r
Long Hersteller.
Een storm in een glas water.
De Handschoen,
Hei tnegst moderne, best bekende en
succesvolste geneesmiddel ter
Wereld tegen
W. T. OWBmÖGE, Ud
Monsters worden gratis en franco toegezonden door den Heer
HUISMAN, Javastraat 8082, Amsterdam.
Herinnering van egn politiebeambte,
JÊbéM
gewind te Utrecht, D. W. te B„ J. Deuzeman te Bro
de riks oord, S. te S., B. Bak te Groot-Schermer, J.
Reeser te Voorburg, A. Tates te Ileiloo, C. Slot Kzn.
te Broek op Langendijk, „Schaaklust" te Koedijk, O.
Boomsma te Kampen, G. Fijth en O. L. Strick van
Linschoten te Bunnik.
In het „Deutsches Wochenschach" van 23 dezer
wordt door Ernst Altman1) te Parijs, lid van de Mün-
chener en Heidelberger Schaakclub een lans gebroken
voor „Probleemtemtoonstellingen," door den Duitschen
Schaakbond' te houden.
De bedoeling van den schrijver is, dat de Duitsche
Schaakbond bijv. om de 4 jaar een boekje uitgeeft
waarin de problemen prijken, gedurende de vier laat
ste jaren geconponeerd en die tot doel aan eon com
missie van beoordeeling gezonden waren. Bedoelde
oommissie zou dan vooreerst de problemen te rang
schikken hebben volgens hunne klasse bijv. een klasse
van miniatuurtjes (maximum 12 stukken), een klasse
van problemen waarvan de probleemgedachte op den
voorgrond treedt, vaak ten koste van matreinheid en
economie enz. enz.
Is deze rangschikking gereed, zoo zou aan elk der
problemen een plaats moeten gegeven worden overeen
komstig hunne waarde en in genoemd boekje alleen
de uitstekende en de goede problemen moeten opge
nomen worden.
Gaf de Duitsche Schaakbond nu bijv. om de 4 jaar
zulk een werk uit, zoo zouden de problemen in dit
boekje telkens een beeld geven van het beste wat in
die 4 jaar aan problemen was uitgekomen. Bovendien
had men een nauwkeurig overzicht van de schaakru
briek en het jaar der 1ste publicatie.
Aan zulk een „Problemschau" zouden ook nog an
dere voordeelen verbonden zijn. Bijv. lo. De schaak
rubrieken zouden veel meer goede problemen kunnen
publiceeren dan tegenwoordig. Immers nu derven
zij vele goede problemen, die in probleem wedstrijden
worden ingezonden en dus eenvoudig niet gepubli-
oeerd kunnen worden. 2o. Door de vele problemen,
die nu in temooien werden ingezonden is het niet mo
gelijk de eerste phases van deze te publiceeren, noch
van andere, dikwijls nog diepere vormen. Want waagt
men zich daaraan, zoo kunnen daar groote onaange-
jiaamheden uit voortvloeien.
De schrijver vestigt op dit denkbeeld de aandacht,
niet alleen om de gedachte op zich zelve, doch ook om
het feit dat een probleemtornooi van een groote cor-
porati, zooals de Duitsche Schaakbond, zich tegen
woordig eigenlijk in niets onderscheidt van een wed
strijd der eerste, en beste schaakrubriek, behalve dat
d» prijzen wat hooger zijn.
En dit acht hij verkeerd. Indien een reuzenlichaam
een wedstrijd uitschrijft, moet deze ook een bijzonder
karakter dragen. En aangezien dit laatste moeilijk te
verkrijgen is, indien de D. S. B. de probleemwedstrij-
den blijft uitschrijven, zooals dit te doen gebruikelijk
is2) zoo moet er wat anders op gevonden worden.
Daarom „Probleemtèntoonstellingen 1"
Het. bovenstaande is uit den aard der zaak een zeer
beknopt résumé voor hetgeen wij in het D. W. lazen.
