DAGBLAD VOOR ALKMAAR EN OMSTREKEN.
De Zoon van het Volk.
No. 299
Honderd en elfde Jaargang.
1909.
DONDERDAG
23 DECEMBER.
Nieuwjaarswenschen.
FEUILLETON.
Deze Courant wordt eiken avond, behalve op Zon- en
Feestdagenuitgegeven. Abonnementsprijs per 3 maanden
voor P jkmaar f 0,80; franco door het geheele Rijk f 1,
Af aderlijke nummers* 3 Cents.
Prijs der gewone advertentiën:
Per regel f 0,10. Bij groote contracten rabat Oroote
letters naar plaatsruimte.
Brieven franco aan dt N. V. Boek- en Handelsdrukkerij
v/h. HERMs. COSTER ZOON, Voordam C 9.
ToMoetmammer S.
ö-
ïmNE** Zijdie zich met 1 Januari
op dit blad abonneeren, ont
vangen de tot dien datum verschijnende j
nummers gratis en franco.
D^e Uitgevers.
In het nummer van den Oudejaars
avond, hetwelk VRIJDAG 31 DECEM
BER verschijnt, zullen wederom
Nieuwjaarswenschen
worden opgenomen, 25 cents contant.
A L KMA A R S C HE COURANT.
IDE: UITGEVERS.
Met het oog op den grooten toevloed van poststuk
ken bij de jaarswisseling wordt het publiek verzocht,
brieven, briefkaarten, en gedrukte stukken, als prent
kaarten, visitekaartjes en circulaires, welke men bij
voorkeur op 1 Januari wenscht te doen bestollen, te
voorzien van twee elkaar schuin snijdende strepen,
getrokken over de geheele adreszijde, en die stukken
reeds op 27, 28 of 29 December ter post te bezorgen.
Zij kunnen dan tijdig voor de bestelling worden ge
reedgemaakt, blijven tot 1 Januari op de kantoren
van bestemming bewaard, en worden zooveel mogelijk
op dien dag in de bestelling opgenomen.
De Directeur van het
postkantoor Alkmaar
VERWEIJ.
ALKMAAR, 23 December.
De Belgische bladen bevatten natuurlijk uitvoerige
verslagen over de begrafenis van Koning Leopold.
Zooals een telegram ons gisteren reeds meldde waren
er veel menschen uit de provincie en was het weer
slecht. De kille regen had de straten slijkerig en glib
berig gemaakt.
Heel Brussel was uiterlijk in rouw: geen huis bijna,
of de driekleur hing er half stok. In de straten was
het buitengewoon druk. De huizen waren van onder
tot boven met nieuwsgierigen bezet, voor de staan
plaatsen voor vensters werd hier en daar tweehonderd
vijftig gulden gegeven en zelfs op de daken waren
stellingen gemaakt voor kijkgragen.
Het was verboden „rond te leuren." zooals het in de
officieele publicaties heette, maar desondanks werd er
met portretten van den dooden koning en de barones
Vaughan gevent. Dat werkte niet gunstig op de stem
ming van het publiek.
Om elf uur werd de stoet gevormd. Achttien onder
officieren hadden de lijkkist naar buiten gedragen en
op een katafalk op wielen geschoven. Op de kist la
gen de hermelijnen koningsmantel en de kroon van Bel
gië, met krip omwonden. Een groote palm met het op
schrift „laatste hulde Louise Marie" trok de aandacht.
Toen de stoet zich in beweging stelde, presenteerden
de troepen de wapens, de klaroenen schetterden, hon
derd en een schoten bulderden. De lijkwagen, omringd
door hoogwaardigheidsbekleders, werd getrokken door
dooi
BARONEBSB ORCZY,
Schrijfster ram „Dm Rmodm Pimpernel".
Naar het En#»lsek door
ED. VAN DEN GHEIJN.
12)
„U neemt een loopje met den armen Rosenstein.
