DAGBLAD VOOR, ALKMAAR EN OMSTREKEN. BLOOKERS Honderd en twaalfde Jaargang. 1910. V R I) D A O 14 JANUARI. DAALDERS CACAO FEUILLETON. De Zoon van het Volk. B1NNENLAN1). No. 11 Deze Courant wordt eiken avond, behalve op Zon- en Feestdagen, uitgegeven. Abonnementsprijs per 3 maanden voor P jkmaar f franco door het geheete Rijk f I, A? jinderlijke nummers 3 Cents. Prijs der gewone advertentiën; Per regel f 0,1 Bij groote contracten rabat, Oroote lettere naar plaatsruimte. Brieven franco aan cb N. V. Boek- en Handelsdrukkerij v/h. HERMs. COSTER ZOON, Voordam C 0. Deftige werweliitfg» fdefMomsimf S- MEN MOGE U NAMAAK OPDRINGEN, KOÜOT VAST AAN GE WEET DAT DIE UITSTEKEND IS. ALKMAABSCHE COURANT. «SP»- Indien men gewoon was andere onderwerpen dan po litieke, economische, sociale, geleerde, kerkelijke en kunst-onderwerpen in het openbaar te behandelen, zouden de couranten zeker niet nalaten ook aan dit onderwerp onze aandacht te wijden. Want wij, Neder landers, zijn daarin de meest volmaakte deskundigen. Vreemdelingen beweren dat niet zelden. En zij hebben heusch geen ongelijk. Hier hebben wij nu wer kelijk eens een te weinig gekende nationale fout. An ders kennen wij onze nationaje fouten wel wat al te goed, anders zijn yelen onder ons geneigd dikwijls zeer ten onrechte uit te roepen: dat kan nu alleen weer in zoo'n achterlijk (dom, ongeregeld, enz. enz.) landje als het onze gebeuren. Poch op dit punt schijnt de overgroote meerderheid yan ons volk zijn tekortkomingen niet te kennen. En toch zou het de moeite waard zijn hier eens de hand in eigen boezem te steken en te zien of wij het be faamde „zonnetje van binnen" niet eens wat meer stralen kunnen doen uitzenden. Er is toch niets tegen. Wij mogen heusch toch wel eens probeeren wat vroolij- ker te zijn en ons voor die vroolijkheid niet te scha men. Nu is een eerste vraag: Is er vroolijkheid in ons, Nederlanders? Oplossen kunnen wij die vraag niet. Wel eraan herinneren, dat de schrijvers over Neder land daarover verdeeld zijn, al moeten wij erkennen dat degenen, die ongedwongen vroolijkheid constatee- ren, hun verbazing over die ontdekking niet verber gen. Wat maakt het intusschen zoo moeilijk om uit te maken of wij inderdaad vroolijk zijn? De omstandigheid, dat wij zoo heel gauw een ver veeld, droevig-deftig gezicht opzetten. En daarbij denke men nu niet aan de verveelde def tigheid der Engelsch-doende zoogenaamde groote we reld. Neen, het verveelde gezicht hier zijn wij ze ker van onze zaak is een nationale eigenaardigheid. Tragisch nu wordt dat gezicht, wanneer de Hollan der zich amuseeren wil. Wij willen het nu niet heb ben over de Ostade's en Teniersen, die men Zondag avond in onze straten kan zien opvoeren. Het is he laas waar, dat ons volk en hier zonderep wij de „pette" lui yolstrekt niet uit -bizonder onsympa- door BARONESSE ORCZY, Schrijfster van „De Roode Pimpernel". Naar het Engelsch door ED. VAN DEN GHETJN. 29) Wat Géza Vecsery aangaat, de bombarie makende luitenant-gouverneur, hij had eenige witte tarlatan rokjes ontdekt, die eenmaal moesten behoord hebben aan een leerlinge van Tagloni, in de dagen toen dan sen nog tot de schoone kunsten behoorde. Op zijn wanstaltige figuur staken allerzotst af het paarse keurslijf, het vleeschkleurig tricot en de wolken van rokken; hij veroorzaakte wel de grootste opschudding toen hij met het gedoe van een olifant, dansend op een gespannen koord, bedeesd in de zaal kwam aan- trippelen. Het souper was rumoeriger en vroolijker dan eenig feestmaal dat ooit op Bideshüt was aangericht. De akeien en dienstmeiden had men er toe geprest aan de travestie van den avond deel te nemen. Men zag alzoo den grijsharigen Jankó in vuurrood corset en paarsen rok plechtstatig wijn schenken, terwijl andere knecht, die allen den Hongaarschen met was gedraai- den puntknevel droegen, het met de grap ééns waren door zich m de levendig gekleurde rokken en linten der meisjes te steken. De