DAGBLAD VOOR ALKMAAR EN OMSTREKEN. Honderd en elfden Jaargang. 1909. ZATERDAG 20 NOVEMBER. Bescherming van den trekhond. BINNENLAND. No. 272 Deze Courant wordt eiken avond, behalve op Zon- en Feestdagen, uitgegeven. Abonnementsprijs per 3 maanden voor ikm&ar f 0S89? franco door het geheele Rijk f 1, Af hinderlijke nummers 3 Cents, Prijs der gewone advertentiën: Per regel f 0,10. Bij groote contracten rabat Groote letters naar plaatsruimte. Brieven franco aan de N. V. Boek- en Handelsdrukkerij v/h. HERMs. COSTER ZOON, Voordam C 0. TeSeteoanwnntr S. Dit nummer bestaat uit drie bladen. Tweede Kamer. Dr. Kuyper's verdediging. ALRMAARSCHE COURANT. V.H.V l'J'iri ff' Onder bovenstaand hoofdje kwam in het Dinsdag- nummer van dit blad, rubriek stadsnieuws, een be richtje voor, waarop we nog eens terugkomen. Het vermeldde, dat hier ter stede een afdeeling van den „Bond tot bescherming van den trekhond in Neder land" was opgericht. De manier, waarop deze afdeeling tot stand geko men is, verdient navolging. De zaak is in stilte voor bereid, da mannen die hijzonder veel er voor gevoelen, hebben niet met veel op-hef menschen bij elkaar getrommeld en een „groote openbar© vergade ring" belegd, waarin een geducht spreker bet woord zou voeren en er misschien eindielooz© debatten zouden plaats hebben, -die eer van bet doel afleidden dan hier toe nader brachten. Zij hebben slechts een aantal be langstellenden en belanghebbenden uitgenoodigd en zonder een schitterende redevoering de zaak uiteen g. zet. Ook is be-t initiatief niet genomen door dames en hoeren, dia met trekhonden niets nit te staan hebben en slechts uit een dikwijls sentimenteel getint mede lijden zulk eeu vtereeniging stichten, mooie theorie ën verkondigen, bet wellicht goed bedoelen, maar de zaak niet met een practiseh oog aankijken en daarom meer willen dan wensehelijk, mogelijk of noodzakelijk is. De mannen, die aangepakt hebben, zijn menschen uit de praktijk, zelf bezitters van trekhonden en kun nen dus weten wat er van de vele wenscben valt bin nen bet kader van de verwezenlijking. Eindelijk is hun doel niet gericht o-p het welzijn der bonden alleen, maar ook op dat van. eigenaren. Voor velen der laatsten breekt een moeielijk oogenblik aan: wanneer de wet o-p het gebruik van trekhonden, waar op wij aanstonds terugkomen, van kracht- wordt en vele honden, tot dusverre als trekhonden gebezigd, niet meer als zoodanig gebruikt zullen mogen worden. Het zijn meestal niet de rijksten, die door een derge lijke wet worden getroffen, en onder hen zullen eu velen zijn, die niet zoo maar twintig, dertig gulden voor bet aanschaffen van een nieuwen trekhond voor het grijpen hebben. Denzulken nu wil de nieuwe ver eeniging de behulpzame hand bieden, door hen in staat te stellen een goeden hond op afbetaling te kunnen koopen. Om al deze redenen mo-gen we zeggen, dat de veree niging op het juiste tijdstip en op de juiste wijze tot stand gekomen is. Toen de burgemeester dezer gemeente als eere-voor- zitter in October de internationale hondententoonstel ling opende, beeft hij met nadruk doen uitkomen „dat de de wijze van vervoer per hondenkar, de be spanning en dten toestand van de trekhonden alles te wenschen overlaat". En hij voegde er aan toe, over tuigd te zijn „dat wij den tijd zullen beleven, dat wij ons niet meer zullen ergeren, maar -als in het bui tenland met genoegen er naar zullen kijken als wij een hondenkar op den weg tegenkomen." Wij verklappen zeker geen geheim, als wij mededee- len, dat het trekhondenconcours op Zondag 3 October, waarover nog al iets te doen is geweest, de aanleiding heeft gevormd tot het oprichten van deze plaatselijke vereeniging, die veel leed kan helpen verzachten. En nu behoeven we