DAGBLAD VOOR ALKMAAR EN OMSTREKEN.
1910.
ZATERDAG
8 JANUARI.
ÜTW¥E-y LAND.
No. 6
Honderd en Iwaalfde Jaargang.
Deze Courant wordt eiken avond, behalve op Zon- en
Feestdagenuitgegeven. Abonnementsprijs per 3 maanden
voor P jkmaar f franco door het geheele Rijk f 1,—
Af aderlijke nummers 3 Cents.
Prijs der gewone advertentiëns
Per regel f 0,10, Bij groote contracten rabat Groote
letters naar plaatsruimte.
Brieven franco aan dt N. V. Boek- en Handelsdrukkerij
v/h. HERMs. COSTER ZOON, Voordam C 0.
Gebruiken en misbruiken.
Tridionnw—«r 1.
O
Dit nummer bestaat uit 2 bladen
OEMCMQD NIEUWS
AL&MAASSCHE COURANT.
5
Als het jaar loopt op een end,
Zijn de burgers van oudsher gewend,
Dat de nachtwacht hun doet present,
Een jaarvers met een prent.
Kleppermanspoëzie
Ja, dat is het bovenstaande, onvervalschte Alk-
maarsche kleppermanspoëzie, vervaardigd in de laat
ste dagen van 1875. Het is geen verheven dichtkunst,
de maat en het rijm laten ongeveer alles te wenschen
over, de gedachte gaat niet bijzonder diep. Toch staat
er in die vier regels genoeg om er een praatje over te
houden en al pratend over oudere gebruiken bij tegen
woordige misbruiken terecht te komen.
„Als het jaar loopt op een end" niet altijd is dit
de 31ste December geweest en niet altijd werd 1 Janu
ari als het begin van het jaar begroet, gelijk thans in
alle Christelijke landen geschiedt. Vroeger werd het
jaar begonnen met Kerstmis op Paschen of op andere
dagen. Eerst later werd op den eersten Januari de
nieuwjaarsdag gesteld de kerk deed dat en in Lu
cas 2, 21 vindt men het feit vermeld, waarmede deze
voorstelling verband houdt. Een feestdag was de
nieuwjaarsdag in ons land oorspronkelijk niet. Men
deed zijn zaken als op andere dagen er werden bijv.
op dien dag acten gepasseerd, welke bewaard gebleven
zijn en als bewijsstukken kunnen dienen. Toen 1 Ja
nuari een feestdag werd ontstond er dit schijnt in
ons vaderland er nu eenmaal bij te behooren een
feestgebak. Huyghens spreekt tenminste over „Nieu-
wejaarsche weggen." Er kwamen andere gebruiken.
Bovenstaande versregelen zeggen ons dat de burgers
van „oudsher" gewend waren van de nachtwacht „een
jaarvers met een prent" te ontvangen. Blijkbaar
heeft de maker van het vers niet geweten, wanneer
ongeveer dit gebruik in zwang is gekomen. Wij we
ten het evenmin. In het stedelijk archief, waar al
hetgeen op papier staat, op onze stad betrekking heeft,
voor het nageslacht van belang en behouden is, zorg
vuldig wordt verzameld, vindt men als oudste exem
plaar een „Klap-wakers nieuwe jaerswensch aan de
Burgers en Inwoonders der stad Alckmaer voor den
jaere 1693." Dat exemplaar voldoet reeds aan de
hierboven gesteld eisehen: het is een jaarvers met een
prent. Zelfs kan het vers gezongen worden en nog
wel „op een aangename wijze." De „prent" geeft
een mannetje, gewapend met een ratel en een zware
piek te aanschouwen. De prentjes waren niet altijd
even fraai en zelfs de dichter verstoutte zich soms
den draak er mee te steken. Zoo staat er in een der
op het archief bewaarde nieuwjaarswenschen:
Daar zijn ze weer geachte Burgers en Burgeressen
Die twee mannekens met hun pannekoekmessen
Met hun stevigen ratel en flinke stokken,
Die er niet om jokken.
enz. enz.
Overigens viel het hier bespotte plaatje blijkbaar
nogal in den smaak en vermoedelijk is het velen onzer
lezers wel bekend; op den laatsten gedrukten nieuw-
jaarswenseh, voor het jaar 1899, komt het nog voor.
