DAGBLAD VOOR ALKMAAR EN OMSTREKEN.
De Zoon van het Volk.
No. 21.
Honderd en twaalfde Jaargang.
1910.
WOENSDAG
26 JANUARI.
FEUILLETON.
BINNENLAND.
Deze Courant wordt eiken avond, behalve op Zon- en
Feestdagen, uitgegeven. Abonnementsprijs per 3 maanden
voor P ^kmaar f 0,80; franco door het geheele Rijk f 1,
PJ hinderlijke nummers 3 Cents.
Prijs der gewone advertentiën:
Per regel f 0,10, Bij groote contracten rabat Groote
letters naar plaatsruimte.
Brieven franco aan di N. V. Boek- en Handelsdrukkerij
v/h„ HERMs. COSTER ZOON, Voordam C 9.
YotofoessHBOMff S.
BEHOUD VAN OUDE GEVELS.
ALKMAAHSCHE COURANT
De BURGEMEESTER der gemeente ALKMAAR
gelast, krachtens bekomen aanschrijving, den land-
weerplichtige DIRK VAK BRAAM, behoorende tot
de 26e compagnie landweer-vesting-artillerie, lichting
1904, om zich, op grond van het bepaalde bij art. 35
der Landweerwet, wegens het niet overeenkomstig art.
34 van genoemde wet voor den Districts-Commandant
verschijnen, op den Hen APRIL a.s., des namiddags
vóór 4 ure bij zijn korps te vervoegen, ten einde, voor
den tijd van DERTIEN DAGEN, IN WERKELIJ-
KEN DIENST OVER TE GAAN bij een der onder-
deelen van het 4e Regiment Vesting-Artillerie te
HELDER, waartoe hij zich op het gemelde tijdstip bij
den commandeerende-officier van genoemd korps be
hoort aan te melden.
De opgeroepene moet voorzien zijn van zijn ver
lofpas, het zakboekje en van zijne kleeding- en equipe-
mentstukken, voor zoover nog bij hem voorhanden.
De Burgemeester voornoemd,
G. RIPPING.
Alkmaar, 24 Januari 1910.
ALKMAAR, 26 Januari.
Het wapen van de stad Parijs is een schip, door de
branding omgeven en de daarbij behoorende spreuk
luidtFluctuat nee mergitur, d. w. z.Het schommelt
maar het zinkt niet.
Op dit oogenblik lijkt Parijs inderdaad een schip,
dat door den vloed bedreigd wordt zinken zal het
zeker niet, maar aanzienlijke schade krijgt het wèl.
Uit het water is de grootste stad op het vasteland
van Europa gegroeid. Haar oorspronkelijke naam
Lutetia (modderstad) heeft zij te danken aan het Sei-
ne-slijk. Wat haar eens tot bescherming strekte,
dreigt haar thans gevaarlijk te worden. De Seine is
woest geworden' onder haar dertig bruggen. Zij rukt
aan de pijlers en dringt de tunnels binnen. Maar al
moge zij een brug vernielen of een fundament vernie
tigen, dat kan eenig millioenen kosten, onoverkome
lijk is het tenslotte niet.
Ernstiger is echter een ander gevaar, n. 1. dat der
infectie. Het water van de rivier is volgens de tele
grammen reeds doorgedrongen in dé kanalen, die Pa
rijs van zijn afvoerstoffen moeten bevrijden, de vrees
is gewettigd dat er gevaarlijke ophoopingen zullen
plaats hebben, dat de riolen verstopt zullen geraken en
de stoffen misschien weer zullen terugkomen. En dan
is er nog een gevaar reeds heeft de politieprefect
gewaarschuwd„Men drinke alleen gekookt water"
er is water te over op het oogenblik, maar het is
niet zuiver, het bevat allerlei kiemen. En nu wordt
er in Parijs heel wat rivierwater gedronken. In tij
den van watergebrek was dit een gevaar, tijdens den
waterovervloed van thans is het dit echter nog in veel
ergere mate.
