fl DAGBLAD VOOR ALKMAAR M OMSTREKEN. Groote Veemarkt Groote Paardenmarkt amrubnek. m mm mm m m mi" a m ui No. 254. Honderd en elfde Jaargang. 1909 ZATERDAG 30 OCTOBER. Groote Najaarsveemarkt. ga' te ALKMAAR, Maandag i November a.s te ALKMAAR, Woensdag 10 November a.s, Zijn Grootmoeder. I 31 21 H Wt: Deze Courant wordt eiken avond, behalve op Zon- en Feestdagen, uitgegeven. Abonnementsprijs per 3 maanden voor Alkmaar f 0,80; franco door het geheele Rijk f 1,— Afzonderlijke nummers 3 Cents. Prijs der gewone advertentiën: regel f 0,10. Bij groote contracten rabat. Groote lei aar plaatsruimte. Brls n franco aan de N. V. Boek- en Handelsdrukkerij Telefoonnummer 3. RMs. COSTER ZOON, Voordam C 9. AANVOER VAN VEE OVER DE GEESTER- BRUG, DE NIEUWLANDERBRUG EN DE RUS TIEKE VOETBRUGGEN IS VERBODEN. 1. 42—38 33 42 2. 35—30 24 35 3. 34—30 35 24 4. 40—34 29 27 5. 31 13 19 8 6. 50—44 42 31 7. 36 9 4 13 8. 15 41 *51f Ij" BURGEMEESTER en WETHOUDERS van ALK MAAR brengen ter algemeene kennis, dat ter gele genheid yan de GROOTE KA JAARS VEEMARKT op WA ANDAG 1 NOVEMBER a.s,, het vee, dat niet per rijtuig naar de maj^t wordt gebracht, alleen aan gevoerd mag worden langs den HELDERS CHEN WEG, over de BOOMPOORTSBRUG bij het ZEG- LIS, over de HEILOëRBRUG en over de VLOT BRUG en de DRAAIBRUG, beiden over het GROOT NOORDHOLLANDSCH KANAAL. Het vee, hetwelk over de Boompoortsbrug aange voerd wordt, moet langs de Bierkade gebracht worden, om bij de Vlotbrug te worden onderzocht. Het vee, hetwelk per vaartuig aangevoerd wordt, mag alleen gelost worden aan de KANAALKADE en aan de BIERKADE, op de door den havenmeester aan te wijzen plaatsen. Deze plaats is voor de marktschui ten en de vletten aan de lage steigers aan de Kanaal kade. GEEN VEE MAG TER MARKT GEPLAATST WORDEN VóóR 's MORGENS VIJF UUR. Burgemeester en Wethouders voornoemd, G. RIPPING, Voorzitter. DONATH, Secretaris. Alkmaar, 25 October 1909. „Een bezoeker, nu, midden in den tijd dat wij de appels moeten inpakken?" Edgar Holmes kwam ach ter een hoop appels te voorschijn een sterke, netjes ge schoren man van even in de dertig. „Wie in den he mel is het en hoe „Zij denkt niet hier te blijven," viel Stanford hem haastig in de rede. „Zij wil in het koffiehuis bij de rivier logeeren. Kijk hier, voor jou" en hij reikte zijn collega een brief over. „Zij," herhaalde Holmes met nadruk en met hoog opgetrokken wenkbrauwen. „Hm, uit Hogarth. Gis ter op mijn reis om de wereld hier aangekomen. Hm, morgen bij Jupiter, zij zal morgen hier zijn. Don der maar wie dan eigenlijk? Uw liefhebbende grootmoeder Rosa Stanford. Lieve hemel! Maar zeg mij eens mijn beste waarom wist ik dan tot nog toe nog nooit dat je een g-rootmoeder hadt. Levend meen ik natuurlijk." „Viel ik je ooit lastig met mijn bloedverwanten?" vroeg Stanford verwijtend, over zijn kort, bruin baard je strijkend. Hij was kleiner en zwakker dan zijn makker en misschien een paar jaar jonger. „Je hebt het nooit gedaan, wat ik zeer verstandig vind, maar toch alleen omdat je je zelf nooit met je verwanten bemoeide." „Daar mijn verwanten zich nooit met mij bemoeiden zie ik absoluut niet in, waarom ik mij met hen zou zag aankomen met zijn grootmoeder, die nog jonger is bemoeien." Holmes staarde in gedachten naar de dan hij zelf." massa's appels, die ingepakt moesten worden en „Waarlijk, mister Holmes, ik vrees dat u een erge maakte de opmerking: Je grootmoeder schijnt een uit- vleier bent. Ik, jonger dan Harry! Kostelijk. Ik was al zondering op den regel te zijn," terwijl hij er nog een uit huis, toen hij nog in de kinderschoenen stak. kleinen vloek aan toe voegde. j „Je kunt het