Vroeger stond er ook rondom het plaatje een vers,
maar in latere jaren is men van deze gewoonte afge
weken en werd alleen de ruimte onder het prentje voor
het „gedicht" besteed.
Hoewel de Nieuwjaarsdag voor velen een ongeluks
dag was, met angst en beven tegemoet gezien
omdat hij door anderen in dronkenschap en met bal
dadigheden werd' doorgebracht dat dit nog zoo is
heeft verleden jaar onze rechtbankverslaggever kun
nen constateeren en wij vreezen, dat er ook nu wel
weer door onze rechtbank vonnissen zullen worden
uitgesproken welke het gevolg zijn van de nieuwjaars
dagviering, al behoefde gelukkig de politie hierterste-
de niemand te verbaliseeren de klepperman bekeek
den dag in een poëtische stemming en rijmelde er
maar op los. Hij verkondigde waarheden als koeien,
beschreef de tijdsomstandigheden en was dikwijls zéér
diepzinnig hoe diepzinniger hoe schooner. Intus-
schen verdenken wij sommige nachtwachten sterk er
van, dat hun wensch niet altijd eigen maaksel was.
Trouwens al is deze verdenking juist, zij is nog
geen schande. Men kon een voortreffelijke klepper
man zijn, zonder dichter en politicus te wezen. En
sommige der wenschen, die in ons archief liggen, ge
tuigen dat de geestelijke vader dichterlijke eigen
schappen bezat en van de politieke toestanden in zijn
land en in Europa volkomen op de hoogte was.
Natuurlijk werd niet vergeten den nadruk te leggen
op het doel dat met het „present" werd beoogd. In
den wensch voor 1693 wordt dit aldus omschreven
HE. Dienaer de Klopperwagt die ook U gunst
[verwagt
En altoos bij der nagt op past met goed voordagt
Door het geheele Jaer, tot Uwen dienst eerbaer
Nu komt en wenscht hij U een Zalig Nieuwe Jaar.
Men kan het den klepperman van toen niet kwalijk
nemen, dat hij op deze wijze een kleine vergoeding
vroeg voor wat hij te weinig aan loon ontving. De
man had het niet aangenaam en niet breed. Een
verordening, regelend zijn jaarwedde bestond er voor
hem niet, aanvangssalaris en periodieke verhoogingen
waren niet bekend. Soms klaagde de nachtwacht zijn
nood. Bijv. aldus
Geen stadspoort biedt hem langer schut,
Geen bankje of luifel Is hem nut,
't Is alles haast verdwenen,
Zijn jas is kaal en niet te warm,
't Meedoogend hart vraagt wis, och arm
Waar moet de wacht dan heenen?
Men zou de vraag thans kunnen beantwoorden: de
wacht hij is verdwenen. Hij is den weg van do
stadspoorten en luifels gegaan. Wij hebben thans
slechts één nachtwacht-op-pensioen en eenige op- j
wacht-geld. En dit jaar hebben wij de laatsten voor 't
laatst bij de behandeling der gemeente-begrooting
1908 werd besloten de nachtwachts nog gedurende drie
jaren in het genot hunner wachtgelden te laten. Als
het weer 1 Januari is „heit de klok" voor hen voor
goed „twaalf," houdt ook het financiëele verband tus-
schen hen en de gemeente op. Dan behoort ook hiel
de klepperman tot het verleden. Maar hij heeft den
naam gegeven aan een zeker soort poëzie, die hem
vermoedelijk nog wel eenigen tijd zal overleven.
Zijn mèt do nachtwachten en lantaarnsvulders e. d.
de gedrukte nieuwjaarswenschen verdwenen, bestaan
gebleven on steeds algemeener geworden zijn de uit
de gebruiken voortgevloeide misbruiken. Couranten-
loopers, petroleumventers, stadsreinigers, lantaarnop
stekers, te veel om op te noemen, zij allen komen mon
deling of door middel van een kaartje wenschen. Het
is echter niet om de wenschen maar om de fooien te
doen. Het is een oogluikend toegelaten bedelarij.
