DAGBLAD VOOR ALKMAAR EN OMSTREKEN. Nieuwjaarswenschen. De Zoon van het Volk. No. 298 Honderd en elfden jaargang. 1909. DINSDAG 21 DECEMBER. Nieuwjaarswenmeiien FEUILLETON. BINNENLAND. Zijdie zich met 1 Januari If^Br op dit blad abonneeren, ont vangen de tot dien datum verschijnende nummers gratis en franco. De Uitgevers, In het nummer van den Oudejaars avond, hetwelk VRIJDAG 3i DECEM BER verschijnt, zullen wederom worden opgenomen,è25 cents hcontant. ALRMAARSCBE COURANT. DE UITGEVERS. DRANKWET. BURGEMEESTER en WETHOUDERS van ALK MAAR brengen ter algemeene kennis, dat bij bun col lege is ingekomen een verzoek van J. H. A. Winkel - meijer aldaar, om verlof tot den verkoop van alcohol vrijen drank in het perceel Keizerstraat 0. 10. Binnen twee weken na deze bekendmaking kunnen tegen het verleenen van het verlof schriftelijk bezwa ren worden ingediend. Burgemeester en Wethouders voornoemd, G. RIPPING, Voorzitter. DONATH, Secretaris. Alkmaar, 20 Dec. 1909. BURGEMEESTER en WETHOUDERS van ALK MAAR brengen ter algemeene kennis, dat in het ge meenteblad van Alkmaar, No. 316, is opgenomen het besluit van den Raad dier gemeente van 15 December 1909, waarbij is vastgesteld eene VERORDENING, REGELENDE HET BE HEER VAN HET GEMEENTE-SLACHT HUIS EN DEN RANG, HET GETAL, DE BE ZOLDIGING EN DE WIJZE VAN BENOE MING VAN HET DAARAAN VERBONDEN PERSONEEL, welke verordening, heden afgekondigd, gedurende drie maanden ter gemeente-secretarie voor een ieder ter lezing is nedexgelegd en aldaar tegen betaling van 0.12V2 in afdruk is verkrijgbaar gesteld. Burgemeester en Wethouders voornoemd, G. RIPPING, Voorzitter. DONATH, Secretaris. Alkmaar, 21 Dec. 1909. ALKMAAR, 21 December. Uit China komen bijzonderheden over het ontslag van den machtigsten onderkoning Touan-fang, die bestuurder was van Tsji-li en opper-intendant van den handel in de noordelijke havens. Hij is op een eigenaardige wijze uit de gratie gekomen. Als vioe-koning van Tsji-li had hij de vorige maand de maatregelen moeten nemen voor het overbrengen van den keizerlijken lijkstoet naar de Oosterlijke gra- van den keizerlijken lijkstoet naar de oostelijke gra ven van Peking. Hij was er voor verantwoordelijk, dat alles zou geschieden overeenkomstig de aloude traditie lingen. Hij heeft daarbij weinig geluk gehad en ook heeft hij niet in alle opzichten aan zijn inderdaad lastige op dracht voldaan. Het begon al met een aardbeving, welke men hem natuurlijk niet ten laste kon leggen, maar welke toch tal van bijgeloovigen Chineezen te denken gaf. Onderweg' brak op een der plaatsen, waar gerust werd, te middernacht brand uit. Daarvoor werd Touan-fang wel verantwoordelijk gesteld. De te genwoordige keizerin-weduwe schrok bij die gelegen heid op hevige wijze en dat wreekte zij op den onder koning. Toen zij den 17den November binnen de hei lige muren der begraafplaatsen kwam waagde Touan- door BARONESSE ORCZY, Schrijfster van „De Roode Pimpernel". Naar het Engelsch door ED. VAN DEN GHEIJN. 10) Er lag in zijn wezen iets romantisch, dat wortelde in zijn eenzame jeugd, in zijn geheimzinnige studies, die in het oog zijner huren machtige verhoudingen aan namen ten vooral wegens zijn manlijke houding, zijn mooie oogen, die iets uitdagends hadden behouden, alleen door zijn nu innemenden glimlach getemperd. Weldra was de helft der dorpsschoonheden op hem verliefd, en veelvuldig waren de twisten, die Andras na die danspartijen op Zondagachtermiddagen had uit te vechten. Maar nu was het venijnige uit zijn ka rakter geweken; de kibbelarijen, die een enkel oogen- blik een dreigend aanzien kregen, eindigden altijd plotseling