Het licht in de lichtstad dreigt op tal van plaatsen
uit te gaan reeds zijn bijv. in de Kamer noodlam-
pen geplaatst.
Nu is het niet de menschelijke geest die duisternis
verspreidt nu zijn er hoogere, nog onberekenbaar
der machten in het spel.
Er is nog meer. Reeds is het spoorwegverkeer in
vele richtingen belemmerd, reeds komen de toevoeren
voor de markt niet meer geregeld naar Parijs, reeds
stijgen de prijzen van het brood. Parijs is ditmaal
niet belegerd door Pruisische soldaten maar door het
water
Geen wonder, dat de ongerustheid van uur tot uur
toeneemt.
Maar aan den anderen kant doet het vreemd aan te
lezen, dat de hoog opgezwollen rivier de prikkelende,
opwindende aantrekkelijkheid van Parijs schijnt te
worden, dat automobielen steeds meer rijk gekleede'
dames en heeren aanbrengen, die het wreede schouw
spel van den verderf-brengenden vloed als een openba
re vermakelijkheid schijnen te beschouwen. Trouwens
is niet Parijs de stad van het licht èn van de licht
zinnigheid?
Tegenover de houding van deze menschen komt
des te sympathieker uit het gedrag van den president
der republiek.
De heer Fallières heeft met den minister-president
Briand de plekken, die het meest geteisterd werden,
bezocht en ondanks de onbegaanbaarheid der wegen
ging hij te voet naar de straten, die in poelen herscha
pen zijn hij eindigde te Ivry, waar hij in een bootje,
door de straten voer. Zeer was hij onder den indruk
van het verschrikkelijke schouwspel.
In nog veel droeviger toestand dan de hoofdstad zijn
de plaatsjes stroomopwaarts. Huizen storten in
to Sens in Yonne hadden 2000 personen bevel ont
vangen hun woningen te ontruimen, verscheiden hun
ner wilden desondanks weer binnengaan om nog hun
dierbare herinneringen of voorwerpen van waarde te
redden, de politie verbood dit evenwel en er ontstond
een gevecht, waarbij vier personen gevangen genomen
werden.
Ook in de Marne is de hooge waterstand schrikba
rend. Te Alfortville staan alle straten onder water;
er zijn 6000 personen gered, er moeten nog 10.000 in
veiligheid gebracht worden. Men spreekt van twee
slachtoffers. Wegwerkers, die aan het reddingswerk
medehielpen, zijn verdwenen; men vreest dat zij ver
dronken zijn.
Parijs zelf trekt nu eenmaal altijd bijzonder de aan
dacht. Maar men kan er staat op maken, dat ook de
provincie zwaar geteisterd is vermoedelijk zullen
we na ontvangst der nieuwste couranten daarover in
de rubriek buitenland nog wel het een en ander kun
nen mededeelen.
In elk geval vindt de weldadigheid op het oogenblik
in Frankrijk een groot en een dankbaar werk. Veel
geld zal er noodig zijn om den nood te lenigen. Reeds
worden er plannen daartoe ontworpen en reeds worden
er door republikeinsche en stedelijke overheid en door
autoriteiten groote bedragen gegeven, om de eerste
ellende weg te nemen.
door
BARONESSE ORCZY,
Schrijfster van „De Roode Pimpernel".
Naar het Engelsch door
ED. VAN DEN GHEIJN.