waarlijk geen uitvoerige schet sen te geven van hijgende honden, moeizaam veel te zware karren met soms drie vier luierende menschen trekkend; van wreedbehandelde dieren, die getrapt en geranseld worden; van lijdende kleine beesten, niet ge bouwd om als trekhonden dienst te doen en voor wie het trekken op zich zelf reeds een marteling is; van honden, die door de wijze van bespanning voortdurend gekweld worden, die als Saidjah's buffel moeten trekken in het niet-passemd tuig van den voorganger, die voor de karren te groot of te klein zijn. Het hondenleed is een zéér groot leed en het wordt dikwijls niet alleen aangedaan uit onwil, maar ook uit onkun de. De rijkswetgever staat op het punt om in te grij pen binnen zeer korten tijd zal die Kamer in behan deling nemen een ontwerp, inhoudende „wettelijke be palingen betreffendte het gebruik van trekhonden," en bestaande uit negen artikelen. Volgens dit ontwerp van minister Heemskerk is het verboden een kar of een wagen, met één'of meer hon den bespannen, als vervoermiddel te gebruiken of te doen gebruiken zonder als houder van een hondenkar of wagen te zijn ingeschreven in een register, aange legd door burgemeester en wethouders Van de gemeen te, waarin de houder woont. Burgemeester en Wethouders weigeren de inschrij ving -of halen een reeds gedane inschrijving -door, in dien niet voldaan wordt aan de voorschriften, omtrent de kar of den wagen, de bespanning, de bevrachting, de lichamelijke gesteldheid en de maat der honden, de snelheid en het geleide, bij algemeenen maatregel van bestuur vast te stellen. Overtreding van deze wet of van de krachtens haar bij algemeenen maatregel van bestuur gestelde voorschriften worden gestraft met hechtenis van ten hoogste acht dagen, met geldboete van ten hoogste vijftig gulden. Tot dusverre werden dergelijke beschermende bepa lingen gevonden in gemeentelijke verordeningen en in provinciale reglementen in Gelderland, Drente en Limburg ontbreken dergelijke verordeningen. Voor onze provincie gelden de bepalingen, welke voorkomen in het „Provinciaal blad van Noord-IIol- land van 1905 no. 173." In hoofdzaak komen ze hier op neer, dat honden, die kennelijk ziek, kreupel, gewond of drachtig zijn, of die een schouderhoogte van minder dan 50 cM. hebben, niet als trekhonden mogen worden gebruikt, dat als hondenwagen alleen gfebezigd mag worden een vervoermiddel, voorzien .van steuhsels, zoodanig aangebracht, dat liet gewicht van den wagen niet op den stilstaanden of liggenden hond drukt en dat de hond niet aan den halsband mag zijn aange spannen. Dat is althans iets en iets is beter dan niets, doch dat de bescherming zich in Noord-Holland in derdaad niet ver uitstrekt, blijkt wel het best als we eens even nagaan wat er in het buitenland ten dezen opzichte geschiedt. In sommige landen in Engeland bijv. strekt zich het verbod zoover uit.dat er geen trekhonden mogen zijn. Ook in ons land wordt door tal van dierenbeschermers aangedrongen op een vol strekt verbod om trekhonden te gebruiken. Ja in sommige gemeenten bestaat dit reeds; bijv. in Haar lem. Dat lijkt ons een dwaasheid. Waarom dan ook maar niet ineens verbodsbepalingen gemaakt ten aan zien van paard, ezel, bok en slechts als eenig trekdier het menschdier toegelaten? Terecht heeft o.i. onze regeering zich op het standpunt geplaatst, dat „als goedkoope trekkracht een ©enigermate sterke hond uitnemend geschikt is." Maar misbruiken dienen geweerd door beperkende be palingen, zooals staan in Duitsche steden, bijv. in Dortmund. Daar moet ieder die een trekhond wil houden, aanvrage doen bij de politie en hond, kar en tuig- meenemen, door een veearts wordt dan uitge maakt of alle drie aan de gestelde eischen voldoen, en vooral of de