DAGBLAD VOOR ALKMAAR EN OMSTREKEN.
Vader Mellk en bruidegom Wejwara.
No. 287
Honderd en elfden Jaargang.
1909.
Deze Courant wordt eiken avond,, behalve op z.on- en
feestdagen, uitgegeven. Abonnementsprijs per 3 maanden
voor P ikmaar S 0,80; franco door het geheele Rijk f 1,
M aderlijke nummers 3 Cents.
WOENSDAG
Prijs der gewone advertentiën:
Per regel f 0,110. Bij groote contracten rabat Groote
letters naar plaatsruimte.
Brieven franco aan ck N. V. Boek» en Handelsdrukkerij
v/h. HERMs. COSTER ZOON, Voordam C 9.
8 DECEMBER.
La nd weer.
FEUILLETON.
TdeioManflUMf 8.
Oproeping onderzoek verlofgangers.
ALKMAARSCHE COURANT.
J -ft
m
BURGEMEESTER en WETHOUDERS van ALK
MAAR roepen bij deze op, de verlofgangers der land
weer DIRK VAN BRAAM en JOHANNES GERAE-
DU-S THOMAS MOOIJ, behoorende tot de 26e com
pagnie landweer-vesting-artillerie, binnen deze ge
meente in het register vermeld in art. 26 der Land
weerwet ingeschreven, om zich krachtens art. 31 der
Landweerwet op 18 December a.s. des voorin, te 10
uur te laten vinden ten huize van den commandant in
het 26e landweerdistrict te Alkmaar, Kennemerpark
A. N. 23, om aldaar door of van wege dien landweer-
districtscommandant te worden onderzocht, gekleed
i n uniform en voorzien van de kleeding- en uit
rustingstukken bij hun vertrek met verlof medegege
ven, benevens zakboekje en verlofpas.
De verlofgangers worden daarbij herinnerd aan de
navolgende bepalingen der landweerwet.
Art. 31. De verlofganger van de landweer verschijnt
bij het onderzoek in uniform gekleed en voorzien van
de kleeding- en uitrustingstukken, hem bij zijn vertrek
met verlof medegegeven, van zijn zakboekje en van
zijn verlofpas.
Art. 32. Behoudens het bepaalde in art. 21 kan
een arrest van twee tot zes dagen, te ondergaan in de
naastbijzijnde provoost of het naastbij zijnde huis van
bewaring door den districtscommandant worden opge
legd aan den verlofganger:
lo. die zonder geldige reden niet bij het onderzoek
verschijnt;
2o. die, daarbij verschenen zijnde, zonder geldige re
den niet voorzien is van de in het vorige ar
tikel vermelde voorwerpen;
3o. wiens kleeding- of uitrustingstukken, bij het on
derzoek niet in voldoenden staat worden bevon
den;
4o. die kleeding- of uitrustingstukken, aan een an
der behoorende, als de zijne vertoont.
Art. 33. Is de verlofganger, wien krachtens het vo
rig artikel arrest is opgelegd, bij het onderzoek tegen
woordig, dan kan hij dadelijk onder verzekerd geleide
in arrest worden gebracht.
Is hij niet tegenwoordig en onderwerpt hij zich niet
aan de hem opgelegde straf, dan wordt hij, op schrifte
lijke aanvrage van den districtscommandant, te rich
ten aan den Burgemeester der woonplaats van den
verlofganger, aangehouden en onder verzekerd geleide
naar de naastbijgelegen provoost of het naastbijzijnde
huis van bewaring overgebracht.
Art. 34. Onverminderd de straf, in art. 32 vermeld,
is de verlofganger verplicht, op den daartoe door den
districtscommandant te bepalen tijd en plaats, en op
de in art. 31 voorgeschreven wijze, voor hem te ver
schijnen om te worden onderzocht.
