verwerven. Het oogenblik is gunstig, zegt de Nineteenth Cen tury. Maar zou men in Engeland werkelijk met het oog op den socialen toestand van het land een oor log, welks einde dan toch altijd nog twijfelachtig is een zestig millioenen volk wordt niet zoo gauw vernie tigd durven beginnen? Of heeft men nog altijd te doen met wat de Eran- sche vrienden vroeger zoo gaarne noemden perfide Albion? De Kamer behandelde gisteren het wetsontwerp tot goedkeuring van de overeenkomst met de naamlooze vennootschap „Zeehaven en kolenstation Sabang," te Amsterdam, betreffende aankoop van een deel van hare bezittingen op het eiland We. De heer Van Karnebeek, hoewel zich kunnende ver eenigen met de strekking van het ontwerp, opperde verschillende bedenkingen tegen de voorgedragen re geling. Bij tusschentijdsche naasting zou de staat voor exhorbitante uitgaven komen te staan; dit kan gevaarlijk zijn. De minister van koloniën, de heer De Waal Malefijt, verdedigde het wetsontwerp en deelde mede dat" de Maatschappij, blijkens gisterochtend ontvangen mede- deeling, heeft berust in de afloopende schaal van uit- keering in geval van naasting. Op voorstel van de commissie van rapporteurs werd, naar aanleiding van deze wijziging, de verdere behan deling van het ontwerp verdaagd tot Donderdag. Gister is het begrootings-onderzoek in de afdee- lingen der Tweede Kamer begonnen. De algemeene beschouwingen zijn nog niet geëin digd. Het plan is in het laatst dezer maand tot half No vember uiteen te gaan. Bij de gisteren gehouden herstemming voor een lid der Tweede Kamer in het kiesdistrict Breukelen, verkreeg de heer mr. F. H. de Monté Verloren, de antir. eandidaat, 3514 stemmen, de katholieke candi- daat, baron De Wijkerslooth de Weerdesteijn, verkreeg 3161 stemmen. Gekozen is dus de heer mr. F. H. de Monté Verlo ren. Het Haagsche correspondentie-bureau meldt Na van bevoegde zijde de tegenspraak te hebben ver nomen van het bestaan eener minder goede verstand houding tusschen den minister van Landbouw, Nijver heid en Handel en den directeur-generaal van Land bouw, den heer Lovink, kregen wij bovendien zekerheid van de bevestiging daarvan door den directeur-gene raal zelf. Het Utrechtsch dagblad (hoofd-redacteur het Oud- Kamerlid Reyne) schrijft: Een dergelijk officieel gekleurde ontkentenis maakt om in vermaarden stijl te blijven iemand bijna paff. Met zekerheid weet men dat reeds in het najaar van 1908 de hoofdambtenaar ernstig gegriefd zich ge voelde omdat de minister allerlei zaken afdeed buiten hem om. Met zekerheid weet men dat belangrijke besluiten werden genomen en dat belangrijke maatregelen wer den voorbereid zonder den directeur-generaal er in te kennen. Met zekerheid weet men dat ten aanzien van een ingrijpend wetsontwerp, dat den Minister zelfs een echec in de Kamer kostte, het advies van den hoofd ambtenaar weinig meer dan formeel was ingewonnen. Met zekerheid weet men dat door ultra-agrariërs herhaaldelijk is gestookt tegen het beleid van den di recteur-generaal, die niet geneigd was om te .sturen naar landbouwprotectie en die niet zoo mild met sub sidies om zieh strooide als deze klagers en stokers wel wenschten. Met zekerheid weet men ook dat de Minister, die (o politiek 1) met deze ultra-agrariërs nogal wat heeft uit te staan, aan hun klagen en stoken meer het oor leende, dan den directeur-generaal wel aangenaam kon wezen. En als men dat alles met zekerheid weet, dan komt het Correspondentiebureau, na bekomen inlichting „te bevoegder plaatse" kalmweg met een vierkante ontkenning. Inderdaad, het papier is wel geduldig! Do nieuwe Gouverneu Generaal Ingediend is een wetsontwerp tot verhooging van het Iste Hoofdstuk der begrooting van uitgaven van Nederlandsch-Indië voor het dienstjaar 1909 met 80.000, ter bestrijding van de kosten verbonden aan de uitzending van den nieuw benoemden gouverneur- generaal van Nederlandsch-Indië. Naar gewoonte is gerekend op 60.000 voor kosten van uitrusting en op 20.000 voor reiskosten naar Indië en traktement gedurende de reis naar Indië. RECHTZAKEN. Arrondlssements-Rechtbsnk te A kmaar. t Zitting''van Dinsdag 5 Oct J Oplichting, i Pieter R., koopman, gedetineerd in het huis van be waring alhier was ten laste gelegd, dat hij zich in Augustus 1908 schuldig had gemaakt aan het houden l van een loterij zonder nieten, die hij liet voorkomen als een woordenwedstrijd en waarbij de deelnemers uit het woord spoorwegtunnel zooveel mogelijk Hol- landsehe woorden moesten maken, j