DAGBLAD VOOR ALKMAAR EN OMSTREKEN.
Nieuwjaarswenschen.
De Zoon van het Volk.
No. 298
Honderd en elfden jaargang.
1909.
DINSDAG
21 DECEMBER.
Nieuwjaarswenmeiien
FEUILLETON.
BINNENLAND.
Zijdie zich met 1 Januari
If^Br op dit blad abonneeren, ont
vangen de tot dien datum verschijnende
nummers gratis en franco.
De Uitgevers,
In het nummer van den Oudejaars
avond, hetwelk VRIJDAG 3i DECEM
BER verschijnt, zullen wederom
worden opgenomen,è25 cents hcontant.
ALRMAARSCBE COURANT.
DE UITGEVERS.
DRANKWET.
BURGEMEESTER en WETHOUDERS van ALK
MAAR brengen ter algemeene kennis, dat bij bun col
lege is ingekomen een verzoek van J. H. A. Winkel -
meijer aldaar, om verlof tot den verkoop van alcohol
vrijen drank in het perceel Keizerstraat 0. 10.
Binnen twee weken na deze bekendmaking kunnen
tegen het verleenen van het verlof schriftelijk bezwa
ren worden ingediend.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
G. RIPPING, Voorzitter.
DONATH, Secretaris.
Alkmaar, 20 Dec. 1909.
BURGEMEESTER en WETHOUDERS van ALK
MAAR brengen ter algemeene kennis, dat in het ge
meenteblad van Alkmaar, No. 316, is opgenomen het
besluit van den Raad dier gemeente van 15 December
1909, waarbij is vastgesteld eene
VERORDENING, REGELENDE HET BE
HEER VAN HET GEMEENTE-SLACHT
HUIS EN DEN RANG, HET GETAL, DE BE
ZOLDIGING EN DE WIJZE VAN BENOE
MING VAN HET DAARAAN VERBONDEN
PERSONEEL,
welke verordening, heden afgekondigd, gedurende
drie maanden ter gemeente-secretarie voor een ieder
ter lezing is nedexgelegd en aldaar tegen betaling van
0.12V2 in afdruk is verkrijgbaar gesteld.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
G. RIPPING, Voorzitter.
DONATH, Secretaris.
Alkmaar, 21 Dec. 1909.
ALKMAAR, 21 December.
Uit China komen bijzonderheden over het ontslag
van den machtigsten onderkoning Touan-fang, die
bestuurder was van Tsji-li en opper-intendant van
den handel in de noordelijke havens. Hij is op een
eigenaardige wijze uit de gratie gekomen.
Als vioe-koning van Tsji-li had hij de vorige maand
de maatregelen moeten nemen voor het overbrengen
van den keizerlijken lijkstoet naar de Oosterlijke gra-
van den keizerlijken lijkstoet naar de oostelijke gra
ven van Peking. Hij was er voor verantwoordelijk, dat
alles zou geschieden overeenkomstig de aloude traditie
lingen.
Hij heeft daarbij weinig geluk gehad en ook heeft
hij niet in alle opzichten aan zijn inderdaad lastige op
dracht voldaan. Het begon al met een aardbeving,
welke men hem natuurlijk niet ten laste kon leggen,
maar welke toch tal van bijgeloovigen Chineezen te
denken gaf. Onderweg' brak op een der plaatsen, waar
gerust werd, te middernacht brand uit. Daarvoor
werd Touan-fang wel verantwoordelijk gesteld. De te
genwoordige keizerin-weduwe schrok bij die gelegen
heid op hevige wijze en dat wreekte zij op den onder
koning. Toen zij den 17den November binnen de hei
lige muren der begraafplaatsen kwam waagde Touan-
door
BARONESSE ORCZY,
Schrijfster van „De Roode Pimpernel".
Naar het Engelsch door
ED. VAN DEN GHEIJN.
10)
Er lag in zijn wezen iets romantisch, dat wortelde in
zijn eenzame jeugd, in zijn geheimzinnige studies, die
in het oog zijner huren machtige verhoudingen aan
namen ten vooral wegens zijn manlijke houding, zijn
mooie oogen, die iets uitdagends hadden behouden,
alleen door zijn nu innemenden glimlach getemperd.
