DAGBLAD VOOR ALKMAAR EN OMSTREKEN.
Vader Meiik en bruidegom Wejwara.
No. 286
Honderd en elfden Jaargang.
1909.
DINSDAG
7 DECEMBER.
FEUILLETON.
Deze Courant wordt eiken avond, behalve op Zon- en
feestdagenuitgegeven. Abonnementsprijs per 3 maanden
voor P jkmaar f franco door hei geheele Rijk f 1,
M aderlijke nummers 3 Cents.
Prijs der gewone advertentiën»
Per regel f 0,10. Bij grooie contracten rabat Groote
letters naar plaatsruimte.
Brieven franco aan ds N. V. Boek- en Handelsdrukkerij
v/h. HERMs. COSTER ZOON, Voordam C 0.
1Te!®!}«i©ïM?s®nser 8.
COURANT.
itfil
ALKMAAR, 7 December.
De Fransche bladen spreken over een zonderlinge
verkooping, welke in liet openbaar gehouden is. Wij
bedoelen niet de veiling van de juweelen van Abdel
Azis, den ex-sultan van Marokko, die gisteren onder j
den hamer zouden komen en die vermoedelijk wél 3
millioen francs zouden opbrengen, terwijl de Marok
kaan ongeveer de helft van die som als voorschot
heeft gekregen. Meen, dezer dagen is in het Parijsche
verkoophuis „hotel Droust" onder den hamer van den
uitroeper gekomen een guillotine. Natuurlijk
geldt het hier niet de guillotine van den heer
Dedbler, de Parijsche beul, die zijn werktuig zelf noo-
dig heeft sinds president Fallières aan de regeering is
en niet, zooals zijn voorganger, zoo veelvuldig van het
recht van gratie gebruik maakt. Het is de guillotine
van Feurs, het stadje aan de Loire, dat bekend is om
zijn Romeiusche oudheden. Dit voorwerp heeft, naar
dc couranten zeggen, een geschiedenis. Het lid der
conventie Ja vogues had de guillotine als zeer bruik
baar propagandamiddel voor de republikeinsche denk
beelden laten opstellen.
Hij was een groot vriend van Marat en trouw aan
hanger van diens denkbeelden, alleen hij ging nog eën
heel eind verder als deze afgod van het volk, die
300.000 afgehouwen hoofden voldoende achtte om de
republiek voor goed te vestigen. Javogues meende,
dat het er minstens twee millioen moesten zijn en hij
zoide bijv. eens: „ik erken iemand alleen als patriot,
indien hij, evenals ik, bereid is zijn vader, moeder,
broers en zusters op het schavot te brengen en daar
een beker van hun bloed te drinken." Inderdaad
meer kan men voor de republiek niet verlangen. Bur
ger Javogues was er bij, toen den 22sten November
1793 het nationale werktuig te Feurs werd ingewijd,
vlak voor den vrijheidsboom. Drie „vijanden van de
republiek" moesten er hun hoofden laten. De machine
had druk werk en zooveel werd er door burger
Fagoux, de beul, van haar krachten gevergd, dat zij
weldra hersteld moest worden „opdat, de wetten van
menschel ij k heid bij het voltrekken van de nationale
wraak niet geschonden werden." Werkelijk het staat
er: de wetten van de menschelijkhoid. De guillotine
werd verbeterd, maar burger Jacogues vond dat zij
niet snel genoeg werkte. De een kon slechts na den
ander onthoofd worden en op deze wijze zou het aan
tal dat Feurs voor de twee millioen zou leveren, nim
mer groot genoeg worden. Daarom ging men de
„vijanden" in grooten getale tegelijk doodschieten
dat ging vlugger. De guillotine werd aan kant gezet,
maar ze had in korten tijd heel wat werk gedaan.
