DAGBLAD VOOR ALKMAAR EN OMSTREKEN, Honderd en twaalfde Jaargang. Opschriften. No. 12 1910. Deze Courant wordt eiken avond, befuiSve op Zon- en feestdagen 8 uitgegeven. Abonnementsprijs per 3 maanden voor P ikmaar f franco door het geheele Rijk f 1, Al hinderlijke nummers 3 Cents. ZATERDAG Prijs der gewone advertentiëns Per regel f 0,10, Bi] groote contracten rabat Groote Setters naar plaatsruimte. Brieven franco aan dt N. V. Boek- en Handelsdrukkerij v/h. HERMs. COSTER 8* ZOON, Voordam C 0. 15 JANUARI. BINNENLAND. Dit nummer bestaat uit 2 bladen. OPUS HOC VETUSTATE COLLAPSUM EX S.C. coss. COURANT. m Van bevriende zijde werd mij de vraag gedaan, of ik niet eens in een artikeltje wilde geven de vertaling of verklaring van opschriften, die zich bevinden boven openbare of particuliere gebouwen. De vrager ver moedde dat menigeen hierop ten zeerste zou prijs stel len. Mijnerzijds was er niet het minste bezwaar om aan dat verzoek te voldoen, integendeel, ik was ver heugd hierin aanleiding te kunnen vinden, weer eens iets over Oud-Alkmaar te kunnen mededeelen en zoo de kennis daarvan te vermeerderen. Ik verbind daar aan het verzoek aan de lezers of lezeressen om, zoo zij het een of ander in de stad ontmoeten straatna men, namen van grachten enz. waarvan zij zichzelf afvragen, wat zou dit toch beteekenen, zich onder eenige aarzeling tot mij wenden. Wellicht dat hun de gewenschte ophelderingen kunnen worden gegeven. A. OPSCHRIFTEN" OP DE WAAG. Aan den voorgevel leest men op de lijst der eerste verdieping S. P. Q. A. RESTITVIT VIRTVS ABLATAE JYRA BILANCIS. Dit opschrift door Ludolf Potter, rector der Latijn- sche school, ontworpen, beteekent eenigszins vrij vertaald De moed van Alkmaars overheid en burgerij heeft doen herkrijgen de verloren waagreehten. Om dit te begrijpen dient men het volgende te we ten. Toen de alkmaarsche burgerij aan den opstand van het kaas- en broodvolk in 1491 en 92 had deelgeno men een opstand die geen succes had werd aan de stad ontnomen o. m. het recht om de inkomsten der waag tot eigen voordeel te verpachten. Zij ver vielen aan de Grafelijkheid, en wilde nu de stad gezag op de waag behouden en er voordeel van trekken, dan was zij verplicht zelf als pachtster op te treden. Dit duurde ongeveer een eeuw, toen hierin verandering werd gebracht door Prins Willem en de Staten. Deze verleenden den 13 Juni 1581 aan de stad het handvest waarin, lettende „op de goede getrouwigheit en vroo- migheit, geduurende de binnenlandsche troebelen, niet tegenstaande de groote lasten, kosten, en be- zwaernissen van verscheidene Guarnizoenen, contri- butien en anders'hen opgeleit, altyt tegens des ge- meene vaderlands vijanden, en wel bij uitstek in 't laetste beleg beweezen", aan de stad werd gegeven „de wage binnen derzelver steede en a^e gerechtigheit van dien, met de nutschappen en profyten daer van komende". Wel moest de stad hiervoor jaarlijks als een recognitie 7 betalen aan den rentmeester van Kennemerland, doch de stad was nu dan toch blijvend bezitster der waag en hare inkomsten geworden. Het feit nu, dat zij deze groote voorrechten van de waag en hare inkomsten als een blijvend bezit had herwonnen door de dapperheid van overheid en bur gers „bij uitstek in 't laest beleg bewezen (1573)" ver meldde zij, zeker mede tot een aansporing van allen die het zouden lezen, in het opschrift dat nu in schit terende gouden letters prijkt. Minder duidelijk zijn de opschriften der 4 wijzer- borden, die dagteekenen van het jaar 1712. Toch kan het scherpe oog daar lezen: 1. SINGULAS HORAS SINGULAS VITAS PVTA. 2. VIVE MEMOR LETHI EUG1T HORA. 3. DIES EXTIMVS ALTERI NATALIS. 