38)
„Het is alles nog het ergste niet", zei Bideshüt, een
zucht slakend, „wat verloren is, blijft verloren. Ik
kan geen intrest noch kapitaal der laatste leening af
betalen; het uitstel, dat gij en Rosenstein mij hebben
toegestaan, loopt deze week ten einde. Ik bezit geen
cent meer in de wereld, mijn beste landerijen staan
onder water, mijn veestapel is van den vreeselijken
schok in September jongstleden nog niet bekomen, en
mijn prachtig kasteel Bideshüt, waarin ik ben gebo
ren en hoop te sterven, zal in vreemde handen over
gaan de uwe van Rosenstein", liet de ongelukki
ge man er op volgen, op het punt van in elkander te
zakken. „Welk verschil maakt het voor mij of het een
boer is of een bouwer die mij uit mijn huis jaagt."
„Herinnert Uwe Edelheid zich niet wat u hebt ge-
teekend, in verband met de leening op dit kasteel
„Ik zeg je, man, dat ik nooit inzage heb genomen
van hetgeen ik onderschreef."
„Ja, dat weet ik", zei Andras met een zucht van
ongeduld, „maar u dient toch eenige voorstelling te
hebben van hetgeen u op dit oogenblik werkelijk schul
dig zijt voor die leening en de rente."
„Ik weet dat het daarvan ontvangen geld 100.000
florijnen bedroeg, dat er een woekerrente mee ge
moeid is, waarvan ik nog geen schepel tarwe of één
stuk vee heb afgedragen, en dat ik, met mijn vroeg
gewas onder water, geen kan9 zie ooit Rosenstein of
u iets af te dragen."
„Wij zullen omtrent hetgeen u mij schulig is later
tot een schikking komen, als we Rosenstein hebben
tevreden gesteld en uw kasteel uit zijn greep hebben
los gemaakt. Ik heb vandaag het geld niet bij me,
maar morgen spreek is hem, en krijg dan wel inzage
van alle papieren die hij onder zijn berusting heeft.
Laten we maar hopen, Edele Heer, dat het mij geluk
ken moge ze alle tot een billijken prijs machtig te wor
den. Ik ben niet uit geld geslagen, Zooals Uwe Edel
heid vaak gezegd hebt?" liet Andras er op volgen, „ik
dank den hemel echter dat ik nog genoeg heb u, wat
het kasteel betreft, als m ij n schuldenaar te mogen
beschouwen in plaats dat u bij éen ander als zoodanig
geboekt staat, en ik mag Uwe Edelheid wel verzeke
ren dat ik, wat de rente betreft, u niet zooals die
afzetter het vel over de ooren zal trekken."
Bideshüt vermocht nauwelijks den weergaloozen
dienst te schatten, dien de jonge boer zoo kalm hem
aanbood. Sedert de laatste maanden had zijn toestand
hem zoo hopeloos toegeschenen, had hij zoo grondig
en somber over zijn onvermijdelijken ondergang' ge
peinsd, dat de schemering van hoop, welke deze man
zoo zonder vertoon liet gloren, te flauw scheen om
door den donkeren sluier zijner ellende te kunnen door
dringen.
„Welke rente u ook toekomt", zei hij mismoedig,
„zou ik u niet kunnen betalen, zoolang vuur en water
beurtelings mij bevechten."
„Ik heb Uwe Edelheid gezegd, u niet lastig te zul
len vallen."
„Wilt gij mij vernederen met mij gunsten te bewij
zen?" vroeg Bideshüt gemelijk.
„Het ligt niet in mijn bedoeling wien ook te belee-
digen door vernedering, nu ik maar een boer ben",
zei Andras met een trots die de fierheid van Bideshüt
evenaarde, terwijl hij zich met zijn rijzige gestalte in
volle lengte oprichtte en den Heer van Bideshüt strak
aanzag. „Uwe Edelheid heeft mij verzocht u te hel
pen, en u zult wel het beste weten of u de eenige hulp
die ik in staat ben te bewijzen, kunt aanvaarden, zon
der iets aan uwe waardigheid tekort te doen."
„In de veronderstelling verkeerend dat g ij mijn
crediteur zijt, verzocht ik enkel tijd. Ik zie niet in
waarom gij, om mij te helpen, van uw geld afstand
STATEN VAN NOORD-HOLLAND.