gelooven," verzekerde Stanford in ge- „Ja nu, ik zou eigenlijk wel goed doen haar nu af dachte verzonken, „ik kan mij nog heel goed je kussen te halen voor een kopje theeze zal wel reeds aange- herinneren, toen wij elkaar voor de eerste maal zagen.' komen zijn. Ik zal mij verkleeden en jij zult ook wel „En herinner je je ook nog, hoe woedend je was, geno<fdzaakt zijn het te doen mijn beste, want je toen ik je als een kind behandelde?" vroeg miss Stan- kostuum is niet erg geschikt voor de ontvangst van ford. „Ja, ja," dat is nu reeds eenige jaren geleden, een dame." de tijd gaat snel voorbij. Maar wij weten, hoeveel twee- „Des te beter voor het inpakken van appels," ant- maal zeventien is, niet waar Harry woordde Holmes, met komische zelftevredenheid naar „Ja, ja en je bent inderdaad heel eerwaardig ge- zijn gekleurd schort en zijn smerigen blauwen broek worden," gaf Stanford toe. „Nu willen we het ons kijkend. „Ik moet beslist met mijn werk voortgaan, echter op de waranda gezellig maken, ik zal tegelijk of wij zullen de eerstvolgende Sidney-stoomboot naar even naar de thee kijken." „Wat heerlijk is het hier," meende de gast, die be- hagelijk in een rieten leunstoel ging zitten. „Een koele waranda, een gemakkelijk rustplekje, een ver rukkelijk uitzicht op de rivier en dat alles bij de ge moedelijke middagthee. Na de thee moet u mij eens Hagarth missen." „Laat de duivel die stoomboot halen," viel Sanford woedend uit. „Is mijn grootmoeder niet van meer be lang dan honderd Sidnpy-booten „Niettegenstaande alle hoogachting voor de eer- waardige dame, zou ik dat toch betwijfelen. Waarom uw oofttuin laten zien, Holmes, bekommer je je eigenlijk zooveel om je uiterlijk? Is j „Met het grootste genoegen," miss Stanford, dat van werkelijk belang? Ik wil er overigens geen j „Gebruikt u altijd dagelijks zulk een afternoontea aanmerking op maken, maar als het een jongere da- j babbelde miss Stanford verder, of is dit alleen ter me was, die bijvoorbeeld veel geld had.1 mijner eer?" „O zij heeft ze, mijn jongen, en een heele massa ook. J „Dit gebeurt alleen bij heel bijzondere feestelijkhe- Zij erfde bijna een half millioen van een ongehuwden j den," ging Stanford verklarend verder,„in den regel oom." permitteeren wij ons zulk een weelde niet." „Dat weet de hemel, waar ik wou dat er meer zulke j „Neen," viel Holmes in de rede, „als u niet geko- oompjes op de wereld waren," meende Holmes. men was, miss Stanford, zouden wij ijverig onze ap- „Nu begrijp ik ook geheel en al dat je een zoo gun- pels verder ingepakt hebben." stig mogelijken indruk op je eerwaardige bloedver- i „Ja,, ik kan je verzekeren, Holmes was allesbehalve want wilt maken. Nu zal ik mij dan ook terwille van i in zijn schik, dat hij zijn werk moest laten liggen en de vriendschap met jou eén offer getroosten, niet zich moest wijden aan zijn plichten als gastheer." verder pakken, de stoomboot laten gaan en mij ge reed maken, deze hooge gast waardig te ontvangen." H. Toen Holmes uit het houten huis naar buiten kwam, om zijn collega met de gast te ontvangen bleef hij plotseling staan en greep naar zijn lorgnet hij was n.l. bijziende. Hij had heel logisch bij zich zelf bere deneerd, dat daar Stanford reeds 28 lente's telde, zijn grootmoeder stellig een vrij oude dame moest zijn. De dame echter, die, leyendig met haar begeleider babbe lend, het huis naderde, zag er niet ouder uit dan haar kleinzoon zelf. Hij deed zijn best zijn verbazing te verbergen, ech- ter niet geheel met succes, en de dame die hem een voudig als miss Stanford werd voorgesteld, zeide vriendelijk: „Ik hoop dat Harry u reeds verteld heeft, dat