DAGBLAD VOOR ALKMAAR EN OMSTREKEN. m 111 i Vader Kondel en bruidegom Wejwara. Honderd en elfden Jatrgang* 1909. ZATERDAG 20 NOVEMBER. FEUILLETON. No. 272 Deze Courant wordt eiken avond, behalve op Zon- en Feestdagen, uitgegeven. Abonnementsprijs per 3 maanden voor P iksna&r f franco door het geheele Rijk I 1,— PJ jjnderlijke nummers 3 Cents. der gewone advertentiën: Per regel f 0,10. Bij groote contracten rabat Groote letters naar plaatsruimte. Brieven franco aan de N. V, Boek- en Handelsdrukkerij v/h. HERMs. COSTER h ZOON, Voordam C 0. SJk en lier ijk. Uit school en huis. Sehaakruibs*iek« WM 1 TsMooBonmaMr XXIV. W. W. "v COURANT, t- U .'JIB - r=75 BURGEMEESTER en WETHOUDERS der ge meente ALKMAAR brengen ter algemeen© kennis, dat de Minister van Landbouw, Nijverheid en Handel, bij beschikking van 25 October 1909, No. 5070, Afd. Nijverheid, heeft goedgevonden: lo. te bepalen, dat het goedkeuringsmerk, geduren de de jaren 1910 en 1911 te bezigen, zal zijn: bij den ijk en herijk van maten en gewichten de letter s in den gewonen schrijfvorm bij den ijk en herijk van gasmeters, de Konink lijke kroon; 2o. ter algemeene kennis te brengen, dat als merk bij eerste stempeling aan bet ijkkantoor Am sterdam (waartoe ook Alkmaar behoort) wordt gebezigd het cijfer 9. Alkmaar, 17 November 1909. Burgemeester en Wethouders voornoemd, G. RIPPING, Voorzitter. DONATH, Secretaris. TWEE WERELDEN. O, als mijn moeder Dat eens ter oore kwam, Hoe het met haar dochter ging In Amsterdam! Wel pa, waarom zouden wij ook niet eens een straatdeun tot motto en punt van uitgang kiezen? Ook in straatliedjes ligt veel zins. Hoe zou het an ders? De dichter ervan is iemand van ervaring; on bewust stort hij er een brokje levens in uit. Hoe wal gend en weerzinwekkend die vier regels dan ook bij herhaling langs straat en gracht worden uitgegalmd, wij wagen liet, ze hier onder de aandacht te brengen en willen beproeven, antwoord te geven op de vraag: „Welnu, wat dan?" waartoe ze aanleiding geven. Ne men wij de eerste twee regels. Kan die gedachte ons geweten verontrusten? Is dat niet heel kinderlijk en naïef uitgedrukt? Het ware te wenschen, dat die naïeve gedachte met dubbel krijt op elk kinderzieltje geschreven stonden, dat het kind zich bij al zijn doen en laten afvroeg: Als mijn moeder dat eens wist." Dan zou er heel wat kinderkwaad onbedreven blijven, menig traantje door moeder niet worden geschreid. Maar het komt haar niet ter oore, de moeder, die haar kind zoo innig liefheeft, zoo> goed is voorgegaan, zoo vast overtuigd is, dat haar opvoeding, haar leer en leiding het kind ten zegen strekt en in die overtui ging haar kind dan ook met volle gerustheid de we reld laat ingaan. En als liet haar dan wel ter oore komt, dan is het te laat en komt zij tot besef, dat een kind in twee werelden leeft; een, die het zichzelf koos en cën, waarin het zich verplaatst, als anderen dit wenschen. Dat is een gevaarlijk iets in het kinderle ven het schokten niet geringe mate ons vertrouwen op het kind. Die kinderen, je kunt ze geen oogenblik uit het oog verliezen en ze moeten toch zoo noodig zelfstandigheid leeren. In twee werelden? Hé! Wisten wij wel, dat ook wij, volwassenen, er twee werelden op nahouden? Toe, straatzanger, galm je wijsheid nog eens voor ons uit, wij willen dat wijsje eens goed hoorenHet moet in zijn volle diepte op ons afkomen. Een kind houdt er twee werelden op na en een volwassen menseh even zoo. Alles wat het kinderleven in g'evaar brengt, wordt angstvallig vermeden. Slechte kost, verkeerde klee ding, ongezonde atmosfeer, kwaad' gezelschap, weg er KLEINE GEBEURTENISSEN UIT HET LEVEN VAN EEN PRAGER GEZIN NAAR HET BOHEEMSCH VAN. IGNAT HERRMANN door S. J. BARENTZSCHöNBERG. In den handel verkrijgbaar ingen. 