DAGBLAD VOOR ALKMAAR EN OMSTREKEN, Veder Kundeük en HÈgn Wejwara. ZI -BONKNIAND. No247 Honderd en elfden Jaargang. 1909. Deze Courant wordt eiken avond» behalve op Zon- en feestdagen uitgegeven. Abonnementsprijs per 3 maanden voor ikmair f 0380? franco door het geheele Rijk f I, A* ijnderlijke nummers 3 Cents, Priji der gewone advertentiën: Per regel f 0,10. Bij groote contracten rabat Groote letters naar plaatsruimte. Brieven franco aan de N. V. Boek- en Handelsdrukkerij h HERMs. COSTER ZOON, Voordam C 0. V R IJ D A O 22 OCTOBER. Beroepskeuzede H. B. 8. en het Gymnasium, i. FEUILLETON. Tweede Kamer „Op onderwijsgebied blijft de werkzaamheid der re geering eenigszins belemmerd, zoolang de hoogst ge wichtige arbeid der Ineenschakelings-Commissie nog niet is voltooid"een opvallende volzin, voorwaar, in de rede waarmede ministers Heemskerk 21 Septem ber j.l. de zitting der Staten-Generaal in naam der .Koningin geopend heeft! Er is in ons land de laatste twintig jaar veel veran derd. Maar toch bestaan er ten onzent kwesties van algemeen belang en waarin dan ook door velen belang wordt gesteld, die tientallen jaren achtereen precies in hetzelfde stadium blijven. Zoo o. a. ook de geheele reeks van kwesties betreffende de ineenschakeling van onze verschillende soorten van lager, middelbaar en liooger onderwijs, welke kwesties zich alle groepeeren om die ééne hoofdvraag: welke regelingen zijn noodig opdat een leerling die dit een en ander achtereen door loopt een inderdaad logisch en systematisch geheel doorloope? Kwesties, schier even oud als de zaak zei- we waaroj) ze betrekking hebben: dagteekent het Mid delbaar Onderwijs in zijn tegenwoordigen vorm 1863, en het Hooger (en Gymnasiaal) van 1876, reeds van den aanvang der tachtiger jaren dateert een heir- leger van brochures, artikelen en nota's, vol van cri- tiek en reorganisatie-denkbeelden. Maar. veran deringen van eenig aanbelang zijn in de laatste 20 a 30 jaar inmiddels nog niet aangebracht geworden. Minister Kuyper heeft een Staatscommissie benoemd, en de tegenwoordige Kegeering wacht op den arbeid dier Commissie, geeft haar een krachtigen ribbestoot, hierboven nader aangeduid. Men zou zoo zeggen dat de vraag betreffende de on derlinge aaneensluiting van de verschillende takken van ons onderwijs vóór het totstandkomen der onder wijswetten hadde moeten gesteld, en door die wetten zelve hadden moeten beantwoord zijn. Een en ander is dan ook wel het geval geweest. Maar. het ant woord voldeed niet bijster. In de eerste plaats rees de vraag der overlading: was het nu inderdaad noodig dat de jongens het op jeugdigen leeftijd al zoo volhan- dig hadden met vaak vrij moeielijken arbeid? Waar lag dat aan? Moest men leervakken afschaffen, les uren verminderen, of lag het meer aan de indeeling der leerstof dan aan haren aard? En was een toe stand, waarbij de ouders genoopt zijn de richting, waarin hun kind zich verder zal ontwikkelen, te kiezen, als dat kind eerst ongeveer 12 jaar oud is, eigenlijk wel houdbaar? Een keuze, die in vrij belangrijke mate op zijn beroepskeuze vooruitloopt? Zouden onze a.s. rechtsgeleerden, wien een zoo bij uitstek practische maatschappelijke werkkring wacht, in onze zoo bij uit stek technische tijden niet beter gebaat zijn met wat meer en beter onderwijs in natuurwetenschappen dan met onderwijs in het Grieksch? Was het Gymnasi um, de Latijn-en-Grieksch-school, wel de juiste voor bereidende