DAGBLAD VOOR ALKMAAR EN OMSTREKEN.
-ra
Honderd en elfden Jaargang.
De Zoon van het Volk.
No. 293
1909.
Deze Courant wordt eiken avond, behulve op Zon- en
Feestdagenuitgegeven. Abonnementsprijs per 3 maanden
voor P jkmaar f franco door het geheele Rijk f 1,
<Af jinderMjke nummers 3 Cents.
WOENSDAG
Prijs der gewone advertentiën:
Per regel f 0,10. Bij groote contracten rabat Groote
letters naar plaatsruimte.
Brieven franco aan dt N, V. Boek- en Handelsdrukkerij
v/h. HERMs. COSTER ZOON, Voordam C Q.
15 DECEMBER.
FE U I LLETON.
BINNENLAND.
Tekdoommnner S.
als premie bij ons blad.
i
ALKMAAHSGHE COURANT,
Reeds lang bestond bij de directie het voornemen als
premie aan de Alkmaarsche Courant een geïllustreerd
weekblad te verbinden, maar de aanzienlijke kosten
daaraan verbonden, hielden baar daarvan terug. In-
tusschen bleef zij haar aandacht aan dit denkbeeld j
wijden en het is haar aangenaam den lezers thans de j
mededeeling te kunnen doen, dat het haar gelukt is
met de Directie van het Geïllustreerd Weekblad
„Pak me mee" eene overeenkomst te treffen, in
verband waarmede deze Illustratie, te beginnen met
den nieuwen jaargang, als Premie bij dit blad zal
worden gevoegd.
„Pak me mee" is, zooals algemeen bekend mag wor
den verondersteld, een met zorg samengesteld Week
blad, gedrukt op goed papier, vol actueele illustratiën
en bestaande uit zestien pagina's.
Uit een gratis proefnummer, dat den lezers dezer
courant ter nadere kennismaking zal worden aangebo
den, zal men de overtuiging krijgen, dat „Pak me
mee" in alle opzichten den toets met andere bladen op
dat gebied kan doorstaan.
Tot de groote aantrekkelijkheden, die bedeeld geïl
lustreerd Weekblad biedt, behoort onder meer het
daaraan verbonden kindernummer „O ns Prin-
s e s j e" met bevattelijke lectuur voor de jeugd, afge
wisseld door wedstrijden, prijsraadsels, enz. enz. Dan
de rubriek van Redacteur X, waarin de proble
men en puzzles met de daaraan verbonden prijzen, bij
de lezers voorzeker de aandacht verdienen.
Voorts worden daarin opgenomen een boeiende, ge
ïllustreerde roman, novellen en schetsen, en steeds zoo
danig, dat de met zorg samengestelde inhoud door elk
een in den familiekring kan en mag worden gelezen.
De directie van dit blad is ingevolge een getroffen
overeenkomst, in de gelegenheid deze prachtige illu
stratie te leveren tegen 3 cents per nummer.
Natuurlijk is daarbij gerekend op zeer groote deel
name van de zijde der lezers, want; een Illustratie als
„Pak me mee" kan alleen tegen den ongehoord lagen
prijs van drie centsi geleverd worden, als een aanzien
lijk getal der lezers van dit blad den wensch te kennen
geeft, om het geregeld als premie bij deze Courant te
ontvangen.
Eene verdere opwekking is niet noodig, want het
Geïllustreerd Weekblad „Pak me mee" spreekt voor
zich zelf.
DE DIRECTIE.
ALKMAAR, 15 December.