Weldra was de helft der dorpsschoonheden op hem
verliefd, en veelvuldig waren de twisten, die Andras
na die danspartijen op Zondagachtermiddagen had uit
te vechten. Maar nu was het venijnige uit zijn ka
rakter geweken; de kibbelarijen, die een enkel oogen-
blik een dreigend aanzien kregen, eindigden altijd
plotseling met Andras' vroolijk, goedhartig toegeven
en met .een paar flesschen van den besten wijn die het
graafschap Heves voorbracht, waarmede alle jaloezie
tusschen partijen werd afgedronken.
In weerwil echter dat hij zich tot de scthoone sekse
voelde aangetrokken, bleef Andras voortdurend vrijge
zel en steeds de aanhankelijke zoon in voorspoed, zoo
als hij zich ook in moeilijke dagen had betoond. Hij
minnekoosde met alle meisjes, maar geen enkele onder
het aantal scihoonen kon er zich op beroemen den rij
ken Andras Kemény te hebben overgehaald om zijn
reusachtig vermogen met haar te deelen. Als ouderen
van dagen al eens duidelijke toespelingen maakten
omtrent de toekomstige meesteres van Kisfalu, placht
Andras te lachen, zeggende:
„Hei wat! 't is maar jammer dat ik van allen houd,
en ik kan zoo'n massa toch niet naar Kisfalu brengen,
waar geen ruimte genoeg ia; moeder zou het ook niet
fang, de mandsjoe, het den heiligen bodem in zijn
draagstoel te naderen. Maar het zou nog erger wor
den. Toen de keizerin voor de katafalk wilde knielen,
zag ze plotseling twee kleine camera's op haar gericht,
waardoor deze gebeurtenis voor het nageslacht be
waard blijven zou. Zij schrok nog meer dan bij den
brand, want ze meende dat twee monden van pistolen
op haar gericht waren. En bovendien was het maje
steitskennis, dat er tegen het uitdrukkelijk bevel in
fotografen tegenwoordig' waren. De beide mannen
werden dan ook onmiddellijk verwijderd, maar tot al
ler verbazing bleek, dat ze in opdracht van den ver
antwoordelijken onderkoning Touan-fang handelden.
Tenslotte vernam de Keizerin dat de onderkoning-
het gewaagd had de begraafplaats te ontwijden door
telegraafdraden in de boomen te spannen.
Zooveel misdrijven dienden op behoorlijke wijze ge
straft te worden. Een kamerheer, de jonge markies Li
diende een aanklacht bij den regent in,, waarin o. a.
werd gezegd: „Hij, de mandsjoe, had het keizerlijk
huis en de keizerlijke voorvaderen door zijn handelin
gen bespot en deze schennis van de keizerlijke
majesteit had hij slechts gewaagd, omdat de Keizer
nog een kind is en dus niet in staat is om te regeeren,
en omdat hij vertrouwde op de groote goedheid van
den regent."
De Keizerin-Weduwe keerde snel naar Peking terug
en terwijl bij de verschillende decreten, allen die bij de
plechtigheid betrokken waren geweest onderscheiden
werden met verhooging in rang en geschenken in
geld, werd zijn zaak ten fine van onderzoek naar het
ministerie van eeredienst, het li-pou, verwezen. En
nauwelijks waren er vier en twintig uur voorbij, of bij
keizerlijk decreet werd bevolen, „dat Toean-fang in
overeenstemming met een van het lipoe ontvangen
schrijven ontslagen is." Niets had hem meer kunnen
helpen. Vier en twintig uur had hij in Peking rondge
reden, om zijn vrienden in actie te brengen en zijn
vijanden naar Chineesche methode te verteederen. De
maat was volgemeten, hij kon gaan. De machtigste
onderkoning, wiens benoeming tot lid van het hoogste
staatscollege, het kioun-ki-tsjou, de staatsraad, elk
oogenblik verwacht werd, was plotseling een gewoon
Chineesch burger geworden. En zooals dat meer ge
beurt hij wordt door niemand beklaagd. Werd niet
vroeger iemand die eenvoudiger majesteitsschennis
pleegde, bijv. het „drakenhoofd" van den keizer of de
keizerin niet behoorlijk in de oogen keek, door een
nooitfalenden schutter van de keizerlijke tijgergarde
doodgeschoten
Men vindt in China, dat Toean-fang nog van geluk
mag spreken.