Getuige Johan Klaver van Wognum herinnert zich, dat beklaagde in het laatst van Augustus bij hem kwam om loten te verkoopen. Getuige vertelde hem dat dit in strijd was met de loterijwet. Beklaagde zei- de toen, dat het slechts een woorden wedstrijd was. 3 September zouden de prijzen bekend worden ge maakt in het Stationskoffiehuis. Getuige, die toen meende, dat de zaak in orde was, ging er toe over een paar loten te koopen (a 0.25 de drie stuks) daar een der prijzen o.a. bestond in een rijwiel. Cornelia Commandeur, te Wognum, de tweede ge- tuige, bij wien Klaver in dienst was, weet ook van het bezoek van beklaagde, die de loterij heel mooi voor spiegelde en 3 loten voor een kwartje verkocht, hoewel ze 0.10 per stuk kostten. Ook deze getuige verklaart dat beklaagde hem vertelde, dat 3 September de ver loting zou plaats hebben. En nu begon hij zijn gewoon Zondagmorgentoilet, waaraan hij bijzondere zorg wijdde. Mijnheer Kondelik slurpte langzaam zijn koffie en sprak, terwijl hij door het venster naar den heerlijken blauwen hemel keek: Betty, vandaag zal het warm worden. Ik ver heug mij nu reeds op de wandeling voor het eten en op het middagdutje. Mevrouw Kondelik beet een stukje van haar broodje af, dronk een slok koffie en sprak suikerzoet: Van het slaapje zal vanmiddag niet veel komen, papa. Wacht daarmee tot wij op de afgesproken plaats zijn. Mijnheer Kondelik sperde zijn oogen wijd open. Waar op de afgesproken plaats, om 's hemelswil? vroeg hij verschrikt. Nü, ergens buiten, antwoordde zijn wederhelft vriendelijk, je weet immers dat wij vandaag ons twee de uitstapje maken? Uit stap je? sprak de meester doodelijk verschrikt. Wat voor een uitstapje? Maar mannie, mannie, zei mevrouw Kondelik, het schijnt wel dat je geheugen minder wordt. Wejwa ra was immers Vrijdag hier, om je te herinneren dat wij vandaag ons uitstapje per trein maken. Meester Kondelik keek zijn vrouw strak aan. Gaan deweg scheen hem een licht op te gaan. Ja, zijn fa milie had Woensdag bij het concert gebruik gemaakt van zijn goede bui en hem van drie kanten aangeval len, zoodat hij voor de overmacht was bezweken. En heden was werkelijk de tweede programmatocht" aan de beurt den hemel zij dank, per trein! Met een diepen zucht sprak de meester? Betty, als het uitstapje weer zoo schitterend uit valt, als dat „te voet," dan kunnen, wij er pleizier van hebben. Kom, kom, sprak zijn vrouw en dronk het laatste druppeltje koffie uit h.et kopje, dat is nu al vier we ken geleden. Bovendien heb je het bij Thomas zoo heel ^Jecht niet gehad. Houd dus maar op met je ge brom. Waar gaan wij heen? vroeg mijnheer Kondèlik wantrouwend. Dat gaat mijnheer Wejwara aan. Wij moeten om half een klaar zijn, om één uur vertrekt de trein aan het Frans-Jozefs-station. Ja, wat deksel, in die streek is toch lieelemaal niets te zien Laat dat maar aan mijnheer Wejwara over, man nie. Mijnheer Kondelik stond op en begon zich te klee- den. Zijn goede Zondagsbui was heelemaal bedorven. Om twaalf uur waren de Kondelik's klaar met eten en de dames maakten in de grootste haast toilet. Ook •mijnheer Kondelik kleedde zich aan, maar hoe was het hem te moede. Hij was oververzadigd als een boa con strictor na zijn maaltijd en nu moest hij, de hemel wist waarheen, loopen. Niettegenstaande zijn wit, dun linnen kostuum had hij het nu al warm, hoe zou dat in den wagon worden! Precies kwart voor éénen kwam Wejwara, omhan gen met plaid, Verrekijker en veldflesch. De strooien japon van dit onmisbare equipementstuk was dezen keer met wijn gevuld. Alle jaszakken van den voor zicht) gen reiziger waren volgepropt. Waar gaan wij heen? vroeg mijnheer Kondelik, den jonkman met spottende blikken aanziende. Naar Tschernoschitz, daar moet het, naar een mijner vrienden mij heeft verzekerd, prachtig zijn. Maar wij moeten voortmaken, de trein vertrekt precies Willem Veerman, de laatste getuige uit het stati onskoffiehuis te Wognum kan verklaren, dat noch be klaagde noch iemand anders bij hem is geweest om over de loterij en het uitreiken der prijzen te spreken. Beklaagde bekent, dat de loterijbriefjes, die door den veldwachter bij de twee eerste getuigen in beslag zijn genomen, van hem afkomstig zijn. 