laatsten vormden een be- koorlijke reeks lakeien met attila's, beslist te breed voor haar dun middel en welgemaakte beenen, gehuld 111 de engsluitende eigenaardige Hongaarsche broeken. Geen czardas was ooit in de laaglanden zoo geani meerd als die in de groote hal van Bideshüt dien avond na het souper werd gedanst. De aanvallige ca- vahers waren als om te stelen, zij stapten den czardas met hun tengere gelaarsde voeten, op de meest typi- fc ,W)JS hielèn. tegen elkaar slaande, alsof ze hun ven ang nimmer door hun rokken belemmerd waren gewees Maar hunne dames, aan die hindernis niet thiek is, wanneer de drank aan het woord komt. Doch wij nemen nu de gelegenheden, waarbij wij ons niet zoo laten gaan, waar wij niets willen dan bij el kaar zijn en vroolijk met elkaar lachen en praten. Ne men wij als voorbeeld het is nu immers de tijd een hal masqué ten noorden van de groote rivieren op een tentoonstellings- of bazaar-terrein. Werkelijk het gaat niet. Men wil zoo graag. Is er ergens eens een vroolijk troepje, men tracht mee te dollen. Doch men kan dep drang tot treurig deftig-zuur-doen in het openbaar niet van zich afzetten en uit het conflict tusschen dien drang en de toch in elk mensch levende neiging om eens een paar malligheden te doen wordt dan die tragische gezichtsuitdrukking geboren, waar over wij boven spraken. 1 „Het is aangenaam en gepast op de juiste plaats malligheden te doen" zoo luidt de erg-deftige Latijn- sche spreuk, waarmee de uitvinders der deftigheid, de Romeinen, die deftigheid op zij zetten. De geschiedenis meldt intusschen niet of zij ook in dat op-zij-zetten slaagden. In èlk geval - de Hollanders slagen er niet in. Stel er is in een groote openbare gelegenheid een feestelijk verlichte tuin. Er is muziek. En door een bepaalden breeden promenade-weg met een mooie pla fondverlichting gaan twee menschenstroomingen in tegenovergestelde richting. In het buitenland hebben wij gezien, hoe die heele menigte genoot van het mooie licht, van het naar el kaar kijken, elkaar aanroepen. Geen zuur gezicht heb ben wij er opgemerkt een spiegel hadden wij niet bij ons geen dronkenschap, geen onhebbelijke din gen of onbehoorlijke handtastelijkheid. De heele we reld amuseerde zich. Men denke zich nu eens zoo'n geval in Nederland: Verveelde gezichten, booze papa's, booze ma's, grienen de kinderen, hossende opscheppers, ruwe moppen, handtastelijkheden, gedrang en gekibbel een regel, gelukkig, met uitzondering. Ieder, die weet hoe het anders kan, zal moeten toe geven, dat de tegenstelling zoo is en niet anders. Maar moet dat dan zoo blijven? Kunnen wij het niet eens anders probeeren Is het niet mogelijk de menschen geleidelijk aan het idee te wennen, dat men zich toch zonder die zure deftigheid zoo goed kan amuseeren? Zou het zoo ondenkbaar zijn, dat de z. g. n. betere standen eens het goede voorbeeld gaven en niet bang waren voor contact met menschen, waarvan zij niet weten, wat zij zijn, hoeveel zij hebben, hoeveel de pa pa's en mama's hadden en wat die waren, hoe hoog de papa's en de mama's van die papa's en mama's weer op de deftigheidsmeter stonden, enz. enz. Want dat vergete men niet al zijn er verscheiden verklaringen voor de droefheid van het Nederlandsche publiek, een van de eerste is toch wel zeker die wan hopig- „burgerlijke" neiging van deze nazaten van visschers en landbouwers om tusschen al die nazaten muurtjes op te trekken. Ook in het buitenland zijn die afscheidingen. Doch j nergens beheersclten zij vermoedelijk dermate het ge- heele openbare leven als in ons eenvoudig landje. En hier hebben wij niet, als hier en daar in het buiten land, de vastentijd, die -welke eigenschappen zij ook moge hebbentoch in elk geval leert, dat het „aan genaam en ongepast is op de juiste plaats malligheden te doen." Nu wij die malligheden in dezen tijd niet kunnen doen, zou het nu niet geschikt zijn om althans eens te overwegen hoe wij de hier besproken tekortkoming