DAGBLAD VOOR ALKMAAR EN OMSTREKEN De Zoon van het Volk, Honderd en twaalfde jaargang. No. 23 1910. Deze Courant wordt eiken avondbehalve op Zon- en feestdagenuitgegeven. Abonnementsprijs per 3 maanden voor f ©„80$ franco door het geheele Rijk f 1, Af aderlijke nummers 3 Cents. VRIJDAG o— Prijs der gewone advertentiën: Per regel f 0,10. Bij groote contracten rabat Qroote letters naar plaatsruimte. Brieven franco aan cte N. V. Boek- en Handelsdrukkerij v/h. HERMs. COSTER ZOOM, Voordam C 9. 28 JANUARI. Stede ijk Museum De misdaad van het kind. FEUILLETON. BINNENLAND. 8 e m e m n s O' w YetetooanaauMr S. BAKKERSWET. ALKMAABSCHE COURANT. u^aasai jgjj FAMILIÈKAARTEN a 1, toegang verleenende aan den houder, zijne huisgenooten en logé's geduren de het jaar 1910, kunnen aangevraagd worden ter secretarie der gemeente. Er is waarschijnlijk geen klacht, zoo algemeen, zoo van alle kanten aangeheven, met zooveel nadruk voort durend door herhaald, als de klacht over de toeneming van de misdadigheid bij de jeugd. Zij komt in de eerste plaats uit de allergrootste ste den. Uit Parijs hoort men in den laatsten tijd van allerlei sensatiegevallen. Een jongen van 19 jaar pleegt met een van twintig jaar een moord op een con cierge. In een anderen sensatiemoord is de dader nog geen 18. In Montmartre vindt men een dievenbende van staatsburgers tusschen de 10 en 15 jaar, waarvan het hoofd een meisje van 14 jaar was, dat ongeoorloof de betrekkingen met de geheele bende onderhield. En gelijk het te Parijs is, gaat het te Londen, Nieuw-York en Berlijn. Het meest geschreven over deze zaak wordt er zelfs in de Duitsche hoofdstad, waar velen van meening zijn, dat de overal te voor- schijn tredende crimineele losbandigheid der jeugd slechts zal zijn te verhelpen door een staatsdwangop- voeding, die ook na de schooljaren de jongelui .althans 's avonds onder appèl houdt. Intusschen het zijn wel vooral maar toch niet uit sluitend de groote steden, waar dit ongelukkige ver schijnsel zich voordoet. Ook van het platteland komen van tijd tot tijd onrustbarende staaltjes van de toene ming der criminaliteit onder de jeugd. En ook hier is het eene land voor zoover ons bekend niet gelukkiger dan het ander. Ook hier hetzelfde leelijke verschijnsel overal. Wat is de verklaring van dit verschijnsel, en welke middelen zijn er om daarin verbetering te brengen De vraag is gemakkelijker gesteld dan beantwoord. Dus hoort men velerlei antwoorden. De een ziet de oorzaak in de stelselmatige bevordering van ontevre denheid door bepaalde 'politieke partijen. Zoodoende, aldus redeneert men, wordt het huisgezin ontevreden en onrustig, de kinderen hooren altijd mopperen en schelden en een eventueel aanwezige kwade aanleg door BARONESSE OROZY, Schrijfster van „De Roode Pimpernel". Naar het Engelsch door ED. VAN DEN GHEIJN. 40) Het bleek dat Andras ooren had naar het betoog van den man, want met over de borst gekruiste armen luisterde hij, na de zweep op tafel te hebben gelegd. „Zooals ik reeds zeide," hernam Rosenstein, wiens stem nu vast en beraden klonk, „weet ik niet wat men u al zoo heeft verteld. Maar ik zal het u zeggen hoe het is gegaan, en de waarheid ervan kan ik be zweren bij al wat ons heilig is. De edeleheerliadnoodig geld, een boel geld. U kunt u misschien niet voorstel len hoeveel florijnen heeft ingeslikt de wonderdadige molen, die nog niet heeft gemalen duizend schepels graan. U waart bereid Zijn Edelheid te leenen meer dan een billijk bedrag, eerst met Kisfalu als waar borg, toen Bideshüt, eindelijk Zarda. Ik ben een arme stakker en geen landbouwer-pachter, maar ik zeg het eerlijk, het geld door u geleend was eens zoo veel als de waarde van het land. Maar die adellijke heer had meer noodig, oneindig meer; zijn fabriek, zijn machi nerieën, zijn verbeteringen zwolgen op het geld, en als de kindereters waarmee men bang maakt het kleine grut, verlangden ze, als alles was verzwolgen, nog meer. De eigenaar' van Bideshiit, Kisfalu en Zarda had geen land meer om te geven als onderpand; ik