DAGBLAD VOOR ALKMAAR EN OMSTREKEN.
Nieuwjaarswenschen.
De Zoon van het Volk.
No. 304
Honderd en elfde Jaargang.
1900.
Deze Courant wordt eiken avond, behalve op Zon- en
Feestdagen, uitgegeven. Abonnementsprijs per 3 maanden
voor ikmaar f 0,80; franco door het geheele Rijk f 1,
aderlijke nummers 3 Cents.
WOENSDAG
der gewone advertentiën:
Per regel f 0,10. Bij groote contracten rabat Groote
letters naar plaatsruimte.
Brieven franco aan de N. V. Boek- en Handelsdrukkerij
v/h. HERMs. COSTER ZOON, Voordam C 0.
29 DECEMBER.
Kieuwjaarswensche^
Gevonden Voorwerpen.
FEUILLETON.
BINNENLAND.
l'f5le?©©aDBH2faï«ir S.
—O
In het nummer van den Oudejaars
avond, hetwelk VRIJDAG 31 DECEM
BER verschijnt, zullen wederom
worden opgenomen,è25 cents hcontant.
AANGEREDEN.
ALKMAARSCHE COURANT.
DE UITGEVERS.
BURGEMEESTER en WETHOUDERS van ALK
MAAR brengen ter kennis van belanghebbenden dat
bij den dienst der gemeentewerken een ervaren TIM
MERMAN, niet ouder dan 35 jaar, geplaatst kan wor
den.
Weekloon 12.50. Verplichte korting pensioen
fonds 6
Met de noodige aanbevelingsstukken zich schrifte
lijk te wenden tot den Directeur der gemeentewerken
vóór of op 8 Januari 1910.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
G. RIPPING, Voorzitter.
DONATH, Secretaris.
Te bevragen aan het Politiebureau van 912 uur.
Een duif, twee portemonnaies met eenig geld, een
bontje, een rozenkrans, een reticule, een huissleutel,
eenige kastranden, een parapluie, een voetbal en een
duimstok.
Alkmaar, 28 December 1909.
De Commissaris van Politie,
W. Th. VAN GRIETHUIJSEN.
ALKMAAR, 29 Dec.
In Frankrijk heeft het parlement ook geen Kerstva-
eant-ie gehad. .Men is nog niet gereed met het werk
en heeft het druk met allerlei regeeringszaken. Zoo
trok de begxooting van buitenlandsche zaken de laat
ste dagen belangstelling en in het bijzonder was het
Marokko dat daarbij een onderwérp van overweging
uitmaakte. De minister betoogde, dat de moeielijk-
lieden met Duitschland inzake Marokko uit den weg
geruimd waren, dat er sedert een ontspanning was in
getreden en de Marokkaansche kwestie had opgehou
den een oorzaak van ongerustheid te zijn. Maar men
moest niet denken, dat Marokko nu geen moeielijkhe-
den meer zon opleveren. Spreker wenschte wel, dat
dit niet het geval zou zijn, maar kon hiervoor niet in
staan. Intusschen had Frankrijk de moeielijkheden,
welke zich pas hadden voorgedaan, overwonnen. Er
was een overeenkomst gesloten, doch de minister wei
gerde daarover in den Senaat nadere mededeelingen
te doen.
Gisteren heeft de heer Pichon nader over deze zaak
in den senaat gesproken.
Hij legde allereerst de verklaring af, dat Frankrijk
heelemaal niet naar Marokko is gegaan, om verove
ringen te maken. Wij zullen zeide hij Sjawia
en Oedsjda verlaten, zoodra wij de van Moelai Hafid
geëischte voldoening hebben gekregen.
De gesloten overeenkomst bleek van financieelen
door
BARONESSE ORCZY,
Schrijfster ran „De Roode Pimpernel".
Naar het Engelsch door
ED. VAN DEN GHEIJN.
16»
De lakeien doen vaardig de rondte, om glazen te
vullen en nogmaals te vullen zoodra zij geledigd zijn;
de tongen geraken losser en losser.
De arme Bideshüt moet van alle kanten weer een
krachtigen aanval doorstaan over het eeuwig onder
werp van zijn molen en machines. Stijfkoppig houdt
hij voet bij stuk, ontwikkelt zijn theoriën, die hemzelf
nog niet geheel duidelijk zijn. De heele schaar van
oudere gasten voorspellen hem de vreeselijkste onge
lukken, zoo hij volhardt in zijn nieuwbakken begrip
pen, die van overzee hem zijn aangewaaid. De helsche
machine zal springen door het wrekend hemelvuur, en
de boeren zullen in opstand komen tegen deze uitvin
dingen van den duivel. Het denkbeeld iets te willen
verbeteren in de wijze waarop zoo vele geslachten hun
landbouwbedrijf hebben uitgeoefend, grensde volgens
deze Magyarsche edellieden aan krankzinnigheid; was
in de Hongaarsche laaglanden een ongehoord prece
dent.