TWEEDE KAMER.
De beraadslaging werd gisteren voortgezet over
Hoofdstuk VIII (Oorlog).
De voorzitter drong nogmaals aan op kortheid, ten
einde den begrootingsarbeid Donderdag ten einde te
kunnen brengen.
De heer Ter Laan herinnert er aan, hoe gaandeweg
de diensttijd der militie verlengd werd, hoe verschil
lende stelsels en plannen nu al gedurende 20 jaren be
proefd werden en hoe blijkt, dat men eigenlijk nog niet
weet wat men eigenlijk wil.
Ook deze minister van Oorlog schijnt de miliciens
nog eens goed- ta willen nemen. De richting, welke
deze minister op wil gaan, acht spr. verderfelijk. Met
het blijvende gedeelte moeten wij eindelijk toch eens
tot een bevredigende oplossing komen. Er komen 2
millioen bij voor den nieuwen maatregel, terwijl deze
oorlogsbegrooting al l1/2 millioen hooger is.
Ook de uitbreiding van het begrip kostgangers kan
goedvinden, en.als ik m'n keus had.maar hoe
kan ik onder honderd schoonheden een keus doen.
zonder de negen-en-negentig anderen, die ik liefheb,
voor het hoofd te stooten?"
Als zijn moeder soms goedig het verlangen te
kennen gaf, te eenigen tijd haar kleinkinderen om
haai- heen te zien, placht Andras zijn armen om haar
hals te slaan en haar ruwe wangen te kussen:
„Moeder," zei hij dan, „er is voor mij maar één
vrouw in het graafschap Heves, die zijt gij. Als er een
engel van den heimei daalt, zal ik haar vragen of zij
mijne vrouw wil worden, maar tot dien tijd stel ik me
tevreden met U lief te hebben."
De moeder zuchtte, de meisjes zuchtten en Andras
was op vijfendertigjarigen leeftijd nog een trouwe
zoon, in de zaligheid van zijn ongehuwden staat.
ZEVENDE HOOFDSTUK.
KAPITAAL EN INTEREST.
De herbergierster had een liter van haar oudsten
wijn getapt en dit geplaatst op de tafel, die niet door
de zon werd beschenen; ze was bezig haar boezelaar te
reinigen van ieder stofdeeltje dat in de bedrijvigheid
van haar bedienen mocht zijn achtergebleven.
„Ta, ta, ta! Van dag tot dag wordt je mooier en
mooier, Lotti!" fluisterde Andras met zijn hartelijk
stemgeluid haar in het oor, terwijl hij haar slanke mid
del met zijn arm omvatte en een kus drukte, dat het
klonk, op haar fraai gevormden hals. „Ware ik je
heer en meester wat ik om menige reden zou wen-
schen ik zou geen oogenblik rust hebben: hij heeft
heel wat te doen om het manvolk af te houden van je
schoone leest."
En Andras trok het mooie vrouwtje naar zich toe,
en deed haar blozen onder de bewonderende blikken die
hij haar toewierp, terwijl hij met volle' teugen den
heerlijken wijn dronk, dien zij voor hem had neergezet.
„Oh, Andras, je moest alles maar eens weten, daar
zit 't hem juist!" zei de schoone herbergierster, onder
wijl haar oogen vochtig werden, een ontroering, die
spreker niet bevallen. Een regeling, waarbij de ar
beiderskinderen buiten het leger gehouden worden lijkt
hem niet democratisch. Laat men Bever zorgen voor
een goed stelsel van vergoeding aan de ouders die
daaraan behoefte hebben. Ook de arbeiderskinderen
moeten hun plichten vervullen tegenover den Staat en
de arbeiders zelve moeten algemeen kiesrecht hebben
om door hun stem invloed uit te oefenen op de samen
stelling der militie. Laat men den dienst en de oefe
ningen stevig in elkaar zetten dan kunnen allen kort
dienen. Ook met het voorbereidend militair onderwijs
gaat deze minister geheel tegen den draad in.
Spr. betreurt het, dat de minister nog maar altijd
niet het recht van den onderofficiersbond „Ons Be
lang" erkent. Waarom wordt zoo weinig aandacht ge
schonken aan adressen en wenken van die vereeniging,
die zoo nuttig zou kunnen werken als zij niet aanhou
dend tegengewerkt werd. Deze vereeniging houdt
den onderofficiersstand hoog.