Hoe zou ik u willen bedriegen? Bij Abraham zweer
ik u, dat dit nOoit in mijn bedoeling ligt. U hebt het
stuk gezien, dat de Heer van Bideshiit heeft getee-
kend. U zult toch niet onderstellen dat hij, zonder
het na te lezen, het zal geteekend hebben?"
„Neen, voor zoo'n dwaas zie ik hem niet aan, maar
hij zal je toch wel een douceurtje hebben gegeven, is
het niet?"
„O, ja. ik heb honderd florijnen gekregen, en",
liet de Jood met een geluid, dat naar tandenknarsen
geleek, erop volgen, „een goed middagmaal heb ik ook.
gehad."
„Nou, dan ben je van geen kwaje markt thuis ge
komen, zou ik zeggen, ouwe vogelverschrikker! Je
krijgt niet dikwijls een goed maal, want je bent te
schraperig om je behoorlijk te voeden. Ik mag lijden
dat je hem voor zijn gastvrijheid zult bedankt heb
ben?"
„Veel tijd schoot daarvoor niet over vandaag, maar
ik houd mijn dankbaarheid in petto, tot gelegener tijd.
Ik hoop binnen twee jaar hem volledig1 het lekker
middagmaal te hebben terugbetaald. HiHiHi
ging de Jood voort, zich vroolijk de handen wrijvend,
„ik steek diep in schuld bij den Hoogedelen Heer van
Bideshiit, maar Moritz Rosenstein vergeet nooit, ik
geef hem twee jaar, en hij betaalt alles met dubbelen
intrest terug, daar komt het bij Moritz niet op aan.
Hi! Hi! Hi!...."
Aiidras luisterde al niet meer *aar kem; hij door
acht in rouwkleeden gehulde paarden. De hoeken van
het baarkleed werden gedragen door den voorzitter
van den senaat en van de Kamer, door ministers en
eenige militaire autoriteiten. Gendarmerie te paard,
een eskadron ruiterij met muziek, een eskadron der
burgerwacht met muziek, een batterij artillerie, een
compagnie linie-infanterie, een batterij artillerie van
de burgerwacht, een compagnie infanterie van de
burgerwacht, afgevaardigden der burgerwachten van
't Koninkrijk en der regimenten van het leger met
vaandels, de staf van het leger en de officieren, de le
den der wetgevende kamers, de ministerraad, de gees
telijkheid gingen aan den lijkwagen vooraf. Daarna
kwam in generaalsuniform prins Albrecht van België,
die vandaag Koning wordt.
De onmetelijke hoofdkerk was bekleed met zwarte
draperieën en zilveren franjes. Honderden kaarsen
waren er aangestoken.
Honderden en honderden waskaarsen lichtten in tal
rijke kandelabers rond het altaar en in het koor.
Op de draperieën stonden de naamletters van Leo-
opld II. Links van het hoofdaltaar was de koninklijke
troon opgesteld, van boven tot onder hekleed met gra
naten fluweel, waarvan de kleur verzacht werd door
rouwsluiers. De katafalk stond midden in de kerk,
over de middenbeuk.
De jonge officieren der militaire School deden den
eeredienst aan 't portaal. De orders klonken snel,
kort.... Kardinaal Meroier, geholpen door de E.E.
H.H. Quirini en Everaert, ging langzaam en statig,
met het Kristkruis, het lijk voor. Officieren droegen
de groote kist, die in het enorme katafalk werd ge
schoven. Vier zwarte zusters baden aan het hoofd.
Px-ins Albrecht, in genera al-uniform, trad het koor
in, naar het outer. Hij boog herhaaldelijk. Hij zag
er aangedaan uit en nam plaats links, heel dicht bij de
outer-trappen. De prinsen en buitengewone ambassa
deurs velgden hem.
