DAGBLAD VOOR ALKMAAR EN OMSTREKEN.
Eg» paar Oudejaar: aroadgetlactiten.
De Zoon van het Volk.
Uit school en huis.
m
No. 306
Honderd en elfde Jaargang.
1900.
Deze Courant wordt eiken avond, behalve op Zon- en
Feestdagen, uitgegeven» Abonnementsprijs per 3 maanden
voor P ikmaar f 0,80? franco door het geheele Rijk f 1,
M aderlijke nummers 3 Cents.
V R IJ D A G
Prijs der gewone advertentiën:
Per regel f 0,10, Bij groote contracten rabat Groote
letters naar plaatsruimte.
Brieven franco aan de N. V. Boek- en Handelsdrukkerij
v/h. HERMs. COSTER ZOON, Voordam C 0.
31 DECEMBER.
FEUILLETON.
Schaakrubriek.
wem
Verordeningen op het heffen en Invor
deren van wik- en weegloonen.
ALKMAARSCHE COURANT.
BENOEMING RAADSCOMMISSIëN.
BURGEMEESTER en WETHOUDERS van ALK
MAAR brengen ter algemeene kennis, dat in de raads
vergadering, gehouden 29 December 1. 1., zijn be
noemd:
a. tot leden der commissie voor het ontwerpen van
verordeningen, tegen welker overtreding- straf is
bedreigd, van welke de burgemeester, krachtens
art. 166 der Gemeentewet, voorzitter is, de heeren:
N. Glinderman, Mr. A. Dorbeck, Mr. B. van der
Feen de Lille en J. de Lange CJz.
b. tot- leden van de commissie tot de belastingzaken
en eenige andere onderwerpen van financiëelen
aard, de heeren J. de Lange CJz., Mr. H. Boel
mans ter Spill, H. J. F. Wanna, N. Glinderman
en C. G. Zaadnoordijk; de heer de Lange werd tot
voorzitter der commissie benoemd;
o. tot leden van de commissie van bijstand, in betrek
king tot het beheer en onderhoud der plaatselijke
werken en eigendommen, de heeren: G. de Groot
Jz., M. Uitenbosch en J. Pot.
Tot voorzitter is door burgemeester en wethouders
aangewezen do Burgemeester.
d. tot leden der commissie van bijstand in betrek
king tot het beheer en onderhoud van de wandel
wegen, de beplanting van straten, wegen en plei
nen der gemeente, de heeren: G. T. M. van den
Bosch, G. de Groot Jz. en N. Glinderman.
Tot voorzitter is door B. en W. aangewezen de
heer Mr. H. Boelmans ter Spill, wethouder.
e. tot leden der commissie van bijstand voor de ge
meentelijke gasfabriek, de heerenJ. de Lange
CJz. en C. van Buijsen.
Tot voorzitter is door B. en W. aangewezen de
Burgemeester.
f. tot leden der commissie van bijstand voor het ge
meente-slachthuis-, de heeren: D. A. Luiting, N.
Glinderman en D. J. Govers.
Tot voorzitter is door B. en W. aangewezen de
de heer Jan de Wit Dz., Wethouder.
g\ tot leden der commissie van bijstand voor het ge
meentelijk pensioenfonds, de heeren: N. Glinder
man, J. de Lange CJz. en C. van Buijsen.
Tot voorzitter is door B. en W. aangewezen de
heer Mr. H. Boelmans ter Spill, wethouder,
h. tot leden der commissie van bijstand voor den ge
meente-reinigingsdienst, de heeren: D. J. Govers
en H. P. Ibink Meienbrink.
Tot voorzitter is door B. en W. aangewezen de
burgemeester.
Alkmaar, 30 December 1909.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
G. RIPPING, Voorzitter.
DONATH, Secretaris.
BURGEMEESTER en WETHOUDERS van ALK
MAAR brengen ter algemeene kennis dat in bet ge
meenteblad van Alkmaar, No. 317, is- opgenomen bet
besluit van den Raad dier gemeente van 25 Juli 1909
waarbij zijn vastgesteld
Welke verordeningen, heden afgekondigd, geduren
de drie maanden voor een ieder ter gemeente-secreta
rie ter lezing zijn nedergelegd en aldaar tegen betaling
van 0.71/2 in afdruk zijn verkrijgbaar gesteld.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
G. RIPPING, Voorzitter.
DONATH, Secretaris.
Alkmaar, 30 December 1909.
door
BARONESSE ORCZY,
Schrijfster ra* „De Roode Pimpernel".