kon niet, als hij meer verlangde, vragen u, geachte heer, nog te leenen een supplement.... Nah.... ik had gespaard eenig geld. Zonde is dat niet. Uw vader, gezegender aandenken, heeft gestopt een paar millioen in een wijnvat. Het mijne verzonk in de grondlooze zakken van een adellijk Hongaarsch edel- wordt ontwikkeld. Anderen wijzen de couranten, die speciaal werk maken van het uitpluizen van bepaalde sensatiegevallen, aan als de oorzaak van het kwaad. Zoo'n sensatieblad zou voor de jeugd een leerschool in criminaliteit zijn. Weer anderen gaan de openbare school te lijf. De kinderen leenen er schrijven, rekenen en lezen, doch krijgen er geen houvast. In plaats hun ontzag voor de overheid, bescheidenheid in hun optreden, orde geleerd wordt, leeren zij er te goed gevoelen dat vele onder wijzers dat ontzag, die bescheidenheid niet bezitten, veeleer critisch en ontevreden gestemd zijn. Er zijn nog andere verklaringen van de toenemende criminaliteit. Sommigen schrijven die op rekening van den tegenwoordigen economische n toestand der maatschappij. Verbeter dien toestand, zeggen zij, en als met een tooverslag zult gij de criminaliteit verdwe nen vinden. Neen, zegt weer een andere partij, de fout zit erin, dat gij te zachtzinnig zijt tegen de mis dadigers. Gij straft niet afschrikwekkend genoeg. De lui zijn niet bang genoeg meer voor de gevolgen van hun misdaad. Wat is nu van dit alles de ware reden? Natuurlijk zoeken velen in de hier objectief weerge geven verklaringen diegene, welke het meest past bij hun temperament en levensopvatting en staan zij dan dadelijk klaar met de verklaring, dat de door hen er uit genomen oorzaak de oorzaak is. Doch zoo komen wij niet tot een meer objectieve, meer wetenschappelijke verklaring van het verontrus tende verschijnsel. Daarvoor is dieper studie, grootere veelzijdigheid en ernstiger vergelijking noodig. Met name verwachten wij hier nog al wat van vergelijkin gen tusschen verschillende landen. Niet overal bestaat het kwaad in dezelfde mate, terwijl niet overal dezelf de oorzaken aanwezig zijn. Nemen wij een voorbeeld: echte sensatiebladen vindt men heel veel meer in de groote centra van Amerika, Engeland en Frankrijk dan b.v. in ons land of in Duitschland. Daarbij pleiten wij de pers der laatst genoemde landen niet heelemaal vrij van die zucht naar sensatie. Doch de drukte, die er in enkele Parijsche, Londensche of Amerikaansche bladen over een „beroemde zaak" gemaakt wordt, de geweldige verslagen, eindelooze interviews, de vele il lustraties enz. enz. vindt men ten onzent slechts bij hooge, hooge uitzondering. Op deze manier zou men ook een onderzoek naar het voorkomen van de verschillende andere oorzaken in verschillende landen kunnen instellen en dan zou men daaruit wellicht conclusies kunnen trekken. Het verschijnsel lijkt in elk geval belangrijk genoeg om deze zaak eens spoedig te maken tot het voorwerp van een internationaal wetenschappelijk onderzoek. Want het is wel een van de droevigste verschijnselen van dezen tijd, die zoo gaarne op zijn beschaving prat gaat, dat de jeugd hoe langer hoe meer tot bandeloos heid en verder - tot criminaliteit komt. Is dit al leen maar een tijdelijke reactie die wij met het goede moeten meenemen, of zijn hier diepere oorzaken aan het werk, die het nog noodzakelijker maken, dat er hoe eer hoe beter en dan krachtig ingegrepen wordt? Ziehier een van de voornaamste vragen van den te genwoordigen tijd, welke na een internationaal, onpar tijdig en deskundig onderzoek beantwoord moge wor den. schelijk is, dat de Staat de kosten van voorbereiding van den aanleg van waterleidingen op zich neemt. Hij wenscht als regel de zaak geheel voor rekening der ge meenten te laten. Alleen dan, wanneer gemeenten onmachtig zijn de zaak uit eigen krachten tot een goed einde te brengen, zal hulp overwogen worden. Voor toekenning van rijkssubsidie wordt in het al gemeen slechts de voorwaarde gesteld, dat de vereeni ging zich de bestrijding van de tuberculose recht streeks ten doel stelt. De