Damrubriek. HOEST en VERKOUDHEID mmmm m m m m m mmmm m m m u m a m m m m mmmm mmmwT ZmjÊ wrm m m m m h m m mm m m mmmm m mmm m m mmmm m m 1 i üf M Long Hersteller. _IS M SS Hl m li s® Wit speelt en wint door: (opl. v. d. auteur) 27—21 1 20 of 15 28—23 26 17 23—18 13 22 49—38 20 of 15 27 32 5 Het meest moderne, best bekende en succesvolste geneesmiddel ter wereld tegen W. T. OWBRIDGE, Ltd., Monsiers worden gratis en franco toegezonden door den Heer HUISMAN, Javastraat 8082, Amsterdam. 35—30 24 35 33—29 23 34 39 30 35 24 25—20 14 25 27—21 16 27 32 5 pseudoniem noemde, herinnerde ik me, dat ik wel eens iets van hem gelezen had in de „Amsterdammer" in de dagen dat Alberdink Thijm, de oude, nog in de „Groene" zijn pittige stukjes deed drukken. Er werd over literatuur, over couranten, over de euisine der couranten gesproken, bij ons en in Enge land; vergelijkingen werden gemaakt tusschen de jour nalistiek der twee naties en George D. zei: Ik begrijp nög niet, dat Schaepman destijds in zijn bekend interview in Elzevier's Maandschrift het zóó voor de Engelsche pers kon opnemen. Zie dat malle ding nu eens: „Pearsons Weekly." Wat een inhoud! En hier in dit oude nummer deze rubriek van vra gen: „Wie heeft er ooit met een groot fortuin in porte feuille op den bodem der zee gelegen?" Is het niet gek? vroeg hij. Wij glimlachten natuurlijk. En dan dit: „Welke historische figuur uit de Engelsche geschie denis heeft met zijn huisgezin het meeste nadeel aan Frankrijk berokkend?" Neen maar! riep hij uit, hoor deze eens: „Wiens fortuin is ooit op de beste wijze na zijn dood besteed" Ik zou, ging hij voort, er onder willen zetten „Wie kan op zulken onzin het beste antwoorden?" Het is gewoon. De heer V. viel hem in de rede: Het beste, dat is nog al moeilijk te bepalen, maar als ik antwoorden moest, zou mijn antwoord zeker niet van de minste zijn. En hij knoopte zijn ulster, die door de stevige bries open gewaaid was, dicht en ging gemakkelijk liggen in zijn stoel. Ik weet niet of het verhaal'je vervelen zal, of lie ver het relaas eener ware gebeurtenis, waarvan een bloedverwant van me moeders zijde de held is. Maar er is ook een heldin'en zij rust daar, en nooit heeft zij kunnen denken hoeveel goed met haar fortuin gedaan is. En hij wees naar de kust van Engeland, die nog maar vaag te zien was aan den horizon. Mijn bloedverwant Van Breugel heeft het tegenover ons nooit onder stoelen of banken gestoken en daarom zie ik er geen been in om eenvoudig zijn naam te noemen. Het gebeurde in den D.-trein naar Berlijn. Van Breugel, een goed handelsman, maar die het niet al te breed had en veel moest werken om zijn groot gezin boven water te houden, reisde in die da gen veel voor zijn kaashandel. Hij zat van den Maan dag tot den Zaterdag tusschen de wielen en St. Pe tersburg, Parijs en Berlijn waren voor hem even goede bekenden als de provinciestad waar zijn talrijke fami lie leefde. De trein naderde Berlijn. De Engelsche, van een goede veertig, vroeg eens klaps iets, terwijl zij beiden vóór een der ramen van de gang van den D.