kunnen wegmaken EEUWFEEST NEERLAND's ONAFHANKE LIJKHEID. Z. K. H. de Prins der Nederlanden heeft het be schermheerschap aanvaard van het comité, dat zich gevormd heeft om in de Hofstad het eeuwfeest van Neerland's onafhankelijkheid luisterrijk te vieren. INTERNATIONAAL TUINBOÜWCONGRES TE BRUSSEL. Van 30 April tot 3 Sfei a.s. zal te Brussel, samen vallende met de eerste tuinbouwtentoonstelling als on derdeel der wereldtentoonstelling, een internationaal tuinbouwcongres worden gehouden, waarop verschil lende voor den tuinbouw belangrijke onderwerpen ter sprake zullen worden gebracht. Het centraal bestuur van den Nederlandschen Tuinbouwraad benoemde eene. commissie, bestaande uit de heeren E. II. Krela- ge te Haarlem, voorzitter, prof. dr. J. Ritzema Bos te Wageningen, dr. J. P. Lotzy te Haarlem, G. Kruyff te Sassenheim, Henry Looymans te Oudenbosch, B. Ruys te Dedemsvaart, LI. C. Valeton te Hees, en R. P. Bonthuis te 's-Gravenhage, secretaris, ten einde die deelneming voor te bereiden. OP REIS. Het oud-lid der Tweede Kamer, deu heer Van Kol, zal den 27sten a.s. het land verlaten tot het onderne men van een reis, eerst naar Turkije en Noord-Afrika, en vervolgens naar Oost-Indië. OEM E NOD N,I£UWS DIENSTWEIGERAAR. Na nauwelijks te zijn ontslagen van zijn straf, heeft de milicien C. Kamper van dit garnizoen weder ge weigerd in dienst de bevelen zijner meerderen op te volgen en zal daarvoor weder voor den krijgsraad wor den gebracht. (O. H. Ot.) TOCH GEVONDEN. Men schrijft aan de N. Ot. Als een staaltje hoeveel moeite de Nederlandsche Post zich getroost om onvolledig vermelde adressen op te sporen, diene het volgende: Op 10 Januari werd te Hof van Delft een briefkaart aan haar bestemming bezorgd, die op 27 December j.l. te Weenen gepost was en voorzien van het volgende adres Niederland. Haga. Politechnik. Den WelEd.Geb. Heer (in 't Poolsch). Nadat de trein gestopt had en de conducteur hem naar de reden zijner vreemde handelwijze vroeg, gaf hij te kennen rijksambtenaar te zijn en met den trein naar Enschedé te willen. Bij nader onderzoek is gebleken, dat men hier te doen heeft gehad met een onbezoldigd rijksveldwach ter. DIEFSTAL EN POGING TOT HELING. Gisteren zette de 4e Kamer dér Rechtbank te Am sterdam de behandeling voort van de zaak tegen de drie personen, beklaagd van diefstal van 7000 kilo gram ijzer, afkomstig van de opslagplaats van den heer M. S. Springer, aan den overkant van het IJ, en tegen den koopman uit de Nieuwe Kerkstraat, be klaagd van poging tot heling. [De beide vorige zittingen werden op 28 en 30 De cember gehouden.] Het O. M. eisehte tegen ieder der eerste drie be klaagden veroordeeling tot drie jaren gevangenis straf, en tegen den vierden beklaagde veroordeeling tot twee jaren gevangenisstraf. Deze eisch maakte grooten indruk op de beklaagden zoowel als op de wederom talrijke belangstellenden op de publieke tribune. Eén der beklaagden kreeg een hevig toeval en kon slechts door een groot aantal te hulp gesnelde veldwachters uit de rechtzaal worden verwijderd. ONDER EEN MUUR. Een tuinarbeider op Rijksdorp te Wassenaar had gisterochtend het ongeluk onder een omstortenden muur te komen, toen hij wat hout voor zich verzamel de. Zijn collega's hadden hem nog gewaarschuwd, maar hij had blijkbaar hun raadgevingen in den wind geslagen. Naar het Ziekenhuis te Leiden overge bracht, is hij kort na aankomst aan de gevolgen over leden. Haga is het Poolsche woord voor Den Haag. De persoon van Oostenrijksch-Poolsche nationaliteit, die de kaart verzonden had, scheen te meenen, dat de Po lytechnische School (nu Technische Hoogeschool) in Den Haag gevestigd is. Aigaande op 't woord Politechnik heeft de Post in Delft den geadresseerde gevonden; zooals uit het aau- tal stempels en bijschriften blijkt, na heel wat moeite en hoofdbrekens. gewoon, gaven iets koddigs te zien in den dans, wat een duizelig makend lachen verwekte onder de genoo- digden die