Minister overweegt, of niet van regeeringswege een onderzoek behoort te worden ingesteld naar de duurzame resultaten („die Dauer-Resultaten, the af ter-results") die met de behandeling van lijders aan tuberculose in sanatoria in ons land verkregen worden. In het gesticht te Medemblik worden bij voortdu ring alle maatregelen, die van psychiatrisch standpunt geoorloofd zijn, genomen ter voorkoming van ont vluchting der patiënten. Bij het opmaken van de plannen voor de aanstaande verbouwing van het ge sticht zal in het bijzonder worden nagegaan, of de omheining al dan niet voldoende is te achten om ont vluchting te beletten. 1 De commissie die op verzoek van het departement Amsterdam der Maatschappij van Nijverheid de ont werpen van wet tot beperking van Zondagsarbeid en nachtarbeid in broodbakkerijen en tot instelling van bakkersraden heeft bestudeerd is met de grootst mo gelijke meerderheid tot de conclusie gekomen, dat de wettelijke regeling van den arbeid in broodbakkerijen, zooals die door den minister Talma is. voorgesteld, geen aanbeveling verdient. BEHOUD VAN NATUURMONUMENTEN. Z. K. H. de Prins der Nederlanden heeft aanvaard het beschermheerschap van de Vereeniging tot behoud van natuurmonumenten in Nederland. VOLKS- EN SCHOOLBADEN. In de conferentie van de Nederlandsche Vereeni ging voor Volks- en Schoolbaden, den 9en Mei 1908 gehouden, werd besloten tot het doen samenstellen en uitgeven van eene „Bijdrage tot de kennis van de Ne derlandsche Volksbaden." De heer J. O. H. Fischer belastte zich met de samen stelling en het resultaat van zijn onderzoek is thans in boekvorm verschenen. Daaruit blijkt dat in Nederland het aantal volks badhuizen, dat zijn die welke in elk jaargetijde te ge bruiken zijn en waarvan de tarieven zoo laag zijn dat zij ook door minvermogenden kunnen bezocht worden, 25 a 30 bedraagt. Het aantal volksbaden, kuip- en stortbaden te zamen dat in Nederland in 1907 geno men werd is ongeveer 400.000. De stijging in het aan tal volksbaden wordt gaandeweg geringer. De heer Fi scher acht in verband daarmede dringend noodzakelijk bet bevorderen van volksbaden en meent dat dit moet geschieden door: a. propaganda door woord en ge schrift; b. het geven van schoolkinderbadenc. het stichten van fabrieksbaden; d. baden aan militairen; e. steun van overheidswege; f. de .volksbadhuizen zoo goed en goedkoop mogelijk te bouwen en te exploitee- ren. Het indirecte doch zeer groote geldelijke voordeel dat volksbaden voor de maatschappij opleveren, zegt de schrijver, weegt ruimschoots op tegen den dadelij- ken geldelijken steun dien zij van overheidswege be hoeven. Aan den steun door gemeenten te verstrekken heeft de heer Fischer enkele stellingen gewijd. Een dier stellingen luidt: „Eene gemeente kan den bouw van een badhuis zeer bevorderen door het garandeeren van het aankoopeu van de aandeelen, wel ke door de ingezetenen of door anderen, in het stich tingskapitaal worden genomen. Die aankoop kan zich over een lang tijdsverloop, b. v. 25 jaar uitstrekken." DE HEER VAN KOL OP REIS. De heer Van Kol heeft de reis aanvaard, éérst naar Tunis en Tripoli, om dan verder te gaan. Het doel dezer reis is een studie te maken van het inlandsch onderwijs in die koloniën, van de watervoor ziening, van de Rennaissance van den Islam en de hervormingsbeweging in die (evenals onze O.-I. kolo nie) Mohammedaansche landen. STAATSBEGROOTING VOOR 1910. Aan dé memorie van antwoord van den minister van binnenlandsehe zaken ontleenen we het volgende: De Minister deelt in het gevoelen, dat het niet wen- EEN RAADHUIS OP DEN DAM. I De heer Ch. E. H. Boissevain heeft bij den Amster- damschen Raad het volgende voorstel ingediend: J „De Gemeenteraad van Amsterdam noodigt B. en W. uit, een onderzoek in te stellen naar de mogelijk- i heid, om op het, bij de nieuwe indeeling van den Dam aan de oostzijde beschikbaar komende terrein, een t nieuw Raadhuis te stichten." NETTE MENSCHEN. Omstreeks 8 uren. gisterenavond heeft de politie te Rotterdam, met gebruikmaking van sabel en