ik van plan was hier heeu te komen, mijnheer Hol mes; het is echter een ondeugende jongen, zoodat men nooit weet, of hij dat wat hij doen moet, ook werkelijk doen zal." „Ik moet inderdaad zeggen, dat Stanford mij dat niet verteld heeft," antwoordde Holmes, „daarentegen zeide hij mij, dat zijn grootmoeder komen zou." „Werkelijk Harry, je bent toch onverbeterlijk!" be- „Gelooft u er geen woord van, miss Stanford," zei Holmes. „Integendeel u kunt u niet voorstellen wat een verkwikking het voor twee eenzame jonggezellen Ls ik misschien echter is het beter dat ik maar niets zeg." „Neen maar, het is niet te gelooven, hoe deze mensch tooneelspelen kan!" verbaasde Stanford zich. „Ik dank u, mister Holmes; maar ik betwijfel of u beiden wel zoozeer het gemis aan vrouwelijken om gang mist 1" - „Geloof hem toch niet," lachte Stanford. Hij is een zoo ingeroeste jonggezel, dat hij liever overal anders heengaat dan in het gezelschap van jonge jneisjes." „Ik ben te oud daarvoor," antwoordde Holmes zeer ernstig met zekeren nadruk, „om mij met heel jonge meisjes te bemoeien; voor jou kan dat wel zijn bekoor lijkheid hebben." „Goed gebruld, leeuw," riep Stanford vroolijk uit. „Nu dan veel geluk, lieve grootmoeder, nu heb u im mers de meeste kansen." „Stanford," schreeuwde Holmes met een vreeselijke stem, zonder verder iets te kunnen zeggen, terwijl miss Stanford den misdadiger met strenge, verwijtende blikken bestraft. HL rispte miss Stanford glimlachend den beklaagde „Dat is heelemaal alleen jouw fout, mijn dierbare, Een maand was voorbijgegaan en men zat weer eens lachte Stanford vergenoegd, „je noemde immers je j op een middag in de waranda bij de thee. Miss Stan- zelf in je brief, mijn mij liefhebbende grootmoeder." j ford babbelde levendig over alles, wat zij gedurende „Hou je stil, stoute jongen! De verklaring is zeer j haar bezoek in Launceston gezien en beleefd had; de eenvoudig, mister Holmes, ik ben n.l. met Harry's beide vrienden zaten in schandelijke veronachtzaming grootvader getrouwd, toen hij reeds grootvader was; yan hun werk, lui aan haar beide zijden. „Wat zijn ik ben dus zijn grootmoeder, of liever zijn stiefgroot- jullie vandaag allebei buitengewoon stil," merkte miss moeder. Ik geloof dat die ondeugende kleinzoon van j Stanford plotseling op. „U zoudt nu kunnen zeggen mij, het een groot genoegen vond, u over dit punt eenigszins in het onzekere te laten." „Nu begrijp ik den samenhang; maar u zult u kun nen voorstellen, hoe verbaasd ik was, toen ik Stanford dat ik zoo vreeselijk veel verteld heb, dat ge in 't ge heel niet aan het woord komen kondt." „Alsof ik zoo onbeleefd zou zijn," protesteerde Stan ford. „Ik geloof dat Holmes dat niet eens zou doen." Cl- 4' ja - AAN DE DAMMERS. Met dank aan allen, die ons hunne oplossing van probleem 49 deden toekomen. Dit aardige probleem van den heer S. Homan scheen inderdaad velen aange trokken te hebben. Stand en ontleding zijn dan ook van dien aard, dat we werkelijk van een mooi probleem kunnen spreken. Dank daarom aan den heer Homan voor zijn toezending, terwijl wij tevens hopen nog dik wijls een stukje werk van hem te mogen ontvangen. Stand van probleem 49. Zw. 4, 5, 10, 11, 12, 14, 17, 18, 19, 21, 23, 24, 29, 33. W. 15, 26, 31, 32, '34, 35, 36, 37, 40, 42, 43, 44, 48, 50. Wit speelt en wint als volgt: Yan dit probleem mochten wij goede oplossingen ontvangen van de heeren: H. Doorn, D. Geiling, O. H. A. Lammers, J. HouJ.