DAGBLAD VOOR ALKMAAR EN OMSTREKEN,
Vader Knndellk ?n bruidegom Wejwera,
hi m
Honderd en elfden Jaargang.
1909.
30 OCTOBER,
Ambachtsschool, (rem.
Burgeravond- en Avondschool
voor Handwerkslieden
No. 254
Deze Courant wordt eiken avond, behalve op Zon- en
Feestdagen, uitgegeven. Abonnementsprijs per 3 maanden
voor P ikm&ar I 0?8Ö£ franco door het geheele Rijk f t9—~
M aderlijke nummers 3 Cents.
ZATERDAG
der gewone advertentiën:
Per regel f 0,10. Bij groote contracten rabat Groote
letters naar plaatsruimte.
Brieven franco aan de N. V. Boek- en Handelsdrukkerij
v/fi HERMs. COSTER ZOON, Voordam C 9.
Overdrijwiiig
FEUILLETON.
Schaakrubriek-
WAa m
feMooBnmsuisües'
te ALKMAAR.
een LEERAAR in het lijn- en vak-
teekenen, stoomwerktuigkunde, begin
selen der natuur- en werktuigkunde enz.
mm m
COURANT.
■Air tra-W-vs-
A«,a bovengenoemde inrichtingen wordt gevraagd
om onderwijs te geven de machineb*EkweïkeïS,
smeden ete S slatin aan de Ambashtsachool bedraagt
f 900.pl. t 100.in het besit der acta M2, mc-t 4
vijfjaarlijkitche verhoogingen van f50.—. D* benoemde
wordt voorioopig voor een jaar en, na gebleken ge
schiktheid definitief aangesteld.
Voor het pensioenfonds wordt 5 0/0 der jaarwedde
ingehouden.
Belooning voor leeraar aan de Gem. Burger&vond»
en Avondschool voor Handwerkslieden per cursus
(Sept. tot en m»t Maart) bedraagt: f400.pi. f 100.
in het bezit der acte M2., met 4 vijfjs&rlijksche ver
hoogingen van f 40.—.
Aanbavelingsstukken, teekeningen en volledige adres
sen, waar en bij wi-n inlichtingen sgn te hekomen,
te zenden vóór of op den 8 November 1909, aan den
Directeur dier scholen.
DRANKWET.
BURGEMEESTER en WETHOUDERS van ALK
MAAR brengen ter algemeene kennis, dat bij hun
college is ingekomen een verzoekschrift van S. AAR-
DEMA, aldaar, om verlof tot den verkoop van alcohol
houdenden anderen dan sterken drank in het perceel
Stationsweg E no. 104.
Binnen twee weken na deze bekendmaking' kunnen
tegen het verleenen van het verlof schriftelijk bezwa
ren worden ingediend.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
G. RIPPING, Voorzitter.
DONATH, Secretaris.
Alkmaar, den 28 October 1909.
H.
Met wat voor weinig steekhoudende argumenten nu
de „deskundigen" tegen het bezwaar in ons eerste ar
tikel genoemd dat alle gedachte der jeugd op het
voetbal zijn gericht) opkomen, zouden wij uit een ar
tikeltje in de „N. R. Ct." willen aantoonen. Daar zegt
de schrijver met al het gezag, dat in vele andere op
zichten de uitspraken van de redactie van dit goedge-
leide blad terecht bezitten:
„Zou de leerling, wiens denken thans in beslag
genomen wordt door de sport en door de wedstrij
den, zonder die sport en zonder die wedstrijden
maar dadelijk een ijverige knaap zijn?
„Neen immers: hij zou iets anders hebben, wat
hem afleidde, 't zou dan niet de gespeelde voet
balwedstrijd zijn maar mogelijk de opwindende
lectuur, gretig verslonden, of 't partijtje biljart
met de vrienden in muffe cafés gespeeld; of wel
zou de leerling dan nog vol zijn van 't discours
over een of ander boeiend onderwerp, dat papa
met de visite had."
Moeten wij de leegheid van deze argumentatie nog
KLEINE GEBEURTENISSEN UIT HET
LEVEN VAN EEN PRAGER GEZIN
NAAR HET BOHEEMSCH
VAN.
IGNAT HERRMANN
door
S. J. BARENTZ—SCHöNBERG.
In den handel verkrijgbaar ingen. 2.90; geb. 8.50.