Wat bekommert zich. deze minister om de Grond
wet?
De Grondwet wil niet, dat die eene burger anders be
handeld worde dan de andere. Waarom verbiedt de
minister het socialistische gebouw de Toekomst in
Groningen, terwijl de fijne kasten niet verboden wor
den. Waarom sluit de minister de sociaal-democraten
buiten de wet? Waarom worden socialistische bladen
als Het Volk verboden. Moest men zich niet schamen?
Waar blijft het protest van andere vrijheidlievende
partijen? Juist door dat tegenwerken prikkelt men de
socialistische miRciens, evenals door allerlei plagerij
en.
De heer Duymaer van Twist betwist, dat de mi-
B.isteries-Kuyper en Heemskerk op het gebied van de
legerhervorming reactionnair waren. Aller streven is
naar een volksleger. Dat dit ministerie de legeraitga-
ven opdrijft is niet juist. De stijging der uitgaven is
eenvoudig het gevolg van de wetten van het ministe-
rie-Pierson. Te vergeefs trachtte de heer Van Doom
dit bij de algemeene beschouwingen weg te doezelen.
Het gaat niet aan dit ministerie te verwijten, dat het
de legeruitgaven opdrijft.
Maar toch vraagt spreker of deze minister bereid
is om eene Staatscommissie te benoemen in den geest
der motie-Talma. Spr. vraagt hem dit ook in naam
zijner politieke vrienden. De iustelBng van het twee-
ploegenstelsel heeft een bezuiniging aangebracht van
375.000; dit is in De Nederlander bestreden, maar
op onjuiste gronden. Verder betoogt spr., dat het in
compleet aan artillerie-officieren moet verminderen,
dat het tractement der officieren in het algemeen ver
beterd moet worden, dat de landweer beter moet ge
ëncadreerd worden en dat het capitulantenstelsel spoe
dig moet worden ingevoerd.
De heer Eland blijft bij de vroeger door hem ontwik
kelde plannen omtrent legerorganisatie. Hij is voor
behoud van drie herhalingsoefeningen met korten
duur. Hierna houdt spr. nog eene beschouwing over
centrale verwarming en electrische verlichting der ka
zernen.
Nadat in de avondvergadering eenig debat over art.
152 subsidiën aan inrichtingen voor handelsonder
wijs) gevoerd was, werden de artikelen 156 (subsidie
aan scholen voor bepaalde vakken) en 159 (kosten voor
oprichting en instandhouding eener rijksschool voor
leerlooiers en schoenmakers) tegelijk behandeld.
De heer Bos stelde met den heer Hubrecht een
amendement voor, om aan art. 156 toe te voegen een
littera t: „subsidie voor een schoenmakers- en leerlooi-
ersschool te Waalwijk 10.000," dus hetzelfde bedrag
als thans op art. 159 is uitgetrokken. Dan kan de
minister zich in verbinding stellen met de bonden van
schoenmakers en leerlooiers om te komen tot de op
richting van deze school.
Toen het amendement in stemming werd gebracht,
staakten de stemmen, zoodat heden voor de pauze op
nieuw stemming zal worden gehouden.
Bij artikel 158 (Rijksrietvlechtschool te Noordwol-
de) kwam de heer Van Foreest op tegen de hooge kos
ten van de stichting dezer school, die bovendien is ge
plaatst in een streek, waar niet eens zooveel riet wordt
aangeplant. Ook de salarissen van directeur en
leeraren zijn te hoog. Spr. stelt een amendement voor
om den post met 15.000 te verminderen.
De minister van Binnenlandsche Zaken begreep de
haar kijkers nog meer deden schitteren dan ooit te
voren.
„Wat schort er aan, Lotti? Vertel het mij maar.
Is het te doen om een nieuwen halsdoek of een zijden
japon voor zon- en feestdagen? Zeg maar wat je heb
ben wilt, mijn duifje, en je zult het krijgen ook; maar
om 's hemelswil geen tranen, daar kan ik niet tegen."
„Neen, neen! geen halsdoek en ook geen japon, An
dras", zei het bevallige vrouwtje, alsnu in een tranen
vloed uitbarstend. „Wat heb ik er aan of ik er al
goed uitzie, als mijn man niet meer van me houdt?"