In de gisteren gehouden buitengewone vergadering
van Provinciale Staten herdacht de voorzitter, mr. G.
van Tienhoven, met bijzondere waardeering en sym
pathie het overleden lid der Eerste Kamer, mr. S. A.
Vening Meinesz en wijlen het lid der Staten mr. W.
K. H. Mouthaan.
De leden verhieven zich hij deze rede van hun zit
plaatsen.
Daarop werd overgegaan tot de verkiezing van een
lid der Eerste Kamer in de plaats van wijlen mr. Ve
ning Meinesz. Gelijk reeds gemeld, is, werd gekozen
jhr. mr. J. Röell.
De vergadering werd hierop gesloten.
IIAAGSCHE WINKELIERSVEREENIGING.
In de gisteravond gehouden vergadering van de
s-Gravenhaagsche Winkeliers-vereeniging werd be
sproken het principe tot oprichting eener coöperatieve
inkoopsvereeniging van die artikelen, welke door elk
lid in eigen bedrijf gebruikt kunnen worden, ter ver
mindering der algemeene bedrijfsonkosten (in hoofd
zaak werd gedoeld op verpakkingsartikelen). Dit
principe vond van verscheidene kanten ernstige tegen
kanting. De voorzitter meende dan ook te moeten op
merken, dat de goede zijde van de coöperatie hier mis
kend werd en waar de onkosten op de winsten drukten,
moest men trachten zooveel mogelijk uit te sparen.
Ieder lid bleef evenwel geheel vrij zich bij een even
tueel op te richten vereeniging aan te sluiten.
Tenslotte werd besloten tot oprichting der vereeni
ging.
HUISINDUSTRIE.
Er schijnen bij het gemeentebestuur van Amster
dam ernstige plannen te bestaan de huisindustrie af
te schaffen voor de kleermakers die de gemeente-uni
formen maken.
GEMENGD NIEUWS
Het bestuur van de verfraaiings-vereeniging Delfia
te Delft heeft een begin van uitvoering gegeven aan
een poging om te voorkomen, dat nog- meer gevels of
gevelfragmenten, uit historisch-bouwkundig oogpunt
van belang, worden gesloopt of op andere wijze ver
dwijnen.
De Vereeniging richt daartoe tot eigenaars van be
doelde monumenten van bouwkunst een schrijven,
waarin op de waarde en beteekenis van hun bezit ge
wezen wordt, njet verzoek bij voorgenomen verbouwing
of verkoop van het huis daarvan aan de Vereeniging
kennis te geven, welke dan gaarne van advies zal die
nen omtrent behoud van het belangrijke.
Op verzoek van Delfia verklaarden zich de heeren ,A.
Ie Comte, prof. Henri Evers en M. A. C. Hartman,
gemeente-architect van Delft, bereid van advies te
dienen.
WEGGELOOPEN.
Uit het Vincentius-gesticht te Lisse is een 17-jarig
meisje weggeloopen. Sedert Vrijdag heeft men geen
spoor van haar gevonden. Het feit is te ernstiger om
dat met haar verschillende gouden voorwerpen zijn
verdwenen.
GOED TEEKEN.
Ten bewijze dat de gemeente Waalwijk, het centrum
van de schoenindustrie in de Langstraat, vooruit gaat,
zoudt moeten doen."
„Ik ben een ongehuwd man, Edele Heer", zei An
dras met onuitsprekelijke droefheid, „mijne brave
moeder en ik hebben het méér dan noodige aan le
vensonderhoud voor ons zeiven en voor hen die ons
het noodige vragen. Sparen pf geld over leggen is
niet mijn streven, wij moeten allen trachten elkaar te
helpen op deze onze schoone Laaglanden, opdat ze we
lig tieren en vruchtbaar blijven zooals God ze heeft
geschapen."