4. PRETIOSISSIMA JACTVRA TEMPORIS. Deze opschriften werden er op geplaatst naar opgaaf der toen regeerende burgmeesters Jacob van Ouden- stein, Jacob van Vladeracken, Pieter Sijms en Johan Schagen. Dat ze zeer passend zijn op die plaats, die voortdu rend herinnert aan het heensnellen van den tijd, zal men moeten toestemmen. Zij beteekenen toch: 1. Beschouw elk uur als een leven afzonderlijk. 2. Leef, gedenk te sterven, de tijd snelt. 3. De laatste dag is de geboortedag van een anderen. 4. Zeer kostbaar is het verlies van den tijd. Verder vindt men aangebracht de wapens van Hol land, Alkmaar, Delft, Oudewater en Amsterdam. Waarom het wapen van Amsterdam is aangebracht is tot op dit oogenblik nog niet verklaard; de wapens van Delft, Oudewater en Alkmaar wijzen op een in 1420 door deze steden gesloten verbond om elkanders burgers als ig-en ingeborenen het burgerrecht te gun- B. STADHUIS. Twee opschriften heeft dit en wel een boven den ge wonen ingang, aldus luidende: RESTAURARICURARUNT MHCXCIV. De vertaling daarvan is: Volgens besluit der vroedschap hebben de burge meesters er voor zorg gedragen dat dit gebouw, door ouderdom vervallen, werd hersteld. 1694. Deze herstelling heeft alleen betrekking op den rechtervleugel van het stadhuis en niet op het geheele gebouw. Wat toen, als door ouderdom vervallen, wordt genoemd, is zeer zeker geweest het oorspronkelijk een voudige raadhuis, waarvan reeds in 1548 wordt gezegd dat het dringend herstel behoeft. Het was een ge bouwtje met een aardigen trapgevel en ongeveer drie ramen breed. Het is jammer, dat de ontwerper van het herstelde gebouw niet den ouden gevel heeft be houden en hij het een front heeft gegeven zeer strij dend met dat van ons mooie raadhuis. Het andere opschrift is te vinden boven de deur, die alleen op de dagen van raadszitting en loting wordt geopend. Men leest daar: AO dm XVc es IX in septëber. De vertaling daarvan luidt: in het Jaar des Ileeren 1509'. in September. Volgens Boomkamp is men in dat jaar begonnen met den bouw van het stadhuis, dat in 1520 is vol tooid. Beter ware het indien hij gesproken had van den oostelijken aanbouw langs de Langestraat. O. DE GROOTE KERK. Ie. In het koor hangt een fraai 17de eeuwsch scheepje. Op de zeilen staat het volgende te lezen: Door kunst men hier opmerk En lees dit kort verhaal Vercierd de Alkmaars kerk 't Schip van den Admiraal Die tegen zijn vijand Kloekmoediglijk dorst strijden Tot eere van Holland Veel vroomen tot verblijden Die onze stad en staat Bemint is 't een exempel 't Afbeeldsel tot cieraad Vercierd des ITeeren tempel Niet onberispelijk Siebert Pietersz. Speelman van Ouddorp. Op het achterzeil leest men: „vertuigd door Jan Voller. 8 Maart 1717. Aan den spiegel van het schip ziet men een ruiter te paard en daaronder „de Ruiter is myn naam 1667." Het schip is zeer vermoedelijk in de kerk opgehan gen tot eer van den grooten admiraal na zijn schitte rende tocht naar Chattam. 2e. Tegen den westelijken muur van het zuider kruis hangt een bord waarop staat: CLareat oCtobrls LVX. oCta Va. aLCMarlanls. Dit is een zoogenaamd chronogram, of tijdvers. De beteekenis daarvan wordt door Boomkamp zeer goed weergegeven in deze vertaling: „Gezeegent moet het Licht den agtsten October dien van Alkmaar opgaan." De hoofdletters in dit tijdvers naar hun getalswaar de gerekend C 100. L 50. C 100. 1 1. LVX 65. C 100. V 5. L 50. O 100. M 1000. I II en nog eens I II, vorm n samen 1573. Het is voor Alkmaarders niet noodig uiteen te zet ten ter herinnering waaraan dit vers is neergehangen. 