hond geschikt is voor dat tuig en die kar. Jaarlijks in December moeten hond, wagen en tuig opnieuw voor de politie verschijnen, om herkeurd te worden. Bij verandering van een gedeelte of van het geheele voertuig moet een nieuw onderzoek volgen. Het verlofbewijs, dat ieder eigenaar of houder van den hond steeds bij zich moet dragen, kan worden in getrokken bij overschrijding van de politieverordening, maar ook bij mishandeling, slechte behandeling of on voldoende huisvesting van den hond. Honden mogen eerst dan voor den trekdjienst ge bruikt worden, wanneer ze lichamelijk volkomen nor maal en minstens 2 jaar oud zijn, een hoogte van 50 cM. (in ons land zal dat wel 60 cM. worden) en een lichaamsgewicht van 25 KG. hebben; honden, die ver magerd zijn, een slecht gebit hebben of andere kentee- kenen van ouderdom vertoonen, mogen niet als trekdier worden gebruikt, evenmin honden, die tengevolge van ziekte of uitwendige verwondingen tot trekken voor bijgaand onbruikbaar zijn, evenals dragende en zoo- gende honden. liet hondentuig moet den vorm van een gareel heb ben, en bestaan uit een goiedl passende weelc-lederen riem of gordel van dergelijk materiaal, aan welks ein de zich beiderzijds achter de schouderbladen de trek- riemen of trekstrengen bevinden. Het borststuk moet door een ter hoogte van den ondersten halswervel op de schoft liggenden 3 cM. breeden, gevoerden draag riem op de juiste plaats worden gehouden en een tweede draagriem moet ter hoogte van het midden van den rug worden aangebracht. Alle deelen van het tuig, die drukken of schuren, moeten inwendig met zacht materiaal bekleed zijn. Alle metalen ringen en ver bindingsstukken, die uitsteken moeten eveneens van binnen bekleed zijn. Het tuig moet, wat de draagrie men betreft, zijn voorzien van gespen, die bij een rust van meer dan 10 minuten moeten worden losgemaakt. IIe>t gebruik van tweewielige voertuigen is verbo den. Het gewicht van een éénspannigen leegen wagen mag dat van 60 K.G. niet overschrijden, van een twee- spanuigen wagen dat van 70 K.G. niet. Met uitzondering van dringend ziekenvervoer mag een vervoer van personen per hondenkar niet geschie den, evenmin het vervoer van den bestuurder-. De voer tuigen mogen niet overbelast worden en indien ze zijn ingericht voor meerdere honden niet' gebruikt worden voor een minder aantal. Dé belasting van het voertuig mag per hond niet het drievoudige van zijn eigen li chaamsgewicht te bovengaan. Bij het gebruik op stij gende wegen moet de vracht verminderd worden oi moet de geleider helpen. Wegen, bekiezeld met scher pe, puntige steenen, mogen voor karren met trekkende honden niet gebruikt worden, evenmin wegen, die zoo week zijn, dat de raderen in het spoor doorzakken of wel die andere moeielijk te overwinnen hindernissen opleveren. De assen der voertuigen moeten na gebruik gedu rende nat weder gereinigd worden van vuil en bedor ven smeormateriaal en opnieuw gesmeerd worden. Men ziet het het is heel wat meer dan in het pro vinciaal blad staat. Blijkbaar wil de regeering een héél eind den zelfdten kant uit. Zij zegt in de memorie van toelichting bij het wetsontwerp: „Bij algemeenen maatregel zal zijn te verbieden het gebruik van te zware, bijvoorbeeld vierwielige karren. Het optillen en meesleuren van den ©enen hond door den anderen zal zooveel mogelijk moeten warden ver hinderd. Voorkomen moet worden, dat de kar den hond oplicht of drukt. Zieke, kreupele; gewonde, drachtige of nog zoogende honden, en honden met te geringe schouderhoogte, bethooi-en niet, te worden ge bruikt als trekdier." Tot zoover de wet. Het spreekt wel van zelf, dat een vereeniging als de hier opgerichte afdeeling van den Bond tot bescherming van den trekhond er niet weinig