Het koor was nu gansch bezet en de mis ving da-
delijk aan, terwijl de kerk stil door de overige uitge-
l noodigden werd ingenomen: de provincie- en gemeen
teraden, de burgemeesters, de arrondissementscommis
saris, de officieren van het leger en van de burger
wacht, de hoogere ambtenaren. De kerk was vol
Rond de kist de waardigheidsheeren van 's Konings
Paleis.
De mis werd in ouden Liturgischen stijl gezongen en
was zeer indrukwekkend. De lijkzang en de daarmee
in verband staande plechtigheden werden, rond de
doodkist, vijfmaal herhaald, in bijzijn van kardinaal
Mercier, door de vijf Belgische bisschoppen. Toen
weerklonk het langzame geroffel der trommen en
klonken weer de rappe militaire bevelen.
De kist werd weer uitgehaald. Het is eene groote
mahoniehouten kist met zilveren toppen. Een konink
lijke mantel werd er over gespreid. In d© praalkoets,
die groot was en weelderig werd zij, aan het hoofd,
met de gouden vorstenkroon en den scepter gedragen.
Om een uur was de plechtigheid daar ten einde.
Voor de kerk heerschte groote wanoi-de. De menigte j
begon te manifesteeren, zelfs te fluiten.
Te twee uur kwam de lijkstoet, met moeite gefor-
meerd, in de kerk van Laeken aan.
De kerk was ook hier met zilver deorwei'kte drape-
riën versierd'. De pastoor ontving aan de deur de
vorstelijke personen en bisschoppen, die plaats namen
op de zitplaatsen rondom het koor. Korten tijd daar
na kwam de aartsbisschop en vervolgens werd het vor
stelijke lijk door onderofficieren van de grenadiers de
deur der kerk binnengedragen. De leerlingen van het
seminarium zongen met luide stem het „libera me.
De kardinaal gaf de absolutie en schreed daarna, ge
volgd door prins Albrecht, de buitenlandsche prinsen,
de senatoren en de volksvertegenwoordigers, naar den
'koninklijken grafkelder, waar het lijk werd bijgezet in
de kleine kapel, waar ook koningin Marie Henrietta,
prinses Josephine en xle kleine hertog van Brabant
rusten.
Baron Goffinet en graaf Oultremont, de burgemees
ter van Laeken, teekendén het proces-verbaal betref
fende de begrafenis.
De plechtigheid was om half drie geëindigd.
En vandaag een nieuwe plechtigheid: do inwijding
an den nieuwen koning l
TWEEDE KAMER.
Gistermorgen om ÏO1/* uur zou de behandeling van
Hoofdstuk V (Binnenlandsche Zaken) der staatsbe-
grooting worden voortgezet. Daar het veréischte aan
tal leden evenwel niet tegenwoordig was, werd de ver
gadering verdaagd tot 11 uur.
De voorzitter zei, dat als de begrootingsarbeid he
den (Donderdag) niet afloopt, ook Vrijdag vergaderd
zal moeten worden en spooi'de de leden aan vooral op
tijd. te komen. Voortgegaan werd met de artikelsgewij-
ze behandeling der afdeeling Lager Onderwijs. Nadat
verschillende artikelen waren goedgekeurd, kwam bij
art. 191 in behandeling een amendement Van Veen
01x1 den post met 1000 te verminderen.
De heer Van Veen lichtte zijn amendement toe. Hij
acht de toelage van 4000 aan 6 onderwijzers om een
spreekcursus te Groningen te volgen te hoog.
Het amendement werd ondersteund.
De heer Ter Laan vroeg toelagen voor het volgen
van vacantiecursxxssen in vreemde talenvoorts dringt
hij aan op bevordering van het idiotenondex*wijs.
De heer Ketelaar meende dat de post van 4000
volstrekt niet geheel en al behoeft gebruikt te worden,
daarom is het amendement overbodig.