-trein naar het landschap stonden te turen. Hij antwoordde beleefd in vlot-Engelsch en zij spra ken over onverschillige dingen. Van Breugel, een zeer eenvoudig, ja naïef man, die, hoe bereisd hij ook was, van geen angstvalligheid wist om met vreemden kennis te maken, keuvelde met zijn reisgenoote alsof hij haar al jaren kende. Zijn geheele persoonlijkheid boezemde ieder, met wien hij sprak, vertrouwen in. De Engelsche vertelde dat zij naar Berlijn op reis was, waar haar zoon, haar eenig kind, zwaar ziek lag. Spoedig wist zij dat Van Breugel vier zoons en ze ven dochters had, van welke laatsten nog maar één was gehuwd. Elf kinderenriep de Engelsche uit. Twaalf gehad, zei Van Breugel. Een aardig troepje bij elkaar; een paar voor het verliezen. Hij zag de Engelsche verbleeken, in haar fijne lip pen trilde een zenuwachtige siddering. O, mevrouw, riep hij uit. Zóó heb ik het niet bedoeld. Ik zie dat ik door mijn scherts u veel leed doe. Daar heb ik spijt van. Hij zei het zóó openhartig, zóó eenvoudig, met dat hem eigen vertrouwen-inboezemend gelaat, dat de da me door zijn medegevoelen met haar leed zeer getrof fen werd. Zij gaf hem de geganteerde mooie hand en hij nam die aan. Ten bewijze dat zij hem vergeven had vroeg ze: Kom wat bij me zitten. Ik heb behoefte met u te praten, want gij begrijpt hoe ik lijden moet: Ed ward is zéér slecht, sprak ze met een zucht. Ziehier het telegram. Hij maakte excuses dat hij haar in haar coupé niet volgen kon, daar hij slechts 2de klasse reisde. Zij bleven bij elkaar in de wandelgang en te Berlijn hielp hij haar met haar bagage, daar zij geen woord Duitsch kende. Op haar dringend verzoek vergezelde hij haar. Zij was bang alleen in het haar onbekende Berlijn, bij on bekende lieden, die haar niet zouden verstaan. Doch zij had nóg een vrees, die zij niet openbaarde en zij voelde, dat deze man, vader van een talrijk huis gezin, haar van groote hulp kon zijn. Zij kwamen aan het groote huis waar haar zoon ziek lag in een zijner drie gehuurde kamers. Zij ging alleen de ziekenkamer binnen en verzocht AAN DE DAMMEES. Oplossingen van probleem no. 61 in dank ontvangen. Probleem 61 is een zeer goed probleem en alhoewel de ontleding niet zoo buitengewoon ingewikkeld was, hebben toch velen naar hun eigen verklaring met plezier de oplossing gezocht en gevonden. Stand van no. 61. Zw. l(dam), 2, 8, 9, 10, 11, 13, 26. W. 23, 24, 27, 28, 31, 32, 37, 41, 49. Goede oplossingen van dit probleem mochten wij ontvangen van G. Cloeck, H. Doorn, D. Gerling, D. J. Gerling Jr., O. Hartland, J. Houtkooper, J. M. Houtkooper, P. Kooy, G. W. Kortenschijl, M. F. van Rijsens, F. W. Roderwijn en D. Winkel, allen te Alk maar; H. E. Lantinga te Haarlem, T. v. d. Velde te Huiswaard en H. Lindeboom te Oudorp. Slagzetten in de opening. (Vervolg.) Behalve de opening levert ook vooral het eindspel, v. n. 1. voor beginnende dammers, ontzettend veel moeite op. Wij willen dus in 't vervolg ook enkele eindspelen behandelen. Beginnende met zeer eenvou dige, zullen wij langzamerhand overgaan tot meer in gewikkelde. Onze artikelen over de slagzetten worden echter geregeld voortgezet. Als vervolg op het behandelde in onze vorigs ru- INOiFZONDEN 'MEDEOFEL1NGEN HONLKVtRANGIBR pirMdge Onmisbaar voor Sprekers, Zanoers en alle, die aan Zwakheid der keel lijden. WAARSCHUWING: Eisch besligl „Owbrldga" en neem geen andere. Her I» de beire, goedkoopste en vclllgtto weg lorgeneiTng. Vervaardigd door Fabrikanten, The Laboratory, HULL. Gevestigd 1874. Verkrijgbaar tegen 67M cents bi) alle Apothekers en Drogisten of a bij den Agent W P. HUISMAN, Javastraat 82, Amsterdam. OW BRIDGE'S LONGHERSTELLER is o. e. verkiijgfcaar ta Alkmaar bjjNIE ROP 8LOTHOUBER, Langcatriatte IJmuiden lij: H. SANT, Willemaplein, H. SUK, Bloemitraaf te Telaeroord lij: H. BUK, in drogerijen. van Breugel te wachten. Na tien. minuten verscheen zij op den drempel