Het is teekenend voor Engelsche perstoestanden dat
een conservatief blad een redacteur van een socialis
tisch orgaan naar Duitschland zendt, om daar indruk
ken op te doen en deze te beschrijven. Maar niet min
der karakteristiek is het, dat de socialist na zijn ar
tikelenreeks beëindigd te hebben, plotseling opnieuw
in het conservatieve blad begint te schrijven.- En hoe
schrijft hijMen leze maar eens
„Duitschland zal toeslaan bij het eerste teeken van
gevaar. Het beschouwt wereldoverheersching als zijn
„bestemming" en is gereed toe te slaan daarvoor. Het
heeft een leger van vier millioen man en een vloot,
die op de onze in sterkte volgt en het zal daarmede
toeslaan. En Groot-Brittannië beschouwt het als den
laats ten slagboom tegen de verwezenlijking van zijn
bestemming. Waarom* Duitschland Engeland zou
aanvallen? Omdat Duitschland en Engeland op han
dels- en politiek gebied mededingers zijn; omdat
Duitschland aast op den handel, de koloniën, den in
vloed en het rijk buiten Europa dat Engeland nu be
zit; omdat Duitschland, nu het Frankrijk heeft ver
slagen en bevriend is met Oostenrijk, en de eerste ja
ren niet bang behoeft te zijn voor Rusland, gevoelt
dat Engeland zijn eenige gevaarlijke tegenstander is.
Het gevaar is zeer groot en zeer nabijhet publiek ge
looft het niet."
Aldus eindigde het eerste artikel.
In het tweede artikel zou de schrijver bewijzen, dat
bet groote gevaar, waarop hij de aandacht vestigde,
inderdaad bestond.
Heel gelukkig is deze bewijsvoering niet uitgeval
len. Hij haalt uit al-Duitsche lectuur uitspraken aan
van menschen, die in een Groot-Duitschland hun ide
aal zien. Dat is echter geen nieuws en als het Engel
sche volk geen sterker bewijs krijgt, zal het evenmin
na als vóór deze artikelenreeks gelooven in het Duit-
sche gevaar. De schrijver had echter nog een ander
„bewijs" voor zijn stelling. Eiken avond, zoo schreef hij,
wordt op ieder Duitsch oorlogsschip een dronk uitge
bracht op „den dag," de dag van de afrekening met
Engeland, de dag, waarop de Duitsche vloot de Brit-
sche vloot op de Noordzee zal verslaan.
Prins Heinrich van Pruisen, broeder des keizers,
groot-admiraal en inspecteur-generaal van de Duit
sche marine heeft gisteren, toen deze uitlating van
den heer Blatchford ter zijner kennis kwam, onmiddel
lijk naar Londen geseind dat zij een schandelijke leu
gen was. De Prins maakte van deze gelegenheid han
dig' gebruikt om olie op de golven van de verontwaar
diging en den baat te gooien. Hij seinde immers:
„Wij eeren en eerbiedigen onze Engelsche broeder-of
ficieren bij de marine en wij zijn er trotsch op met ben
op voet van vriendschap te staan."
Overigens gelooven we niet, dat het geschrijf zoo'n
geweldigen indruk zal maken, indien er tenminste
geen ernstiger bewijzen komen. Aanvankelijk scheen
het dat de waarschuwing geheel los stond van de ver
kiezingen een bekend Duitsch journalist, die al ja
ren en jaren te Londen vertoeft, de heer von Zedlitz,
heeft dit dan ook onomwonden gezegt, Maar nu het
degelijk materiaal achterwege blijft, krijgt men meer
en meer den indruk dat het hier slechts eeu verkie
zingsmanoeuvre geldt. Van het unionistische blad
zou men het wel kunnen begrijpen, dat het bij de kie
zers. dezen gedachtengang trachtte te vestigen: „En
geland verkeert in gevaar, heeft een sterke vloot noo
dig, dus geen liberale Lagerhuis meerderheid en geen
liberaal ministerie, die de vloot verwaarloozen, van
een tarief hervorming niet willen weten enderhalveook
niet aan geld kunnen komen voor een sterke vloot
ergo geen liberaal, maar een unionist gestemd."
Moeielijker lijkt de verklaring van het feit, dat een
door
BARONESSE ORCZY,
Schrijfster van „De Roode Pimpernel".