36
Verlegenheid en ontroeringdrukten hem de keel
dicht. Een sluier kwam voor zijn oogen, zoodat hij
het echtpaar slechts onduidelijk zag. Hij raapte al
zijn moed bijeen en sprak verder:
Mevrouw deze vurig gewenschte dag is he
den aangebroken. Na alle vriendschapsbewijzen, die
mij uwerzijds zijn ten deel gevallen voornamelijk
van u, mijnheer von Kondelik, Kondelik sloeg de
oogen neer en begon verlegen naar zijn zakdoek te
zoeken en daar ik hoop, dat ook juffrouw Josefine
van mij houdt neem ik de vrijheid u te vragen of
ge mij voor mijn verder leven uw dochter wilt geven
want ik bemin juffrouw Josefine ik kan zon
der haar niet leven - en ik zal mij oneindig geluk
kig achten in u mijn dierbare twee ouders te hebben
gevonden.
Wejwara kon niet verder. Hij boog zich over de
hand van mevrouw Kondelik om ze nogmaals 'te kus
sen, waarna hij trachtte ook de hand van mijnheer
Kondelik te grijpen.
Mij behoef je niet te bijten, Wejwara, verzette
zich mijnheer Kondelik en schudde den jongen man
krachtig de hand. Want wij zullen je Josefine geven.
Dat wil zeggen mamaatje heeft hierin ook een
woordje mee te spreken en Pepi.
aantoonen? Hebben dan de opvoeders beweerd: Als
er nu geen voetbal was, dan waren de gedachten on
zer discipelen vol sommen en thema's? Neen immers.
Zij weten wel dat de gedachten der jeugd gemakkelijk
worden afgeleid, door lectuur, door een biljartpai'tij
in een eafé (voor schooljongens! O, tempora!), door
een praatje op een avondje. Maar dat zijn alle kleine
onderwerpen, die gemakkelijk weer loslaten, die bo
vendien geen epidemische gedachtenafleiding veroor
zaken. Doch bij het voetbal is het voor den jongen
één groot onderwerp, dat nagenoeg allen bezighoudt,
waarover zij zich gemeenschappelijk opwinden, welke
opwinding voortdurend levendig wordt gehouden door
het onzinnige gewedstrijd.
Pardon, het groote gezaghebbende Rotterdamsche
blad zal ons eens even vertellen, dat het wedstrijden i
niet onzinnig is. Met deze woorden:
„De wedstrijd schijnt hoofdzaak, de lichaams
oefening bijzaak te zijn geworden -zegt de cir
culaire; net of tijdens den wedstrijd 't lichaam
niet geoefend wordt.
,,'t Advies aan ouders en voogden om de deel
neming aan wedstrijden met kracht tegen te gaan
komt ons bedenkelijk voor.
„Men schijnt wel heel bang tegenwoordig voor
die wedstrijden; en toch, goed geleid, hebben ze
hun nut, zijn ze de voorbereiding, spelenderwijs,
op den grooten strijd van 't leven; ze kweeken
zelfbedwang, ze leeren tucht, gewillig gehoorza
men, niet omdat anders de straf van den leeraar
volgt, maar omdat practische overweging' tot ge
hoorzamen drijft, 't Egoïsme moet bij den wed
strijd en wel speciaal bij de combinatie spelen
voor 't altruïsme wijken.
„De wedstrijden bevorderen de eerlijkheid; on
eerlijkheid bij 't spel wordt gestraft; de oneer
lijke speler gesignaleerd in sport- en tegenwoordig
ook al in dagbladen."
Nu zullen wij daartegenover niet gaan betoogen,
dat elke wedstrijd op zichzelf afkeurenswaard is. Ja,
wij willen zelfs wel toegeven, dat een wedstrijd zijn
voordeelen heeft. Mits men dan maar niet blind zij
voor de reusachtige nadeelen en mits men maar niet
voor het wedstrijden wenscht op te heffen de groote
Grieksche waarheid, die overal geldt: niets te zeer.
Den wedstrijd bekijkende van den Nieuwen Rotter-
damschen kant, ziet men daarin een aansporing tot
inspanning voor een gemeenschappelijk doel, waarbij
winstbejag, in den regel en in hoofdzaak althans, is
buitengesloten.
