Dsjoemane.
v/h. BESTELDIENST POT
Vraag en Aanbod.
H
ADVERTENTIE Si-
Ha masht dei* liefde*
Dagdienstbode,
Ik heb van de trefkunst der Arabische ruiters geen
hoog idee en af te gaan op de, manoeuvre, die Sidi-La
na zoo juist met zijn geweer gemaakt had, was zijn
geweer niet in een toestand om er mee. te schieten. Ik
had mij niet vergist. Eenige schreden van mij verwij
derd, haalde hij den haan over, doch het wapen wei
gerde. Maar in hetzelfde oogenblik draaide hij zijn
paard zoo bliksemsnel om, dat ik, in plaats van hem
mijn, sabel in de zijde te boren, nauwelijks zijn boer
noes raakte.
Ingezonden ededeeUrrgen.
Nierkwalen zijn gevaarlek.
Wordt gevraagd een nette
onder de hooge keursceintuur. Deze is in plooien ge
schikt en van achteren in een hooge smalle ceintuur
gesp gevat, die met zijde van dezelfde kleur als de ja
pon is overtrokken. Van voren wordt de ceintuur, tus
sehen de bretelstukken, door een in twee plooien ge
schikt stuk verhoogd, waaraan zich een geborduurd
stuk taffetzijde sluit, dat van boven het inzetstuk be
grenst. De tamelijk wijde dof van den mouw sluit
van boven met een épaulette, versierd met hetzelfde
borduurwerk, dat van voren op de zijde is aange
braeht. Van onderen heeft de mouw een opslag van
geborduurde taffetzijde, waaronder een manchet van
zoompjestulle, versierd met spachtelkant, uitkomt. De
klokrok, die aan het lijfje vast zit, is zeer eenvoudig,
bestaat uit twee banen en is van boven ingehaald.
Een ander, ook zeer elegant aaneengewerkt costuum
is van donkerblauw popeline en rust op een lange, tot
onder de heupen reikende voetingtaille. Het heeft
schouders tukken en een staande kraag van witte
zoompjestulle. Aan het schouderstuk sluiten zich van
voren en van achteren inzetstukken van geplooide ge
nopte donkerblauv.e tule, met wit chiffon onderlegd.
Het voorste inzetstuk kan bijv. ter verfraaiing met
blauw zijden spachtel-tusschenzetsel, dat in het mid
den door een wit spachtelmotief bedekt wordt, bezet
worden. Vanaf de schouders loopen bretelles van
schuine biais naar de ceintuur. Aan den binnenrand
vertoonen zij een 2 cM. breed biesje van met goud ge
borduurde witte tule. De mouw bestaat uit een met
chiffon onderlegde korte mouw van zoompjestule, die
aan den onderrand door spachtel tusschenzetsel en een
tulen plissé begrensd wordt. De wijde geplooide over-
mouw is van popeline, aan den onderrand met spachtel
tusschenzetsel bezet en met een biesje van goud-tule
foorzien. De rok heeft een tuniek, de ceintuur van
achteren een rozet met slippen.
Zooals 't ieder balseizoen voorkomt, zijn ook thans
weer enkele nouveauté's voor de balzaal op den voor
grond getreden. Zoo is 't bijv. zeer chic een zijden
shawl te dragen met maraboiitversiering. Men kan
deze zeer gemakkelijk zelf vervaardigen. Men schaft
zich 230 cM. teer-kleurige liberty-zijde aan bijv. lila,
van 50 cM. breedte en 91/2 M. lila marabout. De breed
over den schouder vallende shawl is 230 cM. lang, 50
cM. breed en geheel recht. De buitenranden zijn met
reepen marabout versierd, welke in 12 cM. breede af
stand de shawl nog tweemaal versieren.
Een andere nouveauté doet zich bij de waaiers voor.
De nieuwste zijn klein en beschilderd met bloemen.
Zij worden aan een kleine ketting bevestigd, die onder
een groote toef bloemen op het corsage wordt vastge
maakt. Men moet de bloemen kiezen in overeenstem
ming met de kleuren van de beschildering.