Art. 35. De verlofganger, die zich bij herhaling
schuldig - maakt aan het feit, sub 4o van art. 32 be
doeld, of niet overeenkomstig art. 34 voor den di
strictscommandant verschijnt of voor dezen versche
nen zijnde, in het geval verkeert sub 2o eu 3o van art.
32 vermeld, wordt in werkelijken dienst geroepen eu
daarin gedurende ten hoogste drie maanden gehouden.
Hierbij geldt de* tweede volzin van art. 28.
Art. 36. De verlofganger van de landweer, die niet
voldoet aan eene oproeping voor den werkelijken
dienst, wordt als deserteur behandeld.
Art. 21. Het Crimineel Wetboek en het reglement
van krijgstucht voor het krijgsvolk te lande zijn op
bet personeel van de landweer, dat zich onder de wa-
penen bevindt, van toepassing, en met opzicht tot do
j verscliillende gevallen van desertie, op het geheele
j landweerpersoneel.
Dat personeel wordt geacht onder de wapenen te
ziJn:
lo. zoo lang het zich in werkelijken dienst bij eene
afdeeling van de landweèr of bij een der korp
sen van het leger bevindt.
2o. gedurende den tijd, dien het in art. 29 bedoeld
onderzoek duurt;
3o. in het algemeen, wanneer het in uniform is ge
kleed.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
G. RIPPING, Voorzitter.
DONATH, Secretaris.
Alkmaar, 7 December 1909.
juiste acht. Vooral niet, waar de meeningen over
schuld of onschuld zoozeer uiteen loopen.
Is bij de gewone rechtspraak dwaling niet uitge
sloten, de kans daarop is bij de militaire rechtspraak
natuurlijk nog des te grooter.
Een treffend staaltje van een rechterlijke dwaling
brengen de Engelsche bladen in herinnering. Gister
de 2e
ALKMAAR, 8 December.
De man, die in Weenen officieren van den genera-
len staf uit de wereld heeft willen ruimen door hen
cyaankalipoeders te zenden, zit nog altijd achter slot
en grendel. Of liever, de man, dien men er voor
houdt. De schijn is tegen hem, maar tot bekentenis
is hij niet gebracht. In zijn huis heeft men doosjes,
ouwels met en zonder poeder, en hectografeninkt dat
overeenkomst vertoonde met het schrijven, dat bij de
poeders gezonden werd, gevonden. Mocht hij de dader
zijn, dan heeft hij blijkbaar niet de minste moeite ge
nomen om de sporen van zijn misdaad op te ruimen,
hoewel het hem daarvoor aan tijd niet heeft ontbro
ken. Ook is het opgevallen, dat hij zijne echtgenoote
in zijn nieuwe woonplaats heeft gebracht, terwijl haar
omstandigheden niet gunstig waren voor aangrijpende
tooneelen. Wat een kerel moet deze officier zijn, als
hij eens schuldig is!
De politie en de militaire overheden zijn het echter
lang niet eens over zijn schuld. Zijn positie is niet
aangenaam en een bericht zegt, dat men voor zihi
geestvermogen begint te vreezen het is bekend, dat
de man zeer nerveus is.
Met groote belangstelling wacht men het verdere
verloop in Weenen af. De Weensche couranten houden
er zich dagelijks mede bezig. Voornamelijk schrijven
ze over hetgeen ze niet weten en niet te weten kunnen
kernen over de wijze van behandeling, welke zal
geschieden overeenkomstig de bepalingen van het mi
litaire strafrecht. De militaire rechtspraak sluit
openbaarheid uit en het is wel eens gebleken, dat
daardoor het gevaar voor dwalingen toeneemt. De
verdachte is van de buitenwereld geheel afgesloten en
komt slechts in aanraking met den cipier en met den
auditeur. Deze auditeur is de leider van het proces:
hij stelt de beschuldiging op, en hij stelt vragen,
waarop de beschuldigde antwoorden moet en het ant
woord niet mag weigeren. Een advocaat, die den be
schuldigde bij het onderzoek of daarna ter zijde zou
kunnen staan is er uiet. Er wordt gevonnist op de
stukkeu, de auditeur zet de zaak nog eens uiteen, zon
der dat de beklaagde aanwezig is, en dan wordt over
het vonnis gestemd, terwijl de jongste in rang het
eerst zijn stem uitbrengt.