„Niet meer van je houdt, mijn roosje? Is Kalman
blind geworden of loensch in een andere richting?"
„Wat het is, weet ik niet, maar ik weet dat hij niet
meer van me houdt", liet ze er op volgen, terwijl haar
stem. beefde onder haar snikken, „in drie weken heeft
hij me geen pak slaag gegeven 1"
Andras liet een langdurig gefluit hooren.
„Lo! Lo! dat ziet er ernstig uit! En jij?.
„Oh! ik heb er genoeg aanleiding toe gegeven! Ik
heb twee uur lang den czardas gedanst met Horty
Rezsö, totdat ik bijna flauw viel en in zijn armen te
recht kwam. Kalman had het alles aangezien, hij zag
ook dat Rezsö na afloop van den dans me een kus gaf.
Thuis komende, ging hij kalm naar bed en heeft me
zelfs geen klap gegeven."
En de verwaarloosde vrouw gaf den vrijen loop aan
haar tranen.
„Het is erg vernederend", zei ze onder haar snikken.
„Panna kon verleden Zondag nauwelijks haar rug
roeren of haar arm opheffen, en Luiza had een heele
blauwe striem langs haar schouders. Dat is echte
liefde; hun mannen moeten al veel van hen houden
om zoo jaloersch te zijn en hen op die manier toe te
takelen. Ik kon nog geen kneepop mijn arm laten
zien, en heb maar lange mouwen gedragen om mijn
schande te verbergen."
„Nou, nou, mijn aardig bloempje", zei Andras sus
send, „wiseh je tranen af en beloof me dat je op aan
staanden Zondag alleen met mij wilt dansen. Ik ver
zeker je dat ik je slanke leest stevig zal omvatten en
zoo diep zal kijken in j© helder© oogen, dat K41man
bedoeling van dit amendement niet recht in het licht
der toelichting, en kon dus de aanneming van het
amendement niet aanbevelen.
De heer Yan Eoreest repRceerde dat hij de arme
streek van Noordwolde geen school misgunt. Maar
aangezien er van elders niemand komt, is zulk een du
re school onnoodig. De directeur maakt veel te dure
plannen. Men kan hier te lande op bescheidener voet
en op eenvoudiger wijze zulk een inrichting bonwen.
Spr. wijzigt zijn amendement in dien zin, dat nu al
leen wordt gevraagd, den post te verminderen met
12.500 (als eerste termijn voor den bouw) terwijl de
post voor aankoop van grond gehandhaafd blijft
De minister van Binnenlandsche Zaken dupRceerde
dat de school reeds voorloopig ter plaatse gevestigd ia.
Daaromtrent is verleden jaar zonder eenig verzet be
slist. De heer Van Eoreest acht nu het gebouw niet
meer te weelderig.
De heer Van Eoreest: Ja. maar het is te groot.
De minister van Binnenlandsche Zaken wil gaarne
met den inspecteur van het vakonderwijs ernstig over
leggen of het plan niet is te vereenvoudigen. En daar
voor wil hij ook een pand geven, door den post met
2000 te verminderen. Maar dan trekke de heer Van
Eoreest het amendement in.
De heer Van Eoreest voldoet daaraan gaarne.
Bij art. 161 (subsidie aan vereenigingen ter bevor
dering van het leerlingwezen) zegt de minister van
Binnenlandsche Zaken dat als andere vereenigingen
dan de thans reeds gesubsidieerde, int dezen post nog
subsidie mochten wenschen, zij in het vroege voorjaar
haar aanvrage daartoe bij het Departement zullen heb
ben in te dienen opdat die aanvrage kan worden on
derzocht. Tegen een verhooging van den post met
1000, gelijk den minister was gevraagd, heeft hij
echter bezwaar.
Te 12 uur 5 werd de verdere beraadslaging bij de
afdeeRng Lager Onderwijs geschorst.
Heden 101/4 uur kleine wetsontwerpen.
PRINS HENDRIK NAAR BRUSSEL.
Z. K. H. Prins Hendrik, die gisteravond kat in
Den Haag zou komen, verlaat heden weer de residen-
tie, teneinde H. M. de Koningin a.s. Woensdag bij de
begrafenis van koning Leopold te vertegenwoordigen.
