DAGBLAD VOOR ALKMAAR EN OMSTREKEN.
Honderd en elfden Jaargang.
1909.
ZATERDAG
20 NOVEMBER.
Bescherming van den trekhond.
BINNENLAND.
No. 272
Deze Courant wordt eiken avond, behalve op Zon- en
Feestdagen, uitgegeven. Abonnementsprijs per 3 maanden
voor ikm&ar f 0S89? franco door het geheele Rijk f 1,
Af hinderlijke nummers 3 Cents,
Prijs der gewone advertentiën:
Per regel f 0,10. Bij groote contracten rabat Groote
letters naar plaatsruimte.
Brieven franco aan de N. V. Boek- en Handelsdrukkerij
v/h. HERMs. COSTER ZOON, Voordam C 0.
TeSeteoanwnntr S.
Dit nummer bestaat uit drie bladen.
Tweede Kamer.
Dr. Kuyper's verdediging.
ALRMAARSCHE COURANT.
V.H.V l'J'iri ff'
Onder bovenstaand hoofdje kwam in het Dinsdag-
nummer van dit blad, rubriek stadsnieuws, een be
richtje voor, waarop we nog eens terugkomen. Het
vermeldde, dat hier ter stede een afdeeling van den
„Bond tot bescherming van den trekhond in Neder
land" was opgericht.
De manier, waarop deze afdeeling tot stand geko
men is, verdient navolging. De zaak is in stilte voor
bereid, da mannen die hijzonder veel er voor
gevoelen, hebben niet met veel op-hef menschen bij
elkaar getrommeld en een „groote openbar© vergade
ring" belegd, waarin een geducht spreker bet woord
zou voeren en er misschien eindielooz© debatten zouden
plaats hebben, -die eer van bet doel afleidden dan hier
toe nader brachten. Zij hebben slechts een aantal be
langstellenden en belanghebbenden uitgenoodigd en
zonder een schitterende redevoering de zaak uiteen g.
zet.
Ook is be-t initiatief niet genomen door dames en
hoeren, dia met trekhonden niets nit te staan hebben
en slechts uit een dikwijls sentimenteel getint mede
lijden zulk eeu vtereeniging stichten, mooie theorie
ën verkondigen, bet wellicht goed bedoelen, maar de
zaak niet met een practiseh oog aankijken en daarom
meer willen dan wensehelijk, mogelijk of noodzakelijk
is.
De mannen, die aangepakt hebben, zijn menschen
uit de praktijk, zelf bezitters van trekhonden en kun
nen dus weten wat er van de vele wenscben valt bin
nen bet kader van de verwezenlijking.
Eindelijk is hun doel niet gericht o-p het welzijn der
bonden alleen, maar ook op dat van. eigenaren. Voor
velen der laatsten breekt een moeielijk oogenblik aan:
wanneer de wet o-p het gebruik van trekhonden, waar
op wij aanstonds terugkomen, van kracht- wordt en
vele honden, tot dusverre als trekhonden gebezigd,
niet meer als zoodanig gebruikt zullen mogen worden.
Het zijn meestal niet de rijksten, die door een derge
lijke wet worden getroffen, en onder hen zullen eu
velen zijn, die niet zoo maar twintig, dertig gulden
voor bet aanschaffen van een nieuwen trekhond voor
het grijpen hebben. Denzulken nu wil de nieuwe ver
eeniging de behulpzame hand bieden, door hen in staat
te stellen een goeden hond op afbetaling te kunnen
koopen.
Om al deze redenen mo-gen we zeggen, dat de veree
niging op het juiste tijdstip en op de juiste wijze tot
stand gekomen is.
Toen de burgemeester dezer gemeente als eere-voor-
zitter in October de internationale hondententoonstel
ling opende, beeft hij met nadruk doen uitkomen
„dat de de wijze van vervoer per hondenkar, de be
spanning en dten toestand van de trekhonden alles te
wenschen overlaat". En hij voegde er aan toe, over
tuigd te zijn „dat wij den tijd zullen beleven, dat wij
ons niet meer zullen ergeren, maar -als in het bui
tenland met genoegen er naar zullen kijken als wij
een hondenkar op den weg tegenkomen."
Wij verklappen zeker geen geheim, als wij mededee-
len, dat het trekhondenconcours op Zondag 3 October,
waarover nog al iets te doen is geweest, de aanleiding
heeft gevormd tot het oprichten van deze plaatselijke
vereeniging, die veel leed kan helpen verzachten.