Het is te begrijpen, dat men deze methode niet de
is te Londen overleden een slachtoffer van een derge
lijke dwaling, de heer Adolf Beck.
In het kort heeft het geval met Adolf Beck zich, ge
lijk de N. R. Ct. meldt, als volgt toegedragen. In
1877 werd een man, die zich John Smith noemde, ver
oordeeld tot 5 jaar dwangarbeid wegens oplichterijen
ten nadeele van vrouwen gepleegd. Hij had daarbij den
schuilnaam van Lord Willoughby aangenomen. In
April 1881 werd hij vrijgelaten.
Tegen het einde van 1894 kwamen er weer klachten
van verschillende vrouwen in over oplichte
rijen te haren nadeele gepleegd door iemand, die zich
uitgaf voor Lord Wiltou of Lord Wintou de Willough
by. De nasporingen der politie leidden tot geen re
sultaat. Den 16en December 1895 ontmoette een der
klagende vrouwen den heer Beck in de Victoria-street
en beschuldigde hem haar bestolen te hebben. Zoowel
de vrouw als de heer Beek riepen de hulp van een po-
litie-agent in, die hen naar het politiebureau geleid
de, waar de heer Beek in staat van beschuldiging werd
gesteld. Hij ontkende alle schuld, maar de slachtof
fers, een heer, die in de zaak van Smith betrokken was
geweest en een politie-beambte, die dezen had gearres
teerd, verklaarden min of meer beslist dat Beek en
Smith dezelfde personen waren. Het eind was dat
Beek tot 7 jaar dwangarbeid werd veroordeeld. Niette
genstaande alle door hem in het werk gestelde pogin-
geti om zijn vonnis herzien te krijgen en niettegen
staande aan een bijzonder lichamelijk kenteeken bleek
dat Smith en Beek niet dezelfde personen konden zijn,
bleef hij gevangen tot in Juli 1901 toen hij voorwaar
delijk werd vrijgelaten. In 1904 werd Beek opnieuw
in hechtenis genomen op grond van dezelfde beschul
digingen. Nu diende hem het geluk; de vroegere ver
oordeelde Smith werd gearresteerd wegens het plegen
van dezelfde feiten als vroeger en nu, terwijl Beck in
hechteiSb was. Een verder onderzoek bracht aan het
licht, dat Beck in 1896 onschuldig was veroordeeld en
in 1904 ten onrechte was gearresteerd. De Engelsche
regeering bood Beek een schadeloosstelling van 24000
gulden aan, doch deze weigerde geld en eischte een
nader onderzoek, waardoor ten slotte zijn volkomen
rehabilitatie volgde.
maakt: de le aan verduistering en oplichting,
aan heling.
Den 30en October maakten beklaagden een af
spraak om samen aan den boemel te gaan. Eerst haal
den ze een flesch jenever die zij weer verkochten voor
50 ets., daarna ging van 't V. naar den schoenenwin
kel van den heer Kuyper op de Mient, waar hij schoe
nen op zicht haalde, quasi voor den heer Dolmans uit
Neuf." De schoenen werden medegenomen
KLEINE GEBEURTENISSEN UIT HET
LEVEN VAN EEN PRAGEE GEZIN
NAAE HET BOHEEMSCK
VAN.
IGNAT HERRMANN
door
S. J. BARENTZSCHöNBEEÜ.
In den handel verkrijgbaar ingen. 2.90; geb. 3.50.
66)
Hij tikte met zijn mes tegen zijn glas om de op
merkzaamheid van het gezelschap op zich te vestigen
en begon.