met Andras' vroolijk, goedhartig toegeven en met .een paar flesschen van den besten wijn die het graafschap Heves voorbracht, waarmede alle jaloezie tusschen partijen werd afgedronken. In weerwil echter dat hij zich tot de scthoone sekse voelde aangetrokken, bleef Andras voortdurend vrijge zel en steeds de aanhankelijke zoon in voorspoed, zoo als hij zich ook in moeilijke dagen had betoond. Hij minnekoosde met alle meisjes, maar geen enkele onder het aantal scihoonen kon er zich op beroemen den rij ken Andras Kemény te hebben overgehaald om zijn reusachtig vermogen met haar te deelen. Als ouderen van dagen al eens duidelijke toespelingen maakten omtrent de toekomstige meesteres van Kisfalu, placht Andras te lachen, zeggende: „Hei wat! 't is maar jammer dat ik van allen houd, en ik kan zoo'n massa toch niet naar Kisfalu brengen, waar geen ruimte genoeg ia; moeder zou het ook niet fang, de mandsjoe, het den heiligen bodem in zijn draagstoel te naderen. Maar het zou nog erger wor den. Toen de keizerin voor de katafalk wilde knielen, zag ze plotseling twee kleine camera's op haar gericht, waardoor deze gebeurtenis voor het nageslacht be waard blijven zou. Zij schrok nog meer dan bij den brand, want ze meende dat twee monden van pistolen op haar gericht waren. En bovendien was het maje steitskennis, dat er tegen het uitdrukkelijk bevel in fotografen tegenwoordig' waren. De beide mannen werden dan ook onmiddellijk verwijderd, maar tot al ler verbazing bleek, dat ze in opdracht van den ver antwoordelijken onderkoning Touan-fang handelden. Tenslotte vernam de Keizerin dat de onderkoning- het gewaagd had de begraafplaats te ontwijden door telegraafdraden in de boomen te spannen. Zooveel misdrijven dienden op behoorlijke wijze ge straft te worden. Een kamerheer, de jonge markies Li diende een aanklacht bij den regent in,, waarin o. a. werd gezegd: „Hij, de mandsjoe, had het keizerlijk huis en de keizerlijke voorvaderen door zijn handelin gen bespot en deze schennis van de keizerlijke majesteit had hij slechts gewaagd, omdat de Keizer nog een kind is en dus niet in staat is om te regeeren, en omdat hij vertrouwde op de groote goedheid van den regent." De Keizerin-Weduwe keerde snel naar Peking terug en terwijl bij de verschillende decreten, allen die bij de plechtigheid betrokken waren geweest onderscheiden werden met verhooging in rang en geschenken in geld, werd zijn zaak ten fine van onderzoek naar het ministerie van eeredienst, het li-pou, verwezen. En nauwelijks waren er vier en twintig uur voorbij, of bij keizerlijk decreet werd bevolen, „dat Toean-fang in overeenstemming met een van het lipoe ontvangen schrijven ontslagen is." Niets had hem meer kunnen helpen. Vier en twintig uur had hij in Peking rondge reden, om zijn vrienden in actie te brengen en zijn vijanden naar Chineesche methode te verteederen. De maat was volgemeten, hij kon gaan. De machtigste onderkoning, wiens benoeming tot lid van het hoogste staatscollege, het kioun-ki-tsjou, de staatsraad, elk oogenblik verwacht werd, was plotseling een gewoon Chineesch burger geworden. En zooals dat meer ge beurt hij wordt door niemand beklaagd. Werd niet vroeger iemand die eenvoudiger majesteitsschennis pleegde, bijv. het „drakenhoofd" van den keizer of de keizerin niet behoorlijk in de oogen keek, door een nooitfalenden schutter van de keizerlijke tijgergarde doodgeschoten Men vindt in China, dat Toean-fang nog van geluk mag spreken. TWEEDE KAMER. De beraadslaging werd gisteren voortgezet over Hoofdstuk VIII (Oorlog). De voorzitter drong nogmaals aan op kortheid, ten einde