toe zal kunnen bijdragen, om de wet zooveel mogelijk aan baar doel te doen beantwoorden, klaar ook afge scheiden van die wet zal ze nuttig werk kunnen ver richten. Allereerst door er rtoe mede te werken, dat er een trekhondenras verkregen wordt, beter dan het thans gebruikte. Dan door bij belanghebbenden de overtuiging ingang te doen vinden, dat goede behan deling van den hondi finaneieel voordeel, verwaarloo- zing daarentegen schade beteekent. Eindelijk door het geven van nuttige wenken, die een minder „hondsche behandeling bevorderen, zooahs het meenemen van een plank, waarop de honden kunnen ,gaan liggen, ,als de kar geruimen tijd moet stilstaan, van een dekkleedje voor de kou en een drinkbakje voor dien dorst, het goedkoop maken van een goed hok uit een petroleum vat, het houden van concoursen, dat de eigenaren tot het goed-behandelen van de dieren prikkelt Doch genoeg, om te doen zien, dat er voor dé nieu we vereeniging veel en nuttig werk te doen valt. Waar zij zich over een dertigtal gemeenten in deze omgeving zal uitstrekken hebben wij gemeend goed te doen met het een en ander over deze materie mede t© deelen, wellicht daardoor belangstelling ver wekkend voor ©en zaak, die belangstelling verdient. De heer Patijn Ifwain gisteren met een enkel woord op tegen de onjuiste en onbillijke critiek van den heer Troelstra op het beleid der Liberale Unie vóór en tij dens de verkiezingen. Die taak wensehte spreker ech ter over te laten aan den heer Goeman Borgasius, die thans door onvoorziene omstandigheden in het buiten land vertoeft, maar Maandag wel ter vergadering- aan wezig zal zijn. Spreker bepaalde zich daarom tot be handeling van eenige financieele aangelegenheden. In de eerste plaats, ontwikkelde hij daarbij het denk beeld om met het verleenen van machtiging op den minister van financiën om een leening iaan te gaan, niet te wachten tot het oogenblik waarop die leening noodig is, maar die machtiging hij voorbaat te verlee nen. Spreker betoogde voorts de wensöhelijkheid over te gaan tot evenredig zegelrecht op verkoop van effecten, en wellicht ook op verkoop van goederen op termijn. Spreker gevoelde iets voor die belasting, omdat deze speculanten zal drukken en dus helaas nog wat zal opbrengen. Daarna trad spreker in beschouwingen omtrent het finantieel beleid der regeering. Uit allerlei blijkt, dat de minister sedert het vorig jaar van inzichten is veranderd. Thans kondigt de mi nister aan eene heffing van 30 opcenten op invoer rechten. Spreker .is vierkant daartegen, afgescheiden van de quaestie van protectie of vrijhandel. Spreker verklaarde ook te zullen stemmen tegen de voorgestelde verhooging van den drankaccijns. De heer Drucker oordeelde, dat volkomen vaststaat het aanblijven dezer regeering-. Spreker trad daarbij in beschouwingen over de verkiezingen en wees er op, dat een goed gevulde krijgskas van grooten invloed is op den uitslag van verkiezingen en wees er op, dat een g-oed-gevulde krijgskas van grooten invloed is op den uitslag van verkiezingen. Uu is juist onlangs toevallig gehoord, dat de anti-revolutionnaire partij groote giften ontving. Hierna kwam spreker tot de bekende Kuyper-zaak. Deze is gisteren niet opgelost. Integendeel er zijn twij felingen gjerezen. Spreker bepaalde zich tot de bekende feiten. Vast staat, dat door een minister, raadsman der Kroon, wenken zijn gegeven op welke wijze hier te lande een ridderorde te verwerven is. Vast staat ook, dat een minister, raadsman der Kroon, voor zijne par tij-zaak aanzienlijke giften aannam; niet slechts van oude beproefde hem bekendé partijgen,ooten, maar ook van iemand die pas op zijn voordracht was geridderd. Vast staat ook, dat een minister, raadsman der Kroon, zich over