Bideshüt rustte met zijn ellebogen op de tafel en
bedekte zijn gezicht met beide handen, zoodat Andras
niet kon gewaarworden hoe fel hij zich van zijn tegen
woordige positie bewust was, hoe vernederd hij zich
gevoelde in zijn trots, door zoo met lijf en ziel als het
ware gebonden te zijn aan een, die beneden hem stond
en die bedaard hem de ernstigste les gaf, welke hij
ooit in zijn leven had ontvangen. Hij gevoelde zich
als een kind, dat berispt wordt; toch sloot hij hardnek
kig de oogen voor het feit, dat hij het slechts aan ei
gen schuld had te wijten aldus aan den rand des ver
derf s te zijn gebracht, en beschouwde hij al zijn ram
pen slechts als de onverbiddelijke hand van het nood
lot dat hem onvermijdelijk had getroffen.
Lange stilte heerschte er tusschen de twee mannen.
Andras wachtte totdat Bideshüt zich hersteld had, en
na een poos sprak hij
„Keurt Uwe Edelheid het goed, dat ik morgen Ro
senstein ga spreken?"
„Ja!.... Ja [".-antwoordde de landheer haastig.
„Ik ben u dankbaar, vriend. ja, zeer verplicht.
en.heb maar geen zorg.ik zal je alles spoedig
terugbetalen.... heel spoedig.... je plaatst je geld
tegen solieden waarborg. Het volgend jaar zal mijn
molen werken
„Daar kunnen we later op ons gemak over praten",
zei Andras minzaam; „als Uwe Edelheid mij veroor
looft wil ik nu heengaan; moeder wacht me met het
Paaschzondagsmaal, en de wegen naar Kisfalu zijn
zeer modderig."
„Oh! Ach! Ja! Ja!" hernam Bideshüt zenuwach
tig, „maar.... maar.... wil je niet.... een bete
kan dienen dat de plannen gereed zijn om eenige hec
taren weiland daar te herscheppen in een boulevard
met zijstraten. De boulevard zal recht tegenover het
spoorwegstation komen.
DE MOORD TE AMSTERDAM.
Het stoffelijk overschot van het te Amsterdam ver
moorde meisje Johanna van Driest is gistermorgen op
de Oosterbegraafplaats ter aarde besteld.
Honderden volgden den stoet tot op het kerkhof, en
schaarden zich daar om de geopende groeve zonder
eenige verstoring der orde.
Onder het neerlaten der kist zongen een twaalftal
meisjes, die met Johanna van Driest op hetzelfde ate
lier werkten, een lied. Daarna sprak de vader onder
algemeene ontroering, en het onstuimig geschrei der
vele aanwezige vrouwen, een woord van dank voor de
ondervonden belangstelling, nu zijn dochter gevallen
was door het wapen van een sluipmoordenaar. Daar
aan voegde hij toe een woord van ernstige waarschu
wing aan vele jonge menschen om voorzichtig te zijn
wanneer zij een verkeering beginnen: het lot zijner
dochter moge strekken tot afschrikwekkend voorbeeld.
En hij besloot met woorden van diepe deelneming in
de smart der ouders van den moordenaar, wier eenige
zoon hij is, en wien nog een vreeselijk en langdurig
verdriet te wachten staat.
Deze weinige uit het hart gewelde woorden maak
ten op alle aanwezigen een diepen indruk.
Nadat de meisjes bloemen in de groeven hadden ge
worpen, was de droeve plechtigheid geëindigd.
GERED.
De motorreddingsboot Jhr. Rutgers van Rozenburg
van de Noord- en Zuid-Hollandsche Reddingsmaat
schappij vertrok gisterochtend van Scheveningen om
hulp te bieden aan een in nood verkeerende vlet Sch.
112 ten Zuiden van de buitenhaven.
De bemanning der reddingsboot, schipper Klaassen
met 2 zoons, benevens de havenbedienden Overduin en
de Zwart en de monteur Kamps slaagden er in beide
personen aan boord van de vlet, den eigenaar Jongejan
en matroos te redden.