En nu behoeven we waarlijk geen uitvoerige schet
sen te geven van hijgende honden, moeizaam veel te
zware karren met soms drie vier luierende menschen
trekkend; van wreedbehandelde dieren, die getrapt en
geranseld worden; van lijdende kleine beesten, niet ge
bouwd om als trekhonden dienst te doen en voor wie
het trekken op zich zelf reeds een marteling is; van
honden, die door de wijze van bespanning voortdurend
gekweld worden, die als Saidjah's buffel moeten
trekken in het niet-passemd tuig van den voorganger,
die voor de karren te groot of te klein zijn. Het
hondenleed is een zéér groot leed en het wordt dikwijls
niet alleen aangedaan uit onwil, maar ook uit onkun
de.
De rijkswetgever staat op het punt om in te grij
pen binnen zeer korten tijd zal die Kamer in behan
deling nemen een ontwerp, inhoudende „wettelijke be
palingen betreffendte het gebruik van trekhonden," en
bestaande uit negen artikelen.
Volgens dit ontwerp van minister Heemskerk is het
verboden een kar of een wagen, met één'of meer hon
den bespannen, als vervoermiddel te gebruiken of te
doen gebruiken zonder als houder van een hondenkar
of wagen te zijn ingeschreven in een register, aange
legd door burgemeester en wethouders Van de gemeen
te, waarin de houder woont.
Burgemeester en Wethouders weigeren de inschrij
ving -of halen een reeds gedane inschrijving -door, in
dien niet voldaan wordt aan de voorschriften, omtrent
de kar of den wagen, de bespanning, de bevrachting,
de lichamelijke gesteldheid en de maat der honden, de
snelheid en het geleide, bij algemeenen maatregel van
bestuur vast te stellen. Overtreding van deze wet of
van de krachtens haar bij algemeenen maatregel van
bestuur gestelde voorschriften worden gestraft met
hechtenis van ten hoogste acht dagen, met geldboete
van ten hoogste vijftig gulden.
Tot dusverre werden dergelijke beschermende bepa
lingen gevonden in gemeentelijke verordeningen en in
provinciale reglementen in Gelderland, Drente en
Limburg ontbreken dergelijke verordeningen.
Voor onze provincie gelden de bepalingen, welke
voorkomen in het „Provinciaal blad van Noord-IIol-
land van 1905 no. 173." In hoofdzaak komen ze hier op
neer, dat honden, die kennelijk ziek, kreupel, gewond
of drachtig zijn, of die een schouderhoogte van minder
dan 50 cM. hebben, niet als trekhonden mogen worden
gebruikt, dat als hondenwagen alleen gfebezigd mag
worden een vervoermiddel, voorzien .van steuhsels,
zoodanig aangebracht, dat liet gewicht van den wagen
niet op den stilstaanden of liggenden hond drukt en
dat de hond niet aan den halsband mag zijn aange
spannen. Dat is althans iets en iets is beter dan niets,
doch dat de bescherming zich in Noord-Holland in
derdaad niet ver uitstrekt, blijkt wel het best als we
eens even nagaan wat er in het buitenland ten dezen
opzichte geschiedt. In sommige landen in Engeland
bijv. strekt zich het verbod zoover uit.dat er geen
trekhonden mogen zijn. Ook in ons land wordt door
tal van dierenbeschermers aangedrongen op een vol
strekt verbod om trekhonden te gebruiken. Ja in
sommige gemeenten bestaat dit reeds; bijv. in Haar
lem. Dat lijkt ons een dwaasheid. Waarom dan ook
maar niet ineens verbodsbepalingen gemaakt ten aan
zien van paard, ezel, bok en slechts als eenig trekdier
het menschdier toegelaten?
Terecht heeft o.i. onze regeering zich op het
standpunt geplaatst, dat „als goedkoope trekkracht
een ©enigermate sterke hond uitnemend geschikt is."
Maar misbruiken dienen geweerd door beperkende be
palingen, zooals staan in Duitsche steden, bijv. in
Dortmund. Daar moet ieder die een trekhond wil
houden, aanvrage doen bij de politie en hond, kar en
tuig- meenemen, door een veearts wordt dan uitge
maakt of alle drie aan de gestelde eischen voldoen, en
vooral of de hond geschikt is voor dat tuig en die
kar.