Kleine handtaschjes voor binocles, enz. bestaan
veelal uit een smaakvol borduursel van stalen en witte
glazen kralen. Beugel en ketting zijn van staal.
1 i t J[ f
Den 21 sten Mei 18.keerden wij naar Tlemcen
terug. De expeditie bad succes gehad, wij hadden een
groot aantal kameelen, ossen en rammen buitgemaakt
en bovendien een dozijn gevangenen meegebracht. De
kolonel ontving ons vaderlijk en verzekerde ons her
haaldelijk, dat hij tevreden was,. Daarop echter nam
hij onzen commandant ter zijde en onderhield zich met
hem ongeveer yijf minuten lang over een onderwerp,
dat waarsckb'niij.k minder aangenaam was, tenminste
af t® S&8K op de gelaatsuitdrukking van beide offi
cieren.
Een vrijwilliger naast mij constateerde, dat het ge
zicht van den kapitein, al langer werdi. Maar het ging
otis allemaal spoedig- evenzoo., toen wij het bevel ver
namen; „Opbreken na zonsondergang. De heeren of
ficieren dineeren, bij den kolonel; na de koffie wordt
r%zö5»elen geblazen."
Te vijf uur bevond ik mij aan het huis van den ko
lonel. Hij bewoonde een moorsch paleis en ik vond.
het voorplein reeds vol gasten, Franschen en inlan
ders, die zich allen nieuwsgierig verdrongen om een
troep pelgrims of goochelaars, die juist uit het zuiden
naren aangekomen.
Een oude man, leelijk als een aap, halfnaakt in zijn
boernoes vol gaten, de huid moddergrijs, het haar zoo
dicht en verward, dat men gemeend *ou hebben, dat
hij een muts op het hoofd had, de baard sneeuwwit en
borstelig, leidde de voorstelling. Het heette dat hij
een wijze en een groot toovenaar was. In een hoek
was het orkest geplaatst, twee fluitblazers en drie
paukenslagers, die een helseb lawaai maakten, geheel
in overeenstemming met het stuk, dat vertoond zou
worden.
Toen de oorverdoovende muziek een poosje geduurd
lm, 1, haalde- de toovenaar uit eenige manden verschil
lende, siswagen en groote scorpïoenen, en nadat hij den
iia.:aohouwers had laten zien, dat de dieren goed levend
«aren, wierp hij ze zijn lieden voor, die als honden er
op aanvlogen en de weerzinwekkende buit met de tan
den in stukken scheurden.
W ij keken van af een galerij naar dit schouwspel.
Plotseling bemerkte ik een mooi meisje van dertien of
veertien jaar, dat zich door de menigte heendrong,
om beter te kunnen zien.
Zij had prachtige oogen en haar zwarte haar, door
vlochten met kleine zilveren munten, hing in dichte
lokken om haar schouders. Haar bewegingen waren
van zulk een bevalligheid, dat ik de oogen niet vast
haar kon afwenden. Zij was intusschen tot aan de
voorste rij soeschouwers gekomenmaar, toen zij, nog
«enige schreden voorwaarts deed, wierp zij bij, ongeluk
«ren langwerpige mand om, dien de oude nog niet ge
opend had. Op hetzelfde oogenblik stootten zoowel 't
meisje als de toovenaar een gillende schreeuw uit en
in groote ontsteltenis week de menigte terug.
Een reusachtige slang was uit de mand te voor
schijn gekomen en had zich bliksemsnel om den voe^
van het meisje gekronkeld. Ik zag eenige bloeddrop
peltjes onder het metalen roetsieraad uitkomen. Het
meisje viel neer, schreiend en tandeknarsend,. terwijl
een wit schuim op. baar lippen kwam.
„Loop toch,, dokter, zoo vlug als je kun.t"', riep ik
een chirurg toe. „Red het arme kind!"
„Heilige eenvoud!" lachte hij;. Ziet ge niet dat dit
incident tot het program behoort? Van genezing van
s.langebeten heeft overigens mijn collega daar ginds-
meer verstand dan ik."