3e. De meinoriaalborden hangend in den zuider- hoek Het schijnt mij niet noodig van deze een vertaling te geven, omdat ze er naast gehangen is. 4e. Opschrift onder het groote orgel: AD SOnlUS DEi. GLOEI AM. Tot eer van den eenigen God. 5è. Naast het kleine orgel hangt een muurbord, met het volgende door den rector Johannes Murmel- lius ontworpen opschrift: Anno 1511 Oalendis Mai Sonabat Quam, Graphics. Vario. Melici Modulamina. Catus. Haec Sonat Artifici Machina Pulsa Manu Johannes Confluentini opus. Hat isDen eersten van de maand Mei 1711 deed het werk van Hans van Coblenz zich hooren. Hoe lie felijk doet dit instrument, door kunstvaardige hand bespeeld, de zangen met velerlei welluidende toonen weerklinken. D. POORTJE Ambachtsschool. Wie kent het niet dat mooie poortje op de Ged. Nieuwe Sloot, waarin men echter nog gaarne eens een andere deur zag aanbrengen. Het is het eenige dat daar ter plaatse nog de herinnering bewaart aan de Latijnsche school, die vroeger daar nabij aan de Doe lenstraat stond. Gelukkig dat toen zij werd afgebro ken, men de poort die haar ingang was, niet heeft vernietigd. In den sluitsteen vindt men de alkmaarsche burcht; daaronder het jaartal 1616. In de Dorische fries staat S. P. Q. A. SCHOLA PUBLIC A. OEO^ JOVE NATA MINERVA APXI1 Een uitnemend opschrift boven een poort die een maal toegang gaf tot zooveel wijsheid. Want het be teekent God is het begin. De" wijsheid is uit God geboren. E. GERECHTSGEBOUW. Boven den ingang PRO JUSTITIA. Tot gerechtigheid. Boven den ingang der deur Audi et alteram partem. Hoort ook de tegenpartij. F. BEGRAAFPLAATS. D. O. M. et UANIBVS OIVIVM. D. D. S. P. Q. A. MDCCOXXIX. Men vertale dit aldus: Den allerhoogsten God en den zielen der burgeren hebben Alkmaars overheid en burgerij dit gewijd. 1829. O. SYNAGOGE. Boven in den gevellijst: Haggai 2:10. De belangstellende kan in zijn bijbel nalezen wat hier staat. Boven de deur, in het hebreeuwsch, de tekst vervat in Ps. 55:15b. Volgens de Statenvertaling beteekenend: Wij wan delden in gezelschap ten huize Gods. Volgens de Leid- sche vertaling beteekenend: Ik ging rond in het huis Gods in de joelende schare. II. LANGESTRAAT 79. Aan dezen gevel zijn op te merken: in de eerste plaats een fraai gesmeed 18e eeuwsch balkonhek; ten tweede een mannenhoofd boven het raam. Het balkonhek schijnt een monogram te bevatten; doch ik schrijf met opzet schijnt. Want ook na her haalde aanschouwing is mij niet mogen gelukken het er in te vinden. Wie het goed beziet zal trouwens op merken dat het hek in twee helften is verdeeld, welke aan elkander gelijk zijn. Dit is het dan ook, dat vrij wel de mogelijkheid van een monogram buitensluit. Misschien dat een der lezers of lezeressen gelukkiger is en het vindt; waarmede ons een groote dienst zou worden bewezen. Het mannenhoofd boven het raam lijkt een Ohris- tuskop. Waarom of deze in den gevel prijkt? Er is ons op het archief niets van bekend. Ml ENT C 15. Ook aangaande dezen gevel moeten wij bekennen niet tc weten waarom zich daarin bevinden de wapens van Alkmaar en Hoorn. De vereeniging van deze bei de wapens in een gevel doet trouwens eenigszins vreemd aan. Want nimmer was er in de vroegere tij den zulk een samengaan dier beide steden, dat men haar wapens broederlijk naast elkander zou zetten. Voortdurende twisten en naijver tusschen hen weer hielden daarvan. En nu kunnen allerlei gissingen wor den gemaakt. Zijn deze gevelsteenen misschien er in gebracht door een veerschipper tusschen Alkmaar en Hoorn; heeft hierin een echtpaar gewoond waarvan de man uit Hoorn en de vrouw uit Alkmaar kwam of omgekeerd. Doch ook hier zal gissen wel doen missen. Er blijft niets anders over dan te zeggen: „wij weten het niet." HOEKHUIS PIETERSTRAAT EN KONINGS STRAAT. En ziet nu hier een gevelsteen met opschrift, dat reeds veel hoofdbreken heeft gekost. Nu nog met de laatste