DAGBLAD VOOR ALKMAAR EN OMSTREKEN Vader Mellk en bruidegom Wejwara. Honderd en elfden Jaargang. 1909. DONDERDAG 7 OCTOBER FEUILLETON, I' j N N E N i. A N O. mm5^irrynaMii! No. 234. Deze Courant wordt eiken avo»dv behalve op Zon- en feestdagen uitgegeven. Abonnementsprijs per 3 maanden voor P ikmaar f ÖP805 franco door het geheele Rpc f 1, A* hinderlijke nummers 3 Cents. Prijs der gewone advertentiën: Per regel f 0J0. Bij groote contracten rabat Groote letters naar plaatsruimte. Brieven franco aan de N. V. Boek- en Handelsdrukkerij v/h. HERMs, COSTER ZOON, Voordam C 9. WoóaaRanMr 8. RECHTZAKEN. ArrondlssenientsRechtbank te Alkmaar. ALKMAABSCHE moo g» AI, KM AAR, 7 October. Deeer dagen maakten we melding van een waar- •chuwing in bet-officieuze orgaan, de Nordd. Allg. Zeitung tegen de meer en meer voorkomende gewoon te, dat Duitsche meisjes in briefwisseling treden met negers. Deze waarschuwing is, gelijk te voorzien was, een onderwerp van bespreking in de Duitsche pers gewor den en het loont de moeite, om daarop de aandacht te vestigen. Niet alle Duitsche journalisten maken er aich met een grapje af, zooals de dichter van de Tag, die onder den titel „Nigger und Backfisch" «en aar dig versje maakte, waarin hij doet uitkomen dat Gre- tel en Mieze en Hertha en Erna in de verte zoeken, wat ze van nabij zoo goed kunnen vinden, immers „wij zijn er ook nog." Ironisch schrijft de Vorwarts, het sociaal-democra tische blad dat de briefwisseling met zwartjes vol strekt niet erger vindt dan die, welke de bakvischjes met luitenants en tooneelspelers voeren „En wia treft overigens de schuld, dat de meisjes dwaas genoeg zijn geworden, om graag mei prinsen al zijn het don ook zwarte in betrekking te treden? Enkel en alleen de beste vrienden van de Nordd. Allg. Ztg., de heeren, die het byzamtisme en de koloniale geestdrift in het volk niet snel genoeg kunnen zien groeien en die in het geheel geen aanleiding hebben, zich boos te maken, als hun eigenzwartwitrood zaad zoo weelde rig in den halm schiet." Nemen we thans een conservatief blad, de Kreuz- Zeitung, dat een scherpe scheiding maakt tusschen blank en zwart en dit beslist noodzakelijk acht voor elke kolonisatie. „Ook wie voor een welwillende en een tegemoetko mende behandeling der negers is, zal dit moeten toe geven. In Duitsch-Zuid-West-Afrika is het heel na tuurlijk, dat een met een inboorlinge gehuwde of sa menlevende Europeaan geen kiesrecht bezit, en geen militaire of gymnastiekvereeniging neemt zoo iemand als lid aan. In Duitsch-Oost-Afrika is met recht het hoofd geschud over het feit, dat een reizend hoog ambtenaar een negerhoofd voor een geschonken siga ret eigenhandig vuur aanbood. Vroeger was men bij ons van meening, dat onze belangen qr door gediend aouden zijn, als inboorlingen van Duitsche bezittingen in staat gesteld werden, in Duitschland een indruk van de macht en de grootte van het rijk te krijgen. Na de ervaringen met den neger „prins" Aqua, na de er varingen met het tentoonstellen van kleurlingen uit onze koloniën, weten we, dat dit een dwaling was; dergelijke vertooningen van bewoners onzer koloniën zijn derhalve sinds 1901 verboden, voornamelijk omdat Duitsche vrouwelijke personen op onwaardige wijze haar ras en de daaruit ontstane plichten vergaten. Koloniseeren beteekent, dat wij door onze hooge- r« beschaving een intellectueel eu ethisch laagstaand volk door onafgebroken werken tot onze hoogte willen •pvoeren. Alles, wat geschikt is, bij de kleurlingen KLEINE GEBEURTENISSEN UIT HET BB VEN VAN EEN PRAGER GEZIN NAAR HET BOHEEMSOH VAN. IGNAT HERRMANN door S. J. BAEENTZ—SOHöNBER». In d«* handel verkrijgbaar ingen. 9.90; gak. i.90. 