Wil men nu van dezen kant en in denzelfden stijl
blijven kijken, dan kan men zeggen, dat de wedstrij
den het rooken en drinken (althans tijdens het spelen)
2o. dat het gezonde spel, dat gericht wordt op den
wedstrijd, noodzakelijk eenzijdig moet worden, leidt
tot het voorop schuiven van enkelen, die de eer van de
club (ten slotte een zaak van geen gewicht) moeten
ophouden;
3o. dat wat eerst belangstelling in het spelen was,
belangstelling' wordt in het spel, in het kansspel, dat
de wedstrijd misschien de spel-, maar zeker da speel
zucht ia de hand werkt;
4o. dat de wedstrijd, de vraag wie winnen zal, de
aandacht aftrekt van belangrijker vragen in het dage-
lijksch leven van den schooljongen;
5o. dat de wedstrijd langzamerhand verdiensten voor
de club schept, die voor kleine, onzelfstandige men-
schen ongewenschte luxegewoonten in de hand werkt;
6o. dat een wedstrijd leidt tot reizen en trekken,
tot het vertoeven dus in café's en bij gemeenschappe
lijke maaltijden en fuiven, die voor schoolgaande jon
gens vermeden moeten worden;
7o. dat het wedstrijden met de daaraan verbonden
reizen en overmatige inspanning te veel vergt van de
physieke en psychische krachten onzer schooljeugd,
die voor ernstiger zaken noodig zijn.
Wij zouden nu a l'instar van het Rotterdamsche
blad uog wel eenige gelegenheidsargumenten kunnen
uitpakken, doch wij willen liever nog eens terugko
men op het derde argument, waarvan het belang' wel
licht nog niet voldoende in het oog valt.
Zij, die in Angelsaksische landen thuis zijn, kennen
de heele strekking van dit argument. Zij weten, dat
daar de ontwikkeling van de dobbelzucht door de wed-
j strijden in openluchtspelen een onderwerp van groote
i bezorgdheid voor de beste kenners dezer landen is.
Er wordt altijd naar Engeland gewezen als het land
I dat door sport, niet uitsluitend of vooral door voetbal,
f groot is geworden. Er is in die verwijzing iets waar3,
ook al schijnt nu het land van de sport door het land
van de school en van het militairisme, Engeland door
Duitschland, te zullen worden overvleugeld. Doch j
men denke dan ook eens aan de speelzucht, die ginds
door het spel is in het leven geroepen. Lte professio-
nals zijn werktuigen voor de speelwoede van het pu-
bliek geworden, liet groene veld lijkt meer en meer
op het groene laken, de ondernemers meer en meer op
croupiers. Steen en been klaagt men over de snelle
toeneming der toeschouwers die niet evenredig is aan
de vermeerdering van het aantal spelers. Met zorg
staart men naar die honderd duizenden, die eiken
wedstrijddag de groote tribunes vullen, wier speeldrift
1 hen er toe brengt het eigen werk te laten liggen en
belangrijker plichten te verzaken voor het bijwonen
van deze wedstrijden. En hier als in Amerika,
wi«r Let base ball het mode-spel is herinnert men
gehouden door de verfijnd ingewikkelde en systema
tische regeling van dit wedstrijdwezen.
Wij hebben dan ook met groote belangstelling ken
nis genomen van het initiatief der Zutphensche en
Groningsche heeren en hopen van harte dat hun goe
de voorbeeld door velen zal worden gevolgd. Er dreigt
hier een ernstig kwaad, dat alleen din met eenig suc
ces kan worden bestreden als alle opvoeders en ouders
den omvang van het kwaad begrijpen en inzien dat
het dringend noodig is krachtig daartegen op te ko
men.
PROBLEEM No. 207.
J. CAUYEREN te Amsterdam,
late Eerv. Verm. „Western Daily Mercury" 1909.
V////* "A
Z/t:
ZZ/////MfA
Mat in 2 zetten.
Oplossing van probleem no. 204 (F. B. H.
Dglel.
Böttger).
tegengaan, vreemdelingenverkeer bevorderen, de es- zich met schrik den tijd toen Rome onderging,
prit de clocher tegengaan, de kennis van aardrijkskun- er te veel bedeeld werd en te veel aan deze
de verhoogen, vreemde talen leeren, verhinderen dat speelzucht werd toegegeven: I anem et
de jongens te lang in hun bed blijven liggen, niet al- Nu erkennen wij, dat al deze gevaren nog niet aan-
leen dus de eerlijkheid maar ook het frissche teint be- stonds dreigen als men van tijd tot tijd eens wed-
vorderen, het idealisme aanwakkeren, gloed en geest- strijdt. M. a. w. van een zeer matig gewedstrijd
drift in het harte warm houden (deze twee argumen- binnen onze grenzen verwachten wij zooal weinig
ten zijn van ds. Beyerman), den eetlust doen toene- j voordeel dan toch geen nadeel. Doch hoe anders
men, werk geven aan tal van koetsiers en
Goede oplossingen ontvingen wij van de heeren:
P. J. Boom, G. v. Dort, O. Bramer, O. Visser, O.
van Stam en G. Imhiilsen, allen te Alkmaar; Mr. Chr.