school voor onze a.s. wis- en natuurkundi gen En onze artsen en apothekers, die hunne be voegdheid op tweeërlei wijze kunnen erlangen: één waarbij het academisch onderwijs door middelbaar, een andere waarbij het door gymnasiaal onderwijs wordt voorafgegaanwas het wel juist gezien om ten hunnen aanzien vast te houden aan den eisch dat zij, willen zij den doktorstitel kunnen behalen, vóór den aanvang van hun academische studies een examen in Latijn en Grieksch moeten afleggen? En dan de examenshet eindexamen der Hoogere Burgerschool b.v., stelde het niet te veel en te hooge eischen? Verkreeg de hoogere burgerschool niet een tweeslach tig karakter, nu ze dienst moest doen zoowel als voor bereiding voor de Polytechnische school (thansTech nische hoogeschool) te Delft, alsook als school ter verschaffing van algemeene ontwikkeling aan den broeden zoom der burgerij, die, na haar geen andere school meer bezoekt? Deze kwesties, en nog vele andere meer, wie ze a fond bestudeeren wil, herleze de artikelen van dr. A. van Oven in de „Vragen des Tijds" van '83, '89, '91 en '99 en de daarin vermelde stukken van het kamerlid dr. Vermeulen, van de hoog leeraren Naber, Ilubrecht en Kolen, van de heeren dr. Ovink, Beekman, dr. Bos, dr. Gunning, dr. Meijers en hij sla ook de behandeling eens op van de in 1889 te Middelburg gehouden vergadering van de Vereeni- ging van Leeraren bij het Middelbaar Onderwijs, wel ke vergadering verklaarde met de denkbeelden van eerstgemelden schrijver in te stemmen. Denkbeelden welke (zeer in 't kort) op het volgende neerkomen: De leerlingen die de lagere school met succes heb ben afgeloopen (en dus pl. m. 12 jaar oud zijn) komeu op een middelbare school met vier-jarigen cursus,waar voornamelijk in de moderne talen, wiskunde, kennis der natuur, handteekenen en ook in geschiedenis en aardrijkskunde) onderwijs gegeven wordt. Als de leer lingen die school doorloopen hebben (en dus 16 jaar oud zijn) doen zij een keuze. Zij, die niet naar de universiteit wenschen te gaan en ook geen technische opleiding verlangen, gaan de wereld in. Voor hen, die hun studiën wenschen voort te zetten, moet daartoegelegenheid bestaan: op een gymnasium met 2 of 3-jarigen cursus, dat aansluit aan de universiteit, op een natuurwetenschappelijke school met 2-jarigen cursus, die aansluit aan de Delftsche Ingenieursop leiding, of op een handelsschool, terwijl de a.s. medici (en de a.s. wis- en natuurkun digen) op het gymnasium een aantal lesuren in he* Latijn, en tevens op de natuurwetenschappelijke school een aantal lessen in uatuur- en scheikunde zouden hebben te volgen. (Slot volgt.) Gisteren werd in de Tweede Kamer aangenomen het wetsontwerp tot verhooging van Hoofdstuk IV der Staatsbegrooting voor 1909 (verschillende uitga ven Rijks tucht- en opvoedingswezen) en een tweede wetsontwerp tot verhooging van dat Hoofdstuk (kos ten Kinderwetten, werken aan Rijksopvoedingsge sticht te Montfoort en tuchtschool Zeist). Mede wordt aangenomen het wetsontwerp tot wijzi ging en verhooging der begrooting van uitgaven van Nederl.