met roodgeweende oogen; met de eene hand, waarin haar zakdoek, steunde zij tegen den deurpost. Zij wenkte Van Breugel met het hoofd haar te vol gen. Haar zoon Edward, gesteund door een kussen in den rug, zat in zijn bed en hield in zijn doorschijnende magere vingers een bonbon. Hij peuzelde er aan, zon der op te zien. Strak keek hij voor zich uit. Toen de deur achter hen dicht was, begon de moe der zacht te jammeren, uit vrees den zieke nog meer af te matten; maar zij móést zich uiten; hij móést zich verzoenen met haar, die hij verlaten had: Ik dacht niet, weeklaagde ze zacht, dat ik hem zóó zou aantreffen. Ik heb de schuld geheel op mij genomen. Ja ik ben de hoofdschuldige. Maar is er dan geen vergiffenis voor een moeder. En zij snikte in haar zakdoek. Van Breugel stond geheel onthutst bij dit tweetal, dat hem geheel' onbekend was, behoudens de vluchtige kennismaking van een paar uren met de moeder van den halsstarrigen zieke, die bleef zwijgen. De moeder had baar zoon het verhaal reeds gedaan van de korte kennismaking in den trein met den Hol lander, die haar zoo van dienst was geweest, doch hij had slechts even, zei ze later tot Van Breugel, de schouders opgehaald, maar volhardt in zijn zwijgen. Van hem was het telegram niét geweest. Zijn kost- lui hadden angstig voor den naderenden dood het zonder zijn voorkennis verzonden. De eenvoudige handelsman raadde wel niet het dra ma dat zich hier afspeelde, doch begreep, dat hier een scheiding moest wegvallen tusschen die twee vóór de groote scheiding kwam, als alle berouw te laat was en vergiffenis niet meer kon worden gegeven. En zijn vaderhart maakte den mond in zijn vertrouwen inboe zemend gelaat welsprekend. Edward sloeg eindelijk de groote oogen, zwarte schitterende vlekken in het marmerwitte strakke mas ker, naar hem op. En hij begon werkelijk te luisteren. Langzaam kwam er in het strakke eenige beweging en al sprekende nam Van Breugel de klamme skelet hand, die begon te beven in de zijne, en lei ze in de hand der moeder, die vóór haar kind! op de knikkende knieën lag. Eenigen tijd later wierp zich de moeder, gelukkig, trots al haar leed, op haar kind en Edward liet zich kussen en hij begon eensklaps te schreien. Van Breugel bleef vijf dagen in Berlijn. Zij, de En gelsche en de Hollander, dineerden samen in het hotel. Zij bezochten samen Edward1 dikwijls en hij bleef met haar bij zijn bed uren lang. Zij spraken dan weinig, want de zieke verzwakte bij het uur. Eindelijk sprak Van Breugel van verdel te gaan, hij had nog naar Hamburg moeten reizen, maar dat zou hij uitstellen, hij moest weer naar huis. Hij moest Zondags thuis zijn. Hij nam met tranen in de oogen afscheid van den zoon, die maar flauwtjes groette en de moeder bracht hem naar het station van de Frie- drichstrasse, vlak bij het hotel. O, als hij ooit in Londen kwam, hier was haar adres, dan zou zij niet weten wat hem te doen. Die groote dienst, nooit, nooit zou zij hem vergeten Met den handdruk van den eerlijken eenvoudigen man nam hij afscheid. Van Breugel zat weldra, nog geheel ontroerd over het ondervondene, in den trein. Hij vertelde dadelijk aan zijn vrouw zijn wedervaren. En zonder eenigen achterdocht, want zij kende door en door haar Willem, hoorde zij hem aan. Zij sprak met de reistasch en de parapluie van Van Breugel in de hand: Wat zijn er toch ongelukkige menschen op de we reld! Gij hebt goed gedaan, Willem, en zij zoende hem. Twee jaar later kwam er een brief uit Londen. Niet