Jaarlijks in December moeten hond, wagen en tuig
opnieuw voor de politie verschijnen, om herkeurd te
worden. Bij verandering van een gedeelte of van het
geheele voertuig moet een nieuw onderzoek volgen.
Het verlofbewijs, dat ieder eigenaar of houder van
den hond steeds bij zich moet dragen, kan worden in
getrokken bij overschrijding van de politieverordening,
maar ook bij mishandeling, slechte behandeling of on
voldoende huisvesting van den hond.
Honden mogen eerst dan voor den trekdjienst ge
bruikt worden, wanneer ze lichamelijk volkomen nor
maal en minstens 2 jaar oud zijn, een hoogte van 50
cM. (in ons land zal dat wel 60 cM. worden) en een
lichaamsgewicht van 25 KG. hebben; honden, die ver
magerd zijn, een slecht gebit hebben of andere kentee-
kenen van ouderdom vertoonen, mogen niet als trekdier
worden gebruikt, evenmin honden, die tengevolge van
ziekte of uitwendige verwondingen tot trekken voor
bijgaand onbruikbaar zijn, evenals dragende en zoo-
gende honden.
liet hondentuig moet den vorm van een gareel heb
ben, en bestaan uit een goiedl passende weelc-lederen
riem of gordel van dergelijk materiaal, aan welks ein
de zich beiderzijds achter de schouderbladen de trek-
riemen of trekstrengen bevinden. Het borststuk moet
door een ter hoogte van den ondersten halswervel op
de schoft liggenden 3 cM. breeden, gevoerden draag
riem op de juiste plaats worden gehouden en een
tweede draagriem moet ter hoogte van het midden van
den rug worden aangebracht. Alle deelen van het tuig,
die drukken of schuren, moeten inwendig met zacht
materiaal bekleed zijn. Alle metalen ringen en ver
bindingsstukken, die uitsteken moeten eveneens van
binnen bekleed zijn. Het tuig moet, wat de draagrie
men betreft, zijn voorzien van gespen, die bij een rust
van meer dan 10 minuten moeten worden losgemaakt.
IIe>t gebruik van tweewielige voertuigen is verbo
den. Het gewicht van een éénspannigen leegen wagen
mag dat van 60 K.G. niet overschrijden, van een twee-
spanuigen wagen dat van 70 K.G. niet.
Met uitzondering van dringend ziekenvervoer mag
een vervoer van personen per hondenkar niet geschie
den, evenmin het vervoer van den bestuurder-. De voer
tuigen mogen niet overbelast worden en indien ze zijn
ingericht voor meerdere honden niet' gebruikt worden
voor een minder aantal. Dé belasting van het voertuig
mag per hond niet het drievoudige van zijn eigen li
chaamsgewicht te bovengaan. Bij het gebruik op stij
gende wegen moet de vracht verminderd worden oi
moet de geleider helpen. Wegen, bekiezeld met scher
pe, puntige steenen, mogen voor karren met trekkende
honden niet gebruikt worden, evenmin wegen, die zoo
week zijn, dat de raderen in het spoor doorzakken of
wel die andere moeielijk te overwinnen hindernissen
opleveren.
De assen der voertuigen moeten na gebruik gedu
rende nat weder gereinigd worden van vuil en bedor
ven smeormateriaal en opnieuw gesmeerd worden.
Men ziet het het is heel wat meer dan in het pro
vinciaal blad staat. Blijkbaar wil de regeering een
héél eind den zelfdten kant uit. Zij zegt in de memorie
van toelichting bij het wetsontwerp:
„Bij algemeenen maatregel zal zijn te verbieden het
gebruik van te zware, bijvoorbeeld vierwielige karren.
Het optillen en meesleuren van den ©enen hond door
den anderen zal zooveel mogelijk moeten warden ver
hinderd. Voorkomen moet worden, dat de kar den
hond oplicht of drukt. Zieke, kreupele; gewonde,
drachtige of nog zoogende honden, en honden met te
geringe schouderhoogte, bethooi-en niet, te worden ge
bruikt als trekdier."