Over de bedelarij, welke zich zonder masker aandient
maar dikwijls met een naakte angst-inboezemende
brutaliteit en waarbij geen enkele waarborg bestaat,
dat de giften goed besteed worden, spreken we niet.
Maar het is niet kwaad nog eens te wijzen op dat an
dere euvel met name het vragen van fooien door
werklieden, in dienst der gemeente. Daarbij moeten we
al dadelijk afwijzen het mogelijke beroep op den klep
perman.
De verhouding van dezen tot de gemeente en van hem
tot de ingezetenen was 'n geheel andere. Zijn bezoldi
ging was belachelijk, van een salarisregeling was geen
sprake. En met de ingezetenen stond hij op meer verr
trouwelijken voet. Nu staan degeen, die wenscht en
iegeen, wien de wensch geldt, dikwijls heelemaal niet
tot elkaar in betrekking. Zij kennen elkaar zelfs niet.
Het is hier gebeurd, dat er een lantaarnopsteker
kwam wenschen in een straat, waar niet eens een
lantaarn stondHet is ditmaal mogelijk gebleken,
dat een slimmeling die intusschen zijn slimheid zal
moeten boeten zich uitgevend voor lantaarnop
steker de giften heeft opgehaald. Dergelijke feiten
spreken. Zij getuigen van het karakter der giften, die
fooien zijn.
Wat is een fooi?
Het woord is afkomstig van het Fransche voie, weg,
overdrachtelijk reis. Vroeger gaf men indien men op
reis ging, een maaltijd of een feest. Later gaf men,
inplaats van een maaltijd, geschenken aan den gast
heer of aan de gastvrouw. Nog later, in de plaats
daarvan, eenig geld aan hunne dienstboden. Aldus de
verklaring van Van Dale. Simon Gorter vond wel
haast veertig jaar geleden een aardige omschrijving,
waaraan wij het volgende ontleenen:
„Fooien zijn buitengewone giften, die men vrijwil
lig geeft of geacht wordt vrijwillig te geven aan per
sonen, in den regel naar aanleiding van diensten, die
zij ons bewezen, die zij verondersteld worden ons be
wezen te hebben of die wij hopen, dat zij ons zullen
bewijzen, maar waarvoor zij in elk geval buitendien
reeds beloond worden en behooren te worden."
Een Nieuwjaarsfooi aan een lantaarnopsteker
wij bepalen ons gemakshalve tot dit eene geval nu
is slechts te beschouwen als een gift, die men ge
acht wordt vrijwillig te geven naar aanleiding van
diensten, die hij verondersteld wordt ons bewezen te
hebben, waarvoor hij in elk geval reeds beloond wordt
of behoort te worden.
Vrijwillig wordt de fooi niet gegeven het is een
belasting, waaraan men, zij moge niet in een verorde
ning zijn neergelegd, feitelijk niet kan ontkomen.
De diensten worden verondersteld te zijn bewezen
welken particulieren dienst bewijst mij, particulier,
de lantaarnopsteker?
Voor het opsteken en uitdoven zonderling, dat
men den man alleen noemt naar zijn eene, niet naar
zijn andere bezigheid! wordt hij beloond of behoort
dat te worden.
Wij hebben hier opzettelijk het woordje e n uit de
bepaling van Gorter veranderd in o f, daardoor de
mogelijkheid openlatend, dat de opbrengst der Nieuw
jaarsfooien moet worden beschouwd als noodzakelijk
aanvulsel van het loon. Is het loon hoog genoeg, dan
zijn de fooien overbodig. Die opvatting huldigt men
overigens ook ten stadhuizé, getuige het feit, dat
sinds 1907 de fooien ter gelegenheid van kermis en
nieuwjaar aan de werklieden van de gasfabriek zijn
afgeschaft in verband met de toen inwerking getreden
nieuwe loonregeling.
Is daarentegen de bezoldiging te laag dan dient
des te eerder een einde aan het stelsel te worden ge
maakt, omdat het ongewenscht is voor de gemeente
zoowel als voor den betrokkene.