Maar de Heer van Bideshüt had zijn stokpaardje
gereden sedert den tijd dat hij de kinderschoenen nog
niet was ontwassen; zijn vader had wel getracht hem
tot andere gedachten over te halen, doch, zooals het
meermalen gaat, tegenstand versterkt de overtuiging.
Hij was vol hoop te zullen slagen. Ten einde vast te
houden aan zijn denkbeeld, had hij diep getast in an
dermans geldkist; en nu zette hij, als een echte speler,
al meer op één kaart, in de vaste overtuiging dat ten
slotte de fortuin hem gunstig zou zijn, een onmetelijk
fortuin, gebouwd op zekeren grondslag van zijn bij
aard te zijn. Frankrijk had aan de Marokkaansche
regeering zijn medewerking aangeboden bij het afbe
talen der schulden, en in ruil daarvoor heeft het waar
borgen gekregen.
Waar de heer Pichon door zijn terughoudendheid in
de Kamer de nieuwsgierigheid nog al gespannen had,
zal zijn gisteren afgeleg-de verklaring wel niet mee
vallen. Trouwens de heele Marokkaansche zaak is
tot dusver een tegenvaller geweest.
Men zou het rijk eerst „vredelievend verove
ren." Toen dat niet ging, zou men het met wapenge
weld doen. Doch ook dat is tot dusver niet bijster
goed afgeloopen. Vóór de bijeenkomst van Algeciras
nam men Oedsjda en Casablanca, na de conferentie
bezetten zij Shawin en het gebied in het Noord-Westen
van Pigig. Tot een verovering wil het echter maar
niet recht komen. Langs overwegen wordt getracht
het doel te bereiken. Eerst werd het beproefd met
den Roghi, die echter gevangen genomen en op een
gruwelijke wijze verminkt werd. Toen is er sprake
van geweest Abdoel Azis weer op den troon te zetten,
maar Moelai Hafid is er vastgenoeg gezeteld en Ma
rokko verweert zich tot dusverre met succes tegen
Frankrijk en ook tegen Spanje. De zaak is blijk
baar, dat de beideEuropeesche landen elkaar geen
succes gunnen. Het zijn twee politieagenten die vre
de in een huis willen stichten, maar elkaar heelemaal
niet vertrouwen en angstvallig eikaars bewegingen
gadeslaan. En intusschen gaan de bewoners van het
huis kalm hun gang, beramen plannetjes hoe ze die
beide lastige lieeren er uit kunnen zetten en maken
hen het leven lastig.
Zoo kan het gebeuren, dat op het zelfde oogenblik,
waarop Frankrijk zijn tevredenheid betuigt, in Spanje
weer een klaaglied wordt aangeheven. De correspon
dent van een Spaansch blad, de Espana, uit zich wei
nig hoopvol over den toestand aldaar en in den omtrek
en vreest, dat de anti-Spaansche propaganda aldaar
onder de stammen in het binnenland krachtig voortge
zet wordt. De stamhoofden zouden wapens verstrek
ken, die zij van Tanger betrekken of die gesmokkeld
worden in kleine baaien aan de kust van Ceuta tot
Melilla.
De inboorlingen hebben bij hun onderwerping
slechts enkele oude geweren ingeleverd en thans gaan
ze er prat op, dat ze het werk in de mijnen beletten en
de vijandelijkheden opnieuw kunnen beginnen, wan
neer ze het oogenblik gunstig achten. Karavanen, die
uit het binnenland komen brengen eveneens wapens
en schietvoorraad. Er zou alweer een met veel geld
gesteunde beweging op touw gezet zijn om moderne
kanonnen aan te schaffen en alle maraboets zouden
zijn onderneming steunen.
Het blijkt ook alweer hier dat beschaving niet het
best wordt gebracht door middel van kanonnen en ge
weren. En dat bij een dergelijke poging „de besclia-
ver" het loodje moet leggen.
In het verre Oosten heeft Europa niets behaald en
is het voordeel geheel aan den kant van Oost-Azië
uitstek verbeterd product, dat hij tot een minimum
prijs van tijd en arbeid zou hebben verkregen.