Wij hebben begrepen, dat er een internatio
nale tentoonstelling bedoeld wordt en dit vinden wij
eigenlijk onlogisch.
Stel de Nederlanilsehe Schaakbond neemt het denk
beeld over, wat is dan het belang van dezen bond?
Niet o. i. dat in het uit te geven boekje problemen
prijken van meesterwerken bijv. uit Bess Arabië, doch,
dat. zij de beste problemen laat zien, door zijne leden
gecomponeerd, zouden wij denken.
Immers een bloemlezing der problemen van zijne le
den, bijv. elke vier jaar uitgegeven, heeft waarde voor
onzen bond als zoodanig. Dan kan eventueele voor
uitgang met vreugde geconstateerd worden of kun
nen er maatregelen ter verbetering genomen worden
indien het omgekeerde het geval is.
En met deze of een dergelijke beperking schijnt ons
het denkbeeld nog zoo kwaad niet toe.
Stel er wordt besloten elke vijf jaar zulk een boekje
uit te geven waarbij het maximum bijdragen voor elk
bondslid op tien wordt bepaald. Er komen nu bijv.
300 problemen in waarvan er 80 door de commissie
voor gemeld werkje worden aangenomen. Nu gaat de
commissie aan het schiften volgens de klasse der pro
blemen en is zij daarmede gereed, zoo wijst zij van el
ke klasse twee als de beste aan, die dan b.v. reap, de
zilveren en de bronzen bondsmedaille bekomen.
Dan heeft men met betrekkelijk geringe kosten een
80-tal opgaven verzameld, die een juist beeld geven
van de werkzaamheden der bondsleden op probleemge
bied gedurende een vijftal jaren en bovendien meer
dan waarschijnlijk in gemiddeld gehalte boven die
80 problemen zouden staan, welke in een internationa
len wedstrijd bekroond of voor publicatie geschikt ge
acht waren.
De commissie, met het onderzoek belast, heeft be
slist een tijdroovenden en lastigen arbeid. Zij mist
intusschen de groote angst, dat wat zij tot. het beste
van den wedstrijd rekende. incorrekt zal zijn.
Het Zweedsche dagblad, dat den wedstrijd uitschreef
waarin No. 221 den eersten prijs behaalde, draagt den
naam van „Sydsvenska Dagbladet Snallposten." Al
dus vonden wij dezen ten minste in het British Chess
Magazine.
Correspondentie. H. J. d. H. te A. Indien
wij vóór 6 Eebr. a.s. niets hooren, nemen wij aan, dat
gij met ons t. o. van den zoon Albions accoord gaat.
Hartelijk gegroet. B. B. te G. S. Eindelijk hebben wij
de fout ontdekt en haar verbeterd. Wil ons veront
schuldigen s. v. p.
1). Waarschijnlijk een pseudonym.
2). Denk bijv. eens aan de teleurstelling zoo een der
beste wedstrijdproblemen incorrect blijkt te zijn.
(Eed.)
INGEZONDEN MEDEDEEL1NGEN.
HOfLEVtRANCIiR
Onmisbaar voor Sprekers, Zanoers en alle,
die aan Zwakheid der keel lijden.
WAARSCHUWING: Eisch beslist „Owbrldge"
en neem geen andere.
Heti» debtiSf, goedkoopste en veiligste weg tergenezlog.
Vervaardigd door
Fib.ifc.iVten, The Laboratory, HULL.
Gevestigd 1874.
Veritrllgbaar igfyf) 67ty cent» bi)
alle Apothekers en Drogisten of
bilden AgentF HUISMAK,
lavastraat 32,
Amsterdam.
OWBRIDGE's LONGHERSTELLER i« o. a. verkrjjgbaa* t. A1 km» ar bijNJEr
ROP 8LOTHOUBER, Langstraatte IJ m u i d e n bg H. SANT, Willemaplem, H. SUK, Bloematraat
te Vetseroord bij: H. 8UK, in drogerijen.