2.90; geb. 3.50. 51) Hier zat het beeld van de „stille wanhoop". Wej wara in rok, lang vest, witte das, met glimmenre, ver lakte 'schoenen maar zonder pantalon. Wejwara wat voer je hier uit? schreeuwde mijnheer Kondelik. Ik wacht, mijnheer von Kondelik. Waarop? Op mijn pantalon. - Waar heb je die dan gelaten? Ik heb ze voor vijf minuten mijn collega Hawrda geleend. Waar is die? In de zaal. De meester vloog terug naar de zaal waar hij den bediende riep. Mijnheer Hawrda moet onmiddellijk hier komen. Na vijf minuten bracht de bediende Hawrda mee. Waarmee kan ik u dienen? vroeg hij verwonderd den hem onbekenden meester Kondelik. Ik geloof dat u jezelf al bediend hebt, mijnheer! En Kondelik pakte Hawrda beet en sleurde hem mee naar den concierge. Tien minuten later bracht Kondelik den ongelukki- gen Wejwara bij zijn opgewonden vrouw en de treu rige Josefine. Wejwara zag er uit als een natte poe del. meeJa maar, wat die straatzanger ons daar herin- liefhebben en eeren; de ouders en opvoeders moeten nert, is nog veel gevaarlijker dan al do daar genoemde het kind kennen en liefhebben. Geen andere weg gevaren te zamen. Want die hebben wij in onze macht, het zijn maar uitwendigheden, maar dat andere ligt in het kind, is een eigenschap. Die lag ook in ons, toen wij kinderen waren, ligt nog in ons, nu wij al- volwassen zijn. Het is een kinder-, een menschenziek- te, waarvoor de apotheker geen pillen, drankjes of poeders kan geven. Heet die ziekte misschien huiche larij Neen, ze kan er in ontaarden. Wij hebben het reeds eerder gezegd, de menseh wordt wat hij zelf worden kan en wat anderen van hem gelieven te maken. Het is maar de vraag, welke van deze krachten bet sterkst op hem inwerkt, door welke hij zich het meest laat beïnvloeden. Er zijn zelf standige en onzelfstandige naturen. Zoo gaat het ook hier: het kind wil zijn eigen, en ziet zich ver plicht der ouderen weg te volgen. Ervaring kent het niet voldoende om met oordeel des onderscheids te handelen en zoo zal het twee wegen inslaan, zich in twee werelden gaan verplaatsen. De jonge vink laat zich verschalken door den lokvogel, het kind is niet wijzer. Wat hem het mooist toeschijnt trekt hem aan: schijn verblindt. Schroom, vrees voor vermaan, ont houding of straf weerhoudt hem, tegen den wil zijner opvoeders te handelen, zoolang hij onder hun bereik is. Om vertrouwen te winnen, geeft hij zich en stelt daardoor dat vertrouwen juist des te meer te leur. Wat valt hier tegen te doen? Den kinderwil te onderdrukken met al de middelen, die ons ten dienste staan, zóu niet alleen een verkeerd, maar ook zeer ge vaarlijk© uitweg zijn. Een vos moet zijn haren kwijt. Neen, wij hebben slechts den natuurlijken weg in te slaan. Zooals gezegd houden ook wij, volwassenen, er twee werelden op na, dat wil zeggen, de buitenwe reld kent ons eigenlijk niet; wij doen ons daarvoor veel te vaak anders voor dan we zijn Dat kan een aan geboren aard, een tweede natuur zijn, maar we kun nen het ook willens en wetens doen, de omstandighe den brengen het dan zoo mee. Wie kent ze niet de mooipraters, de schijnheiligen, de huichelaars, de lui, die bij een ander zoo heel anders zijn dan thuis? Van dat roemruchtig' geslacht maken wij deel uit. En als wij op zoek uitgaan naar werkelijk open, rondborsti ge, eerlijke lieden, die liever een vinger dan de waar heid verliezen, dan moet het lantarentje erbij. En toch allen leggen dat gebrekje af tegenover som mige personen. Hebben wij allen wel eens niet hoo ren zeggen, misschien zelf gezegd: „De heele wereld zou ik kunnen bedriegen, alleen hem (of haar) niet?" Die hij of zij heeft iets bijzonders, dat liefde of eer bied wekt en kent zijn wereldje. Zoo moet