Staatsaangelegenhedien schriftelijk en mon deling heeft uitgelaten met iemand zonder ambtelijke functie, en van een positie die dit allerminst ge- wenscht maakte. Dit onderhandelen staat vast. Het onderscheid, dlat niet de Minister als zoodanig maar als particulier dit deed; is te fijn voor de over- groote meerderheid der Kamer. Het staat toch vast, dat op een ambtenaar, ook buiten zijn ambt plichten rusten. Vooral voor een minister geldt dit. Spreker zou de Kuyper-quaesti© niet hebben aange raakt, maar dies heeren Kuyper's1 verklaring- van giste ren gaf hem daartoe aanleiding. De heer Kuyper er kende onvoorzichtig geweest te zijn, maar dit wijst op eigenschappen, welke wèl een partijleider, maar niet een Minister mag missen. Door gisteren op het laat ste uur het boetekleed aan te treldten, kan de heer Kuyper niet wegnemen den indruk, reeks van jaren gemaakt. Er zijn echter grooter belangen hier te be spreken dan de roem of de val van -een persoon. Spreker hoopte echter, dat het land voor het ver volg verschoond Zal blijven van practijken als thans aan den dag zijn gekomen. Want wat ons ook verdeelt, het is een verheugend verschijnsel dat wij in één ding samen gaan, namelijk ongereptheid onzer politieke ze den. Spreker protesteerde er tegen, dat de Regeering zonder opg-ave tan redénen antwoord weigert op vra gen om inlichtingen omtrent ambtdaden van voorgan gers. Zonder schade voor het landsbelang had dat kun nen geschieden. Die heer Drucker vervolgde dat angstvallig moet worden gewaakt voor' de zuiverheid der politieke ze den. Spr. wees op het bedenkelijk© telegram van mi nister Regout naar Gulpen. Maar die minister heeft in de memorie van antwoord ronduit schuld bekend. Het karakter van dien bewindsman werd daardoor al lerminst aangetast. (Bravo.), De heer Tydeman zette uiteen, dat er verwarring heerscht op politiek gebied'. Daarom ook is er geen frissche geest in het debat. Spr. trad' in een uitvoerige; uiteenzetting en verde diiging van de vrij-liberale politiek. Het is onwaar om te zeggen, dat de vr ij-liberalen alleen voor d© werk gevers opkomen en harteloos zijn v-oo-r die „kleine luy den." De feiten spreken dat tegen. Spreekt die zelf zuchtige politiek uit de pogingen, om de tonnen-ver slindende administratie der Rijksverzekeringsbank te verbeteren? De heer Troelstra beroemde er zich op, dat de soc.- dem. kiezers de vrij-liberalen niet hebben gesteund. Daarover heeft spr. zich niet verwonderd, wel over het feit, dat zulke beginselvaste kiezers als de soc.-dem. kiezers ons Vroeger wel eens hebben gesteund. De vrij-liberalen zijn dus nu voorgoed van socialis tische smetten vrij. (Gelach). Ik schaam mij niet, dat ik wel eens voor de werkgevers opkom. De soci aal-democraten zijn altijd tegen de werkgevers, omdat het werkgevers zijn. Daarom doen we niet mee, om dat de arbeiders er dé dupe van zoud'en worden. Spr. ging vervolgens het regeeringsprogram na en besprak dat. Spr. beval dé lezing aan van het rapport in zake den toestand der landarbeiders, daarin worden op verzekeringsgebied gezonde theorieën ontwikkeld. Wat de financiën betreft, meent spr., dat de toe stand' niet zorgwekkend is; en hij zette dit gevoelen nader uiteen. Over de decoratie-kwestie zal spr. niets zeggen. Hij sluit zich aan bij de rede van den heer Drucker. De heer Vliegen besprak dé financieele politiek van de regeering. De heer de Savornin Lobman besprak allereerst de decoratie-kwestie. De wijze waarop dr. Kuyper zich verdedigt, heeft sprekers sympathie niet. Een minister moet zich onthouden van het verrich ten van handelingen, die hem als privaat persoon niet zouden hinderen. Wat zou dr. Kuyper zeggen, als iemand bij hem als minister Op audiëntie kwam en belangen met hem besprak, om