-Indië over 1909, ten behoeve van de verbete ring der haventoestanden te Semarang. De beraadslaging werd daarna voortgezet over het gisteren medegedeelde amendement der Comm. van Rapp. (om mogelijk te maken bij overlijden of schor sing van een ontvanger het* afsluiten van de boeken enz. ook aan een lid van het college van B. en W. op te dragen), dat met 31 tegen 25 stemmen werd ver worpen. De heer Treub lichtte daarna een door hem voorge steld amendement toe, strekkende om ook aan sub-ont vangers bevoegdheid te geven een dwangbevel uit te vaardigen. Ook dit werd verworpen met 41 tegen 25 stemmen. Het eerste wetsontwerp (wijziging der gemeentewet) werd daarna zonder stemming-aangenomen. Het tweede wetsontwerp (zekerheidsstelling) was daarna aan de orde. Bij art. 20 (omvang van den borgtocht door de tot zekerheidsstelling toegelaten vereeniging te stellen) lichtte de heer Eerf een amendement toe van de Com missie v. Rapp., strekkende om de minimum borgtocht niet op 40.000 maar op 20.000 te bepalen. De heer Patijn zal zeer zeker voor het amendement stemmen, maar eigenlijk gaat hem dit niet ver ge noeg. Den geheelen borgtocht acht hij overbodig en daarom zal hij tegen het artikel stemmen. De minister betoogt in de eerste plaats, dat van slaafsche navolging van de Borgtochtwet hier geen sprake is en wijst er vervolgens op dat het''ledental met het minimum niets te maken heeft. Dat minimum houdt slechts verband met het maximum van den borgtocht. De minister kan het amendement niet aanbevelen. Het amendement der Comm. v. Rapporteurs (20 in plaats 40 duizend gulden) werd verworpen met 42 te gen 32 stemmen. Art. 20 werd daarna aangenomen zonder stemming. Bij art. 35 (bepalende dat de vereenigingen zich uit sluitend ten doel stellen het aangaan van borgtochten voor hare leden ten behoeve van de gemeenten) lichtte de heer Limburg een amendement toe van de Comm. v. Rapp., strekkende om ook toe te laten, dat die ver eenigingen zich ook bezig houden met het beramen begunstigen en aanbevelen van middelen ter deugde lijke controle. De minister begreep niet goed wat met dat „begun stigen" wordt bedoeld, waarna de Comm. v. Rapp. dat woord er uitneemt. De Minister nam daarna het amendement over. De overige artikelen werden goedgekeurd en het wetsontwerp zonder stemming aangenomen. De heer Troelstra heeft het woord gevraagd om een voorstel te doen met betrekking tot eene gebeurtenis, welke de geheele beschaafde wereld in beroering heeft gebracht, n.l, het veroordeelen en vonnissen van Fran cisco Eerrer. Verschillende betoogingen hebben naar aanleiding daarvan plaats gehad en de sociaal-demo cratische fractie hier in deze Kamer, heeft naar een vorm gezocht, om van hare gevoelens te doen blijken op de meest sobere wijze. Die vorm is om namens de Kamer een brief van rouwbeklag tot de familie te richten, gelijk ook is gebeurd bij den dood van den Koning van Portugal. Spr. wil dat voorstel op de meest sobere wijze toe lichten. De heer De Savornin Lohman wenscht de Kamer te doen beslissen of het voorstel-Troelstra, om een brief van rouwbeklag aan de kinderen van Ferrer te zenden, nu aan de orde is. De heer Duys. Ze zijn bang voor de toelichting. Verschillende stemmen, Hé hé! De heer Schaper vraagt het woord. Hij is toch ook Kamerlid en heeft het recht om ook wat te zeggen. Spr. betoogt dat de zaak er nu eenmaal is. Verschillende stemmen. Weineen, dat moet nog be slist worden. Hij hoopt dat de Kamer den heer Troelstra als nog gelegenheid zal geven voor zijne toelichting. De voorzitter zegt dat de zaak eigenlijk niet aan de orde is, maar wil den heer Troelstra eenige minuten toestaan. De heer Troelstra vindt dat gelukkig voor de Ka mer zelf. Hij gaat de bekende geschiedenis in Spanje na. Niet alleen protesteert de soc.