17, Hij had het geheele gesprek aan het loket gehoord. Dankbaar drukte Wejwara hem een sigaar in de hand en liep naar het wachtende gezelschap. Een kleine vergissing, mijnheer von Kondelik, verklaarde Wejwara verlegen, maar toch opgewonden. Het is een nieuw plaatsje, bij toeristen nog weinig be kend het ligt niet op deze lijn, maar op de Noord wester en het heet niet Tschernoschitz, maar Tscher- nozitz wij hebben tijd genoeg en zijn er dade lijk. Meester Kondelik sprak geen woord, maar als een aangeschoten hert stormde hij het station uit. Op het Noordweststation was het bijna doodstil, vergeleken bij de overstelpende drukte aan het Frans- Jozefsstation. Wejwara vloog naar het loket. Vier retours Tschernozitz. Naar Tschernozitz vroeg de beambte, gaat pas om half vijf. Wejwara's hart stond stil. Hebben dan alle duivels tegen hem samengespannen? Eindelijk werd ook deze geduldige held kwaad. Neem mij niet kwalijk, mijnheer, een pleizier- trein? Om half vijf? Wie maakt nu om half vijf een pleizieruitstapje per trein? De beambte, bij uitzondering in ean goede bui, sprak beleefd: den indruk, dat het blanke ras het zwarte de baas is, te vervagen of weg te nemen, hindert het kolonisatie werk en moet met alle middelen onderdrukt worden. Alle ernstig-denkende personen moeten daarom een briefwisseling van jongomeisjes met vuile negers ver achtelijk vinden." Nog scherper laat het liberale Leipziger Tageblatt zich over deze kwestie uit: „Het voornaamste deel van de verantwoordelijkheid voor deze briefwisseling draagt de staat zelf, die zijn burgers en zijn ras niet het trotsche zelfgevoel der En- gelschen en Amerikanen kan inboezemen, wat reeds het in aanraking komen met een neger het bloed naar het hoofd doet jagen. Wij herinnoren aan een zeer karakteristieke gebeurtenis. Toen een jonge Ameri- kaansche dame een der laatste revues van het Metro poltheater in Berlijn bezocht en mede moest aanzien, dat een bekend Berlijnsch komiek, een neger voorstel lende, «en blanke zangeres omarmde, verliet zij on middellijk den schouwburg, blijkbaar inwendig kokend en zeggend „die vent was in Amerika al lang neer geschoten." Daarbij was het nöch de schrijvers, nöch de ondernemers, nöch iemand uit het publiek opgeval len, dat hier een grove beleediging van het blanke ras eiken dag opnieuw werd vertoond. Het oude systeem van opvoeding tot onzelfstandigheid wreekt zich. Onze scholen vormen helaas altijd nog geen persoonlijkheden, en de staat waardeert de persoon lijkheden nog heelemaal niet. Wij zijn er nog verre van verwijderd, een som van individualiteiten te zijn, en dé staat doet niets, om hierin verandering te bren gen. Op verkeerde veronderstellingen berustende, vage humanitaire gevoelens in verbinding met ver keerd toegepaste dogmatiek en de verkeerdemeisjesop- voeding brengen verschijnselen te weeg, zooals we ze duizendvoudig hebben waargenomen. Geen Hagen- becksch gezelschap van kleurlingen, welks leden in het vaderland meestal niets anders dan de ergste dag dieven zijn, want de betere elementen maken natuur- J lijk zulk een onzekeren tocht niet mede, kan zich in Duitsche steden laten zien, zonder dat de Duitsche i maagden er om heen zwermen. Wij hebben de schan- dalen van de Berlijnsche vaktentoonstelling beleefd, jj waar in de af deeling' Kaïro de schaamteloosheid alle perken te buiten ging. Wij zijn er getuige van ge- weest, dat de politie door afzetting tenslotte de ne- gers voor het lastig-vallen door Duitsche vrouwen en meisjes moest beschermen. En wij zijn in alle groote j steden nog steeds getuige van de slavernij, waaraan de meisjes zich vrijwillig overgeven, als de jongelingen met de ongekamde lange haren en de vurige oogen uit het Zuid-Oosten van Europa ergens opduiken. Al deze meisjes zijn de offers van haar verkeerde opvoe- j ding, waarvan de staat in de eerste plaats de schuld i draagt, want hij heeft er niet voor gezorgd, dat deze I, arme schepseltjes de