't Was z. i. evenwel geen loterij maar een woordenwedstrijd, hoe wel iedereen, zelfs al maakte hij geen enkel woord, toch een prijsje kon winnen. Beklaagde heeft meer dan 3000 loten verkocht, het geld, dat hij daarvoor ontving gebruikte hij evenwel niet voor prijzen, maar voor zijn eigen onderhoud. Door omstandigheden was hij hiertoe genoodzaakt en moest de zaak op de lange baan schuiven. De officier van justitie is vau meening dat be- klaagde's oplichterij er zeer dik op ligt, beklaagde buitte argelooze menschen uit en leefde te hunnen koste. Niet alleen in 1908, ook in Juni 1909 is be klaagde weer met hetzelfde spelletje begonnen. De of ficier eischt wegens oplichting een jaar gevangenis straf. Mr. Huizinga te Hoorn, beklaagde's verdediger is het niet eens met den officier, dat de oplichting er dik op zit, volgens hem is er zelfs geen oplichting ge pleegd. Pleiter vraagt voor beklaagde een onbedui dende straf, daar de feiten, die hij gepleegd heeft, ook slechts onbeduidend zijn. Diefstal. Gerrit W., schipper te Alkmaar, had zich te verant woorden wegens het wegnemen van een plank, die hij volgens zijn bewering drijvende vond op den 5den Augustus 1.1. in de Ringvaart te Zuid- en Noord- Schermer. Beklaagde vischte de plank op en borg hem in zijn schuit. Wijbrand Schermerhorn, veehouder en landbouwer te Zuid- en Noord-Schermer verklaart een steigertje aan de Ringvaart te hebben, van welk steigertje een plank naar den dijk aan den overkant ligt. Op den morgen van 5 Augustus hoorde getuige van zijn zoon, dat de plank weg was. Getuige ging kijken en zag, dat de plank, die vastgespijkerd zat, afgerukt en verdwenen was. Getuige ging met de politie'den dijk langs op onderzoek en vond te Schermerhom beklaag de met zijn schuit, waarin de plank zich bevond. Pieter de Boorder, werkman te Minnemoer, was den 5den Augustus in dienst bij Schermerhorn. Toen hij zich dien morgen om 4 uur naar zijn werk begaf, is hij de plank, die toen nog behoorlijk vastgespijkerd zat, nog over gegaan. Een paar uur later was de plank verdwenen. Hij was dicht bij de plank aan het werk, en heeft niemand anders zien passeeren tusschen 1 uur en half zes dan beklaagde. Beklaagde deelt mede, dat hij -„een plankie" zag drijven, dit opvischte en medenam voor een „brandje." Door den officier van justitie wordt beklaagde schuldig aan diefstal geacht, weshalve hij beklaagde's veroordeeling vraagt tot 15 boete of 10 dagen hech tenis. Beleediging. De volgende beklaagde was Frans de W„ koopman te Enkhuizen. Hem was ten laste gelegd, dat hij in Juli opzettelijk de eer en den goeden naam van Cor nells Willem Korts, arts te Enkhuizen, had aange rand, door te vertellen, dat de heer Korts 's nachts om .1 uur door twee. personen dronken was thuisgebracht. Cornelis Willem Korts werd als eerste getuige ge hoord en brengt zijn bezwaren tegen beklaagde in het midden. Den 14den Juli, een paar dagen voor de her- om een uur. Nu dan, voorwaarts ik ben gereed, zuchtte de meester en nam met weemoedige blikken afscheid van de prettige kamer en zijn welbeminde sofa. De gebra den gans bij het middagmaal had hem heerlijk ge-r smaakt wat zou hij die op de sofa met genot kun nen verteren Van de Geretenstraat tot het Frans-Josefstation is een heel eind. Buiten adem kwamen onze reizigers er aan. Juist ging de tweede bel, de locomotieven der verschillende treinen floten als bezetenen, overal klonk een woest geschreeuw. Wejwara was de laatste aan het loket en vroeg vier retours naar Tscherno schitz. Tschernoschitz? schreeuwde de beambte hem toe. Ken ik niet. Waar ligt dat? Mijn hemel, Tschernoschitz! het derde of vierde station van Praag af! riep Wejwara angstig. De beambte keek een tabel door en schreeuwde on beleefd tot Wejwara -Plier hebt u het spoorboekje zoekt u het zelf maar op ik kan het niet vinden. Wil u misschien naar Tschertschan? 1 Neen, mijnheer, naar Tschernoschitz 1een ver gissing is onmogelijk, sprak Wejwara smeekend. Dan bent u aan het verkeerde station'! riep de man en wierp het loket dicht. Vernietigd bleef Wëjwara Staan en waagde hët niet naar zijn gezelschap terug te keercn. Op het perron klonk de derde bel, de locomotief liet een lang gillepd gefluit hooren, de laatste reizigers stormden den trein in en de conducteurs brulden: Snel, snel, instappen, klaar! Wejwara staarde wanhopig op den gids, die naast het loket aan den muur hing. Waar zou Tscherno schitz liggen Zou zijn collega hem misschien gefopt hebben Ik weet het, mijnheer, u moet Tschernozitz heb ben, dat ligt aan de Noordwestlijn - maar u moet voortmaken, u hebt nog wel dén tijd, sprak de portier tot Wejwara. Als u je haast, komt alles nog wel te recht. (Wordtvervolgd.)

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1909 | | pagina 1