Met oneindig geduld had Bideshüt een aantal lijvi
ge folianten doorworsteld, die hij uit Budapesth liet
komen en zich diets gemaakt dat hij geheel doortrok
ken was van de vooruitgangsbegrippen in westelijke
landen. In zijn verbeelding beschouwde hij zich als
de erkende autoriteit in landbouwzaken van de gren
zen van Polen tot de oevers der Leitha. Door het le
zen van die lijvige folianten was het verlangen naar
iets anders dan zijn tegenwoordige levenswijs bij hem
ontstaan: hij droomde van rijkdom. Hij, die afstamde
van een ras, dat zich tevreden stelde met te teren op
de opbrengst van den grond, koesterde vage, onbe
stemde begeerte naar andere weelde "dan fijn blank
tarwebrood en volle oude wijn hem verschaften. Het
woord „vooruitgang" begon juist voor hem een dui
delijke, hoewel nog onbepaalde, beteekenis te verkrij
gen. Hij geraakte tot de slotsom, dat het leven van
een Hongaarsch edelman op zijn landgoed wellicht be
ter nog tot zijn recht kon komen dan met voortdurend
toe te zien hoe zijn graan opschoot, hoe hij wilde paar
den moest temmen in het gareel. Nu en dan kwam
de oude oorspronkelijke mensch wel weer boven, wan
neer hij er vermaak in schepte den Jood Rosenstein
schrik aan te jagen, maar over het algemeen school
naast den zinledigen trots op het voorgeslacht een
vaag besef in zijn hart van hetgeen hij aan zijn waar
digheid als degelijk man was verschuldigd.
Aan het verder einde der tafel had Ilonka eindelijk
liet genotval zwijgen afgebroken.
„Men zei mij, dat je niet zoudt komen", begon ze,
nadat beiden hun soep hadden verorberd.
„Je wist wel beter", was zijn antwoord.
„Neen, dat niet. Ik hoorde dat je te Budapesth de
Carnavalsfeesten had bijgewoond, en dacht...."
„Hoe kon je iets anders gedacht hebben dan dat je
mooier bent dan het mooiste meisje ergens ter wereld,
en wanneer ik een lief gezichtje zag te Budapesth,
mijn gedachten nog meer bij jou waren."
„Heb je aan mij gedacht?" vroeg ze met speelsche
verwondering.
gekomen. In Marokko schijnt Europa al even onge
lukkig te zullen worden, ondanks de soms gunstige be
richten en de optimistische verklaringen van minis
ters.
EERSTE KAMER.
Eindverslagen zijn verschenen omtrent een aantal
wetsontwerpen. Bij dat omtrent Hoofdstuk I der
Staatsbegrooting voor het dienstjaar 1910 behield men
zich in alle afdeelingen voor om bij de behandeling
van de volgende hoofdstukken dier Staatsbegrooting
in-staatkundige en finanoieele beschouwingen te tre
den. Het wetsontwerp zelf gaf geen aanleiding tot
bespreking.
DE MEDAILLE VOOR DE KONINGIN.
De gouden medaille, namens het Hudson-Eulton-
comité door generaal Woodford aangeboden aan H.
M. de Koningin, ligt in een étui van groen leder,
waarop in vergulde letters de opdracht is aangebracht
in de Engelsche taal„Aan de Regeering der Neder
landen, Wilhelmina, Koningin, Yan de Hudson-Eul-
ton-Feestcommissie van den Staat van New-York,
1909."
De massieve medaille, uit Alaskagoud vervaardigd,
vertoont aan de voorzijde een voorstelling van Hudson
en zijn matrozen, die op hun schip staren naar de heu
velen aan de monding der Hudson-rivier die zich
flauw aan den gezichteinder afteekenen. Daaronder is
een kleine afbeelding van ILudsons schip, de welbe
kende Halve Maen, gelijk ten overvloed' uit het bij
schrift blijkt.
Het randschrift, op de medaille luidt vertaald: Aan
de Regeering der Nederlanden van de Hudson Fulton
Feestcommissie 1909, ten teeken van vriendschap en
waardeering.
Bij de medaille behoort een adres in bruin lederen,
met goud versierden band gebonden, welke van bin
nen met groene zijde is gevoerd. Dit adres, een mees
terstuk van calligraphic, is met fraaie initialen in
kleuren en goud verlicht, zoodat het geheel den indruk
maakt van een oud getijboek uit de middeleeuwen.
KERSTFEEST AAN HET HOE.
H. M. de Koningin en Z. K. H. de Prins hebben
gistermiddag te uur in de balzaal van het Konink
lijk Paleis aan den Kneuterdijk, waarin fraai versier
de Kerstboomen prijkten, aan een groot aantal kinde
ren van 6 tot 12 jaren van het dienstpersoneel der Ko
ninklijke Hofhouding, Kerstgeschenken uitgereikt,
bestaande uit speelgoed en versnaperingen.