Naar het Engelsch door
ED. TAN DEN GHEIJN.
18)
Den ganschen dag mijmerde ze over hetgeen zij zoo
weinig begreep: over den hartstocht van een jonge
ling, over het huwelijk. Samenzijn met iemand, wiens
taal haar een paradijs opende, als hij zoo herhaaldelijk
en met warmte haar toefluisterde: „Ilonka, ik heb u
lief!"
In den avond van dien dag, gedurende de lange tus-
schenpoozen van den cotillon, tijdiens de gezellige
oogenblikken van het souper, onder de bezielende to
nen van den czardasdans, was Feri aan haar zijde.
Naast haar zittend, gevoelde hij baar fijne moesseli-
nen rok tegen zijn knie; en sidderend tastte zijn hand
naar het zacht fabrikaat, streelde hij het teeder of
kreukte het zeuuwachtig.
En in haar kinderlijke onschuld gaf' ze hem weder-
keerig zijn vurige blikken terug, niet begrijpende wat
een warme blos op haar wangen te voorschijn riep,
haar klein poezelig handje deed beven, haar hart he
vig kloppen. Zij gevoelde zich als het ware afgezon
derd van dc yroolijke wereld, geïsoleerd van haar om
geving, terwijl zij de figuren der quadrille werktuige
lijk meemaakte, niet lettende op andere handen waar
mede zij in aanraking kwam, andere oogen die zij
ontmoette, of luisterend naar andere woorden dan de
weinige, welke zij nu zoo vaak reeds had vernomen en
die haar zoo oneindig zoet, hoe menigwerf ook ze
werden herhaald, in de ooren klonken: „Donka, ik
heb u lief!"
LiefdeWat wist het kind van liefde, van den ge
weldigen stroom, dien zij zelf met zwakke hand had
ONDERZOEK GEOEFENDHEID TER VER
KRIJGING VAN MILITAIRE GETUIG
SCHRIFTEN.
Door den BURGEMEESTER der gemeente ALK
MAAR wordt:
aan de jongelieden, die zich voor bet deelnemen aan
bovengenoemd onderzoek hebben aangemeld, kennis
gegeven, dat zij zich tot het doen van examen, ter ver-
j krijging van militaire getuigschriften, op DINSDAG
11 JANUARI a.s. des voormiddags 91/2 uur moeten
aanmelden aan de Infanterie-kazerne binnen het Fort
Erfprins te Helder.
De Burgemeester van Alkmaar,
G. RIPPING.
Alkmaar, 30 December 1909.
BESCHAVING.
De titel is mij ontgaan, maar ik herinner mij, een
boek te hebben gelezen, waarin werd betoogd, dat wij
volstrekt geen reden tot klagen hadden over den voor
uitgang der beschaving. De schrijver vond den af
stand tusschen een Batavier en een 19e eeuwer al heel
welletjes en wou wel eens weten, wat er te wenschen
overbleef, als onze nakomelingen over 2000 jaren weer
even ver boven het thans levend geslacht stonden, als
wij boven de ruwe Germanen. M. a. w. de schrijver
wou maar zeggen, de wereldgeschiedenis rekent bij
duizenden van jaren en evenals alle dingen gaat ook
de beschaving slechts langzaam vooruit. Ieder ster
veling is kind van zijn tijd en moet roeien met de rie
men, die hij (d. i. zijn tijd), heeft. De auteur wendde
bij voorbaqt alle aanvallen op zijn stelling af. Mocht
men bijv. hem wijzen op het leger van landloopers, be
delaars, schooiers en dergelijk gespuis, dat een
schreeuwend contrast vormt met onze moderne be
schaving, men kreeg van den schrijver te hooren:
„Hoe? zoudt ge willen, dat alle menschen beschaafd
waren, terwijl er nog zooveel wild gedierte op aarde
leeft?" Of: „Bedroef u niet over hun bestaan; want
zij geven u alle reden tot blijdschap bij de gedachte:
dit soort menschen staat gelijk met de paddestoelen
in de plantenwereld; zij teren op het laatste restje,
dat daar in het verborgen nog aan verleden tijden
denken doet. Hoe sneller zij oprijzen, hoe weliger zij
tieren, des te eer dat verborgen restje is verteerd."