het met den opvoeder ook gesteld zijn. Hij moet iets hebben, dat een ander zoo niet heeft, hij moet „iemand" zijn. Om dan de bittere ervaring, neergelegd in onzen straatdeun, te ontgaan, zal de ouder, de opvoeder ach ting en eerbied in het kind moeten opwekken en het kind door en door moeten leeren kennen. Daaruit volgt, dat hij het kind zijn gang eens moet laten gaan. Ouders en onderwijzers moeten in de oogen van het kind menschen zijn, die het met de dingen nauw ne men, wachten zich voor leugen, bedrog, draaierij en halve waarheid in de oogen van het kind. Verdriet over verkeerde daden of slechte eigenschappen mag zich niet in krokodillentranen uiten. Och, waartoe langer geredeneerd, als we de conclusie kunnen neer leggen in dezen korten zin: ITet kind moet zijn ouders en opvoeders kunnen Mevrouw Kondelik wilde dadelijk weggaan, maar dat kon de meester niet goed vinden. Neen, nu laten wij ons bier brengen en blijven tot het laatst. Josefine haalde haar schade in en pas om vier uur gingen zij naar huis. Intusschen gelukte het Josefine haar mama het ge heim van Wejwara's verdwijning te ontlokken. Zij moest zich bedwingen om niet telkens in lachen uit te barsten, zoo vaak zij Wejwara aankeek. Toen zij om vier uur in de landauer stapte zei Kon delik, die in vroolijke stemming was, tot Wejwara: Wejwara, bezit je niet twee zwarte pantalons? Nog niet, mijnheer von Kondelik, maar de kleer maker maakt mij een nieuwe voor de bruiloft. Als je de tweede hebt, zei de meester," trek ze dan beide boven elkander aan. Misschien wil je weer eens iemand helpen. Mevrouw Kondelik, die zelf moeite moest doen om ernstig te blijven, legde haar man de hand op den mond. Het gelukte echter niet het lachen van Kon delik tegen te houden, dat zelfs het rollen der wielen overstemde. HET TROUWHEMD VAN DEN BRUIDEGOM. Na het bal ontwaakte Josefine zoo frisch als een hoentje 'en begon het ontbijt klaar te maken. De ge schiedenis van den vorigen avond deed haar weer lachen. Zij stelde zich Wejwara voor in het achter kamertje van den concierge, met een laag vest, witte das zonder pantalon. Zij lachte zacht. Kaatje, die in afgetrapte sloffen en groven katoe nen onderrok door de keuken slenterde, gaapte als een leeuw. Ze was nijdig dat zij zoo vroeg uit de veeren moest. Zij begreep niet hoe de juffrouw, die toch pas om vier uur was thuisgekomen, haar warm bed zoo vroeg liad kunnen verlaten. Zij, Kaatje, zou bij zoo'n gelegenheid minstens tot twaalf uur blijven liggen, als ze kon. leidt tot wederzijdsch vertrouwen. No 2 0 Murray Marble, lste Prijs „La Strategie" 1909 '//mm. MS '///M/"A fcb««le fgfc Mat in 2 zetten. Oplossingen van Probleem No. 207 (J. Cauveren) 1 K e7 f8 enz. 1 kf6 faalt op t f4 -J- Goede oplossingen ontvingen wij van: P. J. Boom, F. Böttger, O. Bramer, G. van Dort, G. Imhülsen, G. Nobel en O. van Stam, allen te Alkmaar; Mr. Ch. En schedé te Haarlem, J. Vijzelaar te Hilversum, P. Bak ker, Jos, do Koning en II. Weenink te Amsterdam, J. Deuzeman te Frederiksoord, J. Reeser te Voorburg, C. J. Oosterholt te Delft, G. II. B. Hogewind te Utrecht, Oom. Slot te Broek op Langend ijk, „Schaaklust" te Koedijk, O. Boomsma te Kampen, G. Fijth en O. J. Strick van Linschoten te Bunnik. De wedstrijd van „La Strategie" was door den Ame- rikaanschen schaak-maeoenas Alain G. White uitge schreven ter eere van de nagedachtenis van den uitge ver van dit schaaktijdschrift, wijlen den heer Nmna Preti. De vier prijzen en de 20 eerv. vermeldingen zoowel bij de 2zetten als bij de 3zetten uitgeloofd, be stonden dan ook uitsluitend uit schaakwerken, door den heer Numa Preti uitgegeven. De deelneming was bijzonder groot, daar er niet minder dan 230 twee- en driezetten waren ingezonden. De