Intusschen had de toovenaar zich van de slang
meester gemaakt. „Dsjoemane, Dsjoemane!" her
haalde hij op een toon van vriendelijk verwijt.
De slang liet haar buit los en begon over de. aarde
te kruipen. De oude pakte haar bij den staart en
zwaaide haar als een touw in een kring, in de lucht,
terwijl het reptiel woedend siste. Toen- stopte hij het
weer in de mand en wendde zich tot het meisje, dat
zich nog steeds in krampen op den grond' wentelde.
Hij haalde uit zijn gordel een wit poeder, dat hij op
de wonde strooide. Toen mompelde hij in het. oor van
het kind de een of andere tooverformule, die weldra
haar uitwerking had. Het meisje hield op met schreeu
wen, rekte zich uit als in den slaap; toen stond ze op,
droogde haar gezicht af, raapte een zijden doekje, dat
op den grond gevallen was, op, deed het als een tul
band om het haar en ging langzaam weg.
Daarmee was de voorstelling ten einde en wij bega
ven ons aan tafel. Gedurende den maaltijd vernamen
wij nok wat de oorzaak van ons plotseling, opbreken
was. SidiLaua, dien de kolonel Rhardnekkig op
de hielen zat, zocht de Marokkaansche gebergten te
bereiken.
Het was geheel nacht, toen wij in den zadel stegen.
Ik had het bevel over de voorhoede. De lucht was zeer
koel, bovendien was ik doodmoe. Ik hulde mij dichter
in mijn mantel, sloeg den kraag in de hoogte en liet
mij gemakkelijk in den zadel wiegen, met een half oor
naar mijn wachtmeester luisterend, die een van zijn
avonturen ten beste gaf.
Het was een heldere maannacht, de hemel zonder
wolken. Doch van de aarde steeg een lichte nevel op,
die het terrein het voorkomen gaf, alsof het met dui
zenden witte vlokjes bezaaid was. De maan liet zeld
zame schaduwen daarop spelen en alle voorwerpenkre-
gen een fantastische gedaante. Hu eens meende ik
een hoopje Arabische ruiters te zien opspringen en
bemerkte dan dat het bloeiende tamarindestruiken wa
ren, of ik meende een geweer te hooren knallen en dan
bleek het dat bet de hoefslag van een paard was.
Wij kwamen bij een doorwaadbare plaats en de ka
pitein gaf zijn bevelen.
De plaats was uitstekend geschikt voor verdediging
en ons eskadron was vold^nde geweest een geheel le
ger tegen te houden.
Doch aan den anderen oever heerschte diepe stilte.
Na tamelijk lang gewacht te hebben, vernamen wij den
galop van een paard en spoedig dook een Arabier te
voorschijn, die een prachtig, renpaard beheerschte. Aan
zijn met goud gestikt zadel, de met kralen en edelstee-
nen versierde gebira, den bonten tulband, erkende men
den hoofdman. Onze gids zeide ons dat het Sidi-Lana
in eigen persoon was. Het was een mooie jonge man,
slank en krachtig, die zijn edel dier met grandezza be
reed. Hij wierp zijn geweer in de hoogte en ving het
in galop weer op, ons daarbij onverstaanbare woorden
toeroepend.
De tijd der toernooien is wel reeds lang voorbij,
toen ik echter den wachtmeester het verzoek hoorde
doen, den Arabier te mogen neerschieten, begaf ik mij
naar den kapitein en verzocht hem verlof, met Sidi-
Lana het zwaard te mogen kruisen. Dit werd mij niet
geweigerd en weldra deed ik mijn paard door de vallei
springen, terwijl de Arabier zijn paard de sporen gaf,
om de vermeende vervolging te ontgaan.
Doch toen hij mij alleen zag, keerde hij terug en
rende op mij los, het geweer tegen de .wang.
„Geef aehtschreeuwde de wachtmeester.