zich van de dolle maskarade hadden ont houden. De Zigeuner muzikanten konden bijwijlen door on willekeurige lachbuien geen toon uitbrengen, al§ een der coquette dames, bij een of andere bevallige evolu tie, hopeloos verward geraakte in het satijnen kleed en onbevallig op den vloer terecht kwam, of wanneer Gé za Yecsery, de erkende patroon van iederen musicee- renden Zigeunertroep, een pirouette uitvoerde, die doorgaans met een dergelijk ongeluk eindigde. Niemand had te midden dezer onstuimige vroolijk heid gemerkt, dat Jankó, altijd nog in het potsierlijk travestiekostuum, tegen het einde van den lang gerek- ten czardas in de hal was geslopen en met doodsbleek gezicht zijn meester iets in het oor had gefluisterd; noch had een der vroolijke pretmakers plotseling daar op den gastheer zien opstaan en met lijkkleurig gelaat zijn lakei zien volgen uit de zaal. Een twintig minuten later geraakte de dans met een woesten zwierigen draai, op de Bacchantische wijze der classieke periode, ten einde. De mannen schreeuwden, de meisjes maakten, met gloeiende wan gen en oogen in vuur, een woelige finaledaarop ver spreidden zich allen, verhit en hijgend in de koelere gedeelten van het kasteel, een uittocht, waarbij de ca valiers een zeer onmanlijk gebruik maakten van hun waaiers en de dames niet zeer gracieus zich het voor hoofd afwischten. Enkelen hunner waren in de eetzaal beland, en het was een kreet van ontzetting, die allen verkleeden pretmakers de eerste mare verkondigde van het vree- selijk onheil, dat juist op dit oogenblik het hart van den gastheer sloeg met schrik en ontsteltenis. Door de ruiten van de hal zag men de gansche lucht verlicht door een vuurzee, nu en dan verduisterd door wolken van zwarten rook, die in schuinsche richting naar het oosten dreven, terwijl door het gebladerte der acacia-boomen vlammen werden bespeurd, die uit een reusachtigen ver verwijderden oven schenen voort te komen. De lucht was vervuld met allerlei geluiden, ge- schieeuw, gehinnik van paarden, geroep ran herders, RIJKSAMBTENAAR Dezer dagen heeft een trein, rijdende van Ahaus naar Enschedé, onderweg moeten stoppen voor een persoon, die zich ondanks het voortdurend hellen van den machinist, niet van de spoorlijn verwijderde. die met zweepslagen hun vee trachtten te verdrijven uit de onmiddellijke nabijheid der vlammen. Men ver nam het droevig geblaat der lammeren, die elkaar in blinde hulpeloosheid achterna snelden, den belhamel volgend, die zijn troep van verschrikte makkers recht op de vlammenzee aanstuurde, ondermengd met het gevloek der herders en het uitzinnig geblaf der schaapshonden, die het mogelijke deden om de verbijs terde kudde bij elkaar te houden. Op het erf snelden uit iederen stal en uit alle bijge bouwen, arbeiders, knechten en boeren; zij liepen de acacialaan af, terwijl keuken- en huismeiden in groe pen, fluisteerend en verschrikt, rondstaarden. Nau welijks was de massa aristokratische pretmakers tot het besef gekomen der ontzettende ramp, of nog geen halve mijl rechts verhief zich een kolossale vuurkolom met een sissend geluid in de lucht, terwijl links en recht vooruit een vlammengloed het geheele landschap herschiep in een vuurhaard van reusachtige afmetin gen. Ontzet staarden allen naar buiten, sprakeloos voor een oogenblik; daarop ging in onheilspellend ge fluister het noodlottig woord „Brandvan mond tot mond. bidderend klemden de vroolijke pretmakers, in hun phantastisch maskerade-kostuum, zich aan elkander; fijne hovelingen, elegant uitgedoste saletjonkers, al len stonden ze met verbleekte kaken, niet luid durven de spreken over de ontzettende ramp, die thans dit verblijf van vreugde had veranderd in een plaats van droefenis en verschrikking. Door het kasteel heersch- te algemeen getrappel en gestamp. De mannen dach ten niet meer aan hun potsierlijke vermomming, snel den naar den uitgang en renden de acacialaan door! anderen deden een aanval op de