-dem. fractie maar ook tegen de manier waarop nog 1200 menschen het zelfde lot wacht. Spr. geeft aan de Kamer de gele genheid om in sobere woorden te protesteeren en te toonen dat men in Nederland, de bakermat der vrij heid, dergelijke handelwijze afkeur* (rumoer.) De voorzitter zal thans laten stemmen of het voor stel van den heer Troelstra in behandeling zal komen. Hij is er voor niet verder te gaan. De heer Borgesius stelt voor om het voorstel-Troel stra niet in behandeling te nemen. Dit voorstel wordt aangenomen met 70 tegen 8 stemmen. Tegen stemden alleen de sociaal-democraten met den heer Hhomson. Aan de orde was het wetsontwerp tot verhooging van hoofdstuk XI (Ier Staatsbegrooting voor 1909, (Traktementen directeuren en commiezen der posterij en en telegrafie.) De voorzitter verzoekt bij de algemeene beschouwin gen niet in details af te dalen en niet alleen allerlei zaken op te halen die al besproken zijn. De heer ITelsdingen heeft verschillende bezwaren tegen dit ontwerp. Plij zou den minister m overweging willen geven zijn voorstellen terug te nemen en met eene geheele reor ganisatie te komen. De heer Bogaardt heeft tientallen van ambtenaren ontvangen, hun klachten aangehoord en zich een eigen oordeel over dit ontwerp gemaakt (gelach). Spr. herinnert aan de levendige actie, door de klerken ge voerd. Het doel der klerken is blijkbaar, zich vast klampende aan de schouders der commiezen, met be hulp der kamerleden een salto mortale te maken over de hoofden der commiezen (gelach). Spreker gaat nu de geschiedenis der klerken na van het jaar 1874 af en betoogt, dat aan de klerken hetzelfde werk wordt opgedragen als aan de' commiezen, terwijl zij veel la ger bezoldigd zijn. Dat wekt terecht ontevredenheid. Een tweede reden tot ontevredenheid is, dat jongelui met veel grooter -bekwaamheid dan voor klerk geëischt wordt, tot klerk worden aangesteld. Een drietal mid delen geeft spr. aan om het klerkenvraagstuk op te lossen, n.l. verzwaring der examens, hun een afzonder lijke positie geven of afschaffing van de klerken en hun werk laten doen door assistenten, op die manier zou er geld vrijkomen tot lotsverbetering van het min dere personeel. Daarna houdt spr. een pleidooi voor de gelijkstelling van directeuren van post- en tele graafkantoren, omtrent enkele punten vraagt spr. nog inlichtingen aan de regeering. De heer Van Veen bracht rapport uit omtrent de geloofsbrieven van den heer Ruys de Beerenbrouck. De meerderheid der commissie adviseert tot toelating, na aflegging der gevorderde eeden of beloften en dankzegging aan den minister voor de gegeven inlich tingen. De minderheid wil alsnog nadere inlichtingen vragen aan den minister omtrent later ingekomen fei ten. Heden 11 uur voortzetting. M'IltHr onderwijs. Door den heer Eland en 4 andere leden der Tweede Kamer is een amendement ingediend op het wetsont werp tot regeling van het militair onderwijs bij de landmacht, voor zoover daarbij de opleiding voor den officiersrang en de hoogere vorming van den officier zijn betrokken, waarvan de bedoeling is, dat voor de wapens der infanterie en cavalerie ook toegelaten kun nen worden zij, die in het bezit zijn gekomen van het eind-examen A gymnasium. KLEINE GEBEURTENISSEN UIT HET LEVEN VAN EEN PRAGER GEZIN NAAR HET BOHEEMSCH VAN. IGNAT HERRMANN door S. J. BARENTZ—SCHöNBERG. In den handel verkrijgbaar ingen. 2.90; geb. 3.50. 