Na eenige minuten van een wilde jacht zag ik plot
seling, dat zijn paard begon te steigeren, terwijl Sidi-
Lana met alle kracht aan den teugel trok. Zonder mij
af te vragen, waarom hij deze zeldzame manoeuvre
uitvoerde, bereikte ik. hem en stiet hem mijn degen in
den rug. Ros en ruiter verdwenen voor mijn oogen, en
in hetzelfde oogenblik voelde ik dat de bodem onder
de hoeven van mijn paard verdween.
Zonder: het te merken waren wij vlak bij den rand
van een afgrond gekomen. Gedurende den val het
scheen mij een eeuwigheid! zei ik bij mij zelf, dat
het lichaam van den Arabier mijn val zou verzwakken.
Inderdaad was de hoogte niet zoo bizonder, en ik kroop
na een poosje versuft te hebben gelegen, weer over
eind, strompelde onzeker een paar passen verder, vóór
ik mij reljeenschap kon geven, dat ik mij tusschen hoog
riet in 'net moerassige water van een beek bevond.
Wat, er van Sidi Lana geworden was, wist ik niet.
Van koude rillend, trachtte ik een plaats te bereiken,
war4r de rotsen minder steil waren en waar een uitweg
voor mij zou zijn. Doch dit was tevergeefs, de weg
werd steeds steiler. Boven mijn hoofd zag ik een groo-
ten boomwortel hangen en ik geloofde mij daaraan te
kunnen optrekken. Ik nam een sprong, greep toe en.
sssst. De wortel kromde zich en ontsnapte mij met
een vreeselijk gesis het was een reusachtige slang!
Ik viel van schrik terug en het reptiel verdween in het
water, waarhij het mij toescheen dat het een vaal blin
kende streep achter zich liet. Een minuut later had
ik mijn koelbloedigheid herkregen en bemerkte dat het
schemerende spoor nog steeds in het water sidderde.
Het was de weerschijn van een fakkel. Nauwelijks
twintig schreden van mij verwijderd zag ik een jonge
vrouw, die water in een kruik schepte. Zij zette de
kruik, zonder mij ie bemerken, op haar schouder en
verdween tusschen het riet.
Ik volgde haar en bevond mij aan den ingang van
een spelonk.
De vrouw ging kalm voor mij aan en besteeg een
steile trap, die in den muur van een reusachtige zaal
was uitgehouwen. Zonder mij lang te bedenken, volg
de ik het zwakke schijnsel van den fakkel, die soms
achter de vooruitspringende rotsen verdween, om wel
dra weer te voorschijn te komen.
Menigmaal scheen het mij, als zou ik aan beide kan
ten de, ingangen tot nog grootere zalen zien, met rijen
van galerijen. Men had kunnen meenen, in een onder-
aardsche stad te wandelen en ik hield een oogenblik
stil, om mij een weinig te: orienteeren.
Plotseling werd het licht in een der galftrijen onder
mij en ik zag een menigte fakkels, die als uit het in
wendige der rotsen tc voorschijn waren gekomen en
zich tot. een processie reiden. Tegelijkertijd weerklonk
een eentonig gezang, dat herinnerde aan het psalm
zingen van biddende Arabieren.
Toen zag ik ook de gezichten afzondierlijk, mannen
cu vrouwen, een dichte schaar, aan wier hoofd ik tot
mijn groote verbazing den ounlon toovenaar en slan
genbezweerder herkende. Aan zijn zijde ging het
mooie meisje, dat de rol van Eurydice gespeeld had.
De oude man hield juist onder mij stil en de ande
ren volgden zijn voorbeeld.. Er ontstond een groote
stilte. Aan de voeten van den toovenaar bemerkte ik
een groote steenen plaat, in het midden waarvan een
ijzeren ring was aangebracht.
De oude riep eenige woorden in een taal, die ik niet
verstond, die echter noch Arabisch noch Kabyls was.
Een soort katrol kwam- van de zoldering afdalen. De
erbij staanden sloegen het touw door den ijzeren ring,
twintig gespierde armen trokken aan en de steenen
plaat, die zeer zwaar scheen te zijn, wentelde lang
zaam op zijde.