Dat boek (waar mag ik het toch hebben gelezen?)
liet een onaangenamen, maar onuitwischbaren indruk
bij mij achter. Er schuilt een droeve, maar zekere
waarheid in. Op den weg der beschaving gelieft het
een groot deel der menschheid, achter te blijven. Het
komt mij voor, dat de langzame vooruitgang hiermee
recht evenredig' is. Zullen wij ons nu maar bij het
standpunt van dien schrijver neerleggen en wel is
waar verzuchtend, maar toch berustend getuigen: Er
is nu eenmaal niets aan te doen; de menschen willen
niet anders.
Het is zoo gemakkelijk, dat ze willen niet. Een an
dere vraag is of ze wel kunnen.
Is het niet diep treurig, dat in onze 20ste eeuw een
Nederlandsche regeering een tekort van 12 millioen
voor meer dan de helft weet te dekken met een veT-
hooging van den accijns op het gedistilleerd? Dat in
Rusland, zoowel als in Engeland en Frankrijk Koning
Alcohol de politieke leidsels in handen houdt? Moet
het ons op zijn minst niet verwonderen, dat de groote
massa geen behoefte heeft aan meer onderwijs dan
hetgeen zij op de schoolbanken heeft genoten?
losgelaten? Zij had Feri Madach van jongs af ge
kend: als vierjarig meisje hoorde zij den negenjarigen
knaap haar toeroepen: „Ik bemin je Ilonka!" Nu
fluisterde hij het haar in het oor, zoo zacht, maar op
geheel anderen toon dan in de prille jeugd.
En de jonkman, die meer levenservaring had, wien
het onvermijdelijk einde van dezen gelukkigen liefdes
droom vaag voor den geest schemerde, gaf zich over
aan de gunst van het oogenblik. Veel kon hij haar
niet zeggen, want er waren daar te velen met open oo
ren om ontboezemingen te vernemen van dolle ver
liefdheid, die voor oningewijden geen zin of beteeke-
nis hebben. Maar van tijd tot tijd mocht hij haar
waaier of handschoen oprapen, achtte hij zich geluk
kig haar tengere vingers in aanraking te voelen met
ziine hand. Hij kon, wanneer niemand het zag, en alle
mama's hun aandacht wijdden aan een ingewikkelde
figuur van den dans, haar een oogenblik in de blauwe
oogen zien, die hem zooveel schenen te zeggen.
Dit alles, en meer nog, kon hij en deed hij, slechts
enkele keeren alledaagscliheden aanroerend, genood
zaakt. als hij was datgene te vermijden, wat hem zoo
na aan het hart lag, maar steeds zijn blikken op haar
gevestigd houdend, iedere lijn van de aanvallige meis
jesfiguur zacht zich inprentend: het schijntje van den
blanken hals, dat uit de zachte plooien van het wit
moesseline gluurde; het tengere rose oor, half geslui
erd door dwalende gouden lokkende afhangende
wimpers, die een milden gloed wierpen op haar perzik-
zachte koontjes.
Ja, het was hemelsch schoon, dit product van een
vruchtbaar land, een uitgezocht juweel, gevat in een
half-barbaarsche omgeving, omgeven door een ondoor-
dringbaren muur van conventioneele gebruiken, die
haar ontluikend karakter belemmerden, baar dreigden
te misvormen tot een van die geest- en ziellooze mari-
onnetten, zooals er velen van haren aanleg en opvoe
ding worden aangetroffen. Wat is het resultaat? Het
antwoord ligt voor de hand: een fraai sieraad van de
groote gastvrije kasteelen, waarvan zij allen ten laat
ste de slotvrouw zijn; een eerbiedige huisvrouw voor
haren echtgenoot, den heer des huizes, zich vergenoe
gende met de eeuwenlang geheerscht hebbende tradi
ties; met slechts weinige afwijking zich kleedende
zooals haar groot- en overgrootmoeders, maar het hart
en ziel op hetzelfde peil houdend, zonder eenige po
ging haar geesteshoedanigheden te ontwikkelen.
„Ilonka, ik heb u lief!" fluisterde de jonkman bij
tusschenpoozen, onder de figuren van den cotillon.
En Honka's ooren werden aangenaam geprikkeld
door deze teedere en hartstochtelijke woorden, waar
van zij in haar onschuld, dank zij haar beklemde op
voeding, zoo weinig begreep. En welk begrip kon ook
dergelijk jong meisje hebben, met haar opleiding, af
gezonderd als zij steeds was geweest van ieder gezel
schap, behalve van haar ouders, nooit iets lezend
waarover de strenge moeder niet vooraf haar censuur
had uitgeoefend; een meisje, dat geen onderricht of
aanwijzing ontving, waardoor zij in staat zou zijn, de
diepte te peilen van het menscheljjk hart, de harts
tochten na te gaan, die het gemoed in beroering bren
gen van het mannelijk geslacht!