Hij sprak van zijn ouden vriend, die zich door on
vermoeide vlijt in zijn vak tot een hooggeschatten
meester had opgewerkt meester Kondelik streek
verlegen over zijn vest en zijn knevel hij sprak
van de uitmuntende echtgenoote mevrouw Konde-
lik staarde voor zich uit zonder iets te zien hij
sprak van de zorgvuldige opvoeding, die beider aller
liefst dochtertje ten deel was gevallen Josefine
sloeg haar oogen neer; hij sprak van Wejwara, die
het door zijn goede leiding thuis zoover had gebracht
dat de koninklijke gemeente Praag hem kon laten
deelnemen aan haar regeeringszaken vader Wejwa
ra snoot zijn neus en ten slotte vroeg hij het ge
zelschap hun glas te ledigen op de gezondheid van het
jonge paar. Prosit!
De gasten stonden op, drongen om de jonggehuw
den heen, die rood als pioenen naast elkander zaten,
klonken met hen, en herhaalden de woorden van mijn
heer Betschka:
Prosit! Prosit! Veel geluk!
Tante Urban kuste de bruid hartelijk op de lippen
eu snelde toen naar den architect om hem met zijn
toast te feüciteeren.
Toen het rumoer wat verminderd was, stond de
meesterknecht van mijnheer Kondelik, de oude ver
trouwde Jedlitschka, verlegen op.
Hij vond het zijn plicht, zei hij, uit naam van het
personeel een toast uit te brengen op mijnheer en me
vrouw Kondelik. Het personeel was gewoon in mijn
heer en mevrouw liet voorbeeld te zien van een volko
men vereeniging van schilderkunst en huiselijke
deugden. Uit die vereeniging was het mooiste scha-
blonenpatroon ontstaan, waarmee mijnheer Kondelik
in zijn vak kon pronken juffrouw Josefine, een
sieraad voor de muren van het nieuwe, door mijnheer
Wejwara opgezette huishouden. Mijnheer Wejwara
had bij zijn keuze niet alleen zin voor kunst, maar ook
voor natuur getoond. Hij hief zijn glas omhoog op de
gezondheid van de bruid, de ouders en den bruidegom
en verzocht den geaohten aanwezigen hierop hun glas
te ledigen.
Weer klinken, roepen en komen bij de jonggehuw
den en de ouders.
Nog eens stond mijnheer Betschka op en dronk op
de ouders van Wejwara en de heele familie, waarop
ook vader Wejwara opstond om zijn dank en gelukwen-
schen uit te spreken. Na hem volgden de raadsheer
en de overige heeren.
Mijnheer Kondelik dankte met warme, hartelijke
woorden voor de groote sympathie hem en zijn gezin
zoo van alle kanten betoond en dronk op aller gezond
heid.
Nieuwe ververschingen werden gebracht, de ge
sprekken werden algemeen en hoe langer hoe leven
diger. Het was ver na middernacht en nog dacht
niemand aan heengaan.
Intusschen had het bruidspaar van de algeineene
opgewondenheid gebruik gemaakt en was stilletjes
weggegaan en naar huis gereden.
Onbewegelijk zat Josefine in het hoekje van het rij
tuig. Wejwara zat vlak bij haar en hield haar hand
vast. Hij sprak echter geen woord. De overweldigen
de gevoelens die zijn hart vervulden, sloten hem den
mond.
Het rijtuig hield in de Tschelakovakystraat voor het
RECHTZAKEN.
ARRONDISSEHENTS-RECHTBANK
te ALKMAAR.
Zitting van Dinsdag 7 December 1909.
Verduistering, oplichting heling.
Willem van 't V. eommissionnair en Johannes ITer-
manus van 't H. schildersknecht, beiden wonende te
Alkmaar, thans gedetineerd in 't huis van bewaring,
was ten laste gelegd, dat zij zich schuldig hadden ge-
naar 't Vijvertje, waar zij aan van 't H. werden ge
geven.