Zelfs waren door haar den tienden nivose van het jaar
2, gelijk men toen zeide, of liever 30 December 1793,
in tegenwoordigheid van een talrijke menigte de ko
ningen van Engeland, Spanje, Pruisen, de keizer van
Oostenrijk, de Paus en de minister Pitt plechtig ont
hoofd. Evenwel de burgers van Eeurs brachten
geen personen om het leven, die ze niet hadden, en
daarom vielen slechts de gekroonde hoofden van pop-
KLEINE GEBEURTENISSEN UIT HET
LEVEN VAN EEN PRAGER GEZIN
NAAE HET BOHEEMSOH
VAN.
IGNAT HEKKMANN
door
S. J. BABENTZ—SCHöNBERG.
Ia den handel verkrijgbaar ingen. 2.90; geb. 3.60.
05)
Om 's hemelswil 1 riep mijnheer Wejwara ver
schrikt, en wat gebeurde er toen?
Nu, om kort te gaan het hield mij vast en
wilde mij absoluut niet loslaten.
Wat was het dan, papa? vroeg Josefine ver
schrikt.
Het was heelemaal zwart, had een lichaam, twee
handen, maar geen voeten en geen hoofd.
Dat is een „mop", zei mijnheer Betsclika.
Een mooie „mop", zei de meester ernstig. Ik
wensch je zoo iets niet toe. Ik verzet mij dus uit alle
macht, draai en wend mij naar alle kanten, ik wil mij
losmaken vergeefs. Het houdt- mij vast, laat mij
niet los, werpt mij op een stoel, verstikt mij bijna -
ik neem in mijn geest van u allen afscheid, denk aan
fiouw en kind, aan Wejwara, aan toekomstige.
Kondelik!
Mevrouw Kondelik gaf haar man een duw.
Duw nietHet i s zoo en op dit ooge-nblik
gaat tot mijn geluk xle deur open, Betty, mijn vrouw,
treedt binnen zij ziet wat mij vasthoudt is met
een sprong bij mij pakt het ding bij een der handen,
rukt ze eraf, pakt de tweede -rukt ze er eveneens af
grijpt een groot keukenmes stoot het liet zwarte
ding in clcn rug en snijdt het in twee stukken. Ik
was verlost! Een lichaam moest er aan gelooven
pen onder den valbijl. Maar met een beetje verbeel
dingskracht komt men een heel eind en de aan
wezigen moeten heel veel genoegen gehad hebben.
Een zekere mijnheer Forgeron, een verwoed verza
melaar van merkwaardigheden uit den revolutie-tijd
is indertijd voor 700 gulden de gelukkige eigenaar van
deze guillotine geworden.
Dezer dagen werd zij gekocht door een handelaar
in postzegels! Toen 'top betalen aankwam bleek datde
man geen geld had en toen werd het vooi-werp toege
wezen aan een cabaret-zanger die er 460.5 gulden
voor gaf de guillotines schijnen dit jaar niet erg
prijzig te zijn. Vermoedelijk krijgt men nu in Parijs
liedjes, begeleid door een valbijl.
Trouwens de guillotine speelt in de Fransche
hoofdstad reeds een rol op het tooneel, zooals bij ons
bijv. de wind in op Hoop van Zegen. Zij doet de-men-
schen rillen en de mensehen rillen tegenWoofd'ffe'
graag in den schouwburg, hoewel er in den laataten
tijd weer een kentering' waar te nemen valt dh er weer
meer stukken opgevoerd worden, die minder schok
kend zijn en meer costuumpracht te zien geven, zooals
hedenavond bijv. in de Harmonie.
In het theater „Grand Guignol" echter is de beul te
genwoordig een graag'geziene figuur op de planken.