Ik bemerkte nu een bron, waarvan het water onge
veer een meter onder den rand zichtbaar was. Dat wil
zeggen, water kon npen deze vreemde vloeistof niet
noemen, die met eem groenachtig glinsterende laag
overdekt was, en hoor welke laag een zwart, afschuwe
lijk slijk naar boiren kwam. De toovenaar trok het
meisje tot dicht bij het huiveringwekkende gat. Hij
legde zijn dorre handen op haar hoofd en begon een
soort tooverformoiïe te zingen. Van tijd tot tijd ver
hief hij zijn steun tot een gillend geroep: „Dsjoemane,
Dsjoemane!' Doch niets bewoog zich. De menigte
wachtte in dooclsche stilte, in een eerbiedige huivering
gebannen. Dat duuarde zoo een poosje. Plotseling,
toen hij ongeveer voor de twintigste maal den naam
Dsjoemane met alle Ikracht had uitgebruld, zag ik dat
de griezelige watervlakte sidderde en alle omstanders
weken angstig terug; alleen de oude bleef, het meisje
nog dichter naar zich toetrekkend.
Op eens verhief zich een groote moddergolf, en de
reusachtige kop van een Slgng werd zichtbaar, een kop,
vaal groen, met fosforesceerende oogen. Onwillekeu
rig stiet ik een kreet van ontzetting uit en sloot voor
een oogenblik de oogen. Ik hoorde een zwakke kreet
en daarop een plons in het water.
Toen ik den blik weer naar beneden wendde, zag ik
den toovenaar alleen aan den rand van het vreeselijke
gat staan, uit welks inhoud nog groote blazen opste
gen en ik zag ook het kleine kanten hoofddoekje van
het meisje op het water drijven.
Reeds had men de steenen plaat weer opgenomen en
liet ze dreunend neervallen. Toen doofden als met
een tooverslag alle fakkels uit en ik bleef alleen in de
duisternis, door een zoo huiveringwekkende stilte om
geven, dat ik het kloppen van mijn hart vernam.
Toen ik weer wat moed verzameld had, zocht ik op
den tast den uitweg uit de holen. Ik begon langs de
muren te tasten en had nog geen honderd schreden af
gelegd, toen ik in plaats van den kouden steenrots een
weeke substantie onder mijn vingers voelde. Het
scheen een tapijt te zijn, waardoor een gedempte licht
schemering drong. Ik schoof het met groote voorzich
tigheid op zijde en bevond mij in een kleine kamer,
door welker geopende deur ik een tweede, grootere
ruimte zag.
Ik bemerkte, dat de muren met een gebloemd zijden
tapijt bekleed waren; op den grond lag een kostbaar
tapijt, een prachtige divan stond tegen een der wan
den. Kleine tabouretjes stonden overal, en kostbare
voorwerpen, een zilveren rookstel en zijden kussens la
gen bont dooreen gemengd op den divan en op den
grond. Ik sloop geruischloos naderbij en zag nu een
jonge vrouw in een hoek gehurkt bij een kostbaar mi
niatuurkastje, dat met paarlmoer .en goud was inge
legd en een menigte schitterende kostbaarheden bevat
te. Een eigenaardig, bedwelmend zwaar parfum
werkte eenigszins beklemmend.
Eerst zag de onbekende mij niet. Ik had gelegen
heid, haar goed in oogensehouw te nemen. Zij leek
verbazend veel op het jonge meisje van straks, alleen
waren haar trekken rijper, haar vormen gevulder en
ik bekende mij zelf bij den eersten blik, dat ik nog
nooit een vrouwelijk wezen van zoo wegsleepende
schoonheid gezien had. Een. zacht kletteren van mijn
sabel deed haar opzien. Zij richtte haar onnatuurlijke
groote, zwarte oogen op mij en zei glimlachend;
„AchRoemiRoemi 1
„Deze drank zal niet te versmaden zijn, luitenant!"
Ik sperde verbaasd mijn oogen open. De jonge
vrouw had een krijgshaftige snor, was het levende por
tret van mijn wachtmeester.