stallen, en, zonder omzien naar gordel of toom, sprongen ze. te paard, ga loppeerden ze met halsbrekenden spoed naar de hoe ken der vier winden, zooals alleen een ras van geboren j ruiters vermag te doen. In dezen treurigen nacht, die verlicht werd door de op verren afstand golvende vlammenzee, geleek deze cavalcade op den midder- nachtrit der heksen die ter Sabbath tijgen. Enkele mannen hadden haastig de hen in hun bewegingen belemmerende vrouwenrokken van het lijf gescheurd, doch anderen, zich den tijd niet gunnend om z'ich .van VRIJGESPROKEN. Gisteren heeft de Haarlemsche Rechtbank uitspraak gedaan in de zaak van den spoor-overweg-wachter J. B. van Halfweg, die op 27 October 1909 de sluitboo- me'n niet had neergelaten, op een tijdstip, dat een trein komende van Haarlem en op weg naar Amster dam voorbijreed. Er passeerde op dat oogenblik den overweg juist een rijtuig, bestuurd door den voerman M. Polle, waarin de onderwijzeres Johanna Schulze was gezeten. Dank zij het remmen van den machinist en den tegenwoor digheid van den voerman, die zijn paard door een fer- men tik tot spoed aanzette is voorkomen, dat de trein het rijtuig aan splinters reed. De II. IJ. S. M. heeft den overwegwachtel1 ontslagen uit zijn betrekking. De eisch luidde drie maanden gevangenisstraf. De Rechtbank sprak den man heden vrij, op grond dat het bij dagvaarding ten laste gelegde niet wettig en overtuigend was bewezen. LANGS DE STRAAT. Paranoïa rolschaats#. Leo schrijft in de Tel.: Gisteravond heb ik het eerste lid van de andere sek se ontdekt, dat met wijdsch rokkengezwaai en kwispe lend aigrette-gewuif zwierde rondom het hoopje uit gebrande cokes op 't Frederiksplein, dat des zomers fontein wordt geheeten. Het was een mist-zachte avond, en een zilverigs schijn dampte vredig en kalm over het lichtgrijze es- de vele ongewone aanhechtsels te ontdoen, hadden hun rokken opgenomen, en in den woesten rit, had het wit satijn en brocaat, dat in den wind fladderde, veel ge lijkenis met vleugels die vonken afschoten. Spookach tig en potsierlijk zagen ze er uit met hun pruiken die op zijde waren geschoven, met linten fladderend om hun gebaarde gezichten en gebronsde armen, die bloot j te voorschijn kwamen uit gepoft moesseline of kanten mouwen. Het was een tooneel, dat in een tooverballet den toeschouwers een lachberoerte kon hebben aange- jaagd, maar hier honderdvoudigen schrik voegde bij de ramp, die te midden van zulk een zotte feestvreug- de hen plotseling had overvallen. Een voor een hadden de dames, jonge en oude, een t sjaal of doek opgeraapt en begaven zij zich in angstige groepjes van drie a vier naar de brandende akkers. Gravin Irma en hare dochter Ilonka de laatste nog in haar kostuum van Hongaarsch magnaat namen, elkaar vasthoudend, de leiding. Daar buiten op de velden heerschte een tafereel van ontzetting, maar toch van overweldigende pracht. De tarwe, die in schoven stond, gereed om gedorscht te worden en gemaald, zoomede het nog ongemaaide graan, de maïsakkers, het hooi en stroo, alles was een gemakkelijke prooi geweest voor het verslindend vuur, dat binnen luttele oogenblikken verwoestend met ver bazende snelheid om zich heen had gegrepen. Toen de cavalcade der potsierlijk vermomden op het tooneel der vernieling verscheen, was alles zoover het oog reikte één reusachtige, gloeiende en sissende vuurzee, wier rood gouden gloed tooverachtig afstak tegen het donker hemelgewelf. Ontzettend en geheimzinnig, grootsch en majestueus verhief zich de vuurgloed als een vlammengordijn, links en rechts verwoestend wat nog als voedsel dienen kon voor zijn onverzadelijken honger. En hier en daar, tegen den achtergrond, ont waarde men de zwarte schaduwbeelden van menschen en dieren, in alle richtingen zich verspreidend als vluchtende dwergen, die eensklaps zich voor een ont- zagwekkenden reus zien geplaatst. Wordt vervolgd.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1910 | | pagina 1