den begrootingsarbeid Donderdag ten einde te kunnen brengen. De heer Ter Laan herinnert er aan, hoe gaandeweg de diensttijd der militie verlengd werd, hoe verschil lende stelsels en plannen nu al gedurende 20 jaren be proefd werden en hoe blijkt, dat men eigenlijk nog niet weet wat men eigenlijk wil. Ook deze minister van Oorlog schijnt de miliciens nog eens goed- ta willen nemen. De richting, welke deze minister op wil gaan, acht spr. verderfelijk. Met het blijvende gedeelte moeten wij eindelijk toch eens tot een bevredigende oplossing komen. Er komen 2 millioen bij voor den nieuwen maatregel, terwijl deze oorlogsbegrooting al l1/2 millioen hooger is. Ook de uitbreiding van het begrip kostgangers kan goedvinden, en.als ik m'n keus had.maar hoe kan ik onder honderd schoonheden een keus doen. zonder de negen-en-negentig anderen, die ik liefheb, voor het hoofd te stooten?" Als zijn moeder soms goedig het verlangen te kennen gaf, te eenigen tijd haar kleinkinderen om haai- heen te zien, placht Andras zijn armen om haar hals te slaan en haar ruwe wangen te kussen: „Moeder," zei hij dan, „er is voor mij maar één vrouw in het graafschap Heves, die zijt gij. Als er een engel van den heimei daalt, zal ik haar vragen of zij mijne vrouw wil worden, maar tot dien tijd stel ik me tevreden met U lief te hebben." De moeder zuchtte, de meisjes zuchtten en Andras was op vijfendertigjarigen leeftijd nog een trouwe zoon, in de zaligheid van zijn ongehuwden staat. ZEVENDE HOOFDSTUK. KAPITAAL EN INTEREST. De herbergierster had een liter van haar oudsten wijn getapt en dit geplaatst op de tafel, die niet door de zon werd beschenen; ze was bezig haar boezelaar te reinigen van ieder stofdeeltje dat in de bedrijvigheid van haar bedienen mocht zijn achtergebleven. „Ta, ta, ta! Van dag tot dag wordt je mooier en mooier, Lotti!" fluisterde Andras met zijn hartelijk stemgeluid haar in het oor, terwijl hij haar slanke mid del met zijn arm omvatte en een kus drukte, dat het klonk, op haar fraai gevormden hals. „Ware ik je heer en meester wat ik om menige reden zou wen- schen ik zou geen oogenblik rust hebben: hij heeft heel wat te doen om het manvolk af te houden van je schoone leest." En Andras trok het mooie vrouwtje naar zich toe, en deed haar blozen onder de bewonderende blikken die hij haar toewierp, terwijl hij met volle' teugen den heerlijken wijn dronk, dien zij voor hem had neergezet. „Oh, Andras, je moest alles maar eens weten, daar zit 't hem juist!" zei de schoone herbergierster, onder wijl haar oogen vochtig werden, een ontroering, die spreker niet bevallen. Een regeling, waarbij de ar beiderskinderen buiten het leger gehouden worden lijkt hem niet democratisch. Laat men Bever zorgen voor een goed stelsel van vergoeding aan de ouders die daaraan behoefte hebben. Ook de arbeiderskinderen moeten hun plichten vervullen tegenover den Staat en de arbeiders zelve moeten algemeen kiesrecht hebben om door hun stem invloed uit te oefenen op de samen stelling der militie. Laat men den dienst en de oefe ningen stevig in elkaar zetten dan kunnen allen kort dienen. Ook met het voorbereidend militair onderwijs gaat deze minister geheel tegen den draad in. Spr. betreurt het, dat de minister nog maar altijd niet het recht van den onderofficiersbond „Ons Be lang" erkent. Waarom wordt zoo weinig aandacht ge schonken aan adressen en wenken van die vereeniging, die zoo nuttig zou kunnen werken als zij niet aanhou dend tegengewerkt werd. Deze vereeniging houdt den onderofficiersstand hoog. Wat bekommert zich. deze minister om de Grond wet? De Grondwet wil niet, dat