Naar het Engelsch door
ED. VAN DEN GHEIJN.
o»
Ondertusschen had Benko twee prachtige stukjes
ham afgesneden en waren beide mannen, onder aan
houdend schatergelach, druk bezig den Jood het eene
sneedje na het andere in den mond te proppen. Hij
trachtte zich te verzetten, doch tevergeefs; zijn pijni-
gers hielden hem stevig vast, en zoo hij al vruchteloo-
ae pogingen aanwendde om de verboden spijs niet in
te slikken, hielden zij zijn mond en neus zoo op elkaar
gesloten dat hij genoodzaakt was het vleesch naar bin
nen te werken, wilde hij van benauwdheid niet stik
ken.
Nooit was er in de keuken van het landgoed Bides-
hüt zoo gelachen; het daverde door het huis, zoodat de
gravin en freule Ilonka iemand erheen zonden om te
vernemen wat er aan de hand was. Het gansebe
dienstpersoneel was er samen gestroomd, en gedu
rende een kwartier1 waren alle ophanden feesten ver
geten, het brood in den oven, het bradend vleesch aan
het spit achtergelaten, in het vooruitzicht van het ge
not van een Jood twee sneedjes varkensvleesch te zien
slikken. Na de eerste vruchtelooze pogingen om vrij
te komen, had Rosenstein zich geschikt in zijn lot,
want een onheilspellend klappen van zweepen in de
aangrenzende bottelarij had niet weinig bijgedragen
tot zijn volledige onderwerping. Bideshüt had zich
bijna een ongeluk gelachen. Hij scheen de ontzettende
woekerrente hem door den Jood afgedwongen, te heb
ben vergeten, nu hij er een pret voor had genoten zoo-
als hem in geen tijden was ten deel gevallen.
Men kwam eindelijk tot de slotsom dat de Abraham-
socialist in dezen geest schrijft.
Wij zijn aanvankelijk van meening geweest dat de
heer Blatchford een eerlijk journalist was, die ge
loofde wat hij schreef.
In de N. Ro-tt. Ct. van vanochtend vinden we even
wel de veronderstelling geopperd dat bij zijn schrijven
eenig vermaak komt om de Arbeiderspartij te hinde
ren, die voortdurend toenadering tusschen de Engel
sche en de Duitsche arbeiders zoekt te bewerken.
Het genoemde blad licht aldus deze veronderstelling
toe:
„Blatchford toch behoort tot het Sociaal-Democra
tisch Verbond, dat in veete leeft met de andere groote
soc.-dem. vereeniging de Onafhankelijke Arbeiders
partij, welke aangesloten is bij de Arbeiderspartij. Het
S. D. Verbond, de vereeniging der revolutionaire soci
alisten, wil van die aansluiting bij een partij, waartoe
ook niet-socialistisclie elementen behooren, niets.weten,
en is in de laatste jaren scherp tegenover de Onafhan
kelijke Arbeiderspartij de revisionisten, zouden wij
kunnen zeggen komen te staan."
Hoe het echter ook zij, als de schrijver niet met
meer materiaal aan komt dragen, zal het door hem
ontstoken brandje Engeland niet in vuur en vlam zet
ten, maar als een stroovuurtje, zelfs zonder koudwa-
terstralen als die van prins Heinrich, van zelf wel
uitgaan.
zoon genoegzaam van de verboden spijs had genuttigd.
De Eedele Heer gaf het sein, en de Jood werd van
zijn boeien ontdaan. Bevend van woede, trachtte hij
zich baan te breken door de groepjes van giegelende
mooie meisjes, die met gemaakte deftigheid bij zijn
heengaan, onder ironische buigingen, hem een „Vaar
wel tot weerziens 1" toeriepen.
