DAGBLAD VOOR ALKMAAR EN OMSTREKEN Vader Kondelik en bruidegom Wejwara. No. 245 Honderd en elfden Jaargang. 1909. Deze Courant wordt eiken avond, behalve op Zoo- eo Teesidagen uigegeven.. Abonnementsprijs per 3 maanden Voor ikmaar f 0,80? franco door het geheele Rijk f I,-—. M aderlijke nummers 3 Cents WOENSDAG der gewone ad verteritten t Per regel f 0,10» Bij groote contracten rabat Groote letters naar plaatsruimte. Brieven franco aan de N. V. Boek- en Handelsdrukkerij v/Stl HERMs. COSTER ZOON. Voordam C 20 OCTOBER FEUILLETON. BIN N E Ji A N 1>. TcMkMeeMnuitr S, P:ovinc!"a«e StaU n RECHTZAKEN. ÜRANT ALKMAAR, 20 October. Gisteren is in dit blad even melding gemaakt vaneen verklaring van den Russischen minister-president. De beer Stolypin liet zich zeer optimistisch uit. „Als eerst maar, zoo*zeide hij, de wortels van den Staat ge zond en sterk zijn, dan zal ook het woord der Russi sche regeering tegenover Europa en de gansche wereld een geheel anderen klank hebben. Gemeenschappelijke, op wederzijdsch vertrouwen gegronde arbeid', dat zij het devies van alle Russen. Men geve Rusland twin tig jaren van rust binnenlands en buitenlands, en men zal het hedendaagsche Rusland niet meer her kennen." Ook verklaarde hij, dat 't verwonderlijk was te noemen, dat nu reeds de inkomsten van het Rijk alle ramingen overtreffen, terwijl de regeering' zich eigenlijk eerst sinds 1905-'06 ernstig' met het lot der geldmiddelen des Rijks had beziggehouden een vreemde verkla ring in den mond van een minister-president! Onlangs zeide ook de minister van financiën, de heer Kokofzof, dat de Russische schatkist er niet slecht voorstond. Terwijl Frankrijk, Engeland, Duitschland en Nederland had hij kunnen zeggen zich in de noodzakelijkheid bevonden tot dekking- van het te kort met nieuwe belastingen te komen, kan Rusland het zonder dergelijke minder gewensehte nieuwigheden doen. De regeering had gedaan wat zij kon, om zoo weinig mogelijk belasting te heffen. De financieele toestand was veel beter dan drie jaar ge leden; dank zij de natuurlijke ontwikkeling- van het rijk was het krediet gestegen. Natuurlijk moet er een reden zijn, dat dergelijke verklaringen worden afgelegd. Men brengt ze al heel gauw in verband met de geruchten, dat Rusland weer een leening moet sluiten. De hooge ambtenaren zouden nu bezig zijn het buitenland een beetje prettig te stemmen, het vertrouwen een weinig op te wekken. Het is echter ook mogelijk dat er iets anders achter schuilt. In den laatsten tijd heeft namelijk de be kende oud-minister van financiën Witte weer over zich doen spreken. Men weet dat deze staatsman indertijd zeer veel in Rusland te zeggen heeft gehad hij werd zelfs indertijd als1 baker afgebeeld met een kindje op den schoot, dat den Tsaar voorstelde. In 1903 had hij als minister van financiën het veld moe ten ruimen voor Rlehwe, twee jaar later echter werd hij minister-president, maar lang is hij dat niet ge weest. Hij kwam uit de gunst en het feit, dat er bij hem zelfs huiszoekingen zijn gehouden spreekt uit boekdeelen. Een paar maanden geleden heeft hij evenwel als lid van den Russischen Rijksraad een re- devoering- gehouden, welke de aandacht in hét buiten land heeft getrokken. Volgens de Eransche „Revue" verklaarde hij o.a. dat alle begrootingen sinds 1892 onjuist zijn, dat de leeningen steeds voor uitgaven werden gebruikt, die uit de gewone inkomsten hadden moeten worden bestreden en dat er in de staatshuis houding een te kort bestaat, dat slechts door een lee- ning kan worden gedekt. Volgens zijn meening had KLEINE GEBEURTENISSEN UIT HET LEVEN VAN EEN PRAGER GEZIN NAAR HET BOHEEMSCH VAN. IGNAT HERRMANN door S. J. BAREN TZ—SCHöNBERG. In den handel verkrijgbaar ingen. 2.90; geb. 3.50. 