GEEN VROUWELIJKE INDISCHE
AMBTENAREN.
Aan het jongste examen voor aanwijzing ak candi-
daat Indisch ambtenaar werd deelgenomen door twee
vrouwelijke candidaten. Geen van beiden werd als
candidaat voor den Indischen bestuursdienst aangewe
zen; zij gaven echter aan den minister van koloniën
te kennen, dat zij desondanks de Indologische studie
zou aanvangen. Naar men nu mededeelt, heeft naar
aanleiding daarvan de minister aan beide dames te
kennen gegeven, dat zij ingevolge art. 17 van het be
sluit op de Indische bestuursopleiding in geen geval
voor den Indischen adxninistratieven dienst zullen
worden toegelaten.
PROVINCIALE STATEN VAN NOORD
HOLLAND.
Verschillende adviezen van commissie uit de Staten
zijn verschenen over in hunne handen gestelde voor
drachten van God. Staten.
Geadviseerd wordt o.a. tot goedkeuring van de voor
drachten: tot het verleenen van een subsidie aan de
Zeevaartschool, den handelscursus der Middenstands-
vereeniging te Scha gen, den gemeentelijken handels
cursus te Zaandam tot vaststelling eener eerste suppl.
begrooting voor 1909 voor Meerenberg ad 13.888.205,
tot het verleenen van subsidie voor het Waaggebouw
te Enkhuizen.
Gunstig adviseert de daartoe benoemde commissie
op de voordracht van Ged. Staten om goed te keuren
dat de voorgenomen bouw van woningen ten behoeve
van beambten en personeel van het gesticht Meeren
berg geschiedt niet op de terrein van het gesticht,
maar op de provinciale gronden daartegenover en
eveneens om goed te keuren de eerste suppl. begroo
ting van dat gesticht, voor den dienst 1911, tot een
bedrag van 152.790.
uit razende jaloezie zijn stok op je mooien rug zal stuk
slaan. Kom, geef dien ouwen vogelverschrikker van
een Jood daar ginds wat te drinken; hij ziet er zoo
heet en dorstig uit; ik moet hem over iets spreken,
wat ik niet doen kan, als zijn tong aan z'n verhemelte
kleeftHier, geef me nog een zoennog een
en nog een.de duivel hale hem! ALs Kalman mij
nu zag, zou er geen blond plekje op je poezelige schou
ders overblijven, bont en blauw werden ze, zoodat Pan
na, Luiza en al je vriendinnen van jaloezie zouden
barsten."
Lachend, geheel op streek gekomen, Rep de snoezige
waardin weer naar de stulp en zette weldra Rosen-
stein een groote kroes met wijn voor.
Rosenstein was heel geduldig in zijn hoekfle blijven
zitten; de laatste stralen der ondergaande zon be
schenen zijn mageren rug; hij zag er koddig uit, wer
kelijk had hij veel van een grooten vogelverschrikker;
kalm bleef hij wachten, terwijl Andrés Kemény met de
waardin minnekoosde, maar zijn vogelgezicht helderde
op, toen hij den jongen landman een liter wijn voor
hem. hoorde bestellen. Hij was aan dergelijke beleefd
heden van niemand gewoon dan van den goedhartigen
Andras, die uit eigen vroegtijdige ondervinding wel
wist wat brandende hitte was, met feilen dorst, zon
der iets tot laving vóór zich te hebben.
„Nu, mijn lief duifje, ga nu naar binnen!" zei An
dras, terwijl hij de jonge vrouw nog een afscheidskus
gaf, „wat ik dezen ouwen Rosenstein heb te zeggen is
niet geschikt voor die rose oortjes, die alleen gemaakt
zijn om zoete woordekens te hooren."
„Je stuurt me dus weg?" zei ze pruilend en met
hooge borst, „o, je hebt dus geheimen en zaken met
dien vreeselijken ouden Rosenstein! Waarom mag ik
die niet weten? Ik kan zwijgen.Je bent toch niet
van plan geld van hem te leenen?"
„Neen, neen, mijn schatje, daar kun je zeker van
zijn", zei Anidras lachend, „maak je dus uit de voeten.
De geheimen tusschen Rosenstein en mij behoeven
niet verzwegen en zijn ook niet waard dat men er over
spreekt,"
Wordt vervolgd.