rechte begrippen omtrent de waarde van menschen in zich hebben opgenomen. Hij heeft den meisjes niet den trots op ras en bloed, op ontwikkeling van het Duitsche volk ingeprent. Hij j heeft haar slechts uiterlijkheden gegeven en haar wil loos overgeleverd aan den eersten aanloop der erotiek. En nog thans moeten wij immers er tegen strijden, dat in onze koloniën niet ten slotte de inboorlingen de meesters en wij de knechten zijn. Het is zeer jam mer dat ib de officieele verklaring niet eenige getal len gegeven zijn. Maar daarvan kan men overtuigd zijn, dat de omvang van het kwaad zeer aanzienlijk is. Want voor dat een Duitsch ministerie besluit zulk een onderwerp aan te voeren moet het kwaad reeds zeer diep ingevreten hebben. Het bovenstaande persoverzicht bewijst, dat de Duitsche bladen de zaak, die er nog al onschuldig uit ziet, hoog opnemen. Er zou zeker over de vertoogen nog al iets te zeggen zijn wij mogen echter heden niet meer van de aandacht der lezers voor dit onder werp vragen. Mr. Veegena directeur-generaal van den Landbouw. Uit Den Haag wordt gemeld, dat de oud-minister en ex-Kamerlid mr. J. D. Veegens zeer waarschijnlijk de heer Lovink air directeur-generaal van den land bouw zal opvolgen. I'raukzlnnlgcnverp'eglng Bij Kon. Besluit van 1 October is de commissaris der Koningin in de provincie Noord-Holland gemach tigd de Staten bijeen te roepen in buitengewone zit ting op 19 October a.s., des noodig ter behandeling van een voordracht van Gedeputeerde Staten tot wij ziging van het in de jongste zitting der Staten geno men besluit ter zake van de opneming van rijkspatiën ten in het Provinciaal Gesticht voor krankzinnigen Duin-en-Bosch te Castricum. Naar aanleiding daarvan kan het volgende worden medegedeeld De hooge kosten welke de exploitatie van het ge sticht Duin-en-Bosch bij niet meer dan gedeeltelijke bezetting vordert, gevoegd bij de wetenschap, dat de beide rijksgestichten overvuld zijn en maatregelen tot den aanbouw van een derde rijksgesticht beraamd wer den deden Gedeputeerde Staten besluiten een poging te doen om door samenwerking van Rijk en Provincie beider belangen te dienen. Gedeputeerde Staten heb ben derhalve met den minister van Binnenlandsche Zaken onderhandelingen geopend teneinde een deel der voorloopig beschikbare plaatsen onder eenigen vorm ter beschikking van het Rijk te stellen. Behoudens overeenstemming omtrent enkele onder geschikte punten, heeft dit denkbeeld bij den Minister een open oor gevonden, zoodat de opening van een nieuw rijksgesticht althans in de eerste jaren niet noodzakelijk zou zijn. Indien de regeering bereid mocht worden gevonden het maximum aantal ver pleegden voor Duin-en-Bosch tot 800 op te voeren, dan zien Gedeputeerde Staten geen bezwaar, bij ver krijging van een vergoeding voor eventueel onbezette plaatsen, voorloopig de helft dier 800 plaatsen ter beschikking der Regeering te stellen met een opzeg gingstermijn van ten hoogste zes weken. De vergoeding wordt voorgesteld op 102.20 per jaar, benevens verplegingskosten, welke in geen geval hooger zijn dan die voor gemeentelijke patiënten. Het juiste bedrag zal in overleg met de regeering worden Dat is geen pleiziertrein, mijnheer. Het is de gewone trein Tschernozitz via Caseg, Chlumetz en Königgratz Tschernozitz hij Smiritz. Op Wejwara's voorhoofd kwamen dikke droppels. Wij wilden naar Tschernozitz, hier, bij Praag.. O, pardon, antwoordde de beleefde beambte. Dat is niet Tschernozitz, maar Tschernoschtz achter Ra- dotin aan de Westlijn, dan moet u naar Smichov. Vernietigd tuimelde Wejwara naar de zijnen terug. Tschernozitz Tschernoschitz! Welk een spel van het noodlot! Geef gauw de kaartjes hier, Wejwara De meester stak zijn hand er naar uit. Zijn stem was vol bitteren hoon. Een merkwaardige vergissing, mijnheer von