van haar, maar van een notaris, zeer beleefd, maar zakelijk. Van Breugel moest overkomen. En toen hij uit Londen terug kwam omhelsde hij zijn vrouw en zijn kinderen en hij schreide tegen de wang der moeder, die hij in zijn forsche armen tegen zich aandrukte. Er heerschte in zijn huisgezin een vreugde, die hij door zijn herkregen bedaardheid bijna niet tot kalmte kon brengen. Hij zei 's middags aan tafel waar hij als pater fa- milias troonde te midden van al die vroolijke gezich ten: Wij zijn wèl gelukkig maar wij mogen het niet alleen zijn. Zijn vrouw, nog geheel in de war door het groote nieuws, dat vader had gebracht, en dat zij alleen ge loofde omdat hij het was, die het kwam brengen, luis- terde maar half en dacht aan de omkeer in veel en aan de verwezenlijking van veel, waarvoor zij bezorgd j in de toekomst had gezien. Zij schrok een weinig toen hij hernam: Ik ga vandaag nog naar Kuilenburg. Naar Frans? Hij knikte. En plotseling rees zij op en sprak tot haar kroost: Kinderen, gij hebt een braven vader. Dien avond kwamen zij nog te Kuilenburg aan en terwijl hij steelsgewijs knipoogde tegen zijn vrouw, zei hij tot haar broer: briek geven wij nog eenige voorbeelden van den raak- zet. Men geve acht op de volgende opening: Wit Zwart: 34r~30 18—23 30—25 12—18 31—26 20—24 36—31 14—20 Reeds bij den 4en zet geeft zwart aan wit gelegen heid tot den volgenden slagzat. 25 14 9 20 35—30 24 35 34 24 36 27 23 35 16 36 33—29 39 30 26—21 37—31 32 25 Men zie voor dezen slagzet ook den volgenden partij- stand. Het kan toch meermalen voorkomen dat de zet mogelijk is in het midden der partij en daar dan meestal schijf 5 of 46 al opgespeeld is, ontstaat soms een fraaien damslag. iÜf Zw. 1/4, 6, 8/11, 13/16, 18, 19, 23, 24, 26. W. 25, 27, 32, 33, 35, 37/46, 48, 49, 50. Speelt zwart in dezen stand' 1117, dan haalt wit dam door Als eenvoudig eindspel voorbeeld geven wij het vol gende, onlangs voorgekomen in een partij te Alkmaar. Speciaal is dit voor beginnende dammers. UR! W/OnH Woei Iwwal i- Zw. 8, 16, 23, 24, 35. W. 17, 22, 27, 33, 45. In dezen stand speelde zwart 2328. Deze zet was niet goed. 2430 was de zet, want hierna zou wit ge dwongen zijn een schijf te offeren door 3329, om daarna 2218 te spelen. Maar, zooals gezegd, zwart speelde 2328, waarop wit speelde 2721 zwart dwingende 2 schijven te slaan van 16 op 18. Wit sloeg nu 33 2 en 't spel nam 't volgende verloop Frans, ik weet iemand, die de tweede hypotheek op je huis wil geven. En kom je daar allebei voor over? Van Breugel hernam: Daar komen Betsie en ik expres voor over. En hij liet er op volgen: Weten de kinderen het? De vrouw van Frans met een zucht: Ach neen, Willem, zij weten niet hoe hij al jaren spartelt. En wat hébben wij er aan? Zij kunnen ons toch niet helpen. Kom, zei Van Breugel, laten we dan samen eens praten vóór ze thuis komen. Maar haal me eerst eens een flesch bier, ik heb dorst en het kan lijden. De vrouw van Van Breugel keek met een vreugdevol gelaat haar man aan. Het groote nieuws brandde haar op de lippen: Kom, zeg het hun maar. Frans begon te begrijpen dat er nog iets anders wa» dan die hypotheek. Eensklaps ging hem een licht op. Gaat Mientje soms trouwen? Van Breugel met de volle kin in zijn boord, als een man van gewicht: Als ze wil, zei hij. Dus hij is secretaris geworden. De oude secretaris leeft nog - maar als ze wil kan ze trouwen. En eensklaps van conversatie veranderend: Zeg me eens oprecht, Frans, hoeveel is de eerste