vergadering van den oudheidkundigen bond, toen verschillende mannen en vrouwen er voor hebben gestaan en hebben gevraagd: „maar wat zou dat nu toch beteekenen." Ja juist, wat zou het beteekenen? Men ziet een gevelsteen met het wapen van Jeruza lem, waarboven een hand en het opschrift BLIJT HIER T OPIJNENE REGEER De volgende oplossingen zijn hiervan gegeven. Men kan deze vinden in het eerste deel van „De Navor- scher," bid. 127 en 230. a. „Blijft hier en steunt op mijne regeering", als het gezegde van een der graven, die geen voorstander der kruistochten was. b. Blijft hier, vertrouwt op één die regeert," een vrome spreuk, die gebezigd zou zijn, om de Kennemers tegen de strooptochten der Westvriezen gerust te stel len. c. Blijft hier, o p y n e n (geslachtsnaam) regeert". d. Blijft hier; het zijn opynene (opinien), die ginds regeeren". Deze oplossingen kunnen bezwaarlijk juist zijn, om dat men vroeger sprak van blyvetof blivet en moeielijk kan worden aangenomen dat men daarvan v e zou hebben weggelaten. Wilde men verkorten dan was aangewezen „blyv" of „blive". Het schijnt mij daarom juister toe de woorden op dezen wapensteen aldus te lezen: „Blyt opynene hier regeert", wat dan de beteekenis zou hebben: „blyde opinien hier regeeren". Mag men deze beteekenis er aan geven, dan zou naar mijn oordeel deze steen passen als een gevelsteen in een herberg „het Wapen van Jeruzalem". De hand die naar beneden wijst zou als het ware iedereen noodi- gen te vertoeven in het Wapen van Jeruzalem, waar blijde opinien regeeren, waar menschen in vroolijkheid en gezelligheid bijeen zitten. Niet dat deze oplossing mij geheel bevredigt, doch is er een die er een betere voor weet té geven? De Alkmaarsche Courant zal voor die oplossing gaarne haar kolommen openstellen, ver moed ik. HOEKHUIS Luttik-Oudorp en Appelsteeg. In dien interessanten gevel die geheel van hout is en waarvan naar middeleeuwseh gebruik alle verdie pingen voor elkander overstekend en door consoles gesteund zijn, bevindt zich een kogel met het jaartal 1573. Naar luid der overlevering zou in dat huis de be kende mandenmaker en hervormer Jan Arentszhebben gewoond. Zijn huis zou tijdens het beleg door een ko gel zijn getroffen, zonder veel schade aan te richten en als herinnering daaraan zou deze kogel in den ge vel zijn aangebracht. Wat is er van die overlevering waar Yast staat le dat Jan Arentsz den 28 Augustus, dus in de eerste dagen van het beleg is gestorven; 2e dat op den 14den September „een kogel in een huis op 't Luttic-Oudorp werdt geschooten wegende veertig pond, verbrak een spinwiel en een stoel daar 't mysje op zat en spon, en een tobbe aan welke een vrouw stond te wassen, zonder echter iemand te won den, schoon er zeven menschen in huis waren". 3e dat in het beleg „by Oornelis Florisz ten huyse van Jan Arentsz, predicant, een gatt gestopt is op syn plaets". Hieruit blijkt dus dat niet het huis van Jan Arents door een kogel is getroffen, doch wel dat deze op de plaats van dat huis is neergekomen en een gat in den grond heeft opgeslagen. Wat dus niet klopt met wat van het huis op het Luttik-Oudorp wordt medegedeeld. Dit doet reeds vermoeden, dat Jan Arentsz niet gewoond heeft in het hoekhuis van den Appelsteeg. Yerder pleit daar ook tegen dat, in dien werkelijk in het huis van den bekenden en ge liefden predikant die kogel was neergekomen, zij, dia ons de bijzonderheden van het beleg zoo uitvoerig me dedeelden, zeer zeker dit niet zouden hebben verzwe gen. Bezwaar is er dus niet tegen, te blijven aannemen dat het huis met den kogel zoo wordt genoemd; dat onder den kogel staat het jaar 1573, doch er is wel be zwaar tegen dit huis te noemen als woonplaats