Tot zoover de wet. Het spreekt wel van zelf, dat een
vereeniging als de hier opgerichte afdeeling van den
Bond tot bescherming van den trekhond er niet weinig
toe zal kunnen bijdragen, om de wet zooveel mogelijk
aan baar doel te doen beantwoorden, klaar ook afge
scheiden van die wet zal ze nuttig werk kunnen ver
richten. Allereerst door er rtoe mede te werken, dat
er een trekhondenras verkregen wordt, beter dan het
thans gebruikte. Dan door bij belanghebbenden de
overtuiging ingang te doen vinden, dat goede behan
deling van den hondi finaneieel voordeel, verwaarloo-
zing daarentegen schade beteekent. Eindelijk door het
geven van nuttige wenken, die een minder „hondsche
behandeling bevorderen, zooahs het meenemen van een
plank, waarop de honden kunnen ,gaan liggen, ,als de
kar geruimen tijd moet stilstaan, van een dekkleedje
voor de kou en een drinkbakje voor dien dorst, het
goedkoop maken van een goed hok uit een petroleum
vat, het houden van concoursen, dat de eigenaren tot
het goed-behandelen van de dieren prikkelt
Doch genoeg, om te doen zien, dat er voor dé nieu
we vereeniging veel en nuttig werk te doen valt.
Waar zij zich over een dertigtal gemeenten in
deze omgeving zal uitstrekken hebben wij gemeend
goed te doen met het een en ander over deze materie
mede t© deelen, wellicht daardoor belangstelling ver
wekkend voor ©en zaak, die belangstelling verdient.
De heer Patijn Ifwain gisteren met een enkel woord
op tegen de onjuiste en onbillijke critiek van den heer
Troelstra op het beleid der Liberale Unie vóór en tij
dens de verkiezingen. Die taak wensehte spreker ech
ter over te laten aan den heer Goeman Borgasius, die
thans door onvoorziene omstandigheden in het buiten
land vertoeft, maar Maandag wel ter vergadering- aan
wezig zal zijn. Spreker bepaalde zich daarom tot be
handeling van eenige financieele aangelegenheden.
In de eerste plaats, ontwikkelde hij daarbij het denk
beeld om met het verleenen van machtiging op den
minister van financiën om een leening iaan te gaan,
niet te wachten tot het oogenblik waarop die leening
noodig is, maar die machtiging hij voorbaat te verlee
nen.
Spreker betoogde voorts de wensöhelijkheid over te
gaan tot evenredig zegelrecht op verkoop van effecten,
en wellicht ook op verkoop van goederen op termijn.
Spreker gevoelde iets voor die belasting, omdat deze
speculanten zal drukken en dus helaas nog wat zal
opbrengen.
Daarna trad spreker in beschouwingen omtrent het
finantieel beleid der regeering.
Uit allerlei blijkt, dat de minister sedert het vorig
jaar van inzichten is veranderd. Thans kondigt de mi
nister aan eene heffing van 30 opcenten op invoer
rechten. Spreker .is vierkant daartegen, afgescheiden
van de quaestie van protectie of vrijhandel.
Spreker verklaarde ook te zullen stemmen tegen de
voorgestelde verhooging van den drankaccijns.
De heer Drucker oordeelde, dat volkomen vaststaat
het aanblijven dezer regeering-. Spreker trad daarbij in
beschouwingen over de verkiezingen en wees er op,
dat een goed gevulde krijgskas van grooten invloed is
op den uitslag van verkiezingen en wees er op, dat
een g-oed-gevulde krijgskas van grooten invloed is op
den uitslag van verkiezingen. Uu is juist onlangs
toevallig gehoord, dat de anti-revolutionnaire partij
groote giften ontving.
Hierna kwam spreker tot de bekende Kuyper-zaak.
Deze is gisteren niet opgelost. Integendeel er zijn twij
felingen gjerezen. Spreker bepaalde zich tot de bekende
feiten.
Vast staat, dat door een minister, raadsman der
Kroon, wenken zijn gegeven op welke wijze hier te
lande een ridderorde te verwerven is. Vast staat ook,
dat een minister, raadsman der Kroon, voor zijne par
tij-zaak aanzienlijke giften aannam; niet slechts van
oude beproefde hem bekendé partijgen,ooten, maar ook
van iemand die pas op zijn voordracht was geridderd.
Vast staat ook, dat een minister, raadsman der Kroon,
zich over Staatsaangelegenhedien schriftelijk en mon
deling heeft uitgelaten met iemand zonder ambtelijke
functie, en van een positie die dit allerminst ge-
wenscht maakte. Dit onderhandelen staat vast.