27) De deur werd zachtjes geopend en mevrouw Konde- lik's stem klonk goedig en vriendelijk: Heb je de tafel al gedekt, Fientje. het eten is dadelijk klaar. Wejwara liet Josefine's handi los, maar mevrouw Kondelik vermoedde dat er iets belangrijks tusschen die twee was voorgevallen. Josefine's uiterlijk, haar verlegenheid, het gebukte hoofd van Wejwara meer behoefde mevrouw Kondelik niet te weten. Zij kon zich niet meer bedwingen. Snel trad zij op Wejwara toe en vroeg haastig: Mag ik u feliciteeren, mijnheer Wejwara? Wejwara was niet in staat te antwoorden. Hij boog alleen om mevrouw Kondelik de hand te kussen. God schenke u geluk, mijnheer Wejwara, zei de moeder, het verheugt mij zoo. Zij veegde met haar hand over haar oogen om de warme droppels tegen te houden. En, en mevrouw, juffrouw Josefine, alstu blieft, alstublieft, viert u toch deze groote gebeurtenis mét mij. Op het Sophiaeiland is vanavond een groot feest, „Een Venetiaansche Nacht", zooals u zeker wel weet. Ik heb de kaarten er voor meegebracht. U zult mij dit niet weigeren, is het wel, mevrouw? En mijn heer von Kondelik wij moeten ons haasten, het is Rusland 1516 milliard noodig. Het eigenaardige van deze verklaring is wel, dat de heer Witte, in wiens financieel beleid destijds in Rusland bijna onbeperkt vertrouwen gesteld werd, thans toegeeft, dat het ook tijdens zijn ministerschap met de financien niet in den haak was, dat het finan cieele beheer niet was, zooals het diende te zijn. ïntusschen de heer Witte geniet nog steeds in vele kringen aanzien. Hij is niet tevreden met de rol van minister op non-activiteit, hij blijft zich gaarne op het Staatstooneel bewegen en laat zich daar gaarne hooren. Zou het nu zoo'n groot wonder zijn, dat de leidende persoonlijkheden in Rusland, vreezende den invloed van de pessimistische verklaringen des heeren Witte op de houders van Russische papiertjes, of op hen, die dit wenschen te worden, daartegenover een meer aan lokkelijk beeld van den financieelen toestand in Rus land gingen ontwerpen Tweede Kamer. Gisteren vergaderde de Tweede Kamer. De heer Patijn heeft voorgesteld van de agenda té voeren het wetsontwerp tot verhooging van den drank- accijns. Hedenochtend zal omtrent dit voorstel waartegen de voorzitter geen bezwaar had beslist worden, aangezien de Kamer gisteren daarop niet voorbereid was. Aan de orde was daarna de. Suppletoire Oorlogsbe- grooting voor 1909, waarbij ruim 4 ton wordt uitge trokken voor soldij-verhooging voor militairen beneden den officiersrang. De heer Thomson betoogde, dat de positie van het kader slecht is gebleven. Hij vroeg van den minister eene verklaring' van zijne positie ten opzichte van den kaderplicht. Ook vroeg spreker of de minister wilde terugnemen het insinueerend oordeel van zijn ambtsvoorganger omtrent de Onderofficieren-vereeniging „Ons Be lang," op die classificatie wilde terug komen, het ex- tra-distinctief weer af te schaffen, en een uniforme regeling te maken voor alle onderofficieren. Voorts bepleitte spreker, onder meer, positieverbete ring voor apothekersbedienden en schrijvers. De heer Eland verzocht den minister wijziging te brengen in zooverre de in December aangenomen posi tie-regeling in de practijk gebleken is verkeerd te zijn. De heer Ter Laan vestigde eveneens de aandacht op de bij adressen door „Ons Belang" ingediende bezwa ren tegen de classificatie van onderofficieren, enz. De heer Duymaer van Twist daarentegen was dank baar dat in het leven is geroepen een nieuw stelsel van bevordering, waarin voor onderofficieren een prikkel gelegen is om zich te bekwamen. Spreker bestreed het door „Ons Belang" voorgesta ne stelsel van hoog aanvangssalaris met periodieke verhooging. De heer Van Asch van Wijck drong mede aan op gelijkstelling van de administrateurs en de instruc teurs, vooral bij het wapen der genie is die gelijkstel ling zeer noodig. De minister van Oorlog (de heer Cool) bracht zijn dank aan die leden, welke de regeling verdedigden en zal trachten de bezwaren .te weerleggen. Tot nu toe bestond er geen stelsel tot belooning naar inspanning, zes uur, om acht uur begint het. U