dian na afloop te zeg gen: En nu, Excellentie; mag ik u dit briefje van dui zend gulden geven, niet als minister, maar als partij leider. (Gelach). Ik meen, dat de minister zoo iemand de deur zou moeten wijzen. Men mag niet decoreeren op grond van verdiensten, aan eene partij bewezen. Dit is in het algemeen cor ruptie. Vraagt men nu: is dr. Kuyper hieraan schuldig? Dan antwoord ikneen. Men moet de feiten zoo rang schikken, dat zij de waarheid van het vermoeden aan- toonen. Én spr. meent, dat in deze zaak dé feiten kun nen worden aangenomen, zonder aan dé schuld van dr. Kuyper te denken. De verdediging van dr. Kuyper vond spr. dus na tuurlijk. Het is ondenkbaar dat de verklaring, die dr. Kuyper geeft, onjuist zou zijn, vooral waar de personen nog leven, die eventueel de verklaring zouden kunnen te genspreken. En daarom wil ik hier, zegt spr., en verschillende mijner geestverwanten stemmen met mijn gevoelens in, uitdrukkelijk meedeelen: Ie. Dat het bewijs van dr. Kuyper's schuldi niet alleen nj,ct be wezen is, maar, 2e. dat ik ook niet geloof, dat dr. Kuy per het hem ten laste gelegdé feit heeft bedreven. Spr. kwam voorts tot eenige andere punten en be handelde de vrees van de linkerzijde voor de openbare school. De vergadering werd verdaagd tot Maandagmiddag half twee. liet vermoeden, dat wij gisteren hebben geuit Is juist gebleken: gisteravond stond dr. Kuyper's zelf verdediging woordelijk in de Standaard. Dat de zaak in het parlement nog niet uit is, bewijst het kamerver slag in dit nummer. Ook in de pers wordt er nog druk over geschreven, zoowel door de linksche als door de rechtsche bladen. De Standaard zwijgt. In het Kameroverzicht le zen we: „Aldus het woord verkregen hebbende, leest de heer Kuyper de verklaring voor, welke men in ons tweede blad afgedrukt vindt, en ten opzichte waarvan de over zichtschrijver gedachtig aan de plaats, die voor zijn overzichten bestemd is, zich van ieder oordeel onthou den zal." „De Nederlander" meent, dat er wellicht nog vra gen te beantwoorden overblijven, maar het zijn vra gen, waarop het antwoord door dr. Kuyper in de een zaamheid kan worden gegeven. Voor het „eerlijk woord" van dr. Kuyper, voor de hem als Christen bin dende verklaring van niet in strijd met zijn geweten te hebben gehandeld, heeft „De Nederlander" den eer bied, dien het blad zou verlangen indien hetzelf die verklaring had afgelegd en na die verklaring is verder zwijgen van dr. Kuyper voor „De Nedterlander" volko men begrijpelijk. „Het Centrum" verwacht, dat dé verklaring van dr. Kuyper in breeden kring een ontspanning za;l bren gen, die noodig was en niet langer op zich kon laten wachten. Maar of thans de aanvallen op dr. Kuyper's persoon zullen ophouden? vraagt het R. K. orgaan en vreest van niet. „De Tijd" eindigt aldus: „Kuyper triomfeerde! Dies zijn wij verblijd! En de „Maasbode: Wie is er nu aan de beurt? Eerst Kuyper, toen de Kerk in Spanje, toen Ruys. Wie nu? Tegen wie of wat zullen nu die heela brave liberale journalisten met hun smetteloos blanke duivenzielen den loop van hun geweer gaan richten? „Land en Volk" schrijft in een driestar: Eh-. Kuyper moge nu zelf erkennen, dat hij onvoor- f zichtig is geweest als minister, goed. Maar dan toon de hij toch een gemis van eigenschappen, die een par tijleider wellicht missen kan zonder zijn succes te wa gen, doch vooreen minister, een president-minister nog wel, onmisbaar zijn. Met die rede van den heer Drucker is bevestigd wat reeds een feit was: het effect van het geheele Kuyper- drama is dit, dat hij als c andi'da at - mi ni s ter onmoge lijk is, en zijn eereplaats van leider in ons staatkun dig leven heeft verlaten.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1909 | | pagina 1