Hoe men ook moge denken over de vraag, of de ge
meente als werkgever moet voorgaan of volgen, hier
over zal men het wel eens zijn, dat de gemeente in on
zen tijd een werkman in haar dienst niet meer zoo
laag mag bezoldigen, dat hij genoodzaakt is met de
uitgestrekte open hand lang-s de deuren te gaan. Aan
dan anderen kant is het vernederend voor een werk
man op deze wijze te moeten ophalen, hetgeen de ge
meente hem te weinig geeft, en waarvoor hij boven
dien nog dank moet zeggen. En voor beiden is het
tenslotte niet gewenscht, dat de bezoldiging afhanke
lijk gesteld wordt van de goed- of slechtgeefschheid
deringezetenen, wellicht het gevolg van een tijdelijk
goed of slecht humeur en dergelijke onberekenbare
factoren.
Hoe eerder aan dezen ongewenschten toestand een
einde komt, des te beter.
Gaat de gemeente vóór, dan zullen de particuliere
werkgevers wel volgen. Dan verdwijnt ook van zelf
de bedelarij, het misbruik, dat uit een reeds verdwenen
gebruik is voortgesproten.
Het zou intusschen niet kwaad zijn, indien zich ook
uit de burgerij eens stemmen lieten hooren, hetzij om
de gewoonte te verdedigen wat onsvooralsnog
hoogst onwaarschijnlijk voorkomt hetzij om haar
mede te bestrijden en daardoor hare opheffing te be
spoedigen.
EERSTE KAMER.
De Eerste Kamer hield zich sedert Dinsdag in de
afdeelingen bezig met het onderzoek der Staatsbegroo-
ting, waartoe gisteren nog 3 sectiën bijeenkwamen.
De begrootingsstukken zijn verdeeld over twee com-
missiën van rapporteurs, bestaande
a. uit de heeren Woltjer, Kist, Dojes, Van Weide
ren Rengers en Van Lamsweerde, voor de hoofdstuk
ken Staatseollegiën, Buitenlandsche Zaken, Justitie,
Binnenlandsche Zaken, Financiën en Onvoorzien, als
mede voor het wetsontwerp tot regeling van het on
derdaanschap;
b. uit de heeren Van Waterschoot van der Gracht,
Van Wassenaer van Rosande, Sickenga, de generaals
Van Löben Seis en baron van Voorst tot Voorst voor
de hoofdstukken Marine, Oorlog, Waterstaat, Land
bouw, Koloniën en de West-Indische begrootingen.
Hoewel gisteren de afloop van het onderzoek ver
wacht werd, laat 't zich aanzien dat de openbare be
handeling eerst bij den aanvang van Februari zal
kunnen beginnen.
SNIPPERS UIT HET HBLD.
Op een uithangbord in een plattelandsgemeente
„Boek-, Stal-, Vee- en Wethouder."
En nog een soortgelijke
„Hier zet men over, scheermessen aan, en vogels
°P-"
De bewoner van een huis, dat aan het Groningsch
kerkhof grenst, geeft toestemming, langs zijn woning
het kerkhof te betreden, en geeft daarvan op een bord
boven zijn deur aldus kennis:
„Nitet usin ma deromeen etekin."
NIEUWE POLITIEKWESTIE TE SITTARD.
Donderdagavond was een groote volksmenigte op de
markt vóór het stadhuis te Sittard bijeen. Onder het
stadhuis bevindt zich het politiebureau. Het gerucht
liep, dat ruzie zou ontstaan zijn in het bureau tus-
schen den inspecteur en de agenten. Herhaaldelijk
steeg uit de volksmassa onder gejoel en geschreeuw de
roep: „Koe-oe-oet" (koet Sittardsche woord, beteekent
letterlijk snotneus) op, betrekking hebbende op den
inspecteur, die zeer gehaat is, wegens de bekende
kwestie.
Dit gerucht werd later bevestigd door de agenten.
Op een gegeven oogenblik rukte de inspecteur een
kast open, nam een revolver en richtte dezen op een
agent. Deze greep den inspecteur bij de armen, ter
wijl een ander agent hem den revolver ontnam.
Deze bleek echter niet geladen te zijn. De burge
meester in kennis gesteld met het gebeurde, kwam di
rect naar het bureau. Welke maatregelen toen geno
men zijn, is onbekend. De volksbetooging duurde tot
middernacht.