hypotheek Na eenige aarzeling en na zijn vrouw met de oogeu toestemming te heben gevraagd, antwoordde Frans. Vijfduizend gulden. En die mag je aflossen als je wilt? Frans knikte/niet begrijpend dat onverwachte ver hoor. t Dan ken ik iemand, die je het geld zal zenden. Kom, Willem, sprak nu de vrouw van Van Breu gel, zeg het hun maar. Ik hen er mee bezig, wa3 zijn bescheid. Morgen zal ik je die vijfduizend gulden zenden en daar hoef je geen intrest voor te betalen en je krijgt het kapitaal van dien man cadeau ook. Wie wie is die man? vroegen Frans en diens vrouw tegelijk. Die man ben ik! En Frans ongeloovig: Jij Van Breugel, jij, met je elf kinderen! Ik met mijn elf kinderen en nu hoef je die twee de hypotheek niet te nemen, kom haal nou maar gauw een flesch haal maar een flesch wijn. Dien drinken we nooit, zei Frans, al sinds jaren heb ik 'm niet geproefd. Be tracteer. Maar man, ben je dan ineens.de loterij heb jullie in de loterij Neen schudde Van Breugel niks daarvan, maar zeg eens hoeveel zou je noodig hebben om je zaakje eens flink vooruit te schoppen, maar flink. Frans aarzelde, keek dan zijn vrouw aan, dan weer de zoldering, dan weer Willem. Deze hernam: Kom, noem de som en ik zal zien. Wel drieduizend gulden. Ik zal er nog drie bij doen, dat zijn er zes dat maakt met de vijf elf precies het getal van mijn kinderen. En hij lachte gelukkig en ging voort: Beschouw ze als een gift van mijn kinderen, van ieder duizend gulden, daar zullen ze later niets van merken. Erans stond op en stak de hand naar zijn zwager uit. Ik begrijp er niets van, Willem maar ik dank je hart. Eensklaps voelde hij de dikke armen van zijn zuster, de vrouw van Willem, om zijn hals en terwijl de goe dige ziel haar vreugde niet meer kon weerhouden zei ze, haar grooten broer een kus gevend: Hij is zoo goed, Frans, hij is zoo goed1 en daarom zijn we schatrijk. De deur ging open én de kinderen van Frans waren zeer verbaasd hun oom en tante te zién, tante nog om helzend hun vader, wiens steeds kommervol gelaat nu glimlachte. Dus, vroeg ik, dat geld kwam van die Engelsche? Dat geld, antwoordde de heer V., kwam van die Engelsche, mevrouw Douglass, die haar zoon door den dood verloren had en Van Breugel alles wat zij bezat vermaakt had. Alles wat zij bezat? En de heer-V. bevestigde: Alles. En was dat veel? Men schatte mijn oom op acht millioen. - Dus dat was je vader, die broer Frans? Ja, en mijn oom heeft mij zeer geholpen en aan hem dank ik, wat ik ben en wat ik heb en ik niet al leen. En daar de wind was gaan liggen en wij nog ge makkelijker konden keuvelen, vertelde hij uitvoerig van de wijze van weldoen van zijn oom. Deze-zelf en zijn zwager hadden hard moeten wer ken van den beginne af. Van Breugel was wel geluk kiger geweest en was ook beter onderlegd, en ook voortvarender, maar met het groote gezin was het toch dikwijls tobben geweest en het teruggaan van Wit Zwart 1. 24—29 2. 2—16 2. 29—34 Op 2933 wint wit 1643. 3. 16-43 3. 35—40 gedw. 4. 43 25 Vooral niet 43 30! 4. 40—44 5. 45—40 5. 44 35 (had de witte dam op 30 gestaan, dan had dit niet gekend). 6.2534 en wint. Als probleem geven wij ditmaal het volgende van een onbekenden auteur, ingezonden door den heer D. Winkel te Alkmaar. Probleem no. 62. Ingezonden door D. W. te A. Zw. 8, 9, 13, 15, 17, 19, 23, 26, 36, 45. W. 20. 28, 32, 34, 37, 39, 48, 49, 50. Oplossingen voor of op 27 Januari bureau van dit blad.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1910 | | pagina 6