Het onderscheid, dlat niet de Minister als zoodanig
maar als particulier dit deed; is te fijn voor de over-
groote meerderheid der Kamer. Het staat toch vast,
dat op een ambtenaar, ook buiten zijn ambt plichten
rusten. Vooral voor een minister geldt dit.
Spreker zou de Kuyper-quaesti© niet hebben aange
raakt, maar dies heeren Kuyper's1 verklaring- van giste
ren gaf hem daartoe aanleiding. De heer Kuyper er
kende onvoorzichtig geweest te zijn, maar dit wijst op
eigenschappen, welke wèl een partijleider, maar niet
een Minister mag missen. Door gisteren op het laat
ste uur het boetekleed aan te treldten, kan de heer
Kuyper niet wegnemen den indruk, reeks van jaren
gemaakt. Er zijn echter grooter belangen hier te be
spreken dan de roem of de val van -een persoon.
Spreker hoopte echter, dat het land voor het ver
volg verschoond Zal blijven van practijken als thans
aan den dag zijn gekomen. Want wat ons ook verdeelt,
het is een verheugend verschijnsel dat wij in één ding
samen gaan, namelijk ongereptheid onzer politieke ze
den.
Spreker protesteerde er tegen, dat de Regeering
zonder opg-ave tan redénen antwoord weigert op vra
gen om inlichtingen omtrent ambtdaden van voorgan
gers. Zonder schade voor het landsbelang had dat kun
nen geschieden.
Die heer Drucker vervolgde dat angstvallig moet
worden gewaakt voor' de zuiverheid der politieke ze
den. Spr. wees op het bedenkelijk© telegram van mi
nister Regout naar Gulpen. Maar die minister heeft
in de memorie van antwoord ronduit schuld bekend.
Het karakter van dien bewindsman werd daardoor al
lerminst aangetast. (Bravo.),
De heer Tydeman zette uiteen, dat er verwarring
heerscht op politiek gebied'. Daarom ook is er geen
frissche geest in het debat.
Spr. trad' in een uitvoerige; uiteenzetting en verde
diiging van de vrij-liberale politiek. Het is onwaar om
te zeggen, dat de vr ij-liberalen alleen voor d© werk
gevers opkomen en harteloos zijn v-oo-r die „kleine luy
den." De feiten spreken dat tegen. Spreekt die zelf
zuchtige politiek uit de pogingen, om de tonnen-ver
slindende administratie der Rijksverzekeringsbank te
verbeteren?
De heer Troelstra beroemde er zich op, dat de soc.-
dem. kiezers de vrij-liberalen niet hebben gesteund.
Daarover heeft spr. zich niet verwonderd, wel over het
feit, dat zulke beginselvaste kiezers als de soc.-dem.
kiezers ons Vroeger wel eens hebben gesteund.
De vrij-liberalen zijn dus nu voorgoed van socialis
tische smetten vrij. (Gelach). Ik schaam mij niet,
dat ik wel eens voor de werkgevers opkom. De soci
aal-democraten zijn altijd tegen de werkgevers, omdat
het werkgevers zijn. Daarom doen we niet mee, om
dat de arbeiders er dé dupe van zoud'en worden.
Spr. ging vervolgens het regeeringsprogram na en
besprak dat. Spr. beval dé lezing aan van het rapport
in zake den toestand der landarbeiders, daarin worden
op verzekeringsgebied gezonde theorieën ontwikkeld.
Wat de financiën betreft, meent spr., dat de toe
stand' niet zorgwekkend is; en hij zette dit gevoelen
nader uiteen.
Over de decoratie-kwestie zal spr. niets zeggen. Hij
sluit zich aan bij de rede van den heer Drucker.
De heer Vliegen besprak dé financieele politiek van
de regeering.
De heer de Savornin Lobman besprak allereerst de
decoratie-kwestie.
De wijze waarop dr. Kuyper zich verdedigt, heeft
sprekers sympathie niet.
Een minister moet zich onthouden van het verrich
ten van handelingen, die hem als privaat persoon niet
zouden hinderen. Wat zou dr. Kuyper zeggen, als
iemand bij hem als minister Op audiëntie kwam en
belangen met hem besprak, om dian na afloop te zeg
gen: En nu, Excellentie; mag ik u dit briefje van dui
zend gulden geven, niet als minister, maar als partij
leider. (Gelach). Ik meen, dat de minister zoo iemand
de deur zou moeten wijzen.