Bideshüt was beslist van oordeel dat de Jood vol
doende had betaald voor zijn buitensporige eischen,
want de voorgenomen afrossing werd hem bespaard;
een paar zweepslagen van de jonge schaapherders was
al wat hij nog had te verduren. Hij bleef niet staan
om de pijnlijke plekken te wrijven, ook zag bij niet
meer om naar zijn beulen. Met allen spoed waartoe
zijn schuifelende voeten in staat waren, snelde bij de
heerenhuizinge uit van zijn schuldenaar. Zijn lippen
samengeperst, zijn vingers zenuwachtig tegen elkaar
geklemd, doorliep hij de vestibule, het park en de aca
cialaan. Buiten het hek stond hij stil en, evenals
wijlen de vrouw van Loth, zag hij om.
Gedurende vijf minuten bleef hij daar staan, met
zijn magere handen om het hekwerk geklemd, zijn
kleurlooze oogen gloeiende van inwendige drift, het
levend beeld van doodelijken haat, van onbekoelde
wraak. Vijf minuten lang stond hij stil, totdat hij
een aanvallige gedaante, in het wit gekleed, de geu
rende laan zag afkomen. Toen verwijderde hij zicli
en sloeg den weg in naar het dorp.
VIERDE HOOFDSTUK.
EEN OUDE VREK.
Links en rechts, naarmate Rosenstein voortliep,
strekte het graafschap Heves, met de landgoederen
Bideshüt, Kisfalu en Zarda, zich uit in alle midden
zomersche pracht. Zoo ver het oog reikte, golvende
velden van gouden graan, het schoonste dat de aard<
vermag voort te brengen; bevallige pluimen van maïs
en het glinsterend groen van watermeloenen streel
den de blikken van den wandelaar met hun rijkdom en
overvloed. Met een gemengde uitdrukking van vol-
TI. M. DE KONINGIN-MOEDER.
't Ligt in het voornemen van H. M. de Koningin-
Moeder de a. s. Kerstdagen bij de Koninklijke familie
op het Loo door te brengen.
DE INDISCHE PLANNEN VAN PRINS
HENDRIK.
Het schijnt, dat men in onze Oost-Indische koloniën
de plannen, om eeu algemeene uitnoodiging aan Prins
Hendrik der Nederlanden tot een uitgebreid onder
zoek, geenszins beeft laten varen.
Naar het Hbld. van meer dan één zijde uit Indië
verneemt, heeft men, in verband met de wisseling van
den landvoogd, voorloopig deze plannen laten rusten,
omdat men er zoo kort vóór zijn optreden moeilijk den
Gouverneur-Generaal Van Heutsz voor kon spannen.
De bedoeling schijnt evenwel t© zijn, zich aanstonds
de medewerking van Z.Exc. Idenburg te verzekeren.
En dan zou men het te water laten van het nieuwe
slagschip „De Zeven Provinciën" willen afwachten,
ten einde Z. K. H. den Prins in de gelegenheid te stel
len aan boord van dezen nieuwen bodem de reis naar
Indië te ondernemen.
TWEEDE KAMER.
Gisteren werd de behandeling o-ver de Waterstaats-
begrooting voortgezet.
Bij de afdeeling- posterijen enz. constateerde de
heer Hubrecht, dat, blijkens een overzicht over 1908
van het drieledig bedrijf van post, telegraaf en tele
phoon, het batig saldo van 9 tot 3 ton is ingekrompen,
en dat het zich laat aanzien, dat de dienst over 1909
een tekort zal opbrengen. Spreker had vertrouwen,
dat deze minister, die zoozeer het nut van commerei-
eele boekhouding erkent, uit die uitkomsten de leering
zal verstaan, welke daaruit valt te trekken. Daarom
vroeg spr. niet naar 's ministers maatregelen.
doening en sarcasme zag de Jood neer op al die weel
derige domeinen en wreef hij nu en dan zijn magere
verschrompelde handen.