Vrij naar het Engelsch.
van ADA LEONORA HARRIS.
Het was hun eerste, ja hun allereerste twist. Luis
ter hoe de zaak zich toedroeg. Zij hadden Veel plei-
zier gehad met het in orde maken van hun gezellig
salonnetje en hadden de meubels eindelijk naar hun
zin geplaatst. De piano was wel zesmaal verplaatst,
totdat zij eindelijk tot het besluit gekomen waren, dat
het onmogelijk op een andere plaats kon staan dan in
het hoekje tusschen het raam en den schoorsteen. De
enkele gravures die zij rijk waren, hadden zij ook al
menigmaal op een andere plek gehangen, totdat ein
delijk alles in orde was en de photografiën in zilveren
lijstjes op hun voordeeligst uitkwamen.
Toen trokken zij het canapeetje vlak voor het vuur
voor het eerst was er vuur aangemaakt in dien ge-
wijden haard en zij nestelde zich met een zucht vau
welbehagen in de lekkere, zachte zijden kussens, ter
wijl hij op het haardkleed stond en als de heer des
huizes met gewichtig gezicht stond rond te kijken.
„Zeg, lieveling", zeide hij na een oogenblik van na
denken, „ik weet toch niet of ik het portret van oom
Jozua daar graag op de piano zie staan. Het is een
mooi lijstje, maar een heel muzikaal gezicht heeft de
man niet."
„Kijk eens aan, ik wou juist dezelfde opmerking
maken 1" riep zij uit. „Ik denk dat het in zijn bakke-
zij
in
te
baardjes zit. Een bakkebaard geeft altijd zoo iets.,
ze, vindt je niet?" voegde zij er eenigszins raadselach
tig bij.
„Ja juist. Ik wist wel dat jij het ook zou vinden.
Als wij hem eens op den schoorsteen in de eetkamer
zetten
„Naast den porseleinen tabakspot", viel zij hem op
gewonden in de rede.
Hij zag haar met liefde en bewondering aan.
„Het is verwonderlijk", zei hij, „het is eenvoudig
verbazingwekkend dat je altijd precies weet waar ik
over denk."
Met een blik van vereering zag zij tot hem op.
„Dat doe ik natuurlijk lieve man van mij. Ik ben
immers je vrouw", voegde zij er zachter bij.
Die entre acte die toen volgde zal ik maar niet be
schrijven. Daarna hief hij zich op en zijn oog viel op
den pook een aardig, klein koper pookje dat
kalm en rustig naast een aschschop op de artistieke
blauwe tegels van den haard lag. En toen hij daar
naar stond te kijken, kwam er een zeer natuurlijke
lust in hem op: de nabijheid van vuur en van een pöbk
zal zulk een begeerte opwekken bij iederen man.
Hij nam den pook op, balanceerde er een oogenblik
je mee in zijn hand en was op het punt zijn begeerte
te voldoen, toen
„Jack! lieve man!" klonk een scherpe stem in zijn
poren. „Je gaat het vuur toch niet oppoken met
dien pook?"
Vol verbazing zag hij haar aan. „Waarom ter we
reld niet? Waar dient het ding anders voor?"
„Zeker niet om er het vuur mee op te poken."
wees naar een klein voorwerp dat recht overeind
een hoek van den haard stond.
„Ik zie niet in dat het vuur opgepookt behoeft
worden; maar als je pokeu moet, gebruik dan dezen."
Hij wierp den koperen pook kletterend op den
grond.
„Verduiveld!" riep hij uit. „Waar dient een pook
in vredsnaam voor, als je er niet mee mag poken."