Hij heeft zijn beulsknechten bij zich, die van hem on
derricht krijgen in het vak. Het schavot is donker
rood en het tooneel is in halfdonker gehuld. Op een
stroopop leeren de nieuwelingen de kunst. Het publiek
ziet en hoort hoe alles in zijn werk gaat, hoe de pop
gebonden en met den hals door het gat gelegd en hoe
eindelijk door den valbijl het hoofd van den -romp ge
scheiden wordt. De knechten zijn spoedig op de hoog
te van het vak en dan wordt er oefening- gehouden
met den berd als veroordeelde. Doch dat loopt niet
Lest af: de beul wordt door zijn helpers, die schurken
blijken te zijn geguilliotineerd en terwijl de beuls
knechten weg sluipen, roept het dochtertje van den
onthoofde achter de coulissen om haar vader
Het loopt storm naar genoemden schouwburg en het
publiek amuseert zich. De liedjeszanger wist dan ook
wel wat hij deed toen hij voor een koopje een guillo
tine kocht. Zij kan hem geld opbrengen in dezen tijd
van beschaving, ontwikkeling, vooruitgang enz. enz.
P Iv» AJ 3 tA f
£-*■ I t \*i .11 1% £-* rt A L..-
TWEEDE KAMER.
Gisteren was aan de orde de voortzetting' der be
raadslaging' over Hoofdstuk Marine.
De minister van Marine vervolgde zijne rede en zet
te nader uiteen hoe het nu eigenlijk staat met de ver
wapening type Kortenaea-. Zuinigheidshalve werden
voor de bewapening van dien bodem kanonnen van 21
cM. gebruikt van de kanonneerbooten. Door de ge
mengde commissie voor zee- en landmacht werd over
wogen om rookzwak buskruit te gebruiken, doch dit
stuitte op bezwaren af. De minister heeft toen doen
overwegen, of het niet mogelijk was snelvuurkanonnerr
van 19 cM. te gebruiken. Ook daarvan werd weer af
gezien en teruggekeerd tot het oorspronkelijke denk
beeld om de 21 cM. in te richten voor rookzwak bus
maar het mijne was het niet.
Lieve genade! riep de tante in den grootsten
angst, wat was het dan?
Nog voor de meester antwoord kon geven, kwam de
kellner Ferdinand haastig op hem toeloopen en ver
telde hem dat er een heer was, die mijnheer Kondelik
beslist moest spreken.
De spanning der bruiloftsgasten nam steeds toe.
Zou er werkelijk iets merkwaardigs zijn voorgevallen?
Wat zou die van mij willen! Weet die mijnheer
niet, dat ik op een bruiloftsfeest ben? Wil hij mis
schien dat ik nu iets voor hem zal schilderen?
De meester stond op en ging de zaal uit, maar
keerde niet spoedig terug. Nieuwsgierig keek me
vrouw Kondelik naar de deur en zei eindelijk tot haar
schoonzoon
Frans, ga toch eens kijken waar p.:pa blijft.
O ogenblikkelijk keerde Wejwara terug. Hij glim
lachte verlegen en vroeg zijn schoonmoeder:
Mamaatje, gaat u even mee? En met zijn blik-
lpun vroeg- hij mijnheer Betschka hem eveneens te vol
gen.
Met een gewichtig' gezicht stond de ceremoniemees
ter op. v
In de voorzaal stond een klein, mager mannetje,
nog rood van het snelle loopen, en hield een rok ore;
zijn arm. Mijnheer Betschka kwam er juist bij, toen
de meester voor de zooveelste maal uitriep:
Dat heb je netjes gedaan, kameraad, mijn cum
plinientNu mag je hem wel houden, ik heb hem
niet meer noodig.
Ja, mijnheer von Kondelik, dat weet ik maar
mijnheer Katsehaba moet den zijne hebben geluk
kig dat hij dezen eerst- heeft aangepast. Morgen ver
trekt hij met den eersten trein, ook naar een bruiloft
en hij moe t zijn rok hebben
Maar ik heb hem niet hier, wij zijn allemaal uit
en thuis is de boel gesloten.
Misschien zou u hem kunnen laten halen, ik
verzoek het u vriendelijk.