Hij stond vóór mij en presenteerde mij een kop dam
pende koffie, terwijl ik, voorover op, de manen van
mijn paard geleund, hem verward, nog half in den
droom aanstaarde.
„Het schijnt, dat wij een beetje geslapen hebben,
luitenant", lachte hij.
Sedert een half jaar was zij nu reeds verloofd en
nog een jaar moesten zij wachten voor zij een eigen
huisje konden inrichten.
Anne Marie Heinsius staarde droomerig voor zich
uit, een heel jaar moest zij nog werkeloos wachten
zonder een bepaalden werkkring die haar heele leven
vulde.
Niets dan minnebrieven schrijven en daarop wach
ten, was dat haar geheele bezigheid? Och neen, na
tuurlijk, haar uitzet, dat bracht ze zelf in orde, en
ieder prees haar vlijt. Toch was ze niet bevredigd.
Waar bleef het groote, hooge dat zij zoo vurig- van het
leven verwacht had?
Het gevoel van een bewuste, ware liefde had haar
tot haar verloofde gebracht en nu was ze toch nipt be
vredigd.
Kon zij in het huis harer ouders ook niet best ge
mist worden? Alles ging ook zonder haar, zijn gewo
nen gang.
Ook haar drie jongere broertjes en zusjes bekom
merden zich weinig om de veel oudere zuster, alleen
door den persoon van haar verloofde, die iedere drie
maanden eenige weken op bezoek kwam, was zij in
in achting eenigszins gestegen.
Anne Marie ging niettegenstaande haar vlijt en de
gelijkheid, eenzaam haar weg. Als bruid vond ze zich
zelf verweesd, en overbodig in het ouderlijk huis. Zelfs
met haar ouders sprak ze weinig over haar toekomst
plannen.
Zuchtend keek ze dikwijls van haar werk op. Het
gebeurde meermalen, dat ze droevig uit het' venster in
den guren herfstdag tuurde.
De Novemberstormen deden de toppen der boomen
diep buigen. De wind huilde.
In die vneeselijke nachten huiverde het meisje soms
als de storm zoo zweepte. Ze trok dan de dekens over
de ooren «en dacht en dacht, over zich en over haar
verloofd©
Ik.ik.... ik", maar recht duidelijk werd het
haar niet.
En toch in zulk een nacht, dat de boomen bogen
en steunden, kwam de oplossing.
Nu wist ze het; ze zon een werkkring zoeken, ze zou
zich voor andere menschen nuttig maken. Ze zou naar
een zuster van haar moedei* gaan, die was al reeds ja
ren behoeftig. Daar kon ze haar jonge krachten, die
gedurende den verlovingstijd braak lagen, gebruiken
en haar zwaar leven verlichten.
Voor het eerst sinds langen tijd sliep ze den rusti-
gen slaap der zorgelooze jeugd. Een gelukkige trek
lag op haar aardig gelaat.
Hoe vreemd keken haar ouders op, toen Anne Marie
na de ontbijttafel te hebben gedekt, met haar plan
voor den dag kwam. ITa,ar ziel haakte innerlijk naar
een vverkkring die al haar krachten in beslag nam.
Ze had immers overvloed van kracht en wil. Maar
werken, echt werken moest het zijn.
„Schrijf dan maar naar tante Marie", zei vader,
terwijl hij zijn vrouw een veelzeggenden blik toewierp.
Tegelijk met Anne Marie's brief ging er een schrij-
van van haar moeder naar tante en weldra' had Annie
een weigering ontvangen,
O, hoe vreeselijk vond ze dat. Er was dus' niémand
die haar kon gebruiken! Haar leven was dus'- geheel
en al doelloos. Ze zou dus slechts van haar hoop le
ven Neen, dat kon niet. Met verdubbelden ijver
zette ze haar werk voort. Den ganschen dag snorde
de naaimachine, slechts nu en dan een oogenblik on
derbroken.
Op een ïiamiddfig, cfat ze weer ijverig bezig was,
keek een blond jongenskopje angstig vragend door
een kier van de deur. Twee blauwe oogen keken haar
schuw vragend :aan. Och, Annie, wil je mijn locomo
tief weer heel maken?