„Het was een cadeau van tante Jeanne", zeide zij
een weinig terneer geslagen. „Het hekje langs den
haard, de haardijzers en de kolenschop; ik weet zeker
dat zij verontwaardigd zou wezen, als zij wist dat wij
den pook gebruikten om het vuur op te poken. Het
ding zou in minder dan geen tijd bedorven zijn. Die
anaere kost maar vier en een halve stuiver."
Hij nam den goedkoopen pook in de hand en bekeek
hem nauwkeurig.
„Wat een vod van een ding", en hij wierp hem vol
verachting op den grond.
„Rijkelijk voldoende om er het vuur mee op te po
ken", antwoordde zij verontwaardigd. „Tante Jeanne
gebruikt altijd.
„Tante Jeanne mag ophoepelen."
„AlsEn zij hief zich op van haar plaats en
stak wat hij gewoonlijk noemde het verrukkelijkste
kinnetje van de wereld'op, „als je zoo begint dan dien
ik de kamer uit te gaan. Het idéé van te twisten over
een pook!"
„Twisten! Wees nu zoo dwaas niet, Marie. Ik
twist volstrekt niet. Ik wou alleen maar weten of
die pook dient om er gebruik van te maken of tot or-
nanlbnt."
„Natuurlijk om er gebruik van te maken. Ten min
ste dat is te zeggen, hij is gemaakt om een aardig
effect te maken en mooi bij die andere dingen te pas
sen."
„Dan moet je er liever een blauw lintje omheen
binden en hem in een glazen kastje zetten", merkte hij
sarcastisch op.
„Ik vind het vreeselijk flauw van je om er zoo'n
drukte van te maken", antwoordde zij luchthartig, of
schoon haar onderlip trilde.
„Drukte! Die is goed! Als ik het vuur had willen
oppoken met tante Jeanne in eigen persoon, hadt jij
er niet meer
„O wat ben je onuitstaanbaar", viel zij eensklaps
uit met bevende stem. „On-uit-staanbaarl Omdat
ik g-graag alles n-netjes houd
„Lieve kind, wees nu eens verstandig", zeide hij
haastig. „Op het principe van de zaak komt het aan.
Als een voorwerp gemaakt is tot het een of ander doel
en het aan dat doel niet mag beantwoorden, zou het
evengoed niet gemaakt kunnen zijn. Dat is logisch,
nietwaar?"
Dat was te veel. Nog geen vijf weken getrouwd en
nu reeds een bevel krijgen verstandig te wezen!
„Ik wil niet hebben dat dit lieve tante Jeanne's hu
welijkscadeau gebruikt wordt om een vuil, rookerig
vuur op te poken", verklaarde zij en zij stampte daar
bij even met haar voet op den grond. „Daarom heb ik
den hulpprediker gekocht."
„Den hulpprediker?"
„Ja, zoo noemen ze die kleine pookjes, omdat zij al
het werk doen", voegde zij er op koelen tot verklaring
bij.
En 't bleek een zeer ongelukkige verklaring te we
zen. Want er was een hulpprediker geweest, op yden
hij terecht of ten onrechte gloeiend jaloersch gewpest
was. 1 -J
„O!" riep hij en er kwam een harde trek om zijn
mond, hetgeen een heel andere uitdrukking gaf gan
zijn anders zoo goedhartig gezicht. „Zoo, is dat de
hulpprediker. Ik was je voorliefde voor hulppredikers
heelemaal vergeten. Je hebt dat ding zeker gekocht
als herinnering aan den weleerwaarde hoe heette
die vent ook weer?"
„Als je den weeleerw. Smit bedoelt, dan zou ik je
raden
„Ik wil geen hulppredikers, van welk soort dan ook
in mijn huis hebben", riep hij, terwijl hij den pook op
armslengte van zich af hield. „En als ik het goed
begrijp
„Je opmerking is meer dan beleedigend en
en"
Nu kon zij zich niet langer goed houden; zij barstte
in tranen uit juist op het oogenblik dat de deur open
ging en Louise, het kamermeisje, op den drempel ver
scheen.