De minister van binnenlandsche zaken, de heer
Heemskerk, antwoordde ten aanzien van de vacantie-
cursussen, dat men maat te houden heeft. Ten aanziexx
van bevorderiixg van het oxxderwijs van idiote kinderen
wordt overlegd gepleegd met de inspectie voor het
staatstoezicht op krankzinnigen en krankzinnigenge
stichten. Van den post ad i 4000 zal niet meer uitge-
geven worden dan noodig -is.
De heer Van Veen trok zijn amendement in.
Het artikel werd goedgekeurd.
Bij de Vie afdeeling Kxnxst en Wetenschappen dien
de de heer Dolk mede namens de heeren Helsdingexx,
v. Vlijmen, v. Veen, v. d. Molen en Eland, een motie
in van den volgenden inhoud:
De Kamer van oordeel,
dat dOor de regeering de wenschelijkheid en uitvoer
baarheid dient onderzocht te worden van de verkrij
ging van alle terreinen gelegen tusschen den nieuwen
verkeersweg Spxxi en Buitenhof, de Kapelsbrug, de
Hofstraat en den Hofsingel, teneinde te kunnen ko
men tot een doelmatige uitbreiding van de rijksgebou
wen aan de zuidzijde van het Binneixhof,
gaat over tot de orde van den dag.
De motie zal gedrukt en rondgedeeld en later be
handeld worden.
Verschillende artikelen werden hierna goedgekeurd.
De heer Van Asch van Wijck sprak bij art. 212 over
het musexim „Huis Lambert van Meerten," waarvoor
een bedrag van 2000 voor aankoopen is uitgetrok-
ken.
Mede namens de heeren De Stuers, Dolk, Ketelaar,
v. Vuuren en v. Idsinga, stelde spr. een amendement
voor om het bedrag van 2000 te schrappen. De be
doeling is dat men handhaving wenscht van het ver*
leden jaar genomen principieel© beslissing.
Het amendement werd met 31 tegen 22 stemmen
verworpen. Het artikel en volgende werden goedge
keurd.
Na art. 218 stelde de heer Schaper een nieuw art.
218bis voor, tijdelijk subsidie aan openbare leeszalen
5150. Na eenig debat wijzigde hij zijn amendement
in dien geest, dat hij hetzelfde bedrag voorstelt, dat
vroeger op de begrooting voor subsidie voor kwam. Hij
stelt thans voor 3050 uit te trekken. Het werd ver
worpen met 63 tegen 7 stemmen.
Nadat nog enkele artikelen behandeld waren, werd
Hoofdstuk V (Binnenl. Zaken) zonder hoofdelijke
stemming goedgekeurd.
Eveneens het wetsontwei-p tot verhooging van
Hoofdstuk V voor 1909 (diverse onderwerpen).
De algemeen© beraadslaging over Hoofdstuk Oorlog-
werd daarna voortgezet, waarmede hedenmorgen onx
101/4 uur zal wordexx voortgegaan.
In de avondvergadering waren aan de orde de beide
wetsontwerpen tot regeliixg van het Nederlandsch on
derdaanschap van de bevolking van Ned.-Indië en wij
ziging van wetten in verband met het Nederlandsche
onderdaanschap van de bevolking van NecL-Indië.
Besloten werd de beide wetsontwerpen tegelijk te
behandelen.
Na eenig debat werd het aangenomen zonder hoof
delijke stemming.
Datzelfde geschiedde met de wetsontwerpen:
tot goedkeuring van de. gratificatie voor de uitrus
ting van den gouverneur van Sxiriname,
tot voorziening in het kastekort vaix den Indischen
dienst in 1910,
tot verhooging van de Indische begrooting voor
1910 in verband met den aaxxleg van een stoomtram
weg van Tasikmalaja xxaar Singaparna na een aan
drang tot spoed door den heer Bogaardt, waarop de
minister van koloniën toezegt, de opmerking naar In*
dië te zullen overbrengen) en tot goedkeuring van
eeixige wijzigingen in d© begrooting voor Ned.-Indië
van 1908 (diverse onderwerpen).