,,'k Heb geen tijd, Erich, werkelijk niet." En ijverig
snorde de naaimachine weer verder.
Plotseling kwam bij Anne Marie de gedacht») op:
Had ze nu «merkelijk geen tijd. moest haar werk
in waarheid zoo spoedig gereed, dat ze haar kleine
broertje niet eens even kon helpen?
„Erich!" riep ze opeens. „Geef eens hier."
Vroolijk stormde de jongen de kamer in en nu pas
viel het Annie op boe lief en zacht zijn stem klonk en
welk een roerende uitdrukking van bevrediging er op
zijn gezichtje lag toen hij de kamer verliet, nadat de
schade was hersteld.
Een wonderlijk verlangen kwam plotseling in haar
hart en nog weerstrevend, als schaamde ze zich voor
haar betere gevoelejns, ging zij naar de kinderkamer.
Van nu af werd. zij daar, een dageüjksche gast, on
ontbeerlijk werd zij weldra in het vertrek der kleinen.
Den gymnasiast hielp ze bij moeilijkheden in zijn
schoolwerk. Erich kwam met een moeilijk dictaat en
de kleine Erna sloot zich weldra vol vertrouwen bij de
grootere zuster aan. Haar mooiste pop doopte zij
Annie en zonder de zuster wilde zij niet meer spelen.
Met haar groot en klein verdriet kwam zij bij de
zuster, Anne Marie had thans haar werkkring.
Des morgens twistten de kleintjes er om, wie zuster
Annie naar school zou brengen. En 's middags, mid
den in den winter, deed zij onder luid gejubel der kin
deren, mee aan het sneeuwballengooien.
Toen merkte Anne Marie wat haar ontbroken had
en zij dacht vol dankbaarheid aan de openbaring die
zij zoo plotseling in zich had waargenomen.
„Hoe gaat het met Annie?" hoorde zij het angstig
bezorgde fluisteren harer broertjes en zusjes toen zij
eens ziek terneer lag. Zachtjes kwamen zij haar ka
mer in en brachten haar kleine verrassingen mee, die
ze voor hun spaarcenten gekocht hadden.
En toen op het Kerstfeest de kerstboom in vollen
lichtglans prijkte, en Annie met haar verloofde door
de kleintjes omringd was, toen blonk haar uit de
oogen der kleinen de liefde tegen, die zij vroeger niet
gekend had en nu eerst geleerd had, de opofferende
liefde die haar eigen leven rijk had gemaakt.
Nier- en blaavkwHsn zijn daarom zoo gevaarlijk,
omdat zij zoo nikwgls vetwaar! old wordentotdat de
ziekte in een hevigen graad uitbre«kt, doordat de
zieke zgn maatregelen niet bjjtgds nam.
Het werk der nieren bestaat in ket uit ket bloed
filtreeren der onzuiverheden, die met de urine afge
voerd worden. Wanneer deze onzuiverheden in het
lichaam achterblijven door een gebrekkige werking
der nieren, zullen zij ziek ojthoopsn in die dealen
van het lichaamwaar zij zich het gemakk< lijkst
nestelen kunnen, Zoo zal het urinezuur ziek verza
melen in de spieren en weefsels, en krijgt gij last
van pijn in de gewrichten en spieren, in de lendenen
en zij en, in de Maasstreek, enz. De vlseifeare onzui
verheden koopen zich op onder de huid en veroor-
z« ksn zwellingen onder de oogen, opgezwollen polsen
en handen, dikke voeten en kesLen.
Neemt Uw maatregelen, soodra zich de minste ver
schijnselen van een nierkwaal voordoen en draagt er
zorg vi or, dat de nieren het bloed zuiver houden en
dat de onzuiverheden geregeld afgevoerd worden.
Zonder dat kunt gjj niet gszond zijn. Onder de waar
schuwt nda kenteekeren van nierkwalen noemen wij:
Pgn in de lendenen, rheumatisehe pijnenbezinksel
of graveel in de urm-, pijnlijke urinoloosing, pijnlijk
heid in den rug bij het ontwaken, slapeloosheid, prik-
k-dbaarheid, waterzuchtig) zwellingen, enz.