„Wilt u hier theedrinken, mevrouw? of in de eet
kamer
„Ja neen het kan mij niet schelen. „Ga de
kamer uit, als je blieft", antwoordde de heer des hui
zes, toen het meisje hem verbaasd stond aan te sta
ren.
„Luister eens, Marie", zeide hij, toen Louise opge
wonden en uit haar humeur de deur hard dichtsloeg.
„Het is eenvoudig bespottelijk zoo aan te gaan. De
menschen zouden denken dat ik je als een lomperd be
handelde, terwijl
„Dat doe je ook!" snikte zij, „ik wou dat ik nooit
met je getrouwd was. Als ik het geweten had zou ik
het ook nooit gedaan hebben. Tante Jeanne beeft mij
gewaarschuwd. Zij zei
„Laat ze naar den duivel loopeu, die tante Jeanne!"
Zij gaf een klein gilletje en stak haar vingers in de
ooren. Toen begroef zij haar gezicht in de zachte kus
sens en barstte in luide snikken uit.
Vol berouw zag hij op het krulkopje neer; hij had
veel lust op zijn knieën naast haar neer te vallen en
haar om vergiffenis te smeeken. Maar je weet
de man moet de baas in huis zijn. Daarenboven het
was hier een kwestie van principe. Daarom liet hij
den pook met een kletterend geluid op den grond val
len en liep naar de deur.
„Ik ga uit", zei hij. „Je hoeft niet op mij te wach
ten met de thee."
Het toeslaan van de voordeur scheen droefheid en
smart te brengen in het huis dat tot nu toe een nestje
van vrede en geluk was geweest. Zij sloeg ,1e betraan
de oogen op en keek wanhopig om zich heen. Haar
blik viel op den pook van vier en een halven stuiver,
de aanleiding tot hun eersten twist, zij balde de vuist
en schudde die als 't ware dreigend in 't gelaat van
den weleerwaarde.
„Jij akelig, klein ding!" riep zij uit, ,,'t is alles
jouw schuld. O Gèr! Lieve Gèr. Hoe kon ik dan ook
zoo hatelijk zijn."
Intusschen gaf Louise in de keuken haar lezing van
het geval aan de keukenmeid ten beste. „Je mag mij
gelooven ja of neen, ik zeg je, hij dreigde haar met
den pook en toen huilde zij haar oogen rood!"
„Lomperd 1" riep de keukenmeid vol mededoogen
met haar arme meesteresje.
Hij was de straat nog niet uit of het berouw greep
hem bij de keel en liet hem niet los. De gedachte aan
haar, zooals hij haar het laatst gezien had, met haar
mooi hoofdje bedolven in de kussens, vervolgde hem
en was zijn veroordeeling. Waarom had hij geen ge
volg gegeven aan zijn eerste edele ingeving, waarom
was hij niet op het Axminster tapijt voor haar op de
knieën gevallen en had hij haar niet om vergiffenis
gesmeekt? Waarom had hij naar die akelige verach
telijke stem geluisterd, waarom was hij te trotsch ge
weest om zijn excuses te maken?
Hij draaide op zijn hiel rond. Hij wou naar huis,
dadelijk, hij zou haar tranen drogen op de eenige af
doende manier, door alle schuld op zich te nemen, zich
zelf te vernederen voor een pook. Maar reeds spoedig
kreeg hij een nieuwen inval.
In zijn tegenwoordigen gemoedstoestand waren
woorden, betuigingen hem. niet voldoende, hij moest
zijn berouw toonen in woord en daad voordat hij zich
in eigen oogen had schoon gewasschen van zijn schuld.
Daarom keerde hij nogmaals terug op zijn schreden en
sloeg de Hoogstraat in.
Het geliefd geluid van den sleutel die in het sleu
telgat werd gestoken deed haar opspringen. Zij deed
een vluchtige poging haar haar in orde te maken, dat
door al deze wederwaardigheden een weinig geleden
had.