Deze feestelijkheid waarbij ook chefs der Departe
menten van de Koninklijke Hofhouding en de ouders
der kinderen tegenwoordig waren, werd voorafgegaan
en gevolgd door een Kerstcantate, woorden van Jaco-
ba Mossel, muziek van Oatharina van Rennes, gezon
gen door een dameskoor.
EEN BELGISCHE MISSIE.
Aangezien de Koningin zich bij de begrafenis van
Koning Leopold II door een buitengewone zending
liet vertegenwoordigen, kan weldra in Den Haag ver
wacht worden een door de Belgische Regeering be
noemde missie belast met het brengen van een bezoek
aan de verschillende Europeesche souvereinen en sta
ten die bij de plechtigheid afgevaardigden hadden ge
zonden.
PRINSES JULIANA.
H. M. de Koningin heeft gisteren tijdens de enkele
„Dat weet je wel, Ilonka", zei de jonkman met on-
derdrukten hartstocht, „je weet dat ik
„St! Sti" lispelde ze zenuwachtig, „mama kijkt
naar ons, en ik weet zeker dat Madame de Kantassy
luistert."
Hij moest, of hij wilde of niet, zeer zacht fluiste
ren. Ilonka evenwel scheen iets te hebben gehoord,
dat haar een blos naar de wangen joeg en haar blauwe
kijkers op haar bord deed vestigen. Het was zeer aan
genaam aldus te keuvelen, in het geheim te knabbelen
aan de verboden vrucht, als mama's oogen naar een
andere richting dwaalden, en het gegons der gesprek
ken met de Zigeunermuziek begeleid, het geluid van
Feri's zoete woorden in dien maalstroom verzwolg.
„Ik denk in de volgende maand mijn exeamen te
doen voor officier", wierp de jonkman als lokspijs in
het midden.
„O ja?"
„En dan hoop ik, dat we weer oorlog met Pruisen
mogen krijgen."
„Waarom? Je kunt opgeroepen worden en sneu
velen."
„Ja, dat is mogelijk", zei hij glimlachend, „en het
zou een afdoende oplossing- zijn van de moeilijkheid.
Maar als ik in leven bleef om iets grootsch te doen,
dat de aandacht van mijn vaderland op mij zou doen
vestigen, dan, misschien
„Ja", zei ze, „dan. misschien."
Beiden deden ze er het zwijgen toe, een traan ont
glipte Ilonka's oogen en viel op den rozenbuiidel van
haar ceintuur.
„Misschien!" Beiden kenden ze dat vage woord;
beiden gevoelden ze, dat, hoe groot hunne liefde ook
mocht zijn, hoe pijnigend hun verdriet, hun geheele
lotsbestemming en geluk afhankelijk was van dat
raadselachtig „misschien", de toestemming der ouders,
zonder welke geen recht geaard meisje in Hongarije
mag huwen, slavin als zij is van hun ouderwetsche
grillen, van hun overweging-en van rang en fortuin,
van al den luister die het oudere geslacht noodzakelijk
schijnt en in de schatting der nieuwe generatie geen
reden heeft van bestaan.
minuten oponthoud van den extratrein op het Cen
traalstation te Utrecht Prinses Juliana herhaaldelijk
aan het publiek, dat in grooten getale aanwezig was,
getoond. Een aantal weeskinderen, op het afgesloten
perron toegelaten, zong het Wilhelmus. Twee (Mei
kinderen boden bloemen aan. Het publiek juichte
Kind en Moeder herhaaldelijk levendig toe.
BEGRAFENIS Mr. N. G. PIERSON.
Onder zeer bijzondere belangstelling- heeft gister
middag op de begraafplaats Westerveld de teraarde
bestelling plaats gehad van het stoffelijk overschot
van mr. N. G. Pierson.
Aan de groeve.was een groote schare vrienden en
vereerders aanwezig, o. a. de oud-ministers jhr. J.
Röell, Goeman Borgesius, Lely, Jansen, Cort, van der
Linden, Kool, De Marez Oyens, zoomede onderschei
dene leden van de Tweede Kamer en van instellingen
en genootschappen, tot welke de thans ontslapene in
eenigerlei opzicht in betrekking stond, terwijl jhr. Bo-
reel van Hoogelanden H. M. de Koningin vertegen
woordigde.
Van de vele sprekers voerden het eerst het woord mr.
Th. Heemskerk, minister van Binnenlandsche Zaken
en mr. Goeman Borgesius, oud-minister uit het kabi-
net-Pierson.