- kooper, G. W. Kortenschijl, J. P. de R., B. D. de Roos, M. E. van Rijsens, allen te Alkmaar; D. Bruin te St. Pancras, H. E. Lantinga te LIaarlem en T. v. d. Velde te Huiswaard (Gem. Koedijk), H. Gerrits te Groote broek, W. Los te Westdijk en J. A. Wolf te Groningen. TER HERINNERING AAN HET TIENJARIG BESTAAN t)ER DAMVEREENIGING „CONSTANT." In onze rubriek van 14 dagen terug, beloofden wij nog nader op het feest van „Constant" terug te ko men. Dit doen wij bij deze. Als een der dingen, die o. i. noodzakelijk nog voor onze lezers dienen gereleveerd te worden behoort in de eerste plaats: het uitreiken van den Meestertitel aan den heer C. Blankenaar. Wij verheugen ons ten zeerste over deze uitreiking en wenschen den heer Blankenaar van harte geluk met dien titel: want hij is verdiend. Wie is de heer Blankenaar? Jammer, zeer jammer is het, dat hoogstwaarschijnlijk vele lezers hem niet kennen. De heer Blankenaar is ongetwijfeld de grootste eindspel-conrponist van den tegenwoordigen tijd. Hij is de zoon van den overleden dichter-dam mer, Jozef Blankenaar, een der opzichters van „Con stant." De eindspelen van hem zijn van een zeldza me fijnheid en schoonheid en buitengewoon moeielijk om op te lossen. Als 16-jarige jongeling verschenen van hem reeds eindspelen in het Fransche Damtijd schrift, eindspelen, die door de beste Fransche dam mers van dien tijd slechts met de grootste moeite konden gevonden worden. Eu de heer Blankenaar is nog vooruitgegaan, zoodat zijn laatste composities zijn te beschouwen als het toppunt van schoonheid op dat gebied. Onze bekwame kampioen-damspeler, de heer J. de Haas, is één en al bewondering over het werk van den heer Blankenaar. Spoedig hopen wij in één der volgende rubrieken enkele eindspelen van hem voor onze lezers te behandelen. Eerst dan zullen zij begrijpen dat zijn werk voortreffelijk is. Wij mochten ook het genoegen hebben deze week van wege de Rotterdamsche feestcommissie een feest programma te ontvangen. En ook hieruit is ons we der gebleken, dat Rotterdam, (Constant) op schitte rende wijze heeft feestgevierd. Het programma in boekformaat op prachtig zwaar kunstdrukpapier, bevat in de eerste plaats een 4-tal photographieën, n.l. van den heer J. Blankenaar (t), C. G. Vervloet en C. Blankenaar, en een van het le klasse tiental van Rotterdam. Verder bevat het alles wat een damliefhebber interesseeren kan, n.l. damstu- die van J. de Haas, slagzetten van Ph. L. Battefeld, slagzet van I. Mijer, artikel van den heer B. Pak over de Majesteit van het Damspel, eindspel van den heer Vervloet. Eindspel en slagzetten van den heer H. J. v. d. Broek, Problemen van J. J. Sitton; een verhan deling over de „Coup Turé" van H. J. v. d. Broek en tot slot een eindspel van Olsen, en van C. Blankenaar. Alles is vergezeld van keurig uitgevoerde diagram men. Het bevat o.a. ook de volgende slagzet van den heer H. J. van den Broek met wit tegen N. N. met zwart. Zw. 3, 6, 8, 9, 11, 12, 13, 15, 16, 18, 19, 20, 23, 24, 25. W. 26, 27, 31/38, 40, 42, 43, 45, 48. In bovenstaanden stand speeldewit 3328, en daarna zwart 1217. Wit kon nu een schijf winnen door 2721, maar zou dan de partij verliezen (zie maar). 33—28, 27—21, 32 12, 12 14. 12—17, 16 27, 23 41, 41—46 en wint. Daarom speelde wit als volgt; wat hem een schijf winst en waarschijnlijk de winst der partij opleverde. 