29; Maar toen hij van de dames afscheid had genomen, was hij vast besloten wat hij zou doen. Hij richtte zijne schreden niet naar huis, maar regelrecht terug naar het Sopliia-eiland, om met mijnheer Kondelik in de zwemschool te overnachten. Hij was besloten daar te blijven, wat er ook gebeurde. En als de zwemschool werkelijk losraakte, dan wilde hij met mijnheer Kondelik sterven. Was niet, hoe dan ook, alles uit? Kon hij aan de verbintenis met een meisje denken, wier vader hij had vermoord? Want Wejwara kon de gewetenswroeging niet tot zwijgen brengen, hij was zich bewust dat bij tot op zekere hoogte schuld had aan het voorgevallene. Hij was dus ook bereid de gevolgen daarvan te dragen. Doch toen hij op het Sophia-eiland kwam, vond hij de zwemschool gesloten en doodstil. Zijn roepen was vergeefsc-h. Alle schippers sliepen vast, ook hij, die 's nachts moest waken. Of zij zaten misschien in de kajuit en speelden kaart en hoorden Wejwara niet, die niet luid durfde kloppen om niet de aandacht op zich te vestigen en misschien mijnheer Kondelik uit den slaap te wekken. Gebroken wankelde bij terug over het verlaten So phia-eiland. Ja, zoo verlaten als het er thans op het eiland uitzag, zoo grauw en woest was het ook in zijn ziel. De „Venetiaansche Nacht" was voorbij.... XII. NA DEN VENETIAANSCHEN NACHT." Voor de lieve Josefine volgden thans moeilijke da gen; dagen vol verdriet en liefdesmart. Het was na den noodlottigen „Venetiaanschen Nacht" op het Sophia-eiland; na het feestje, dat de commissie Wejwara als voorspel van zijne verloving had gegeven. Alles -scheen zoo goed voorbereid 'te zijnEn wat had het thans een wending genomen Mijnheer Kondelik was 's morgens thuisgebracht en de mannen die hem transporteerden, hadden hem in bed gedragen. Het „spit" had hem ten gevolge van het onvrijwillige bad heviger dan ooit te pakken ge nomen. En als mijnheer Kondelik het „spit" had, was hij gewoonweg onuitstaanbaar. In het huis van den meester heerschte een echte begrafenisstemming. Josefine schreide bijna den hee- len Zondag. Ach! hoe snel verandert het lot van den mensch! Vandaag had haar minnaar willen komen, met lioogen hoed en rok, om de hand van zijn liefste te vragen; 's avonds zou de verloving gevierd worden, zouden de verlovingsringen worden gewisseld. En in plaats daarvan hoe treurig treurig! Papa ligt in bed, heelemaal met mosterdpleisters bedekt, een voch- tigen doek om het hoofd, en slikt steeds salicyl-poe- ders en zucht, steunt, bromt, knarst met de tanden en vloekt soms gruwelijk. Het was een heerlijke, matig warme Zondag; een korenblauwe hemel welfde zich over Praag, geen wolk je was te zien, ieder die maar eventjes kon haastte zich om buiten de stad te komen, hetzij voor een uit stapje, hetzij om in een tuin bij een glas bier en mu ziek van den arbeid der verloopen week uit te rusteu. Maar in Josefine's hartje klonken kerkhoftonen. Want de woedende uitvallen van haar vader spraken van scheiding, einde, hopeloosheid kortom van den dood van de liefde zijner dochter. En Wejwara ver toont zich niet de arme jongen durft niet. Hij vermoedt wel welke ontvangst de vader voor hem heeft. Mevrouw Kondelik zit aan het bed van haar man. Ze is woedend om het gebeurde van gisteren en er gert zich hoofdzakelijk om haar man. Wat kan Wej wara er aan doen dat de zaak zoo is afgeloopen? Hij heeft immers Kondelik niet in het water gegooid! Is die niet oud genoeg om op zichzelf te passen? Weet hij niet wat hij doet? Waarom