Enschedé te Haarlem, J. Vijzelaar te Hilversum, P.
Bakker, H. Weenink en Jos. de Koning, allen te Am
sterdam; J. Reeser te Voorburg, S. te S., Corn. Slot
te Broek op Langedijk, „Schaaklust" te Koedijk, C. J.
Strick van Linschoten en G. Fijth te Bunnik, A. D.
Huijsman te Utrecht en O. Boomsma te Kampen.
omdat
zelfde
Circenses.
VOOR DE DAMES
KIJKJES IN DE MODEWERELD.
Niettegenstaande er was voorspeld, dat de hoeden
van den winter klein zouden zijn, dat wil zeggen, zoo
men tenminste zonder de aandacht te trek-
groot, dat
hekkeslui- wordt de zaak wanneer, als nu, Zondag de halve voet- jcen (joor <ieur vari een tram of het portier van een
ters, van al te veel flirten afhouden.
Maar het is genoeg. Argumenten als die van de
Rotterdamsche zijn er zeker nog honderd te vinden.
Doch wat staat daar nu tegenover?
lo. dat de vraag op zichzelf of club A. sterker is
dan club B. een zaak van absoluut ondergeschikt be
lang is, die in een normalen staat van zaken zelfs uit
een schooljongens standpunt geen gewicht in de
schaal legt;
i ballende jongenswereld als spelers of „supporters"
tusschen de wielen zit, wanneer die jongelui als het
maar even kan naar het buitenland en hoever in
I het buitenland gaan, wanneer elke week weer een
reeks nieuwe wedstrijden wordt gehouden, wanneer de
wedstrijd,., een belangrijke bron van inkomsten wordt,
die als een publieke vermakelijkheid wordt geëxploi-
teerd, wanneer iu één woord de geheele schooljongens-
wereld een heele lange winter door in spanning wordt
Mevrouw Kondelik had zich reeds lang op dit oo-
genblik verheugd, maar dat Wejwara alles zóó prach
tig zou zeggen, had zij niet verwacht. Voornamelijk
de laatste woorden „dierbare twee ouders" hadden
haar zeer ontroerd. Ja, zij was moeder, dat wist zij
en in haar hart was plaats genoeg om dubbel moeder
te kunnen zijn. Haar oogen waren vol tranen, zij
greep Wejwara's rechterhand met beide handen, druk
te ze aan haar hart, aan haar boezem. Wejwara was
heelemaal verlegen door die hartelijkheid.
Mijnheer Wejwara, sprak mevrouw Kondelik,
wij hebben u leeren kennen en naar ik hoop, volko
men leeren kennen. Gij zijt een eerlijk man en hebt
u onmiddellijk tot de ouders gewend. Blijf daarbij,
tracht dit vertrouwen in ons te behouden. En ik
denk dus, wanneer het Gods wil is en wanneer papa
er niets tegen heeft, dat u Josefine tot vrouw kunt
krijgen. Zij is een goede dochter en zal ook een goede
vrouw worden ik ken mijn kind. Ik geloof dat u
tevreden zult zijn. Zeg, Kondelik, is dat ook niet wat
jij verlangt?
Maar dat spreekt immers vanzelf.
Mevrouw Kondelik liet Wejwara los en riep naar
de keuken:
Josefine, kom hier.
Rood als een pioen kwam Josefine binnen. Zij keek
haar moeder en Wejwara aan en wist dat haar min
naar had gesproken.
Fine, sprak de moeder plechtig, mijnheer Wej
wara heeft ons zooeven om je hand gevraagd. Hij
verlangt je tot vrouw. Hij heeft je lief. Houdt je
zooveel van hem, dat je bereid bent, alles wat het le
ven brengen mag, goed of kwaad, met hem te dragen?
Als je liefde voor hem zoo groot is, reik hem dan de
hand tot een levenslang verbond, wij hebben onze toe
stemming gegeven
Hoogblozend reikte Josefine Wejwara de hand. Hij
kuste haar vingertoppen doch kreeg plotseling
moed, sloot haar vast in zijn armen en drukte eeu
gloeienden kus op haar allesbehalve tegenstrevende
lippen.