33—28 3429 35—30 12—17 24 22 25 34 (Dteze bromde wat voor zich heen). „Neen, het is ongelukkig de gedachte, dat dit je laatste bezoek hier is, vóór dat je weer op reis gaat. Deze gedachte werpt een schaduw van treurigheid op onze gewoonlijk vroo- lijke gezichten." Holmes zeide niets, gaf door een blik te kennen dat hij het eens was met de verzekering van zijn vriend. „Je schijnt tpjzonder hoffelijk te zijn geworden Har ry," zeide miss Stanford verbaasd. „Ik geloof haast, dat mister Holmes je onder handen genomen heeft. Ik. ben werkelijk steeds weer geneigd, mijn reis uit te stellen." „Doe het dan ook maar ongegeneerd," stelde Stan ford voor, terwijl de oogen van zijn vriend plotseling begonnen te schitteren, „dan zal ik schreien van lou ter vreugde als ik tenminste mijn zakdoek vinden kan." Hij zocht in zijn zak naar dit nuttig voorwerp, maar in plaats daarvan haalde hij een brief te voor schijn. „Goede hemel, ik heb hem heelemaal vergeten; hij is voor jou Holmes ik heb hem straks van den post bode ontvangen." „Beter laat dan nooit, 1" zeide Holmes, den brief wegbergend. Miss Stanford verzocht hem eohter den brief rustig te lezen. Hij scheurde er dan ook de en veloppe af en vouwde den brief open. Een oogenblik later zag hij met een uitdrukking van verrassing op, toen las hij den brief nogmaals zorgvuldig. „Ja nu, ik benstotterde hij. „Tot den strop veroordeeld?" vroeg Stanford deel nemend. „Neen, mijn beste, „gelukkig" zou beter passen, want het bericht is zeer goed." Hij leunde achterover in zijn leuningstoel en speelde in gedachten verzon ken met zijn pijp. „Ik geloof dat je weet Stanford, dat ik voor jaren eens bij de rechtbank als advocaat toegelaten was „Dat weet ik niet, dat verrast mij zeer," viel Stan ford hem in de rede. „Wees stil, Harry!" wierp miss Stanford daartus- schen. „Spreekt u als 't u blieft verder, mister Hol mes „Ik verdedigde toen ter tijd een wegens wissel- vervalsching aangeklaagden man." „Arme vesnt!" zei Stanford ^medelijdend, „hoelang kreeg hij „Hij kwam er goed af, mijn sluwe vriend werd vrij gesproken. Nu is hij zooals ik uit dezen brief zie, ge storven; en daar hij geen nadere bloedverwanten heeft laat hij mij uit dankbaarheid voor mijn schitterende verdediging zijn geld na." Beide toehoorders wenschten hem warm geluk; en Stanford gaf uitdrukking aan de hoop dat de verval- sching een zeer groote mocht zijn geweest. „O neenDe vervalsching was maar klein, maar de erfenis is groot genoeg om mij onafhankelijk te ma ken." „Dan zult ge thans wel alles ter zijde leggen en naar huis gaan?" vroeg Stanford met een lang gezicht. „Zoodra je mij ontberen kunt, zal ik dat stellig doen," gaf Holmes toe. „Zoolang echter de appels nog niet verzonden zijn, zal ik natuurlijk blijven." „Ik zou ook eigenlijk wel graag zelfstandig willen zijnmeende Stanford. „Aan het kleine aandeel aan onze erfenis, zoowel als aan het geld dat wij voor on zen oofttuin krijgen, zou ik genoeg hebben, om een maal te probeeren, mij een andere carrière te verove ren." „Als je meer noodig mocht hebben, Harry, beschouw mij dan gerust als je bankier. Ik hoop dat je niet te trotsch zult zijn, van je eerwaarde grootmoeder een kleine tegemoetkoming aan te nemen." 40 29 27—21 32 251 23 34 16 27 Als probleem geven wij heden het volgende van den heer J. J. Sitton, Rotterdam, eveneens opgenomen in het feestprogramma van „Constant." Probleem no. 50 van J. J. Sitton, Rotterdam. Zw. 3, 8, 11, 12, 13, 15, 17, 19, 21, 23, 24, 25. W. 28, 32, 34, 35, 37, 38, 39, 40, 41, 46, 48, 49. Opl. voor 4 November bureau van dit blad. BERICHT. De heer H. Hoogland Jr. had gaarne hier te Alk maar 1 November een simultaanseance willen geven. Nu zal de Schaak- en Damclub V. V. V. alhier hem gaarne ontvangen, maar zij heeft hem verzocht een anderen datum te noemen, aangezien 1 November vanwege de groote veemarkt, onmogelijk kan. Hierop is nog geen antwoord terugontvangen, maar indien de séance doorgaat zal dit onzen lezers in de Alkm. Ct. zoo spoedig mogelijk worden bekend gemaakt.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1909 | | pagina 5