Zij had niets liever gedaan dan naar hem toe te
vliegen toen hij binnen kwam, maar daar kwam onge
lukkig juist Louise met het theeblad aan. Toen wis
selden zij een blik, een blik vol uitdrukking, een blik
van berouw, zelfvernedering en vurige liefde van den
eenan kant, van vergevensgezindheid, nederigheid en
vereering van den andere.
„Toe, Louise, neem dien pook mee en.gooi hem
in den aschemmer", zeide het jonge vrouwtje toen het
kamermeisje, nieuwsgierig als zij was, heel lang talm
de voordat zij de kamer uitging.
Louise's oogen werden al ronder en ronder.
„Neen, wacht even, Louise", zeide haar meester.
„Er ligt een pakje op de tafel in de gang. Wil je dat
even binnenbrengen als je blieft?"
Louise deed wat haar was opgedragen. Zij scheen
nog allerlei kleinigheden in de kamer te doen te heb
ben, want zij wou graag eens zien wat er uit dat brui
ne papier kwam.
„Ik dacht, lieve, dat het niet kwaad zou zijn ook in
de eetkamer zoo'n pookje te hebben. Ik kwam juist
een winkel voorbij waar ik ze voor het raam zag lig
gen. Maar vier en een halven stuiver, 't Is verba
zend voor zoo weinig geld."
„Louise", sprak het jonge vrouwtje en haar stem
beefde van aandoening, „je kan dien pook wel laten
staan,"
Ln voordat dp deur nog goed gesloten was achter
de meer dan verbaasde Louise, viel het jonge vrouwtje
op haar knieën, nam den koperen pook op en stak
hem haar man top,
„Toe, pook het vuur hier even mee op, lieve Gèr,
om te toonen dat je mij vergiffenis geschonken hebt."
„En wat denk jij er van?" vroeg Louise, toen zij het
voorval aan de keukenmeid verteld had.
„Ze zijn niet wijs", verklaarde de keukenmeid ver
goelijkend. „Een paar onwijze kinderen, allebei 1"
Op den morgen yan den 29 April '89, bevatten de
Bucharester bladen kolommen vol mededeelingen om
trent den roofmoord, gepleegd op eene in de Strada
Nova wonende weduwe, mevrouw Marie Bulescu. Toen
het dienstmeisje Zoë hare meesteres des morgens als
gewoonlijk een kop chocolade op bed wilde brengen,
zag zij tot hare ontzetting haar meesteres levenloos
op den grond liggen, terwijl dp altefig verwrongen
trekken onmiddellijk deden zien, dat zij als offer van
eene misdaad was gevallen.
Hevig verschrikt ijlde Zoë luid tyeenend naar eene
achterkamer, welke door de zuster der vermoorde werd
bewoond; daar evenwel yiel zij, terwijl zij nog 4e
woorden uitstiet; „Mevrouw doodl" bewusteloos op
den gron4.
Elena, de zuster van den vermoorde, riep in haren
angst een in den tuin bezig zijnden bediende en begaf
zich, door hem vergezeld, naar het toonepl der mis
daad,
Toen zij hare op het tapijt uitgestrekt liggende zus
ter zag, wierp zij zich met een gillenden kreet op het
reeds verstijfde lichaan en trachtte door hartelijke
woorden en innige omhelzingen deze weder in het le
ven terug te roepen. Daarop legde zij met behulp van
den ouden bediende het lijk harer zuster te bed, ter
wijl zij telkens riep: „Mijn- lieve zuster, wordt toch
wakker! Mijn arme lieveling, kom toch tot uzelve!"
Telkens en telkens weder bedekte zij het gelaat en de
handen der doode met kussen. Eerst langzamerhand
werd zij zich der gruwzame werkelijkheid bewust. Zij
zag de in de slaapkamer heerschende wanorde en be
merkte, dat de deur der brandkast, welke in den hoek
der kamer stond, wijd was geopend,
Intusschen was het dienstmeisje uit hare bezwij
ming ontwaakt en kwam handenwringend aangesneld.