jeugdige Amerikaan Murray Marble behaalde een groot succes, daar hij in de sectie 3-zetters even eens den lsten prijs en bovendien de 1st© Eerv. Ver melding behaalde. Wat No, 210 betreft, dit schijnt ons meer merkwaar dig dan mooi toe, Het is wat de Engelschen een „ta.sk probleem" noemen d.w.z. een probleem waarbij de componist zich een bepaalde taak oplegt: bijv. het grootst aantal matstellingen to laten zien, die de dame kan geven. De vaststelling der volgorde' van de problemen, die de vier prijzen en de 20 E. V. in elke sectie behaalden, Maar toen Josefine voor den derden keer lachte, werd Kaatje toch nieuwsgierig. Dat moest gisteren toch al heel vroolijk zijn toegegaan. Zij geeuwde luid en vroeg toen Juffrouw, waarom lacht u toch telkens zoo? Maar Josefine antwoordde niet. Toe, juffrouw, vleide Kaate met haar ruwe werk hand Josefine's mouw beetpakkend, vertelt u het mij. Josefine lachte en zei: Nu niet, Kaatje, na de bruiloft zal ik het je ver tellen. Hm, na de bruiloft, zei Kaatje, haar neus optrek kend, dan bent uhet al lang vergeten. Maar niettegenstaande al haar vriendelijkheid ge lukte het haar niet haar juffrouw liet geheim te ont lokken en zij sprak boos U behandelt mij niet, mooi, juffrouw en ik dien u toch trouw tot aan het altaar. Beter dan tot aan het graf, zei Josefine lachend en goot een lepel kokend water op de koffie. Tegen acht uur begon het bed van mevrouw Konde lik te kraken en het geraas maakte ook mijnheer Kon delik wakker. Waarom blijf je toch niet liggen, vrouw, sprak liij brommend. Tot vanmorgen ben je op een bal ge weest en hebt nu geen rust om te blijven liggen. Kom, mannie, brom niet, houd jij je maar be daard. Ik moet opstaan en helpen den boel opruimen. Waarvoor bromde de meester. Voor het geval er iemand komt. Je weet dat wij tegenwoordig telkens visite krijgen, voornamelijk des Zondags. De volgende maal ga ik weer met jelui naar een bal, hoor! knorde de meester ontevreden. Nu niet meer, mannie, dat was de laatste keer. En wie is weer begonnen te drinken toen ik naar huis wilde, hè mannie? Natuurlijk! Jelui zoudt in een mooi humeur zijn thuisgekomen na die uitkleedpartij van Wejwara. Een mooien Zondag zou ik gehad hebben! Stil, mannie, stil! En dek je weer lekker dicht. Ik moet nu voor het ontbijt zorgen. Pepi is ai lang op. heeft op een ©enigszins eigenaardige wijze plaats ge had, naar het ons voorkomt. Voor de 2-zetters-sectie fungeerden als juryleden de beide overbekende componisten H. W. Barry en J. Pospisil benevens de heer A. Clerc, een fransch pro bleemcomponist en groot vriend van wijlen den heer Numa Preti. Elk dier juryleden bepaalde voor zich zelf de volg orde der problemen naar hunne waarde. Het was dus niet meer dan natuurlijk, dat elk der drie juryleden een verschillend probleem op de eerste plaats stelde, terwijl het tevens duidelijk is dat dat probleem den eersten prijs behaalde, hetgeen door optelling der drie getallen, die de juryleden liet hadden gegeven, liet ge ringst aantal punten verkreeg. Zoo bekwam No. 210 den lsten prijs met S2/3 punt (Barry (B)6, Pospisil (P) 1, Olerc (C) 19). Men ziet dus al dadelijk hoe verschillend de eerste prijs beoordeeld werd waar P hem de lste, B de 6de en O hem de 19de plaats toe kende. Doch, dit voorloopig daargelaten, er heeft zich bij dezen wedstrijd een eigenaardigheid voorgedaan, waar wij eigenlijk geen woorden voor kunnen vinden. De lezer oordeele intusschen zelf. Er waren 4 prijzen en 20 eervolle vermeldingen uit geloofd, waaruit dus volgt, niet waar, dat ieder jury lid er de 24 beste tweezetfcers minstens had uit te kie zen, om die onderling te rangschikken, het beste pro bleem daarbij één, het tweede 2, het derde 3 punten, enz. toekennende. Minstens