EEN MOTIE VOOR Dr. KUYPER.
De anti-rev. kiesvereeniging te Niehtevecht heeft
een motie aangenomen van den volgenden inhoud:
De anti-rev. kiesvereeniging, kennis genomen heb
bende van de lastercampagne tegen den oudminister
dr. Kuyper, welke campagne kennelijk ten doel heeft,
zich te wreken op den man, die in 1903 de „misdadige
woelingen" heeft bezworen en ons land heeft bewaard
voor een soeialistisch-anarchistische omwenteling;
spreekt haar volste vertrouwen uit in den grooten
leider onzer anti-rev. partij dr. A. Kuyper, en bidt
hem Gods besten zegen toe, inzonderheid in deze da
gen van vervolging.
GEMENGD NIEUWS
TOEPASSELIJK.
Inzake den onder kerktijd gepleegden diefstal ten
huize van ds. Cannegieter te Dlrempt, kunnen we als
curiositeit nog mededeelem, dat genoemde predikant
in die godsdienstoefening tot uitgangspunt zijner
preek had gekozen het tiende gebod: „Gij zult niet
begeeren uws naasten goed."
DOODSLAG.
Door de marechaussee te Oldenzaal is Maandagna-
middag op de fabrieken aldaar gearresteerd de 18-ja-
rige fabrieksarbeider Kosterink te Hasselo (gemeente
Weerselo), die in een twist met den 16-jarigen fa
brieksarbeider Schopman te Berghuizen (Losser) de
zen met een ijzeren voorwerp zoodanig op 't hoofd
heeft geslagen, dat S. dien namiddag aan de gevolgen
is overleden.
ROLSCHAATSEN.
Ook te Leeuwarden schijnt het rijden op rolschaat
sen levensvatbaarheid te bezitten. Althans den eer
sten dag, dat de bovenzaal van het hotel „Centraal"
voor dit vermaak was ingericht, zwierden al velen door
de zaal. Er was toen reeds groote belangstelling, niet
alleen onder de heeren, doch ook onder de dames.
Ook twee „elf-steden-rijders" oefenden zich.
Gisteren is bakker J. Lans van Hoofddorp een ern
stig ongeval overkomen. Rijdende op zijn bakkerswa-
„Ilonka, je hebt me zeer gelukkig gemaakt", zei da
jonkman na een pauze.
„Gelukkig? Hoe dat?" vroeg ze onschuldig.
„Met te zeggen „misschien.""
De lakeien dienden vleeseh, vruchten en salada
rond. In hun omgeving heerschte leven, vroolijkheid,
luid gelacht, somwijlen boertige scherts. Het tweetal
zat als schuchtere vogeltjes verborgen onder overhan
gende takken, beveiligd tegen stormen en onweervla
gen, zich vergenoegend met elkanders blikken, een
woord op te vangen van wat hun het naast aan het
hart lag, in de tusschenpoozen dat geen glurende
oogen der ouderen hun bespiedden.
„Onze schoone Ilonka daar ginds is stil als een
muisje, heette het met luid gelach aan het verste eind
der tafel, en de oude Kantassy, onstuimig en goed ge
humeurd als altijd, hief met veel bombarie een boorde
vol glas wijn hoog hoven zijn hoofd.
„Ik drink de gezondheid van het mooiste meisje op
de laaglanden", begon hij opstaande. „Schoone Ilonka,
op je schitterende oogen, je rozewangen, en je vroolij-
ken lach, dien ik in het laatste half uur niet heb ge
hoord."
De glazen werden gevuld, het jonge volkje stond
eenparig op en begaf zich naar de plaats waar Ilonka,
blozende tot de haarwortels, was- gezeten. Zij klon
ken met haar en riepen „Eljen!" (zij leve!), alle jonge
meisjes kusten haar, op het gelaat der jonge mannen
lag hetzelfde verlangen, de ouderen namen de vrijheid
ongevraagd. De drukte nam langen tijd in beslag,
naardien ieders aandacht op Ilonka was gevestigd,
zoodat het eenig onderwerp der conversatie, dat haar
interesseerde, aldien tijd vertraging ondervond.
De jonge Bartócz,,die pas de Universiteit had ver
laten, en zijn diplomatieke loopbaan zou aanvangen,
stond alstoen op, om ter eere van den geboortedag der
gastvrouw een doorwrochte speech af te steken. Een
ieder spitste de ooren, en Ilonka nam de gelegenheid
te baat om- Eeri droevig in het oor te fluisteren
„We moeten er maar niet aan denken, mama zal
nooit haar toestemming geven."
Wordt vervolgd.