Arm kind! wat weet zij van liefde, behalve dat het
zoo heerlijk was dien éénen, die den czardas zoo sier
lijk danste en in zijn huzarenuniform zulk een elegant
figuur maakte, er over te hooren spreken? Beiden
droomden zij hun droom; zonder een blik te werpen in
de toekomst, tevreden met het tegenwoordige, dat zoo
schoon was; niet er op bedacht dat aan dergelijke visi
oenen ooit een einde kan komen, er een wereld bestond
waarin geen moesseline, geen cotillons, noch knappe
luitenante den boventoon voeren, een wereld waarin
ruwe woorden vaak het zacht gefluisterd „Ik heb u
liefvervangeneen wereld, waarin de werkelijkheid
met onmeedoogende vingers de dichterlijke droombeel
den van jonge meisjes naar de vier winden verstrooit,
haar steeds treurig' en onttooverd achterlant, want
geen werkelijkheid, hoezeer ook verguld, kan het halen
bij de visioenen welke opdoemen voor een zeventienja
rige schoone, die eenmaal door Amor's pijl is getrof
fen.
Toen ieder, na afloop van het lang gerekte bal, zich
ter ruste had begeven, om na- uren vau opwinding en
genot dit alles in een droom te hervatten, begreep
Is het niet vreemd, dat er wel wetten zijn, die den
ouders hun kinderen ontnemen, maar nog altijd geen,
die hen dwingen, ze op te voeden en te verzorgen?
Schreit het niet ten hemel, dat de mensch wat zorg
en liefde voor zijn kroost, nog altijd achterstaat bij
zoo menig dier?
Valt het nog altijd niet op, dat onze scholen te veel
aan onderwijs en te weinig aan opvoeding doen?
Of zou de schrijver toch gelijk hebben? Zouden
I de velen, die alle mogelijke beschaving x-ondweg in het
j aangezicht slaan, juist den weinigen tot wegwijzers
dienen? Zou er op zedelijk, politiek en godsdienstig
gebied thaus een kern worden gevormd, die afgestoo-
ten door de uitersten, een centrifugale kracht verza
melt, welke thans nog latent, straks energisch de
uiitei'sten op zijde dringt en zich een eigen, nieuwen
weg baant? Wij hopen het en meenen alle reden te
hebben, anderen aan te sporen, dien kern op te zoe
ken, te leeren kennen en er zich bij aan te sluiten.
Die kern houdt het oog gericht op eigen, maar ook op
aller belang. Die kern stuurt aan op zelfkennis en
zelfhervorming en zelfbeschaving.
Hoe?
Beschaving'. Dat 's uw kracht, uw recht, uw macht
[op aarde,
Waarmee ge werken, strijden moogt.
Beschaving schenkt alleen de kroon van menschen-
[waarde
En 't purper, dat geen smart gedoogt.
Beschaving make U los van ied're slavenketen,
Maar ook van ruwen hartstocht vrij.
Door haar slechts kunt ge U mensch en tevens
[meester weten
Der wereld en der maatschappij.
(G. J. v. POOR.)
En hoe tot die beschaving te komen? Het is ons
reeds jaren geleden geleerd:
Geen kennis, opgetast uit legioenen schriften,
Geen breed citatenheir maakt den geleerde uit:
't Vrij, opgeklaard verstand moet zaam'len, denken,
[schiften
Het neemt geen ballast in, maar kiest zich zelf een
[buit.
C. P. FRELE.
Doen wij dit genoeg voor ons zeiven en stellen wij
f anderen genoegzaam in staat, desgelijks te handelen
W. W.
(Ingezonden)
Herinnering, Herinnering
Gij zijt van 's levens vroeggestrande schepen
D'ééne plank die in de worsteling van storm en golf
Aan d' oever wordt gegrepen.
Ons verleden is als 't water te Bethesda
Op sommige tijden daalt een engel Gods neder om
het te beroeren. Dan heeft liet genezende kracht voor
wie zich daarin dompelt.
Als droomend zien wij 't verleden,
Voor ons reeds ver uit 't gezicht,
Het pad met zijn doornige treden,
Maar ook met z'n warmte en z'n licht.
Den vriend zien we, die met ons deelde'
De wiss'lende roers'len van 't hart;
De hoop zien we, die ons wel streelde;
Der ziele benauwdheid en smart.