Kondelik, stotterde Wejwara in pijnlijke verlegenheid. Hier ligt wel Tschernozitz, maar dat is geen uitspan ningsplaats, wat wij zoeken is Tschernoschitz en dat ligt aan de Westerlijn. Sprakeloos staarde Kondelik hem aan. De woede sloot hem den mond. Toen sprak mevrouw Kondelik goedig: Laten wij dan maken dat wij in de tram komen, in een half uur zijn wij in Smichov, misschien halen wij den trein nog. Er had ons heel wat ergers kunnen overkomen. Kom, mannie, kijk eens wat vriendelij ker. Maar mijnheer Kondelik zweeg nog steeds en rolde woedend met zijn oogen. Hij had weer eens zijn middagrust voor een mooi pleziertje opgeofferd. Dat je. Aan het Westerstation ging mijnheer Kondelik zelf met Wejwara naar het loket. Vier retours Tschernoschitz alstublieft mijnheer, fluisterde Wejwara. En bijna ademloos wachtte hij op het antwoord. - Naar Tschernoschitz? vroeg de man nadenkend. Ja, naar Tschernoschitz, bevestigde Kondelik in plaats van Wejwara op beslisten toon. Vier re tours. Ja, ja, zei de kassier, maar ik kan u alleen maar kaartjes tot Radotin geven. Deze trein houdt niet stil in Tschernoschitz, de vorige wel, doch die is eeni ge minuten geleden vertrokken. Deze trein stopt in Kuchelbad, Radotin, Vschenor, in Dobrichowitz Maar daar moeten wij niet heen, brulde Konde lik hem toe, wij moeten naar Tschernoschitz. Niet zoo luid, mijnheer, ik hen niet doof. Als u dat verlangt, kunt u kaartje^ krijgen tot Radotin van Radotin tot Tschernoschitz is maar drie kwar tier, de weg is heerlijk, midden door weilanden. Ga daar dan zelf heen, als het u er zoo goed be valt riep mijnheer Kondelik woedend. Ik heb mijn drie kwartier al geloopen Hij keerde zich om, liep naar de beide dames, greep mevrouw Kondelik bij den schouder en beval: Weg van hier, voor den drommel! Anders jaagt die krankzinnige kerel ons nog naar het Bruskasta- tion. Maar papa, smeekte Josefine op het punt van schreien, zouden wij niet tenminste naar Kuchelbad kunnen gaan? Maar natuurlijk, oudje, laten wij naar Kuchel bad gaan. Het is ten slotte toch hetzelfde waarheen, als wij er maar uitkomen. Nu, vooruit dan maar! knorde Kondelik toornig. Vier retours Kuchelbad. Spijt mij zeer, is juist vertrokken, glimlachte de kassier, volgenden Zondag weer. En langzaam sloot hij het loket. De veelbelovende tocht „per trein" eindigde in het Smichover Pilsener Bierhuis, wvaarheen mijnheer Kondelik de schipbreukelingen gebracht had. VIII. HET UITSTAPJE TE WATER. Wat meester Kondelik met de tot nu toe mislukte uitstapjes „in de vrije natuur" verzoende, was het feit dat zij telkens goed afliepen. Ook aan zijn noodlottig „geheim" uitstapje dacht hij later met een zeker wel gevallen, daar in de verte de doorleefde gevaren klei ner schenen. Dit tochtje vormde in zijn eentonig le ven een ongewoon avontuur, waarop hij zich iets be- vastgesteld. De verpleegkosten zijn hooger gesteld dan het voor de gemeentelijke patiënten geldende tarief, omdat de verpleging der rijkspatiënten, al behooren zij niet tot de in zoogenaamde „versterkte afdeelingen" verpleeg den, hoogere kosten zal veroorzaken wegens bewaking en administratie. Zitting van Dinsdag 5 Oct. Vervol-. Overtreding boterwet. Johannes L. was niet aanwezig, maar mr. W. L. de Neeff was verschenen als beklaagde's vertegenwoor diger. Beklaagde, die boterhandelaar is te Leiden, had den 9den October 1908 aan Dirk Kuiper te Helder margarine geleverd, in een vat, waarop dit niet was vermeld. Bij vonnis van den kantonrechter te Helder van 20 April 1909 was beklaagde tot 14 dagen hechte- nisstraf veroordeeld. Beklaagde wa3 van (Kt vonnis in verzet gekomen, waarom bij vonnis van 8 Juni her opening van het onderzoek was gelast. Het gewezen vonnis is daarna bekrachtigd, tegen welk vonnis be klaagde appèl had aangeteekend, omdat hij zich niet met dit