Nu ja, Kanitschka, dat zou ik wel willen doen,
maar verlang niet hem te zien. Hij bestaat uit vier
kruit, waaraan de minister vroeger meende dat groot
gevaar was verbonden.
De Minister zette verder uiteen de redenen der late
indiening der Nota van wijziging.
Dat Krupp's geschut door een Fransche firma moest
worden omgebouwd, is onjuist en de heer Thomson
mag zich wel wachten hier mededcelingen te doen,
welke de goede reputatie van firma's kunnen schaden.
Naar bezuiniging bij den bouw van schepen wordt
gestreefd. De werf van aanbouw te Amsterdam moet
blijven bestaan, omdat er nog werk genoeg voor die
werf is.
Reeds eenigen tijd is een livretboekkouding' voor de
werven in onderzoek. Een beter en duidelijker over
zicht zal daardoor verkregen worden, welke kan lei
den tot een zuinig beheer. Hiermede wordt een stap
gedaan in de richting der commercieele boekhouding.
Op het verwijt, dat de minister slechts zit als admi
nistrateur der vloot- en niet als hervormer, antwoordt
de minister, dat het gemakkelijk gaat om af te bre
ken, maar men leert de zaken eerst grondiig' kennen,
als men hier als minister zit. De minister ruimt op
wat opgeruimd kan worden.
Uit niets is gebleken, dat onze logementschepen on
gezonder zijn dan kazernen.
De minister is nu gekomen aan het personeel, de
voeding- enz. enz. De minister kan niet verder gaan
in het geven van verlof om thujis te gaan maaltijden.
Het udtkeeren van voedinggeld bij ziekte zal de mi
nister overwegen.
Het advies omtrent de rechtspersoonlijkheid aan den
Algemeenen Marine Bond is spoedig te wachten.
Bij de wijziging der militaire rechtspleging zullen
maatregelen ingevoerd worden, gelijk aan die bij de
burgerlijke rechtspleging' ten aanzien van de verdedi
ging', het appel en de approbatie van vonnissen van
den krijgsraad.
De subsidie aan die kweekschool te Leiden is vol
doende. De Minister betreurt de minder gunstige be
oordeeling dier school.
Inzake de Zondagsrust voor de onderofficieren kan
de Minister geen toezegging doen.
Met kracht neemt de minister het, op voor liet korps
zeeofficieren.
De officieren der mariniers worden in geen enkel
opzicht bij de marine-officieren achtergesteld. Ten
slotte de censuur bij de Marino. Deze geldt alleen voor
zaken, welke in 's lands belang geheim moeten blij
ven.
De voorzitter deelt mede, diat- door den heer Thom
son en 10 anderen verzocht is om na afloop der Alge-
meene Beschouwingen in Comité-Generaal te gaan.
Door den heer Bos wordt do volgende motie voorge
steld: de Kamer van oordieel, dat voor de Rijkswerven
de commercieele boekhouding behoort te worden inge
voerd, gaat over tot de orde van den dag.
Deze motie zal worden gedrukt en later worden be
handeld.
De- heer Van Idsinga brengt rapport uit omtrent het
onderzoek der geloofsbrieven van mr. Ruys de Beeren-
brouck en adviseert tot toelating na aflegging' van de
gevorderde eed-en of beloften.
Aan de orde was in de avondzitting de beraadsla
ging over Hoofdstuk X (landbouw, nijverheid en han
del).
De voorzitter stelt voor de landbouwongevallen-ver-
zekering te behandelen bij de Vie afdeeling, waarbij
tevens de geheele arbeidersverzekering zal behandeld
worden.
Er worden geen algemeene beschouwingen gevoerd.
Bij de lie afdeeling (landbouw) dringt de heer
deelen mijn vrouw heeft hem doormidden ge
scheurd als een gebraden gans. Ze heeft hem mij uit
getrokken zooals men een paling vilt; een wonder is
het dat de ambulance cv niet bij gehaald moest wor
den
Zonder te begrijpen staarde de kleermaker mijnheer
Kondelik aan, maar mijnheer Betschka begreep het
des te beter.