Herdenken wij rouw en ook Zegen,
De zuchten, den lach en den traan.
Doch hebben wij op onze wegen
Ook 's levens eischen en roeping verstaan?
Zie achterwaarts en blik in 't verleden,
Zie om u en in u en vooruit.
Hoor naar veel stemmen, ook nog heden
Voordat weer een tijdkring zich sluit.
Begroet den nieuwen morgen,
Met moed, met levenslust en kracht,
Aanvaardt zijn taak, zijn strijd en zorgen,
Doe het Uwe met al Uw macht!
No. 217.
F. B. H .BöTTGER te Alkmaar.
(Eerste publicatie).
Mat- in 2 zetten.
Oplossing van Probleem No. 213 (G. Heathcote)
1 D h6 b6 enz.
(Stand: Kh4, Dh6, T g4, Lh7, P f8 en g8, Pi d3 en
1x2; ke5, t d8 en e3, p e2 en c8, pi d7 en h3).
Wij hopen, dat ook onze lezei-s het eigenaardig zul
len vinden, dat wij het oude jaar eindigen met een
eerste publicatie van een stadgenoot.
Tevens wenschen wij allen, die belang stellen in de
ze rubriek, een goed nieuwjaar en drukken wij de hoop
uit, dat er voortdurend meer „probleem"liefhebbers
zullen gevonden worden, die ons geregeld hunne op
lossingen toezenden.
Wij erkennen het gaarne en verhelen ons niet,
dat wij door deze bekentenis feitelijk onze eigen gla
zen ingooien wij erkennen liet gaarne, dat de stap
van het „oplossen" naar het „geregeld inzenden" der
oplossingen in vele gevallen een reuzenschrede schijnt.
Immers, men komt er zoo licht toe hem niet licht te
tellen omdat deze telkens en telkens weder genomen
moet worden.
Doch, de belangstellende vergete niet, dat de oplos
sing van 217 niet vóór den avond van Maandag 17 Ja
nuari aan het bureau dezer courant behoeft aan te ko
men. Hieruit volgt dus, dat elke oplossing op Zon
dagavond 16 Januari e.k. geposteerd, tijdig ter be
stemder plaatse arriveert, terwijl voor inwoners onzer
goede stad nog meer tijd beschikbaar is.
Ilonka maar al te goed, dat de verschijning barer moe
der in haar slaapvertrek, op dit ongewone uur, het le
zen inhield van een zeer ernstige les. Den ganschen
dag had de jeugdige schoone van alle voorzichtigheids
maatregelen den brui gegeven, en in weerwil van ma
ma's bestraffende blikken en gefluisterde opmerkin
gen der oudere dames, zich door Feri Madach, als uit
verkoren gunsteling, het hof laten maken.
Het lag niet in de bedoeling van gravin Irma hare
dochter hard te vallen. Volgens haar vaste overtuiging
geloofde zij innig verknocht te zijn aan haar kind, had
zij alleen het geluk van Ilonka op het oog, als zij haar
voortdurend voor oogen hield, dat zij rekening had te
houden met haar aanzienlijke geboorte, zichzelf had
te respecteeren, zooals hare moeder het voorbeeld had
gegeven. Zij geloofde zoo stellig, dat alle ellende het
gevolg was van armoede of van huwelijken beneden
stand, en zij zich een zeer ontaarde en schuldige moe
der moest achten, zoo zij niet te geschikter gelegen
heid voor Ilonka dergelijke toestanden afschilderde, en
wel zoodanig, dat deze de oplettendheden van zulk een
„individu" zou schuwen en afwijzen, als ze er mee in
aanraking kwam.
„Ik kom je zeggen, Ilonka, dat ik zeer over je onte
vreden ben", begon de gravin droogjes.
„Over mij, mama?"
„Je houding tegenover dien armoedigen Madach is
zeer ongepast."
„Och, mama
„Iedereen heeft het vanavond opgemerkt. Ik verze
ker je dat je me al dien tijd in groote verlegenheid
hebt gebracht, want geschaamd heb ik me voor de lo-
gé's."
„Mama
Arm meisje! haar toon klonk zoo smeekend, zoo
droevig; zij gevoelde wel dat ze een beetje schuld had,
maar de dag' was toch zoo hemelsch voor haar geweest.
Twee groote tranen biggelden al langs haar wangen:
mama was er ook altijd op uit, haar genoegen te be
derven.
Wordt vervolgd.