die eene burger anders be handeld worde dan de andere. Waarom verbiedt de minister het socialistische gebouw de Toekomst in Groningen, terwijl de fijne kasten niet verboden wor den. Waarom sluit de minister de sociaal-democraten buiten de wet? Waarom worden socialistische bladen als Het Volk verboden. Moest men zich niet schamen? Waar blijft het protest van andere vrijheidlievende partijen? Juist door dat tegenwerken prikkelt men de socialistische miRciens, evenals door allerlei plagerij en. De heer Duymaer van Twist betwist, dat de mi- B.isteries-Kuyper en Heemskerk op het gebied van de legerhervorming reactionnair waren. Aller streven is naar een volksleger. Dat dit ministerie de legeraitga- ven opdrijft is niet juist. De stijging der uitgaven is eenvoudig het gevolg van de wetten van het ministe- rie-Pierson. Te vergeefs trachtte de heer Van Doom dit bij de algemeene beschouwingen weg te doezelen. Het gaat niet aan dit ministerie te verwijten, dat het de legeruitgaven opdrijft. Maar toch vraagt spreker of deze minister bereid is om eene Staatscommissie te benoemen in den geest der motie-Talma. Spr. vraagt hem dit ook in naam zijner politieke vrienden. De iustelBng van het twee- ploegenstelsel heeft een bezuiniging aangebracht van 375.000; dit is in De Nederlander bestreden, maar op onjuiste gronden. Verder betoogt spr., dat het in compleet aan artillerie-officieren moet verminderen, dat het tractement der officieren in het algemeen ver beterd moet worden, dat de landweer beter moet ge ëncadreerd worden en dat het capitulantenstelsel spoe dig moet worden ingevoerd. De heer Eland blijft bij de vroeger door hem ontwik kelde plannen omtrent legerorganisatie. Hij is voor behoud van drie herhalingsoefeningen met korten duur. Hierna houdt spr. nog eene beschouwing over centrale verwarming en electrische verlichting der ka zernen. Nadat in de avondvergadering eenig debat over art. 152 subsidiën aan inrichtingen voor handelsonder wijs) gevoerd was, werden de artikelen 156 (subsidie aan scholen voor bepaalde vakken) en 159 (kosten voor oprichting en instandhouding eener rijksschool voor leerlooiers en schoenmakers) tegelijk behandeld. De heer Bos stelde met den heer Hubrecht een amendement voor, om aan art. 156 toe te voegen een littera t: „subsidie voor een schoenmakers- en leerlooi- ersschool te Waalwijk 10.000," dus hetzelfde bedrag als thans op art. 159 is uitgetrokken. Dan kan de minister zich in verbinding stellen met de bonden van schoenmakers en leerlooiers om te komen tot de op richting van deze school. Toen het amendement in stemming werd gebracht, staakten de stemmen, zoodat heden voor de pauze op nieuw stemming zal worden gehouden. Bij artikel 158 (Rijksrietvlechtschool te Noordwol- de) kwam de heer Van Foreest op tegen de hooge kos ten van de stichting dezer school, die bovendien is ge plaatst in een streek, waar niet eens zooveel riet wordt aangeplant. Ook de salarissen van directeur en leeraren zijn te hoog. Spr. stelt een amendement voor om den post met 15.000 te verminderen. De minister van Binnenlandsche Zaken begreep de haar kijkers nog meer deden schitteren dan ooit te voren. „Wat schort er aan, Lotti? Vertel het mij maar. Is het te doen om een nieuwen halsdoek of een zijden japon voor zon- en feestdagen? Zeg maar wat je heb ben wilt, mijn duifje, en je zult het krijgen ook; maar om 's hemelswil geen tranen, daar kan ik niet tegen." „Neen, neen! geen halsdoek en ook geen japon, An dras", zei het bevallige vrouwtje, alsnu in een tranen vloed uitbarstend. „Wat heb ik er aan of ik er al goed uitzie, als mijn man niet