maakt mij tot den gelukkigste van alle stervelingen mevrouw I Mevrouw Kondelik was vroolijk verrast door dit be richt zij wist immers wat het onmiddellijke gevolg ervan zou zijn en zij feliciteerde hem hartelijk en beloofde papa over te halen de uitnoodiging aan te nemen. Josefine drukte Wejwara sprakeloos de hand en keek hem vragend in de oogen. Wejwara kuste haar vingertoppen en fluisterde haar toe: Morgen, juffrouw Josefine! Mijnheer Kondelik kwam thuis en wenschte den jongen man op zijn fideele manier oprecht geluk. Hij maakte zelfs bij uitzondering geen aanmerkingen toen men hem het voorstel van de „Venetiaansche Nacht" overbracht. In opgewekte stemming begaven zij zich op weg. Wejwara en Josefine vooruit, voor den eersten keer gearmd. Zij vonden een mooi plaatsje in de nabijheid van het orkest en luisterden naar de muziek, terwijl zij op het bestelde souper wachtten. Wejwara en Josefine genoten in zwijgend geluk van eikaars bijzijn, zij za gen en hoorden niet wat om hen heen gebeurde. Ook meester Kondelik was voldaan, hij yond alles veel aan genamer dan hij had verwacht. Het weer was goed, de bediening tegen alle ver wachting vlug. Toen de algemeene illuminatie begon, was ook hij al een beetje „licht" in zijn hoofd. Na het souper stonden zij op on begaven zij zich naar het eiland. De perken en boomen, door lampions verlicht, „deden" prachtig; verbaasd en bewondernd bleven zij voor de veelkleurig schitterende fontein op den top van het eiland staan. Op de rivier schommel den feestelijk met lampions versierde bootjes en schuitjes, wier lichtjes geheimzinnig in het donkere wateT weerspiegelden. Van tijd tot tijd werd het ge heel door een zee van Bengaalsch vuur bestraald, het was werkelijk een buitengewoon mooi gezicht. Meegesleept bekeek Josefine dit tooneel en ook mijnheer Kondelik vond behagen in de bootjes op bet maar een stelsel van bevordering naar dienstjaren, een stelsel van sleur, dat geen prikkel in zich had. Wat de instructeurs en de administrateurs aangaat, wijst de minister er op, dat men administrateur moet kunnen worden wanneer men te oud wordt voor in structeur en daarom moet aan de sergeanten reeds ge legenheid gegeven worden zich voor den administratie ven dienst te bekwamen. Ook de instelling' van de sergeanten le klasse vindt zijn oorsprong' in het stel sel van belooning'. Nu zijn er natuurlijk bezwaren, ge lijk bij elk nieuw stelsel. Dat is nu eenmaal niet te ontgaan. Met beleid moet worden opgetreden en dat ge schiedt ook zooveel mogelijk. Op de quaestie der vermindering van het aantal be roeps-onderofficieren gaat de minister thans niet in. Op de quaestie der rechtspositie kan de minister thans ook niet ingaan. Met de verlangens en de be langen van Ons Belang wil de minister gaarne reke ning' houden. De heeren Thomson, Eland, Duymaer van Twist en Ter Laan repliceeren. De minister van oorlog dupliceert: De hoofdbeginselen van de wet zijn voorgesteld, daaraan valt nu niets meer te veranderen of men er lang of kort over praat. Dat de rechtspositie van de onderofficieren door de nieuwe regeling verminderd zoude zijn kan de minister niet toegeven. Het stelsel om door de instructeurs tot de administrateurs te komen is niet nieuw. Het bestaat reeds bij de infanterie. De minister herhaalde dat in 1910 de eischen zullen zijn vastgesteld. De pikeurs en vaandeldragers zal de minister in soldij gelijkstellen. De algemeene beschouwingen werden gesloten, waarna het wetsontwerp zonder hoofdelijke stemming werd aangenomen. Het wetsontwerp omtrent bepalingen betreffende absint werd zonder beraadslaging of stemming aange nomen. Het wetsontwerp tot verhooging van den accijns op het gedistilleerd werd aangehouden met het oog op het voorstel-Patijn tot afvoering van de agenda, waar over heden wordt gestemd. Vergadering verdaagd tot heden 11 uur. Dc !in»jea zaak. De Haagsche correspondent van de Tel. schrijft Naar ik van betrouwbare zijde