„Is het dus waar, juffrouw", riep zij, „is onze lieve,
goede mevrouw werkelijk dood?"
De bediende maakte zich thans gereed om den dok
ter te gaan halen en Elena zocht hoed en shawl om de
politie te gaan waarschuwen.
Zoë, het dienstmeisje, was evenwel zóó bang, dat zij
niet alleen in huis durfde blijven, maar in de deur
ging staan, waar zij dezen en genen voorbijganger
het gruwelijk feit mededeelde.
Toen Elena met de politiebeambten terugkeerde,
bevond zich reeds eene dichte menschenmenigte voor
het huis, die luide verwenschingen tegen de moorde
naars uitstiet.
Intusschen was ook een dokter verschenen, die pa
een kort onderzoek constateerde, dat de tnoord onge
veer tusschen 2 en 3 uur des ochtends had plaats ge
had. Naast het slachtoffer had men nog een haar be
hoorenden zakdoek gevonden, die blijkbaar had ge
diend om het slachtoffer in den mond te stoppen,
want hij was op verschillende plaatsen doorgebeten, en
verder een handdoek, waarmede de ongelukkige was
geworgd. De hals toonde daarvan de duidelijke spo
ren. Aan de nagels der linkerhand vond men eenige
bloedsporen, die tot de gevolgtrekking leidden, dat
het ongelukkige slachtoffer haren moordenaar zeker
hevig over het gelaat of over de handen had gekrabt.
Daar de vermoorde, volgens de verklaring van Elena
de gewoonte had de deur harer kamer van binnen af
te sluiten, onderzocht de commissaris van politie het
deurslot en constateerde, dat van een voouitspringen-
den nagel met een scherp voorwerp een stuk was af
geknepen, zoodat het overblijvende te kort was gewor
den om in de daarvoor bestemde opening te pakken.
Terwijl dit onderzoek plaats had, trad een elegant
gekleed heer het huis binnen, snelde op Elena toe,
sloot haar in zijne armen en riep op treurigen, mede
lijdenden toon:
„Is het dus waar, mijn goede Elena, la de arme Ma
rie het slachtoffer eener misdaad geworden?"
Daarop stelde hij zich aan den commissaris van po
litie als generaal-agent eener levensverzekering maat
schappij en bruidegom van Elena voor. Zijn naam was
Demeter Costachi en hij bood zich aan zooveel moge
lijk bij het onderzoek naar den bedrijver der mi§daft4
behulpzaam te zijn.
Er werd verder nog geconstateerd, dat al de in de
brandkast aanwezige kostbaarheden, het bankpapier
en het goud- en zilvergeld, tot eene gezamenlijke
waarde van circa dertig duizend gulden, waren gesto
len. Verscheidene obligatiën en actiën evenwel had
de moordenaar, waarschijnlijk uit vrees dat de ver
koop daarvan hem in moeilijkheden zou brengen, laten
liggen.
Elena's verloofde scheen plotseling eene ingeving
te krijgen, want zich in groote opgewondenheid tot
het meisje wendend, riep hij uit:
„Wellicht is de misdadiger niemand andera dan
Jancula, de marskramer I Ik heb hem gisteren hier
nog ontmoet."
Elena bevestigde deze laatste mededeeling, maar
gaf toch haren ernstigen twijfel te kennen aan het
geopperd vermoeden betreffende Jancula's schuld.
„Mijne zuster kocht reeds gedurende vijftien jaren
van hem; hij is als een braaf, eerlijk man bekend, dien
mijne zuster gaarne mocht lijden", zeide zij, terwijl zij
een pakje kant te voorschijn haalde, dat hare zuster
nog den vorigen dag van den marskramer had ge
kocht.