Vervolgens ging van 't V. naar den rijwielhandelaar
Reyniersce, waar hij gewerkt had, om twee fietsen te
S huren. Ook deze nam hij mee naar 't Vijvertje. Be
klaagden trokken ieder een paar nieuwe schoenen aan,
staken bovendien elk nog een paar in hun zak en be
gaven zich op de gehuurde fietsen naar Amsterdam,
waar van 't V. de fietsen beleende, elk voor 7.50,
welk geld zij deelden. De lombardbriefjes werden ver
scheurd.
't Eerst werd gehoord getuige Reiniersce te Alkmaar,
die mededeelt, dat beklaagde van 't V. den 30en Oc
tober inderdaad bij hem kwam om 2 rijwielen te huren
om te gaan visschen. De rijwielen werden den volgen
den dag evenwel niet teruggebracht, zoodat getuige
dit aangaf bij de politie. Beklaagde was een paar jaar
geleden een half jaar lang bij hem in dienst geweest.
Al dien tijd gedroeg hij zich uitstekend en ging weg,
omdat hij bij Dolmans meer kon verdienen.
Emanuel Blom te Amsterdam, houder van een huis
van verkoop met recht van wederinkoop, verklaart,
dat op een avond in October van 't V. achtereenvol
gens twee rijwielen bij hem beleende, elk voor 7.50.
Later werden zij in beslag genomen.
Piet Kuyper, schoenenhandelaar alhier, vertelt, dat
bekl. Van 't V. van wien getuige wist, dat hij bij
Dolmans in dienst was, schoenen op zicht haalde. Ge-
tuige's vrouw gaf ze hem mee. Beklaagde gaf voor ze
voor Dolmans te halen.
Ongeveer 't zelfde deelt zijn echtgenoote, Jansje
Lijnbach, mede.
Volgende getuige is Henri Dolmans, gérant in ho
tel „Neuf." Hij had aan zijn commissionair Van 'tV.
in 't laatst van October geen last gegeven schoenen
bij Kuyper op zicht te halen. Getuige was over t al
gemeen zeer tevreden over dezen commissionair, die
twee malen bij hem in dienst was, oneerlijk was hij
nooit.
Johannes Kluit, huzaar te Amsterdam, was den
31en October met zijn vriend Kleymeer naar 't poli-
tie-bureau gegaan om beklaagde Van 't H., die daar
den nacht wegens dronkenschap had doorgebracht, af
te halen. Daarna gingen ze met hun drieën naar „De
Groote Slok" in de Amstelstraat.
Van 't II. gaf getuige en Kleymeer daar een paar
nieuwe schoenen cadeau, maar toen hij zeide, dat het
link werk" was, gaf Kleymeer de schoenen weer te
rug'. Getuige zegt ook bereid te zijn de zijne terug te
geven.
De officier van justitie, opmerkende, dat beklaag
den bekend hebben, hoopt dat de straf, die beklaagden
al worden opgelegd een les zal zijn voor hun verder
leven, vooral ten opzichte van Van 't H., daar deze
een persoon is van misdadigen aanleg, die zich reeds
aan diefstal met braak en aan diefstal in de kapel bij
de Runxputte en in een café te Heiloo heeft schuldig
gemaakt.
Spr. meent, dat in het belang der maatschappij be
klaagden niet te licht, in hun eigen belang niet te
zwaar zullen moeten worden gestraft en eischt voor
ieder 6 maanden gevangenisstraf.
huis stil. Wejwara tilde zijn jonge vrouw uit het rij
tuig en droeg haar half in zijn armen het huis binnen.
Innig omvat liepen zij de trappen naar hun woning
op.
Wejwara haalde den sleutel uit zijn zak en trachtte
de deur te openen.
Maar de sleutel wilde niet in het slot. Herhaaldelijk
probeerde Wejwara het en streek ten slotte een lucifer
aan om in het sleutelgat te kijken.