herhalen wij, want daar het waarschijnlijk was, dat verscheidene proble men door elk der juryleden verschillend geplaatst wer den, was het voorzichtig bijv. 40 problemen te schat ten, daar het eene jurylid zeer goed aan een 2zet bijv. de 10de plaats kon toekennen, waar een ander deze op 34 plaatste. Doch in ieder geval daar blijven wij bij, in verband met het aantal uitgeloofde prijzen en eervolle vermel dingen was het noodig minstens de 24 beste problemen naar rangorde te rangschikken. Maar wat doet nu de heer Clérc Deze schat n e- g e n t i e n 2zetten bij 24 onderscheidingen. Ergo, de vijf laatste eerv. ver. werden kalm door hem niet ge schat en dus trok hij zich blijkbaar niets van dje pro blemen aan, waarvan hij vond, dat zij op een lagere plaats dan de 18de behoorden. Wij bekennen het eerlijk, het standpunt van den heer Clerc indien dit werkelijk dién naam mag dra gen is ons ten eenenmale onduidelijk. In ieder geval, de heer Alain C. White, de leider van den wedstrijd, zat er danig mede in. Op welke plaats toch moest hij de problemen stellen, die door den heer Olerc niet waren geschat? Hij hakte den knoop flink door, dat moet gezegd worden. Want hij scheerden ze allen over één kam en stelde ze alle op de 20ste plaats 1 En zoo kreeg men de komisch-enorme abnormaliteit dat de 2de plaats werd toegekend aan een 2zet van wijlen den Engelschen probleemcomponist Geo Slater met 92/s punt (B3, P6, C20) en dat de eerste prijs1) van denzelfden componist) behaald werd met 12 pun ten (B4, P12, C20) De lezer ziet dus, dat de 3de en 4de prijs gedeeld werden, zoo-dat de 2zet van Billington ook 12 punten behaalde, want deze werd door Barry op die 14de, door Pospisil op de 2de en door Clerc.op heelemaal geen plaats gesteld, zoodat ook hier weder gold B14, P2, C20. De lezer ziet dus hoe de oordeelvellingen der jury 1) Ex aequo met een 2zet van Billington. De meester gaf geen antwoord meer, hij draaide zich naar den muur, drukte zijn hoofd diep in de kus sens en trachtte weer in te slapen. Na een half uur tje stond hij echter op en begon toebereidselen te ma ken om zich te scheren. Intusschen ontbeten de dames efi legden de kachel aan. Het was ongeveer negen uur, mijnheer Kondelik was met scheren nog niet klaar, toen er gescheld werd. Complimenten van mijnheer Wejwara. En een kruier reikt© Kaatje een brief toe. Juffrouw, een brief, zei Kaatje. Josefine werd zoo rood als een papaver. Een brief? Wat beteekende dat? Wacht wacht! En zij liep snel met den brief de kamer in. Haas tig scheurde zij de enveloppe open en las: „Mijn liefste schat! Mijn dierbaarste Josefine, Wees niet boos dat ik je reeds zoo vroeg lastig val, maar ik kan er niets aan doen ik schrijf je onmid dellijk na mijn terugkomst van de „Anjelieren". Ge loof mij hartjedief, ik ben verpletterd door bet ge beurde van gisteren, dat ik toch eigenlijk niet kon helpen. Het kwam door mijn al te groote bereidwil ligheid. Eerst nu ik thuis kom en over alles nadenk, schaam ik mij onuitsprekelijk. Je bent zeker boos op mij en je mama nog meer. En omdat ik mij zoo schaam, lieveling, smeek ik je mij voor morgen d. w. z. vandaag, Zondag te excuseeren. Ik zou van schaamte in den grond zinkeu en zou wel willen dat er eerst wat tijd over verliep. Hawrda is een oud vriend van mij. Ik wilde hem niet in den steek la ten, maar hem de gelegenheid geven het met Mali Mischka weer goed te maken. Ik had echter niet ge dacht dat hij mij zoo lang zou laten zitten. Boven dien schijn ik wat kou gevat te hebben. Verontschul dig mij dus vandaag, mijn engel, ik zal den heelen dag aan je denken in stille wanhoop. Je ongelukkige Wejwara." Wordt vervolgd.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1909 | | pagina 5