Men mag niet decoreeren op grond van verdiensten,
aan eene partij bewezen. Dit is in het algemeen cor
ruptie.
Vraagt men nu: is dr. Kuyper hieraan schuldig?
Dan antwoord ikneen. Men moet de feiten zoo rang
schikken, dat zij de waarheid van het vermoeden aan-
toonen. Én spr. meent, dat in deze zaak dé feiten kun
nen worden aangenomen, zonder aan dé schuld van
dr. Kuyper te denken.
De verdediging van dr. Kuyper vond spr. dus na
tuurlijk.
Het is ondenkbaar dat de verklaring, die dr. Kuyper
geeft, onjuist zou zijn, vooral waar de personen nog
leven, die eventueel de verklaring zouden kunnen te
genspreken. En daarom wil ik hier, zegt spr., en
verschillende mijner geestverwanten stemmen met
mijn gevoelens in, uitdrukkelijk meedeelen: Ie. Dat
het bewijs van dr. Kuyper's schuldi niet alleen nj,ct be
wezen is, maar, 2e. dat ik ook niet geloof, dat dr. Kuy
per het hem ten laste gelegdé feit heeft bedreven.
Spr. kwam voorts tot eenige andere punten en be
handelde de vrees van de linkerzijde voor de openbare
school.
De vergadering werd verdaagd tot Maandagmiddag
half twee.
liet vermoeden, dat wij gisteren hebben geuit Is
juist gebleken: gisteravond stond dr. Kuyper's zelf
verdediging woordelijk in de Standaard. Dat de zaak
in het parlement nog niet uit is, bewijst het kamerver
slag in dit nummer. Ook in de pers wordt er nog druk
over geschreven, zoowel door de linksche als door de
rechtsche bladen.
De Standaard zwijgt. In het Kameroverzicht le
zen we:
„Aldus het woord verkregen hebbende, leest de heer
Kuyper de verklaring voor, welke men in ons tweede
blad afgedrukt vindt, en ten opzichte waarvan de over
zichtschrijver gedachtig aan de plaats, die voor zijn
overzichten bestemd is, zich van ieder oordeel onthou
den zal."
„De Nederlander" meent, dat er wellicht nog vra
gen te beantwoorden overblijven, maar het zijn vra
gen, waarop het antwoord door dr. Kuyper in de een
zaamheid kan worden gegeven. Voor het „eerlijk
woord" van dr. Kuyper, voor de hem als Christen bin
dende verklaring van niet in strijd met zijn geweten
te hebben gehandeld, heeft „De Nederlander" den eer
bied, dien het blad zou verlangen indien hetzelf die
verklaring had afgelegd en na die verklaring is verder
zwijgen van dr. Kuyper voor „De Nedterlander" volko
men begrijpelijk.
„Het Centrum" verwacht, dat dé verklaring van dr.
Kuyper in breeden kring een ontspanning za;l bren
gen, die noodig was en niet langer op zich kon laten
wachten. Maar of thans de aanvallen op dr. Kuyper's
persoon zullen ophouden? vraagt het R. K. orgaan en
vreest van niet.
„De Tijd" eindigt aldus: „Kuyper triomfeerde!
Dies zijn wij verblijd!
En de „Maasbode:
Wie is er nu aan de beurt?
Eerst Kuyper, toen de Kerk in Spanje, toen Ruys.
Wie nu?
Tegen wie of wat zullen nu die heela brave liberale
journalisten met hun smetteloos blanke duivenzielen
den loop van hun geweer gaan richten?
„Land en Volk" schrijft in een driestar:
Eh-. Kuyper moge nu zelf erkennen, dat hij onvoor- f
zichtig is geweest als minister, goed. Maar dan toon
de hij toch een gemis van eigenschappen, die een par
tijleider wellicht missen kan zonder zijn succes te wa
gen, doch vooreen minister, een president-minister
nog wel, onmisbaar zijn.
Met die rede van den heer Drucker is bevestigd wat
reeds een feit was: het effect van het geheele Kuyper-
drama is dit, dat hij als c andi'da at - mi ni s ter onmoge
lijk is, en zijn eereplaats van leider in ons staatkun
dig leven heeft verlaten.