gummi stok, op het van Hogendorpsplein en den Coolsingel voor het Ziekenhuis een volksmenigte van enkele hon derden personen uiteengedreven, toen men uit die menigte met stukken ijs naar twee agenten van politie gooide, die een zeeman wegbrachten omdat hij de be velen der politie weigerde op te volgen. Uit de menigte werd daarbij herhaaldelijk geroepen „gooit ze dood!" DE WOGNUMMERS TE ANTWERPEN. De Wilhelmina-Vereeniging te Antwerpen (voorz. de heer Van den Berg, consul-generaal) heeft het cap- pellakoor „Jacob Kwast" uitgenoodigd een concert te geven. Dit concert is en hoe kon het anders een waar succes geweest. De bladen schrijven er met onver- deelden lof over. De N. Rott. Ct. ontving een aardige beschrijving, waarvan we het begin hier laten volgen: De groote deugd van deze N o o rd-Ho Handera is hun echtheid. Zooals zij daar op rijen naast elkaar ston den geschaard, de maagdelijnen blank, gouden ge helmd en blank gekuifd, de gelaten blank en de oogen, de teerblauwe Hollandsche oogen, vol van een wij dingsvolle aandacht, opgericht tot hun, even eenvou- digen en als religieus—devotelijken, leider Willem Saaizoo staan zij thans in onze genegen herinnering geprent, als iets eenvoudig-moois, iets echts. Een stille bekoring ging uit van die slanke meisjes figuren, geheel in 't wit. Een prachtig kopje dat Jan Veth indertijd geteekend heeft vond ik er onder terug. Men dacht aan de musiceerende engelen van Memlinc, uit ons museum. En 'k meen wel, dat Hans verschei dene onder deze Wognumsche maagden gaarne voor zijn Ursula-rijve had geconterfeit. De mannen waren ook sympathiek. Daar waren kop pen onder voor Jan Toorop: zoo een oude schipper met ringbaard, uit wiens mond de woorden van 't oud Hollandsch liedje alweer zoo echt klonken: „hou jc roer recht," trouwens meest allen strakke, ernstige koppen, onvervalscht Noordhollandsch, en nit die hoofden van landelijken eenvoud stemmen van teer heid en vastheid. Daar kwamen uit die stoere man man Maar, wil u nadenken, i k had geen onder pand. alleen van den landheer den doorlchtigen naam, aan den voet van een stukje papier. U hebt verstand van die zakenhoe slechter het onder pand. te zwaarder de rente.Ik verlangde niet te scheiden van mijn geld, alleen om te voldoen de grillen van een kwaadaardig, kwistig heer. Ik had ook geen reden om hem te zijn welgezind, want ieder maal als ik weigerde hem voor te schieten, al het geld dat hij noodjg had, ik kreeg ransel van zijn lakeien. Llij heeft eenmaal ook mij gedwongen te overtreden de wetten van mijn godsdienst en zwijnevleesch ge stopt in mijn keel, om te laten lachen zijn keukenmei den.... zoo waarachtig als God! Ik kon hem niet uitstaan.maar ik heb hem geld geleend. tegen rentebillijke renteu moet mij beoordeelen rechtvaardigen overwegenik had geen on derpand." Rosenstein had dit buitengewoon samenraapsel van leugens met volmaakt zelfbeheer aan den man ge bracht. Al zijn zenuwachtigheid was verdwenen, en naarmate hij voortging met zijn verhaal, getuigde zijn uiterlijk van zooveel waarheidsliefde, waren de om standigheden zoo absoluut aanneembaar, dat Andras totaal de kluts kwijt was. Meer en meer in de war geraakt, trachtte hij de gedachten van den man onder diens masker van vervolgde onschuld, te lezen; zijn eerlijke rechtschapen inborst weigerde het doorslaand feit te snappen, dat een van beiden de landheer of Rosenstein hem een volmaakt samenstelsel van leu gens op de mouw had gespeld. Eenvoudig en eerlijk, was het zijn innig verlangen rechtvaardig te zijn; als het op billijkheid aankwam, hadden naar zijn meening, Rosenstein en den edelman gelijke aanspraken om ge loofd te worden. Door zijn beroep was Rosenstein er aan gewoon ge raakt iedere verandering in een menschelijk gelaat op te merken. De scherpe oprechte oogen van den jongen boer warén de spiegel zijner ziel, en Rozenstein ontdekte spoedig dat zijn relaas voor Andras voldoen de schijn van waarheid bleek te hebben, althans diens overtuiging van zijn schuld deerlijk had geschokt. „Op stuk van