meer van me houdt?" „Niet meer van je houdt, mijn roosje? Is Kalman blind geworden of loensch in een andere richting?" „Wat het is, weet ik niet, maar ik weet dat hij niet meer van me houdt", liet ze er op volgen, terwijl haar stem. beefde onder haar snikken, „in drie weken heeft hij me geen pak slaag gegeven 1" Andras liet een langdurig gefluit hooren. „Lo! Lo! dat ziet er ernstig uit! En jij?. „Oh! ik heb er genoeg aanleiding toe gegeven! Ik heb twee uur lang den czardas gedanst met Horty Rezsö, totdat ik bijna flauw viel en in zijn armen te recht kwam. Kalman had het alles aangezien, hij zag ook dat Rezsö na afloop van den dans me een kus gaf. Thuis komende, ging hij kalm naar bed en heeft me zelfs geen klap gegeven." En de verwaarloosde vrouw gaf den vrijen loop aan haar tranen. „Het is erg vernederend", zei ze onder haar snikken. „Panna kon verleden Zondag nauwelijks haar rug roeren of haar arm opheffen, en Luiza had een heele blauwe striem langs haar schouders. Dat is echte liefde; hun mannen moeten al veel van hen houden om zoo jaloersch te zijn en hen op die manier toe te takelen. Ik kon nog geen kneepop mijn arm laten zien, en heb maar lange mouwen gedragen om mijn schande te verbergen." „Nou, nou, mijn aardig bloempje", zei Andras sus send, „wiseh je tranen af en beloof me dat je op aan staanden Zondag alleen met mij wilt dansen. Ik ver zeker je dat ik je slanke leest stevig zal omvatten en zoo diep zal kijken in j© helder© oogen, dat K41man bedoeling van dit amendement niet recht in het licht der toelichting, en kon dus de aanneming van het amendement niet aanbevelen. De heer Yan Eoreest repRceerde dat hij de arme streek van Noordwolde geen school misgunt. Maar aangezien er van elders niemand komt, is zulk een du re school onnoodig. De directeur maakt veel te dure plannen. Men kan hier te lande op bescheidener voet en op eenvoudiger wijze zulk een inrichting bonwen. Spr. wijzigt zijn amendement in dien zin, dat nu al leen wordt gevraagd, den post te verminderen met 12.500 (als eerste termijn voor den bouw) terwijl de post voor aankoop van grond gehandhaafd blijft De minister van Binnenlandsche Zaken dupRceerde dat de school reeds voorloopig ter plaatse gevestigd ia. Daaromtrent is verleden jaar zonder eenig verzet be slist. De heer Van Eoreest acht nu het gebouw niet meer te weelderig. De heer Van Eoreest: Ja. maar het is te groot. De minister van Binnenlandsche Zaken wil gaarne met den inspecteur van het vakonderwijs ernstig over leggen of het plan niet is te vereenvoudigen. En daar voor wil hij ook een pand geven, door den post met 2000 te verminderen. Maar dan trekke de heer Van Eoreest het amendement in. De heer Van Eoreest voldoet daaraan gaarne. Bij art. 161 (subsidie aan vereenigingen ter bevor dering van het leerlingwezen) zegt de minister van Binnenlandsche Zaken dat als andere vereenigingen dan de thans reeds gesubsidieerde, int dezen post nog subsidie mochten wenschen, zij in het vroege voorjaar haar aanvrage daartoe bij het Departement zullen heb ben in te dienen opdat die aanvrage kan worden on derzocht. Tegen een verhooging van den post met 1000, gelijk den minister was gevraagd, heeft hij echter bezwaar. Te 12 uur 5 werd de verdere beraadslaging bij de afdeeRng Lager Onderwijs geschorst. Heden 101/4 uur kleine wetsontwerpen. PRINS HENDRIK NAAR BRUSSEL. Z. K. H. Prins Hendrik, die gisteravond kat in Den Haag zou komen, verlaat heden weer de residen- tie, teneinde H. M. de Koningin a.s. Woensdag bij de begrafenis van koning Leopold te vertegenwoordigen. GEEN VROUWELIJKE INDISCHE AMBTENAREN. Aan het jongste