Aan de orde was het wetsontwerp tot definitieve
goedkeuring van de Begrooting voor Curagao 1910,
die eveneens werd goedgekeurd.
Daarna werd begonnen met d© begrooting van Su
riname 1910.
Om 's nachts 1 uur evenwel, toen nog maar 4 leden
tegenwoordig waren, werdl de vergadering verdaagd
tot hedenmorgen.
liep nogmaals en nu zeer nauwkeurig de door
Gyuri onderteekende sehxildbekentenis. Klaarblijkelijk
beviel hem de inhoud1, want andermaal vouwde hij het
papier in elkander exx borg1 hij het in den binnenzak
van zijn wambuis.
Mijmerend ging hij voort met rooken, geen acht
slaande op Rosenstein, zijn starende blik ver over de
vlakte gevestigd in de richting der ondergaande zon,
waar het beminde land lag, dat hij van zijn vroege
kindsheid had bebouwd en verzorgd, in droefenis en
onder bittere tranen, voor den dwingeland die nu on
der de zode rustte. Dat land te verkrijgen en tot zijn
algeheel eigendom te maken, was het droombeeld, dat
zijn nog niet tot volkomen beschaving gerijpte ziel
vervulde, een droombeeld1, voor zijn geest opgedaagd
van het oogenblik, toen hij begon te begrijpen dat
rijkdom binnen zijn bereik lag. Voor dat ééne doel
werkte hij des daags, studeerde hij bij nacht. Geen
arbeid was te zwaar, geen taak hem te moeilijk. Hij
kende de erfelijke minachting die de adel koesterde
voor den boei-, vermoedde dat het nagenoeg onmoge
lijk was den Heer van Bideshiit te noodzaken zijn do-
xneinen van de hand te doen aan boeren van lage af
komst, waardoor er een soox-t van gelijkheid zou ont
staan tusschexx hooge en nederige geboorte. Na ver
loop van tijd evenwel hoopte hij toeh het pleit te win
nen, immers een zware hypotheek uit zijn fondsen
drukte op het land dat hein zoo dierbaar wasten
naastenbij, zoo al niet geheel, mocht 1 ij lxet zijn eigen
dom noemen. Rosenstein had hem beloofd dat dit
weldra werkelijkheid zou zijn. Met innigen blik om
vatte hij den ruimen gezichteinder, door de laatste
stralen der schitterend ondergaande zon vellicht.
Daar lag Kisfalu met zijn weelderige altkers, zijn
groenende wijndreven, het huis waarin hij was gebo
ren, waar zijne moeder woonde, waar ook eenmaal zijn
zoon het levenslicht zou zien, er zich zou vestigen en
in vrede sterven, op eigen grond, eigen land, zijn.
zijn. zijn eigendom!
Wat Rosenstein aangaat, deze koesterde zoete droo-
men van welvaart voor de uaaste toekomst, met het
vooruitzicht van felle wraak. Hij vergenoegde zich
met kalme overdenkingen, waarvan het hoofdthema
was de aanstaande vernedering van den trotsaard, die
hem ten aanzien van zijn geheel dienstpersoneel als
een voorwerp van spot en hoon aan de kaak had ge
steld. Welk een genot voor den versmaden Abraham-
zoon, eenmaal er getuige van te zullen zijn hoe de ei
genaar van Bideshiit gedwongen zou worden zijn voor
vaderlijk erf te verlaten, en hij, de verachte Jood, die
zoo menige kastijding daar had ondergaan, het zou
koopen, zoodra het met al zijn toebehooren onder den
hamer kwam. Zoo ver toch moest het komen, een an
dere uitweg was er niet; de ontzaglijke woekerrente
immers, welke Gyuri Bideshiit, buiten voorkennis van
den hypotheekhouder Andras Kemény, hem, Rosen
stein, had te betalen, zou het pleit tot nadeel van den
alsnog schijnbaren eigenaar beslechten. De jeugdige
vex*waande Andras had wel iets geleei'd, maar niet ge
noeg om het te kunnen opnemen met hem.