vonnis kon vereenigen. De officier van justitie eischt thans héVéstiging van het vonnis. Mr. de Neeff ontkent, dat in deze zaak het wettig en overtuigend bewijs is geleverd, hij is van meaning dat de rechtbank zekerheid mist, dat de monsters wel ke van beklaagde's boter zijn genomen niet geruild kunnen zijn en waagt vrijspraak subsidiair een geld boete voor zijn cliënt. Bovendien is beklaagde al zwaar gestraft, daar hij door een vergissing al één dag heeft gezeten, wat zijn zenuwgestel zoo geschokt heeft, dat beklaagde heden, op aanraden van zijn dok ter, niet aanwezig is. Mr. Hanegraaff is van meening, dat men dergelij ke personen geen geldboete moet opleggen, daar zij die betalen kunnen. Wanneer hijzelf b. v. zich aan eenig misdrijf had schuldig gemaakt, zou ook voor hem gevangenisstraf de juiste straf zijn, daar een geldboete, zelfs van eenige honderden guldens, hem niet zou schaden. Hij wil den beklaagde dus juist hechtenisstraf doen ondergaan, daar een geldboete hem niet genoeg zou treffen en deze niet zou opwegen tegen het financieel voordeel door beklaagde behaald hij het geknoei in de boter. Grasdiefstal. Jacobus B., Gouwe P. en Marinus R., was ten laste gelegd, dat zij den 14den Augustus te Hoorn een hoe veelheid gras hadden weggenomen van den berm van een weg, toebehoorende aan de gemeente Hoorn. Beklaagden waren daar met seizen aan het maaien en lieten hun paarden tegelijkertijd grazen. Het ge maaide gras deden zij in zakken, die zij op een kar hadden medegenomen. Zij hadden volgens hun zeg gen permissie gekregen van de vrouw van den burge meester van Blokker. Klaas Molenaar, agent van politie te Hoorn, zag beklaagden bezig met grassnijden aan den Nieuwen weg, het gras aan dien weg behoort aan de gemeente Hoorn. Lodewijk Offeringa, steenkolenhandelaar te Hoorn, heeft het grasgewas aan den nieuwen weg te Hoorn gepacht. Getuige had geen der beklaagden vergun ning verleend tot het maaien van gras, hij weet gon te laten voorstaan en dat in zijn herinnering steeds belangrijker werd. Hij vleide zich zeldzame ondervinding te hebben op gedaan, waarop zich niet iedere sterveling kon be roemen. De verdere uitstapjes in gezelschap der familie wa ren van nog onschuldiger aard geweest en hadden ook een beter einde gehad. Maar in dit licht beschouwde hij ze pas, als hij eenige nachten er na geslapen had. Daarom moesten de dames en mijnheer Wejwara meester Kondelik na iederen tocht weer op zijn ver haal laten komen om hun eigen zaakje niet te beder ven. Het was half September, toen de familie Kondelik op een Zaterdagavond in den tuin der Beseda zat. Wejwara had zitting in een commissie en zou later komen. De kapel van Nowatschek speelde de mooiste wijs jes, Josefine keek naar den hemel, die geheel met sterren was bezaaid ©n haar blikken bleven somtijds op haar moeders oogen gevestigd. Zij had met mama en Wejwara afgesproken, dat morgen het langge- wenschte derde uitstapje zou plaats vinden. Mevrouw Kondelik wachtte op Wejwara's komst om er over te beginnen. Eindelijk kwam hij, in de puntjes gekleed en verlegen als altijd. De muziek speelde juist een Spaansche wals. Wej wara at zijn souper bij deze zoet smachtende tafelmu- ziek. Bij de slotaccoorden legde hij mes en vork weg en sprak tot den meester:- Werkelijk, mijnheer von Kondelik, op zulk een avond, bij zulk heerlijk weder, en bij zulke muziek, draagt de f antaisie den mensch naar Spanje Nu, en voor morgen, zei mevrouw Kondelik, be looft het zoo mooi te worden, alsof het besteld was. Wat beteekent dat nu weer? vroeg de meester argwanend. Lieve help, mannie, vervolgde mevrouw Konde lik, je vergeet ook alles. Morgen gaan wij immers op reis. het is trouwens voor dit jaar de laatste maal. (Wordt vervolgd).

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1909 | | pagina 1