PRESSIE BIJ EEN VERKIEZING.
De besturen van de af deelingen Watergraafsmeer
van Patrimonium en de R. K. Volksbond hebben bij
burgemeester en wethouders een klacht ingediend te
gen den baas der gasfabriek en den opzichter-fitter,
wegens door deze beide werklieden uitgeoefende pres
sie op de overige gemeente-werklieden bij de verkie
zing van een lid en plaatsvervangend lid van het
scheidsgerecht.
Deze klacht wordt door burgemeester en wethouders
ernstig onderzocht.
AARDIG BEDACHT.
De Burgerij-Oommissie voor Waaloverbrugging te
Nijmegen, heeft een prentbriefkaart doen vervaardi
gen. „Een ontbrekende schakel" genaamd. Men ziet
op den achtergrond de stad Nijmegen, op den voor
grond de ontbrekende schakel een „Waalbrug."
't Idéé is heel aardig.
MOORDAANSLAG.
Gistermorgen had de koopman Gerrit Bussink in
zijn woning aan de Willemstraat, te Arnhem, twist
met zijn vrouw. De vrouw nam een mes en stak Bus
sink in de linkerzijde, daarna in zijn arm. Levensge-
broods met ons eten?.... met mij.... bedoel ik....
want, natuurlijk de gravin...."
Met eenig vermaak had Andras toegezien hoe de
arme man deze blijkbaar zeer onhartelijke uitnoodi-
ging doorworstelde. Hij was verweg te geslepen, om
niet te vermoeden welk een onwelkome gast h ij zou
zijn aan de tafel van den adellijken heer, maar ook h ij
was te trotsch om van Bideshüt's begrip van verplich
ting jegens hem, gebruik te maken. Hij stond op, en
gehuld in zijn wijden mantel, scheen hij met zijn rijzi
ge, breede gestalte in zijn fierheid hoog uit te steken
boven den ongelukkigen edelman, die een reeks voor
ouders tijdens zeven eeuwen kon aanwijzen.
„Ik dank Uwe Edelheid", zei hij, „met uw welne
men ga ik het middagmaal bij mijne moeder gebrui
ken. Ik zou bovendien niet graag de oorzaak willen
zijn, dat de edele gravin genoodzaakt was de gezegen
de spijzen afgezonderd van haren heer gemaal te nut
tigen."
„Wil je bij mij aankomen, nadat ge Rosenstein ge
sproken hebt?" vroeg Bideshüt, blijkbaar opgelucht.
„Ik zal u bepaald terstond de papieren brengen. U
zult blijde zijn die vernietigd te zien", zei Andras, ge
reed om te vertrekken.
Een oogenblik aarzelde Bideshüt. De gast, die ter
hulp was gesneld, toen alles verloren scheen, de man,
die den ondergang, welke voor de deur stond, had af
geweerd, was op het punt heen te gaan. De voorschrif
ten der gastvrijheid eischten dat men hem uitgeleide
doet en, volgens Hongaarsch gebruik, de „stijgbeugel
beker" hem door den gastheer wordt aangeboden, al
vorens hij den terugtocht aanvaardt.
Andras schikte den mantel over zijn breede schou
ders terecht, haalde zijn gordel aan, nam zijn muts
en maakte een buiging voor den landheer. Gyuri stak
zijn hand andermaal toe, welke door den boer, na een
onmerkbaar oogenblik aarzelens, werd aangegrepen.
in het volgend oogenblik was hij verdwenen, terwijl
zijn voetstappen weerklonken op den marmeren vloer
der hal. De oude Jankó bood hem den stijgbeugel-be
ker aan, die door Andras werd geweigerd. Aan het
venster der bovenkamer zag Bideshüt zijn crediteur
met beschaamde blikken na.
Wordt vervolgd.