„Het wordt al laat, Andras", zei de schoone waar
din, zich aan de deur vertoonend, „je weet dat je een
goeje drie uur moet rijden om Kisfalu te halen, denk
er om!"
„Ik ga opstijgen", zei Andras, uit zijn mijmeringen
ontwakend. „Kom, een laatste zoen voor die attente
waarschuwing. Hier heb je tien florijnen voor den
wijn dien ik heb gedrongen en den haver die Csillag
heeft gegeten. Denk er om dat je aanstaanden Zon
dag het nieuwe lint in je haar hebt, ik hoop maar voor
jou, dat Kalmaan dan een jaloersclxe bui mag hebben
Csillag, mijn trouwe klepper, heb je goed uitgerust?
Heeft de melkmeid met haar gamalenhersens er aan
gedacht je een goeje maat haver te geven? Zeg, ouwe
vogelverschrikker Rosenstein, de volgende week moet
ik je spreken over eenige lammeren die je voor me
kunt verkoopen. Ik heb een paar honderd mooie ex
emplaren. Zie er een f linken prijs voor te maken. Je
kunt bij me op Kisfalu komen. Goejen nacht, mijn
duifje, nog een zoen, en zeg Kalman dat-ie een blinde
dwaas is. Kom Csillag!"
En zonder zadel of stijgbeugels, zonder gebit of
teugel, spjong Andras op zijn lieve merrie. De mooie
waardin een laatst Taa.rwal toewuivend, galoppeerde
hij weg in de richting van het westen, en was hij Wel
dra slechts een stipje aan den wijden horizon.
Lang zag Rosenstein hem achterna. Zijn bleeke
oogen knipten, zijn lippen vertrokken zich tot een bit
teren grijnslach, zijn magere hand streelde dat andere
stuk papier, door Gyuri Bideshiit geteekend, dat eeni
ge bepalingen bevatte, welke hem menige rib zouden
gekost hebben, hadde de jonkman, die zooeven vroolijK
wegreed, er kennis van gedragen.
Daarop keerde ook hij de herberg zijn rug toe, exx
ging zijns weegs.
ZEVENDE HOOFDSTUK.
EERSTE BEZOEKERS.
„Ik geloof toch, Roza, dat ik het blauw kostuum
maar zal aantrekken, die indigokleur maakt me zoo
bleek. Och, lieve hemel, hoe laat is het wel? Ik heb
de muziek- een half uur geleden al hooren spelen't
is of ik vandaag niet in de kleeren zal komen."
De kleine kamenier liep bedrijvig heen en weer,
haalde het verlangd© toilet te voorschijn, schikte een
halsstarrigen gouden haarlok i*echt, bracht hier en
daar een steekje aan, opgewonden, ijverig en trotsch
op haar meesteres, de schoonste erfgename in de laag
landen van Hongarije. Ilonka Bideshiit, toen nauwe
lijks zeventien lentes tellende, was een vermaarde
landelijke schoonheid in dat gedeelte van Europa waar
vrouwelijke aanvalligheid inheemsch is. Haar slanke
en toch gevulde leest van Hongaarsch ras, een per-
zikkleurige tint, gulden haartooi en vergeet-me-niet-
oogen waren zoovele eigenschappen om een Hon
gaarsch hart in vuur en vlam te zetten. Daar het
volgens het beginsel der edele gastvrouwe van Bides
hiit plicht heette van ieder Hongaarsch meisje om
schoon te zijn, vervulde Ilonka voorzeker dien plicht
in uiterste volmaaktheid. De gravin, hare moeder,
maakte er zich dan ook niet bezorgd ótn, of hare doch
ter zou het ander vereischte, een huwelijk, passend
aan hare scho-ouheid an rang, in allo opzichten na
komen.
Wordt vervolanh