De weg, zooals zich tijdens het droge jaargetijde
laat begrijpen, was vol van karsporen en spleten, die
de voeten van den Jood tijdens zijn zwerftocht pijnlijk
aandeden. Maar daarom scheen hij zich niet te be
kommeren. Gedachten, klaarblijkelijk van aangena-
men aard, droegen ertoe bij het ruwe pad voor hem te
effenen, en zijn hand streelde met voldoening den zak,
kortelings nog boordevol gevuld met banknoten en nu
nagenoeg ledig, als hij geen rekening hield met het
document, dat de haudteekening droeg van den ver
kwistenden grooten Heer.
De weg waarlangs Rosenstein zijn schreden richtte,
is aan weerszijden beplant met rijzige; dunne populie
ren, wier zilvergetinte bladeren trilden bij het minste
zuchtje. Vóór hem uit, aan den verren gezichteinder,
kon men vaag de uitgestrekte zandige vlakte onder
scheiden met- haar roodachtigen dorren bodem, over
welfd door het azuren uitspansel, waartegen in de ver
te een bouwvallige herberg zonderling afstak.
Alom heerschte vredige kalmte, slechts nu en dan
afgebroken door het verwijderd geluid van trappelende
hoeven der wilde paarden, die in dolle vaart over de
ylakte galoppeerden, of door den snerpenden kreet
van den ooievaar die zijn wijfje aanriep. Alleen in het
gemoed van den eenzamen zwerver, te midden van die
uitgebreide vreedzame oneindigheid, schuilden brui
sende en wilde hartstochten, nijd, haat en listige ver
wachtingen van een zoete wraak, van een boosaardig
gelukte zegepraal.
Rosenstein scheen geen vermoeienis te gevoelen,
Drie uren lang had hij den eentonigen weg bewandeld
en ten laatste de veraf gelegen herberg' in het oog ge
kregen, die nog op een kilometer afstand van hem was
verwijderd.
Met het aangeboren wantrouwen van zijn ras, door
eeuwen van spot, en hoon gevoed, was de Jood lang
zamerhand de stulp genaderd. Zijn sluwe lichtkleu
rige oogjes gluurden angstig in het rond, blijkbaar
iemand zoekend. Met luid gelach, ondermengd met
Bezuiniging is noodig, die moet gezocht worden in
een betere commercieele verzorging van het bedrijf.
Spreker klaagde voorts over het lang dralen met het
vraagstuk van het postcheck-giroverkeer. Vooral criti-
seerde hij daarbij de houding van het departement van
landbouw.
Met de heer,en Patijn, Middelberg, Bos en Aalberse
stelde spreker eene motie voor, waarbij de Kamer als
haar oordeel uitspreekt, dat spoedige invoering van
post-clieck- en giro-verkeer gewenscht is.
Spreker hoopte, dat deze motie spoedig nahet Kerst-
recès zal worden behandeld, tenzij een maatregel van
de regeering alsnog die motie onnoodig maakt.
De heer Roessingh klaagde over slechte post- en te
legraafdienst ten plattenlande.
De heer Drucker drong aan op betere postgemeen-
schap met het noorden. Spr. drong aan op invoering
van nachtposttreinen en bepleitte lotsverbetering in
den tegenwoordigen toestand, invoering van brieftele-
grammen, verlaging van het tarief voor postwissels.
De heer Van Idsinga kwam andermaal op voor lots
verbetering voor verschillende categorieën van beamb
ten en lagere ambtenaren bij de post, de telegraaf en
de telephonie.
De heer Helsdingen drong aan op salarisverhooging
voor postambtenaren.
Spreker vroeg volledige inlichtingen omtrent 's mi
nisters reorganisatieplannen.
De heer Tydeman bepleitte verbetering van het te-
lephoonwezen en drong in dit verband bij den minister
aan om, al was het maar om een voorbeeld te stellen
aan nalatige concessionnarissen, een concessie te ont
nemen.
De heer Van Dedem gaf voor het platteland de
voorkeur aan brievengaarders boven dure postkanto-
n.
De heer Dolk hield een pleidooi voor de opzichters
bij de telegrafie, die nöeh tot de hooge noch tot de la
ge ambtenaren behooren, en daardoor in het gedrang
komen.