zaken, als het erop aankomt", hernam Rosenstein na een poos, „neem ik niet aan dat u slaat geloof aan mijn beweren, zonder te hebben bewijzen in handen. Hier zijn de papieren, hebbende betrekking op drie leeningen die ik heb afgesloten met den land heer. Ze zijn geteekend Gyuri Bideshiit.... hij zal toch niet loochenen zijn eigen handteekening, hij kan dat nietik weet niet, wat hij u al zoo heeft voor gepraat een mensch die niet heeft eerbied voor God en gebod, kan niet hebben eerbied voor waarheid ....maar zijn handteekening ontkennen, neen.... dat kan hij niet!" „Hij ontkent ook niet zijn handteekening, maar hij zegt dat je hem twee papieren hebt laten teekenen, waarvan hij nooit inzage heeft genomen. Hij erkent de ontvangst van het geld en dat hij heeft toegestemd in de betaling van de woekerrente, door jou er in be dongen, maar, al ontkent hij zijn handteekening niet, hij houdt toch stokstijf vol van den inhoud niets te weten." „En u, geachte heer, die toch wel hebt verstand van zaken, gelooft u waarachtig dat iemand zal zijn dwaas genoeg te zetten zijn naam onder papier zonder te we ten wat er in staat?" vroeg Rosenstein schouderopha lend. De man had misschien zelf zich niet ervan be wust met deze vraag zijn hoogste troef uitgespeeld. Geen twijfel, of het wilde den boer voorkomen dat de bewering van Bideshiit, geen kennis te dragen van wat de papieren inhielden, positief een praatje was. Alhoewel hij tot op het oogenblik dat hij Rosenstein hierover aansprak, steeds aan de bewering van den landheer geloof had geslagen, kwam hem deze, nu Rosenstein er een loopje mee nam, geheel ongegrond, bepaald onmogelijk voor. Andermaal nam hij de papieren van de tafel, en las ze zeer aandachtig door, terwijl zijn gezicht al meer en meer verlegenheid uitdrukte. Ze getuigden wel ten volle van hetgeen de man beweerde; hoewel Bideshüt de schuld erin erkende en toestemde de bedongen woe kerrente te betalen, werd toch hoegenaamd niet van een waarborg erin gerept. Met een triomfantelijk air sloeg Rosenstein de uitdrukking van Andras' gezicht gade. „Na den brand, geachte heer, toen de landheer meer noodig had geld en ik begon te begrijpen dat mijn spe culatie zoo waarachtig werd gewaagd spel, heb ik ge- ëischt het kasteel en erve van Bideshüt als onderpand voor de volgende leening. In mijn eigen belang was ik genoodzaakt het te doen, om te hebben een wapen dat zweeft over zijn hoofd. U zult zich willen herin neren, het is de eenige zekerheid die ik heb voor de massa geld die hij heeft geleend van mijals ik houd vast dat pand, ik kan dwingen de betaling van rente op andere leeningen. Ik weet dat de adellijke heer niet wil doen afstand van het huis, zoolang hij bezit een schepel tarwe om mij toe te werpen als ik val las tig mijn schuldenaar." „Ik heb er over gedacht de leening op het kasteel van je over te nemen", zei Andras, „en heb het geld ervoor meegebracht." „Hoe kan u, geachte heer, krijgen zulk een denk beeld?" zei Rosenstein verbaasd. „Als ik laat varen die eene zekerheid, wat kans heb ik, niet alleen van ooit te zien een florijn van het kapitaal, maar ik kan ook niet dwingen betaling van rente? U, geachte heer, houdt vast Kisfalu, Bideshüt en Zarda als pand, wat blijft er voor mij „Als jij beslag legt op het kasteel Bideshüt en den landheer met zijn gezin uit hiyi woonstee drijft, heb je geen betere kans het restant te krijgen van hoofd som en rente, en zul je naar je zeggen 950.000 florij nen hebben betaald voor kasteel, park, een paar stal len en een drietal akkers." „Het is een gerieflijke woning", zei Rosenstein kalm. „Ik kan er me in opschieten, als ik wil. Ik ben een arm man met weinig behoeften; van den tuin en het veld krijg ik het noodige om te houden het le ven." „Maar manHet kasteel zal in puinhoopen vallen, als het niet bewoond wordt. Tjen jaren nog, tenzij je het behoorlijk onderhoudt, zullen je 950.000 florijnen even zooveel stuivers vertegenwoordigen." Wordt vervolgd.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1910 | | pagina 1