Eientje, fluisterde de jonge man verschrikt, van
binnen steekt een sleutel in de deur 1 Er is iemand in
de woning.
Op dat oogenblik kraakte een deur.
XXXI.
IN HUN EIGEN WONING.
Angstig keek Josefine naar de deur, waarachter een
onbepaald geruisch werd gehoord. Zij greep Wejwara
bij den arm en fluisterde snel, terwijl zij hem van de
deur naar het portaal trok:
Ga gauw mee, wij zijn in een vreemd huis.
Neen, Eientje, ik had toch een vreemd huis niet
met mijn huissleutel kunnen openen, fluisterde V ej-
wara terug.
Dan zijn wij op een verkeerde verdieping.
-Ook dat niet, Fientje, wij zijn op de tweede ver
dieping, ik heb de treden geteld.
Dan hebben wij ons in de deur vergist.
Wejwara hief de lucifer op en verlichtte het witte
emailplaatje o-p de- deur, waarop met sierlijke letters
stond: „Frans Wejwara". Dat was een der kleine ver
rassingen van meester Kondelik, die het bordje zelf
had besteld en eergisteren op de ^deur had vastge
maakt.
Eensklaps werd de sleutel in het slot omgedraaid
de deur ging open en het licht der gasvlam in de gang
bescheen de gestalte van mevrouw Kondelik.
Ben jelui daar al, kinderen? sprak zij vriendelijk,
komt binnen, komt binnen
Mama! riep Josefine, vvgt doet u hier?
Dat verbaast je, hè? zei mevrouw Kondelik glim
lachend.
Maar plotseling sprak zij driftig:
Die domme Kaatje! Ik heb haar gezegd, dat zij
s avonds naar de woning moest gaan en de kachels
aanleggen maar jawel, die denkt ook: kommandeer
je hond en blaf zelf. Toen het mij tegen middernacht
inviel en ik het haar vroeg ze zat reeds van vijf uur
af in de keuken der Beseda aanhoudend te eten
keek zij mij dom verbaasd aan en zei„O gut, me
vrouw, dat was ik heelemaal vergeten!" Dat wil ik
wel gelooven. Daar beneden liepen de kellners voort
durend heen en weer en men hoorde niets dan snate
ren en hihihi en hahaha en ze liet jelui hier be
vriezen. Gelukkig dat zij tenminste den tweeden sleu
tel bij zich had! Ik nam hem haar af, sloop weg.
ging in het rijtuig zitten en nu is het in de heelo
woning lekker warm. In dezen tijd van het jaar is
een koude kamer zoo ongezellig. De muren stralen
natte kou uit.
Mijn hemelzei Wejwara, en ik heb zelfs niet
opgelet dat
Dat ik niet nieer bij jelu'i was, hè? zei mevrouw
Kondelik lachend. Het is goed, dan heeft niemand
mij gemist.
En mij speet het den heelen weg zoo, dat wij ma
ma niet goeden nacht gezegd hadden, sprak Josefine
klagend.
Nu kind, dan kan je het thans doen. Ik ben nu
hier. Ziezoo, en komt nu binnen, doet je mantel en
jas uit en maakt het je gemakkelijk
Mevrouw Kondelik liep vooruit, opende de deur
voor de jonggehuwden en liet hen het eerst binnentre
den, alsof zij de slotbewaareter was en de jongelui de
meesters waren. Zij traden de eetkamer binnen en
keken om zich heen. De deuren van het „salon" links
en van de slaapkamer rechts, stonden wagenwijd open
en in alle kamers brandde licht. In het salon en do
eetkamer met heldere, witte vlam, maar in de slaap
kamer gedempt door een gekleurde ballon. Daar wat
een rose-blauw-groen licht, waarin de voorwerpen met
een dunnen, uit nevel geweven sluier bedekt schenen.
Wordt vervolgd.