Begint nog hed«n een kuur met Foster's Rugpijn
Nieren Pillen, die de opgehoopte onzuiverheden be
reiken en afvoeren, en aan de nieren hun «ude krasht
weergeven. Doordat dit geneesmiddel dsn oort prong
van uw ziekte bereikt, tast het uw kwaal in zijn
wortels aan en zijn d* genezingen door Foster's Rug
pijn Nieren Pillen duurzaam.
Let er op, dat ons hatdelsmerk de man met
zijn handen in de lendenen op het etiket voor
komt. Gij kunt tr dan zeker van zijn de echte Fos
ter's Rugpijn Nieren Pillen te hebben gekreger, die
te Alkmaar verkrijgbaar zijn bij de heeren Nierop
Slothouber, L'-ngeatraat 83. Toezending geschiedt
franco na ontvangst van postwissel k f 1.75 voor één,
of f 10.— voor zes doozsn.
Goedkooper dan I
Holl. IJ. Spoor zeil
7 cent per 100 K.G.
van de loods (sta
tion) naar huis.
Vrijmaken van
buitenl. zendingen.
Expeditie.
Van 1—5 regels 25 Cents, bij vooruitbetaling.
B. L. SIMON, Alkmaar. Steenhouwerij Ko
ningsweg 67. Grafteekenen, Schoorsteen
mantels enz.
IJrirekking gevraagd voor iemand die ongeveer
4 jaar gereisd heeft en ook geschikt is kantoor
werk te doen. Heog aanwangsalaris geen vereischte.
Brieven franco onder letter Z 136, bureau dezer courant.
TTsenderptrk „de Krasikop". Metiusstr. Brosd-
eieren 10 cent p. stuk. Poulardes en Braadkuikens.
Ochtend- en gemengd Voeder. Consumptio-eieren
en Kippen.
frievr%agd t-gan ha! Februari een flinke 2e Brooi-
bakkersknecht bij
J. KOMMER, Tuinstraat 22.
DEERENHUIS TE HUUR. Een zeer wel ingericht
Heerenhuis m»t Tuin wordt te huur aangeboden,
tegen den prija van f 325 p»r jaar Aanvaarding 1 Meia.a.
Ta bevragen bg J. DE GRAAFF, Laat 63, Alkmaar,
De grootste k«uz« 'VOORDRACHTEN en
BRUILOFTSARTIKELEN vindt men in het Feest-
artikelen-magaajjn „DE VROOLIJKE KLANT", Hekel-
str&si 31. Briaefd aanbevelend, I. KOENOT.
UUISHOUDeTER. E n eenvoudige Juflrouw biedt
zich r.an als huishoudster.
Bnevfn orrieirit r O 1S8, turesu van dit Mad.
(Tevraagd 2 JONGENS voor de pskkwij. Hoog
loon. Maatschappij „NoardhciD-nd, Laat 81.
Te k oo p KAKATOE met KOOI, prij» der verlotirg
Avea". Te b jvrsg n K. RUITER, Lindelaan 28.
NieuwNieuw HAAG8CH ROGGEBROOD met
krenten. Vfrkrgga^ar bij J. IMMING: FnidsGn 66.
oeden. Gevrasgd eenige neti-a LEERLINGEN.
Adres M j. M. M HENNEKE, P.yglop 5.
JHRIJFWERK. Iemand, asn goede hand schiij-
vende, tengevolge van rheumatiek buiten staat
;-nd»r werk te verrichten, verzoekt beleefd om schrijf
werk. Adres: Bureu deze#, letter B 138.
TWTCO G. MIIJKO-S Gzn. levert prima KEUKEN-
BOTER k f 0.50 in Keihche potten, franco
huis. Kicheimstroat 41, Alkmaar.
<3®n burgerpot kunnende koken en v*n goede getuigen
-foorzi^a. Brieven no. E 138, bureau vin dit blid»