DE GEZONKEN BOTTER.
Bij laagwater kon men gistermiddag op een der be
noorden den Nieuwen Waterweg liggende kribben zien
dat de gezonken botter Sch. 169 daarop had gestooten,
waarna het scheepje vermoedelijk dadelijk is gezonken.
Het geheele vaartuig is met haken doorzocht, doch
lijken zijn er niet in gevonden. De inventaris is ge
borgen. Er is één lijk aangespoeld; het bericht, dat er
twee lijken aangespoeld waren, berust op een vergis
sing.
VROEG LENTE?
Aan den Zijpschen weg te Arnhem zijn gistermor
gen al eenige spreeuwen gezien, die reeds hun voor-
jaarsgekweel lieten hooren.
VOLKSTELLING.
Den 6den dezer waren bij verschillende ingezetenen
van Bathmen nog geen kaarten voor de volkstelling
uitgereikt.
EEN DRIFTKOP.
Te Harlingen weigerden twee jongens, die aan het
bootjesvaren waren, een derden in hun bootje op te
nemen.
Deze laatste werd daarop zoo boos dat hij een pistool
tje uit zijn zak haalde en daarmee een der jongens in
den hals schoot. Gélukkig trof de kogel een niet ge
vaarlijke plek.
EEN BOEFJE.
Pas uit de gevangenis te Groningen ontslagen, stal
de 16-jarige B. uit een schuit aldaar, een som van
125. Bij zijn aanhouding werd nog 100 in zijn
bezit gevonden; de rest had hij verteerd in een café,
welks eigenares wegens koppelarij, is aangehouden.
Ook zij was pas uit de gevangenis ontslagen, wegens
eenzelfde feit.
OPLICHTING.
Sedert eenige maanden heeft de assurandeurs-fir
ma Del Baere Co., Prins Hendrikkade 86 te Am
sterdam een ongeveer twintigjarig jongmensch als be
diende op haar kantoor. Donderdagavond had de jon
gen zijn gewone werkzaamheden nog verricht, des mid
dags moest hij eenige boodschappen doen en daar hij
bijzonder lang wegbleef, begon men argwaan te koes
teren. Er werd geïnformeerd en to,en lekte al heel
spoedig uit, dat hij op twee kantoren kwitanties ge
presenteerd had, valschelijk onderteekend met den
naam zijner patroons. De daarin uitgeschreven gel
den, ten bedrage van eenige honderden guldens, waren
hem ter hand gesteld.
Jongmensch, plus contanten, zijn verdwenen. D«
politie is bezig de zaak nader te onderzoeken.
HONDENCONCOURS.
De vereenigingen „De Nederlandsche Politiehond-
Vereeniging," „De Nederlandsche Herdershonden-
Club" en „De Uederlandsche Vereeniging van Roode-
Kruishonden," hebben het plan gevormd te Amster
dam in den zomer van het jaar 1910 een groot interna
tionaal concours te doen houden van politie, Roode-
Kruis-, oorlogs- en trekhonden; het plan bestaat, hier
aan zoo mogelijk te verbinden een tentoonstelling van
diensthonden, dat zijn herdershonden, Airedale-ter
riers, Dobermannpinchers, enz.
IN ARTIS.
Wanneer dit niet zóó uit den kindermond was opge-
teekend, zou het niet zoo aardig zijn.
De lama's worden met zemelen gevoed; een klein
meisje, dat het ziet, zegt tot haar moeder:
„Maatje, wat zullen daar een boel poppen voor
noodig geweest zijn!" (Hbld.)i
UIT EGMOND AAN ZEE.
Alhier gaat een adres ter teekening rond om aan da
Regeering te verzoeken voor de gemeenten Egmond-
aan-Zee en Egmond-Binnen elk een afzonderlijken
burgemeester te benoemen.
Voorts om aan Egmond aan Zee, waar de groote
meerderheid van de bevolking vrijzinnig is, een burge
meester van links te geven.
UIT OUDE-NIEDORP.