van Jan Arentsz. P. J. G. DE VLAG VAN PRINSES JULIANA. Bij K. B. van 8 Nov. 1909 is vastgesteld: De door H. K. H. Juliana, prinses van Oranje Nas sau, Hertogin van Mecklenburg te voeren vlag is een langwerpige vlag van oranje kleur, waarvan de hoogte 5/6 van de lengte bedraagt, driehoekig uitgesneden over 1/3 van de lengte van de vlag; in vier vakken ver deeld door een staand vierarmig kruis van Nassauseh blauw, ter breedte van V6 ^an de hoogte der vlag, het .midden van het kruis liggende op 5/12 van de lengte der vlag, gerekend van de broekzijde; in het midden van het kruis een medaillon van oranje kleur, ter mid dellijn van 3/14 van de lengte van de vlag, waarop het wapen is geplaatst; het schild gedekt met de Konink lijke Kroon; in het bovenste oranjevak aan de broek zijde een jachthoorn van azuur, gesnoerd en geopend van keel, beslagen met zilver (Oranje)in het onder ste oranjevak aan de broekzijde een aanziende stieren kop met afgerukt halsvel van sabel, gehoornd van zil ver, getongd van keel en gekroond met eene driebladi- ge kroon van goud (Mecklenburg). (St.-Ct.) Z. K. H. PRINS HENDRIK. Z. K. H. de Prins der Nederlanden heeft aanvaard het eerevoorzitterschap van de Groene Kruis Jubi leums-Tentoonstelling en Congres, in 1910 te Utrecht. INZAKE HET KRUPPMONOPOLIE. Naar „De Avondpost" verneemt zal de oud-kapitein ter zee Mouton uiting geven aan de ontstemming, die in marinekringen heerscht over den loop, welke de debatten over de Marinebegrooting in de Tweede Ka mer hebben genomen. Deze zeeofficier, die op grond van zijn vroegeren werkkring van het Kruppgeschut volkomen op de hoogte is, zal in een brochure of een tijdschriftartikel, betoogen dat het Kruppmonopolie behoort_te worden gehandhaafd. E M E N Q D N I E U W 8. RINGENDIEFSTAL. In een winkel op de Lijnmarkt te Utrecht kwamen Donderdagmorgen om een uur of elf twee ongunstig uitziende personen binnenstappen. De winkelier was afwezig, zijn vrouw verscheen om de klanten te woord te staan. Ze vroegen om een zilveren dasspeldje, von den echter niet 't geen ze wenschten en vertrokken weer. Vermoedelijk hebben deze heeren de situatie eens goed opgenomen en daar later gebruik van gemaakt. Toen de winkelier om circa één uur thuis kwam, vond hij een der deurtjes van de étalagekast, aan de bin nenzijde van den winkel, geopend en ontdekte, dat uit die kast eep groote bak met gouden fantasieringen verdwenen was. Klaarblijkelijk hebben de dieven, na de winkeldeur te zijn binnengegaan, met een valschen sleutel de étalagekast geopend en de ringenbak, die voor een waarde van eenige honderden guldens aan ringen bevatte, handig door de smalle opening ge haald. In ieder geval is het weer een staaltje van brutalen durf, als men bedenkt, dat om dien tijd van den dag het verkeer op de Lijnmarkt heel druk is, en boven dien, dat de smalle straat het voor de overburen ge makkelijk maakt om te zien, wat er in den winkel ge beurt. Natuurlijk doet de politie reeds hare nasporingen naar de daders. Verleden jaar is bij denzelfden winkelier ook dief stal gepleegd. Toen werden gouden horloges ont vreemd. Te Tilburg kwam Donderdagmiddag in den win kel van den goudsmid P. v. E. een net gekleed heer, dis zeide verloofd te zijn met een dochter van een be kend fabrikant, en die nu ©enige gouden ringen op zicht meekreeg, waaruit dan een keuze zou gedaan worden. Toen de bezoeker den winkel verlaten had, kreeg de winkelierster toch argwaan en waarschuwde de poli tie. Deze wist de kooplustige spoedig op to sporen en hem te doen aanhouden als verdacht van oplich ting. Het bleek te zijn zekere F. J. uit Amsterdam.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1910 | | pagina 1