De heer Smeenge herhaalde zijn aandrang tot lots
verbetering van de conducteurs der brievenmalen en
zijn verzoek tot betere brie venbestelling ten platten
lande.
De heer Smidt wees op de slechte intercommunale
verbinding.
De minister van waterstaat beantwoordde de ver
schillende noodkreten, zich afvragende of er inderdaad
reden voor is. Het personeel is ontevreden, maar de
minister is even, zoo niet nog meer ontevreden over de
houding van ambtenaren en beambten.
Bij art. 206 (Rijkspostspaarbank) drong de heer
Van Wichen er op aan dat de Rijkspostspaarbank een
rekeningcourant zal kruinen openen bij de gemeentebe
sturen.
De minister zal dit overwegen.
De overige artikelen werden goedgekeurd en Hoofd
stuk IX (Waterstaat) z. h. s. aangenomen.
Aan de orde was het wetsontwerp ter verklaring van
het algemeen nut der onteigening in de gemeente
's-Gravenhage, noodig voor uitbreiding en betere be
veiliging' tegen brandgevaar van het gebouw van de
Tweede Kamer der Staten-Gensraal, dat zonder hoof
delijke stemming werd aangenomen.
Eveneens het wetsontwerp tot onteigening voor een
spoorweg van Coevorden naar de Pruissische grens in
spottende uitvallen van twee stevige boerenknapen,
die ITongaarschen wijn dronken en lange pijpen rook
ten, werd zijn komst begroet.
Rosenstein waagde een paar bescheiden tikjes op
de tafel, doch geen teeken als antwoord ontvangende,
verzamelde hij voldoenden moed om een kijkje te ne
men bij de openstaande deur.
„Heb het hart niet in mijn keuken te komen, Jood!"
riep een schelle stem van binnen.
„Neen! voor geen geld van de wereld zou ik dat;
ik zou je ook heelemaal niet lastig vallen, als Andras
Kemény van Kisfalu me uiet gezegd had hem hier te
wachten."
„Die ia nog niet gekomen, en hier binnen is voor
jou geen plaats!"
Het inwendige der herberg zag er bepaald koeler uit
dan buiten, want door het dikke rieten dak en muren,
meestal van hout en leem, konden de brandende zon
nestralen nauwelijks doordringen. Dicht bij een dei-
vensters zat de eigenares der schrille stem, een knappe
boerin der laaglanden, gekleed in veelkleurige rokken,
een lijfje met wijde mouwen en nauwsluitend keurslijf.
Zij bewoog langzaam met één voet haar spinnewiel,
terwijl haar welgevormde vingers knaphandig den
vlasdraad afwikkelden. Het vuur in den grooten aar
den haard was uitgegaan, en op dén mantel van de
schouw blonk veel zindelijk geschuurd vaatwerk waar
mede het middagmaal was bereid.
Met een zucht had de Jood zich verwijderd van do
deur eu de uitlokkende koelte van binnen, en zich een
bescheiden plekje veroverd in den middaggloed der
zon, want de boerenknapen hadden op afstootende wijs
geweigerd hem een plaatsje te gunnen aan de tafel
onder den wilgenboom. Daar bleef hij geduldig zitten,
geen wijn, zelfs geen dronk water durvende vragen,
uit vrees dat die aanmatiging zijn algekeele verwijde
ring van den omtrek der herberg mocht ten gevolge
hebben, waardoor hij genoodzaakt zou zijn de komst
van Andras Kemény staande af te wachten. Zijn
ooren evenwel, goed geoefend om ieder gesprek op te
vangen, dat voor zijn kennisneming niet bestemd was,
hield hij bijzonder gespitst. De twee jeugdige schaap
herders voerden fluisterend een levendig gesprek. De
Jood, den schijn aannemende alsof hij door vermoeie
nis en hitte overmand was, hield zijn oogen gesloten
en den mond geopend; geen woord ontging hem van
hetgeen beide mannen spraken.
Wordt vervolgd.