Ingenieur Kat-schaha? Maar dat is een goede
kennis van mij, die kunt u mijnheer Kondelik's rok
gerust leenen. Voor hem blijf ik borg.
Dat geloof ik wel, mijnheer, maar de ingenieur
heeft veertig centimeter minder taillewijdte dat
gaat niet.
Hebt u geen anderen rok beschikbaar?
Waar moet ik dien vandaan halen? Het is
nacht, ik kan bij geen collega meer gaan en mijnheer
Kat-schaba vertrekt morgenochtend om zes uur.
Mijnheer Betschka schaterde, de meester lachte
verlegen. Mevrouw Kondelik trippelde onrustig heen
cn weer en Wejwara wreef zijn voorhoofd alsof hij
dardoor hulp kon brengen.
Eindelijk zei hij schuchter:
Als ik mijnheer Katsehaba eens mijn gekleede
jas leende
Dankbaar keek mevrouw Kondelik hem aan.
Mijnheer, zei de kleermaker wanhopig, dat gaat
niet, De ingenieur gaat naar de bruiloft van een of
ficier, hij moet een rok hebben.
Ja zeker, zei Kondelik ernstig, er moet een rok
zijn, anders zou de officier geen veldslag kunnen win
nen.
Eensklaps klapte mijnheer Betschka in de handen.
Wacht! Ik kan u helpen! Komt allen mee!
Allen, kleermaker Kanitschka ook, keerden naai
de zaal terug, waar liet gezelschap in spanning wacht
te om te vernemen wat er eigenlijk aan de hand was.
Mijnheer Betschka bracht den kleermaker bij mijn
heer Slavitschek.
Sta op, jongmensch, je moet het vaderland red
den.
Bereidwillig stond Slavitschek op.
Van Wichen aan op betere bescherming van de vo
gels.
De heer Schaper hoopt, dat da opvolger van den
heer Lovink, die wel te vinden zal zijn, zijn invloed
zal aanwenden om de eenheid onder de landbouwver-
eenigingen aan te wakkeren.
Het landbouwrapport heeft spreker met gemengde
gevoelens ontvangen. Voor hij verder ingaat op dit
punt, spreekt hij zijne teleurstelling uit over de samen
stelling der landbouwcommissie, waarin geen enkel
sociaal-democraat zitting heeft. Gaarne geeft spr. in-
tussohen toe dat die commissie zeer onpartijdig te
werk gaat. Te constateeren valt, dat de toestand der
landarbeiders slecht is, al is er vooruitgang te be
speuren. De commissie is blijkens haar rapport van
oordeel, dat de toestand der landarbeiders treurig is.
De heer Van Foreest verheugt er zich over, dat de
heer Lovink aan het hoofd van den landbouw in Indië
is komen te staan, maar betreurt zijn heengaan- hier.
De heer Lovink was iemand, geheel thuis in het be
drijf, iemand met groote werkkracht en veel initiatief.
Herhaalde malen hebben in de couranten berichten
gestaan over het niet weder vervullen der betrekking.
Spr. zou dat betreuren. Hij prijst het van den heer
Lovink, dat deze zich onthield van de politiek. Juist
waar wij een minister hebben, die een andere neiging
heeft. Zal de minister iemand: kunnen vinden die te
gen die neiging ingaat of zal de minister zelf die nei
ging kunnen onderdrukken. Spr. hoopt het dat de mi
nister zoo iemand zal kunnen vinden en dat hij spoe
dig de Kamer en dén landbouw met een waardig op
volger van den heer Lovink zal verblijden.