verneem, heeft de behandeling van de bekende lintjes-historie in de af- deelingen der Kamer niet zulk 'n omvang genomen als door velen verwacht werd. De felste beschouwin gen zijn hoofdzakelijk gehouden door de sociaal-demo craten en vooral in de afdeeling, waarin de heeren Schaper en Duys zitting hadden, is een scherp en uit voerig debat gevoerd. Het jongste Kamerlid, de af gevaardigde van Zaandam, heeft daarin een zeer werkzaam aandeel gehad. Het merkwaardigste was, dat juist ook in deze afdeeling de heer Kuyper niet alleen zitting had, maar dat hij er zelfs rapporteur vanwas, zoodat hij de hem veroordeelende redevoerin gen zelf heeft mogen rapporteeren. Hij heeft echter met geen woord aan het' debat deelgenomen. In de eerste en derde afdeeling hadden geen sociaal-demo craten zitting. De Staten van Noordholland kwamen gisterochtend bijeen. Voorzitter was mr. G. van Tienhoven, commissaris der Koningin, die de vergadering met gebed opende. Benoemd werd tot hoofd-ingenieur van den prov. water. Wejwara, die zag dat het schouwspel den meester veel genoegen deed, waagde de lang ingehou den vraag: Mijnheer von Kondelik, zouden wij niet ook een bootje huren en een klein eindje de Moldau afvaren? O, alstublieft, alstublieft, papa, laten wij dat doen, dat zou verrukkelijk zijn, trachtte Josefine baar liefste te helpen. Was het de bijzonder feestelijke stemming-, was het de massa gedronken bier, die den meester toegevend maakten kortom, hij gaf zonder tegenstribbelen zijn toestemming. Deftig liep hij met zijn gevolg- naar de zweminrich ting en sprak tot Wejwara: Roep eens zoo'n matroos hierheenLaat hjj ons iets geven dat voor water ondoordringbaar is! Wejwara, die tijdens het warme seizoen vaak de zwemschool bezocht, wist zeer goed tot wien hij zich moest wenden. Niet ver van liem stond een magere dorre badmeester, een kleine man, maar beweeglijk als kwikzilver. Navend, mijnheer Klapperstein. Mijnheer Klapperstein nam zijn breedgeranden hoed af, maakte een buiging en vroeg met vleiende be leefdheid: Wat verlangt de docter? Een boot, mijnheer Klapperstein, maar spoedig, de watertocht duurt niet lang. Voor een half uurtje, mijnheer? vroeg de magere Klapperstein. O, als wij er genoeg van hebben, brengen wij je notendop terug, riep mijnheer Kondelik, wien deze praatjes al weer te lang' duurden. Maar het moet een behoorlijk ding zijn, wij zijn met ons vieren. Een schip, op een reis naar Amerika berekend, mijnheer, verzekerde Klapperstein en ging naar de andere zijde van de zwemschool, waar een roeiboot met twee riemen lag. Kan je roeien, Wejwara, kan je zwemmen? vroeg de meester plotseling wantrouwend. Wees maar niet bang, mijnheer von Kondelik, roeien is heel gemakkelijk. waterstaat, vacature wijlen den heer J. W. Scholtens, jhr. C. J. A. Reijgersman, thans ingenieur bij den wa terstaat der provincie. De minister van binnenlandsche zaken bad bezwaar gemaakt tegen het besluit van 20 Juli j.l., waarbij werd bepaald, dat voor 6 jaar aan het rijk ten hoogste 600 plaatsen zouden worden afgestaan in Duin en Bosch, wanneer naar het laatstelijk bij Kon. besluit, van 31 Mei 1907, gewijzigde Kon. besluit van 28 Au gustus 1888, het tegenwoordige maximumcijfer voor het gesticht Meerenberg onveranderd blijft. De laatste -voorwaarde wenschte de minister niet te aanvaarden. Ged. Staten stelden voor haar te laten vervallen, daarbij dè verzekering gevende, dat zij rekening zou den houden met alle omstandigheden, die op de in de toekomst benoodigde plaatsruimte in Duin en Bosch van invloed kunnen zijn. Dit voorstel werd in gehei me zitting nader toegelicht en vervolgens aangenomen. Arrondlssements-Rechtbank te A kmaar. Zitting van Dinsdag 19 Oct, Diefstal. Bertha van K., dienstbode te Enkhuizen, thans ge detineerd in het huis van bewaring, was ten laste ge legd, dat zij ten nadeele van de Gebrs. Koster te Enk huizen in de maanden JuniSeptember verschiilende manufacturen had