was zij, mevrouw Kon delik, niet in het water gevallen? Maar niettemin keek zij met bezorgde blikken naar haar man. En wanneer haar gedachten afdwaalden naar de provisiekast, waar zij in afwachting van het verlovingsfeest ruimschoots voorraad had opgedaan, beefde zij opnieuw van kwaadheid. En Wejvrara is in den voormiddag niet gekomen! Waartoe ook! Van een verklaring kon toch geen spra ke zijn, wanneer Kondelik als een arme Lazerus in zijn bed ligt. Bovendien zou de arme jongen een mooi antwoord krijgen. Zou hij vandaag heelemaal wel komen? Misschien is hijzelf ziek, hij heeft zich immers zoo geschrikt. En al kwam liij, van een diner kon toch geen sprake zijn, zoolang hij niet om Josefine's hand had gevraagd en dan wie kan er van een feestmaal spreken wanneer in de zijkamer een zieke ligt? Ja, de wijn en de likeuren kunnen bewaard worden, maar wat moet er met al dat vleesch gebeuren? Die prachtige jonge gans, die braadkippen, de gerookte tong, de salade waar moest ze met dat alles heen? Zij hoorde haar man steunen. Hoe gaat het er mee, mannie? vroeg mevrouw Kondelik bezorgd. Vraag je dat nog! bromde de meester steunend. Die Venetiaansche Nacht, die miserabele nacht, zit mij nog in mijn gebeente! Jelui hebt mij weer eens zoover gebrachtEn ik, ouwe ezel, ik moet ook over al heen, waar het jelui belieft, ofschoon ik weet aan welke kwaal ik lijdend ben. Wees maar bedaard, mannie. Blijf stil liggen en gooi je niet telkens om. Betty, houd je preeken voor je, zeg ik je, knorde de meester. Ik zou je wel eens in mijn plaats willen zien. Mijn heele rug is een rasp en onder mijn huid heb ik een gevoel, alsof ik daar allemaal schoenma kersspijkers heb zitten. Geef mij nog een salicyluoe- der. Maar je hebt er pas een ingenomen, Kondelik, sprak zijn vrouw waarschuwend. Te veel zou nadee- lig voor je kunnen zijn. Och wat! Erger kan het met mij al niet meer worden! Maar pas tenminste op, dat de ouwel niet scheurt. Straks heb ik mijn heele keel vol van dat verwenschte vergif gekregen. En wie weet of het mij in mijn miserabelen toestand wat helpt. Binnenkort zullen de doktoren wel tot die conclusie komen dat men in mijn toestand heelemaal geen salyeil mag nemen. Mevrouw Kondelik nam een stuk ouwel zoo groot als een peperkoek, doopte het in water, strooide het poeder er op en vouwde het voorzichtig dicht. - Ziezoo, dat zal nu niet scheuren. Dat geloof ik ook wat stop je mij daar voor een knoest in mijn keelLieve hemelO Man, man, wat ben je toch lastig als je een klei nigheid mankeert. Je gedraagt je als een ziek kind! Betty, als je van mijn spit spreekt zeg dan niet „een kleinigheid", sprak de meester woedend, als een kind! Mijn toestand is erg genoeg voor twintig kin deren en geen enkel zou er van opkomen. Overigens is het spit geen kinderziekte. Dat zal ieder dokter je zeggen, begreepen! Je hebt er geen idee van. Wel, hoe zou ik - Houd dan je mond. En neem mij eindelijk de mosterdpleister van mijn linkerschouder weg die brandt als vuur. Maar pas opGroote genade langzaam I Angstig stak mevrouw Kondelik haar hand onder den schouder van haar man, drukte het kussen om laag en trok voorzichtig de pleister weg. Zij haalde diep adem toen zij er mee klaar was en vroeg haar man vriendelijk Wat zou je ervan zeggen, wanneer ik je in plaats van de mosterdpleister een mierikpleister klaarmaak te? (Wordt vervolgd.)

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1909 | | pagina 1