De heer Van Asch van Wijck sluit zich aan bij do
hulde aan den heer Lovink gebracht en verheugt er
zich over, dat de geruchten omtrent een minder goede
verstandhouding tusschen den minister en den heer
Lovink tot het rijk der fabelen behooren. Spr. huldigt
het in dezen minister dat hij, zoolang hij achter de
groene tafel zit, geen spoor van politiek heeft ver
toond. De wensch van den heer van Foreest zal dus
overbodig zijn.
Daarna komt spr. tot een paar speciale punten en
wel de bescherming der vogels en de ontwatering van
gronden. Hij hoopt dat deze beide zaken spoedig en
afdoende geregeld zullen worden.
De heer Tydeman wil een enkel woord spreken over
het subsidieeren van staatswege van landbouwvereeni-
gingen, welke een exclusief karakter hebben, dus ook
tegen de Boerenleenbanken en andere.
De heer Van Nispen tot Sevenaer (Rheden) vraagt,
hooJiet staat met den nonvlinder en wat er is gedaan
om dien vlinder te bestrijden. Spreker verzoekt den
minister zijn invloed aan te wenden om verordeningen
tot bestrijding van den nonvlinder te doen uitgeven
waar dit gewenscht is.
De heer Van Wijnbergen constateert dat door allen
in den lande het heengaan van den heer Lovink is
betreurd en dat ook de minister dit doet, blijkens zijn
Mem. van Antw.
De heer Van Foreest opperde vrees of het na het
vertrek van den heer Lovink, met dezen minister, die
een politiek man, is wel goed zal gaan.
Wij zijn hier in een politieke vergadering en is het
nu een compliment of een blaam dat de heer Van Fo
reest dezen minister een politiek man noemde. Naar
spr.'s meening was het een onbewust compliment.
De minister beantwoordde de sprekers en na replie
ken werden de algemeene beschouwingen gesloten.
De vtergadering werd een kwartier na middernacht
verdaagd1 tot heden 10V4 uur. Alsdan is aan de orde
de voortzetting der Marinebegrooting.
- - -
Wat zegt u daarvan? vroeg mijnheer Betschka
den kleermaker, terwijl hij Slavitschek bij den kraag
hield.
Meester Kanitschka bekeek het toilet van den jon
gen man, draaide hem om als een pop, haalde een cen
timeter uit zijn zak, nam de maat der mouwen der
taillewijdte en haalde diep adem.
Die zou passen! Het is bijna dezelfde maat!
Vriend Slavitschek trek je rok uit, beval mijn
heer Betschka.
ILij sprak zoo bevelend, dat de toegesprokene, hoe
wel uitermate verbluft, zijn rok uittrok.
Onmiddellijk hielp mijnheer Betschka hem in dien
van meester Kondelik.
Uitstekend, riep de architect, zorg nu maar, Sla
vitschek, dat je spoedig zoo dik wordt, dat de rok je
past. Dan zal je er waardiger uitzien.
De zaal dreunde van het1 lachen der aanwezigen
zelfs Slavitschek lachte mee. Hij dronk in den rok
van mijnheer Kondelik. Hij haalde een zakdoek en
handschoenen uit de zakken van zijn eigen rok, dien
meester Kanitschka reeds opgevouwen over den arm
had.
Buigend en dankend ging de kleermaker heen.
Het mooiste van dte zaak is, fluisterde Slavit
schek mijnheer Betsclika in het oor, dat ook m ij n rok
niet van mij is. Ik heb hem van onzen klerk geleend.
Betschka lachte schaterend.
Wat is er? vroeg mijnheer Kondelik nieuwsgie
rig-
Later, antwoordde mijnheer Betschka.
Ook de rest van het gezelschap had het reeds be
grepen het spook dat op meester Kondelik's rug
zat, wat zijn rok geweest.
Het gezelschap schudde van lachen en mijnheer
Wejwara amuseerde zich uitstekend1.
Maar eensklaps stond mijnheer Betschka op. Hij
wilde een toast uitbrengen op het jonge paar en daar
voor moest hij ernst om zich heen hebben.
Wordt vervolgd.