Nogmaals omhelsde mevrouw Kondelik haar doch
ter, kuste haar op voorhoofd en mond en zei zacht
maar zoo dat Wejwara het toch nog kon hooren:
Houd hem in eere, dochtertje, je krijgt een bra
ven man.
Maar daar hadden wij toch wel een glas bier
bij kunnen krijgen, riep Kondelik luid.
Het komt dadelijk, mannie, verzekerde mevrouw
Betty haastig, je zult vandaag nog' gelegenheid heb
ben. ,i
Na deze familiescène kwam een drukkende stilte,
niemand wist eigenlijk wat hij moest zeggen, Wejwara
was blij toen na eenige minuten tante Urban kwam.
Ze was zeer verbaasd en zette groote oogen op toen
mevrouw Kondelik tot haar zei:
- Mijnheer Wejwara ken je reeds, den verloofde
van onze Fientje.
Een halve minuut later trok tante Urban mevrouw
Kondelik in de slaapkamer en vroeg nieuwsgierig:
Verloofde? Heeft hij dus aanzoek gedaan?
Heeft hij haar hand gevraagd?
Ja zeker even voor jij kwam.
Lieve help!
Tante sloeg haar handen ineen.
Hadt jelui niet kunnen wachten tot ik erbij was,
ik heb zooiets nog nooit meegemaakt.
Tante Urban was ongetrouwd, een maagd van on
geveer vijf-en-vijftig jaar, een praatzieke, sentimen-
teelé, babbelachtige, goede ziel.
Nu, trek je er maar niets van aan, hij heeft zich
er mee gehaast zoolang wij alleen waren vandaag
nog en daar zal je bij zijn.
Er werd gescheld mijnheer Slavitscheik was go-
komen. Even later stak mijnheer Kondelik zijn hoofd,
om de deur der slaapkamer.
Betty, doe toch eindelijk het eten op ik heb
een honger als een paard en nie't alleen ik wij
allemaal.
Onmoddellijk daarop werden de reukorganen van
het gezelschap gestreeld door den heerlijken geur van
gerookten tong en de goudgeel gebraden gans.
Toen mevrouw Kondelik bij het ronddienen achter
trein kon komen, zijn er nieuwe modelhoeden, die
minstens even groot, maar nog veel fantastischer zijn
dan verleden jaar, vooral de vormen van de toques zijn
zeer bijzonder. Zij worden niet alleen van vilt of flu
weel vervaardigd, maar ook van verschillende soorten
bont, van skung, van chinchilla, van zilver- of blauwe
vos,- enz. De garneering van deze elegante hoeden ia
meestal in de kleur van de toque zelf gehouden; op
den stoel der tante kwam, fluisterde zij haar in het
oor:
Twee pannetjes vet heb ik er van gekregen, Ka-
trien
XVI.
HET VERLOVINGSFEEST.
Dien avond dacht Wejwara er niet aan iets te ge
bruiken. Hij bekeek wel de schijfjes tong op zijn
bord, doch zag alleen de rozenkleur ervan, die hem
een rozenprieel voor oogen tooverde. De heerlijke
geur van den tong drong wel in zijn neus, maar drong
niet door tot zijn bewustzijn. Het scheen hem toe do
geur te zijn der rozen, waaronder hij met zijn meisje
wandelde. De stem van mevrouw Kondelik, die hem
ten derde male riep, bracht hem tot de werkelijkheid
terug.
Nu, mijnheer Wejwara, waar bent u met uw ge
dachten, dat u heelemaal niet eet
En zij presenteerde hem nogmaals van den tong.
Wejwara ontrukte zich aan zijn droomen, greep de
vork en nam nog twee kleine stukjes.
Maar wat doet u toch? Hoe wilt u verzadigd
worden.
En zij legde zelf nog een paar flinke schijven op
zijn bord.
O, mevrouw. mevrouw, zei Wejwara, genoeg,
genoeg
Wees toch niet zoo kinderachtig, Wejwara, waar
schuwde mijnheer Kondelik, eet toch. Je moet in den
loop van den middag wel etlust gekregen hebben
je----
Mevrouw Kondelik legde haar man met een blik.
het zwijgen op. Doch noch tante Urban, noch mijn
heer Slavitschek hadden in de opmerking iets bijzon
ders gevonden en mijnheer Kondelik maakte het weer
goed door voort te gaan:
Ik vergelijk n.l. bij mij zelf ik heb een honger
als een paard. Schep zijn bord maar vol, moeder,
daarna smaakt het drinken des te lekkerder.
(Wordt vervolgd).