Vrijdagmiddag ontstond er door het vallen van een
pan met vet in het vuur brand in de woning bewoond
door den heer S. de Boer. Het huis brandde tot den
grond toe af. Eenig inboedel en de 2 koeien werden
gered. Alles was verzekerd.
UIT HARENKARSPEL.
In de plaats van de heeren J. Krabman en W. Mole
naar die voor hunne benoeming hebben bedankt, zijn
benoemd tot ouderling en diaken der Herv. Gemeente
alhier de heeren C. Wink en A. Sleutel.
UIT LIMMEN.
Bevolking op 31 December.
Ingekomen29 mannen, 35 vrouwen, totaal 64. Ge
boren 33 mannen, 28 vrouwen, totaal 6L Vermeerde
ring 62 mannen 63 vrouwen, totaal 125.
Vertrokken: 41 mannen, 59 vrouwen, totaal 100.
Overleden: 11 mannen, 5 vrouwen, totaal 16. Ver
mindering 52 mannen, 64 vrouwen, totaal 116. Toene
ming 10 mannen 1 vrouwen totaal 9.
Op 31 December 1908: 708 mannen, 711 vrouwen,
totaal 1419. Toeneming in 1909: 10 mannen 1
vrouwen, totaal 9. Bevolking op 31 December 1909
718 mannen, 710 wouwen, totaal 1428.
S
Bij de op 29 December j.l. plaats gehad hebbende
aanbesteding voor het bestraten van 50 M2. op het
schoolplein met basaltinetegels, ten behoeve van het
onderwijs in de vrije- en orde-oefeningen der gym
nastiek, kwamen 6 inschrijvingen in, van welke de
metselaar J. de Groot alhier de laagste was, n. 1.
195 wien het werk is gegund.
UIT HEER-HUGOWAARD.
Gisteravond vergaderde in „De Hengstman" de
Prot. Kiesvereeniging „Burgerplicht" alhier onder
voorzitterschap van den heer D. de Boer. Deze heette
den aanwezigen welkom, waarna eerst aan de orde
werd gesteld de verkiezing van een vice-voorzitter.
Achtereenvolgens werden daarvoor gekozen de heeren
Jc. Smit en Jc. Blom, die echter beiden bezwaar ma
ken die functie te aanvaarden, zoodat deze verkiezing
werd aangehouden.
Door den heer O. Appel, secretaris, werden hierna
gelezen de notulen der vergadering gehouden te Veen-
huizen. Uit de notulen blijkt, dat aan de bestuursle
den lijsten zijn verstrekt van personen, die zich bij
„Burgerplicht" zouden kunnen aansluiten. Enkele be
stuursleden zijn in die richting reeds met succes
werkzaam geweest.
Voorgelezen werd een schrijven van de R. Kath. en
de Anti.-R. Kiesvereenigingen alhier, met het oog op
de verkiezing van 1909, in welk schrijven werd meege
deeld, dat die kiesvereenigingen beide aanvaarden de
candidaten van „Burgerplicht," n.l. de toen aftredende
Gemeenteraadsleden.
Naar aanleiding van dit schrijven werd door den
voorzitter de wensch geuit, dat bij de volgende Ge
meenteraadsverkiezingen meermalen overeenstemming
moge worden verkregen.
Uit het jaarverslag van den secretaris blijkt, dat
1909 voor „Burgerplicht" een voorspoedig jaar is ge
weest, dat, behoudens een kleine uitzondering een
drachtig is samengewerkt, dat het ledental vrijwel
stationnair blijft en dat de finaneieele toestand
gunstig is te noemen. Spr. bracht een woord van
hulde aan wijlen den heer Tauber, die „Burgerplicht"
vele malen zeer ten dienste heeft gestaan. De voorzit
ter dankte den heer Appel voor zijn opgewekt verslag
en vroeg vervolgens de aandacht der vergadering voor
den penningmeester, die financiëel verslag uitbracht.
Hieruit bleek met sprekende cijfers, dat de vereeni
ging er financiëel goed voorstaat; het batig saldo der
vorige rekening is nog meer met een flink bedrag ver
hoogd, wat vooral ook hieraan moet worden toege
schreven dat de verkiezingen betrekkelijk slechts ge
ringe offers hebben geëischt.