weggenomen. Beklaagde bekende de goederen te hebben weggeno men als zij den winkel schoonmaakte. Zij verteld© ze te hebben willen aanwenden ten eigen gebruike. Later zag zij evenwel van dit plan af, volgens baar zeggen, omdat het goed niet aan haar toebehoorde. Zij had evenwel al een stuk goed aan de naaister gegeven óm er iets van te maken. Herman Koster, manufacturier te Enkhuizen deelt mede, dat beklaagde in Februari bij hem iu dienst kwam. Den löden September vertelde getuige'* vrouw hem, dat zij een doos met goederen uit den win kel, op beklaagde's kamer liad gevonden. Getuige haalde de doos daar weg en herkende de goederen als soortgelijke als bij in zijn winkel had. Een stuk afge knipte stof o.a., dat er bij was, paste precies aan de rest van de stof welke nog in den winkel aanwezig was. De echtgenoote van Koster werd daarna gehoord, zij bevestigde de verklaringen van haar man. De officier acht door de bekentenis van beklaagde in verband met de getuigenverklaringen het bewijs geleverd en eischt wegens diefstal een gevangenisstraf van 4 maanden. Mr. Offers, verdediger, is van meening dat be klaagde's drijfveer is geweest: zucht naar opschik. Waar was voor haar de gelegenheid gemakkelijker dan bij Kosters Dit en d:e jeugd van beklaagde in aan merking genomen, vraagt pl., beklaagde de volgende week, als in deze zaak uitspraak gedaan wordt, vrij te laten. Verzet. Klaas M., schippersknecht te Broekerhaven, was den 21 September wegens wederspannigheid bij ver stek veroordeeld tot 1 maand gevangenisstraf. Beklaagde was van dit vonnis in verzet gekomen, omdat de straf hem te zwaar voorkwam. De president bracht hem onder 't oog, dat hij hierin ongelijk had, omdat hij in 1905 en 1907 ook al. wegens wederspan nigheid veroordeeld was. Bekl. beweerde niets meer van het laatste feit af te weten, daar hij toen dron- Klapperstein verstond zijn vak. Nog voor men tot twintig had kunnen tellen, had hij de boot losge maakt, de zes er aan hangende lampions aangestoken en zei toen tot de gasten, terwijl hij het roer vast hield Willen de dames en heeren maar instappen? Me vrouw neemt hier, de juffrouw daar plaats. De heer die roeien wil, gaat hier zitten, de ander daar naar achteren. De „andere" heer was meester Kondelik. De be leefde Klapperstein loosde hem voorzichtig naar ach teren. Wejwara greep vroolijk de riemen en Klap perstein stiet de boot van den oever af. Liet bootje trilde, wankelde, de dames hielden zich krampachtig aan de randen vast en mijnheer Konde lik werd plotseling bang. Wejwara, zou het niet beter zijn, wanneer die Klapperstein mee ging. Het schijnt mij toe dat jo toch niet zoo heelemaal. Maar, mijnheer von Kondelik! sprak Wejwara en roeide in de richting van het eiland; wees toch kalm, rustig, er kan niets gebeuren. Maar hoe verder zij zich van de zwemschool verwij derden, des te angstiger werd Wejwara zelf. Met in gehouden adem bekeek hij de watervlakte, die hem van het vasteland scheidde en die steeds breeder werd. Hij riep in zijn geest al de heiligen aan, die hem voor een samenstooten met een tweede boot moesten bewa ren. Hij roeide uit alle macht, zoodaWhet water hem van het voorhoofd droop. Langzaam naderden zij het eiland. De dames zaten als vastgenageld op de dwara- bankjes. De watertocht beviel haar wel, maar zij wa ren toch inwendig bang. Uit het donkere water woei hit-ar vroeselijke ontzetting tegemoet, 's Avonds had de watervlakte zelfs voor een schipper niets verleide lijks, en dan zeker niet voor twee daaraan niet ge wende dames. Josefine staarde strak naar de ver dwijnende einden der riemen en wachtte ademloos of niet uit de diepte het een of andere zeemonster met uitpuilende oogen en een lichaam vol schubben op dook. Het water plaste zoo geheimzinnig, zoo drei gend. Het schijnsel der lampions verhoogde nog den spookach.tigen indruk. (Wordt vervolgd.)

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1909 | | pagina 1