examen voor aanwijzing ak candi- daat Indisch ambtenaar werd deelgenomen door twee vrouwelijke candidaten. Geen van beiden werd als candidaat voor den Indischen bestuursdienst aangewe zen; zij gaven echter aan den minister van koloniën te kennen, dat zij desondanks de Indologische studie zou aanvangen. Naar men nu mededeelt, heeft naar aanleiding daarvan de minister aan beide dames te kennen gegeven, dat zij ingevolge art. 17 van het be sluit op de Indische bestuursopleiding in geen geval voor den Indischen adxninistratieven dienst zullen worden toegelaten. PROVINCIALE STATEN VAN NOORD HOLLAND. Verschillende adviezen van commissie uit de Staten zijn verschenen over in hunne handen gestelde voor drachten van God. Staten. Geadviseerd wordt o.a. tot goedkeuring van de voor drachten: tot het verleenen van een subsidie aan de Zeevaartschool, den handelscursus der Middenstands- vereeniging te Scha gen, den gemeentelijken handels cursus te Zaandam tot vaststelling eener eerste suppl. begrooting voor 1909 voor Meerenberg ad 13.888.205, tot het verleenen van subsidie voor het Waaggebouw te Enkhuizen. Gunstig adviseert de daartoe benoemde commissie op de voordracht van Ged. Staten om goed te keuren dat de voorgenomen bouw van woningen ten behoeve van beambten en personeel van het gesticht Meeren berg geschiedt niet op de terrein van het gesticht, maar op de provinciale gronden daartegenover en eveneens om goed te keuren de eerste suppl. begroo ting van dat gesticht, voor den dienst 1911, tot een bedrag van 152.790. uit razende jaloezie zijn stok op je mooien rug zal stuk slaan. Kom, geef dien ouwen vogelverschrikker van een Jood daar ginds wat te drinken; hij ziet er zoo heet en dorstig uit; ik moet hem over iets spreken, wat ik niet doen kan, als zijn tong aan z'n verhemelte kleeftHier, geef me nog een zoennog een en nog een.de duivel hale hem! ALs Kalman mij nu zag, zou er geen blond plekje op je poezelige schou ders overblijven, bont en blauw werden ze, zoodat Pan na, Luiza en al je vriendinnen van jaloezie zouden barsten." Lachend, geheel op streek gekomen, Rep de snoezige waardin weer naar de stulp en zette weldra Rosen- stein een groote kroes met wijn voor. Rosenstein was heel geduldig in zijn hoekfle blijven zitten; de laatste stralen der ondergaande zon be schenen zijn mageren rug; hij zag er koddig uit, wer kelijk had hij veel van een grooten vogelverschrikker; kalm bleef hij wachten, terwijl Andrés Kemény met de waardin minnekoosde, maar zijn vogelgezicht helderde op, toen hij den jongen landman een liter wijn voor hem. hoorde bestellen. Hij was aan dergelijke beleefd heden van niemand gewoon dan van den goedhartigen Andras, die uit eigen vroegtijdige ondervinding wel wist wat brandende hitte was, met feilen dorst, zon der iets tot laving vóór zich te hebben. „Nu, mijn lief duifje, ga nu naar binnen!" zei An dras, terwijl hij de jonge vrouw nog een afscheidskus gaf, „wat ik dezen ouwen Rosenstein heb te zeggen is niet geschikt voor die rose oortjes, die alleen gemaakt zijn om zoete woordekens te hooren." „Je stuurt me dus weg?" zei ze pruilend en met hooge borst, „o, je hebt dus geheimen en zaken met dien vreeselijken ouden Rosenstein! Waarom mag ik die niet weten? Ik kan zwijgen.Je bent toch niet van plan geld van hem te leenen?" „Neen, neen, mijn schatje, daar kun je zeker van zijn", zei Anidras lachend, „maak je dus uit de voeten. De geheimen tusschen Rosenstein en mij behoeven niet verzwegen en zijn ook niet waard dat men er over spreekt," Wordt vervolgd.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1909 | | pagina 1