r Long Hersteller. Een storm in een glas water. De Handschoen, Hei tnegst moderne, best bekende en succesvolste geneesmiddel ter Wereld tegen W. T. OWBmÖGE, Ud Monsters worden gratis en franco toegezonden door den Heer HUISMAN, Javastraat 8082, Amsterdam. Herinnering van egn politiebeambte, JÊbéM gewind te Utrecht, D. W. te B„ J. Deuzeman te Bro de riks oord, S. te S., B. Bak te Groot-Schermer, J. Reeser te Voorburg, A. Tates te Ileiloo, C. Slot Kzn. te Broek op Langendijk, „Schaaklust" te Koedijk, O. Boomsma te Kampen, G. Fijth en O. L. Strick van Linschoten te Bunnik. In het „Deutsches Wochenschach" van 23 dezer wordt door Ernst Altman1) te Parijs, lid van de Mün- chener en Heidelberger Schaakclub een lans gebroken voor „Probleemtemtoonstellingen," door den Duitschen Schaakbond' te houden. De bedoeling van den schrijver is, dat de Duitsche Schaakbond bijv. om de 4 jaar een boekje uitgeeft waarin de problemen prijken, gedurende de vier laat ste jaren geconponeerd en die tot doel aan eon com missie van beoordeeling gezonden waren. Bedoelde oommissie zou dan vooreerst de problemen te rang schikken hebben volgens hunne klasse bijv. een klasse van miniatuurtjes (maximum 12 stukken), een klasse van problemen waarvan de probleemgedachte op den voorgrond treedt, vaak ten koste van matreinheid en economie enz. enz. Is deze rangschikking gereed, zoo zou aan elk der problemen een plaats moeten gegeven worden overeen komstig hunne waarde en in genoemd boekje alleen de uitstekende en de goede problemen moeten opge nomen worden. Gaf de Duitsche Schaakbond nu bijv. om de 4 jaar zulk een werk uit, zoo zouden de problemen in dit boekje telkens een beeld geven van het beste wat in die 4 jaar aan problemen was uitgekomen. Bovendien had men een nauwkeurig overzicht van de schaakru briek en het jaar der 1ste publicatie. Aan zulk een „Problemschau" zouden ook nog an dere voordeelen verbonden zijn. Bijv. lo. De schaak rubrieken zouden veel meer goede problemen kunnen publiceeren dan tegenwoordig. Immers nu derven zij vele goede problemen, die in probleem wedstrijden worden ingezonden en dus eenvoudig niet gepubli- oeerd kunnen worden. 2o. Door de vele problemen, die nu in temooien werden ingezonden is het niet mo gelijk de eerste phases van deze te publiceeren, noch van andere, dikwijls nog diepere vormen. Want waagt men zich daaraan, zoo kunnen daar groote onaange- jiaamheden uit voortvloeien. De schrijver vestigt op dit denkbeeld de aandacht, niet alleen om de gedachte op zich zelve, doch ook om het feit dat een probleemtornooi van een groote cor- porati, zooals de Duitsche Schaakbond, zich tegen woordig eigenlijk in niets onderscheidt van een wed strijd der eerste, en beste schaakrubriek, behalve dat d» prijzen wat hooger zijn. En dit acht hij verkeerd. Indien een reuzenlichaam een wedstrijd uitschrijft, moet deze ook een bijzonder karakter dragen. En aangezien dit laatste moeilijk te verkrijgen is, indien de D. S. B. de probleemwedstrij- den blijft uitschrijven, zooals dit te doen gebruikelijk is2) zoo moet er wat anders op gevonden worden. Daarom „Probleemtèntoonstellingen 1" Het. bovenstaande is uit den aard der zaak een zeer beknopt résumé voor hetgeen wij in het D. W. lazen. Wij hebben begrepen, dat er een internatio nale tentoonstelling bedoeld wordt en dit vinden wij eigenlijk onlogisch. Stel de Nederlanilsehe Schaakbond neemt het denk beeld over, wat is dan het belang van dezen bond? Niet o. i. dat in het uit te geven boekje problemen prijken van meesterwerken bijv. uit Bess Arabië, doch, dat. zij de beste problemen laat zien, door zijne leden gecomponeerd, zouden wij denken. Immers een bloemlezing der problemen van zijne le den, bijv. elke vier jaar uitgegeven, heeft waarde voor onzen bond als zoodanig. Dan kan eventueele voor uitgang met vreugde geconstateerd worden of kun nen er maatregelen ter verbetering genomen worden indien het omgekeerde het geval is. En met deze of een dergelijke beperking schijnt ons het denkbeeld nog zoo kwaad niet toe. Stel er wordt besloten elke vijf jaar zulk een boekje uit te geven waarbij het maximum bijdragen voor elk bondslid op tien wordt bepaald. Er komen nu bijv. 300 problemen in waarvan er 80 door de commissie voor gemeld werkje worden aangenomen. Nu gaat de commissie aan het schiften volgens de klasse der pro blemen en is zij daarmede gereed, zoo wijst zij van el ke klasse twee als de beste aan, die dan b.v. reap, de zilveren en de bronzen bondsmedaille bekomen. Dan heeft men met betrekkelijk geringe kosten een 80-tal opgaven verzameld, die een juist beeld geven van de werkzaamheden der bondsleden op probleemge bied gedurende een vijftal jaren en bovendien meer dan waarschijnlijk in gemiddeld gehalte boven die 80 problemen zouden staan, welke in een internationa len wedstrijd bekroond of voor publicatie geschikt ge acht waren. De commissie, met het onderzoek belast, heeft be slist een tijdroovenden en lastigen arbeid. Zij mist intusschen de groote angst, dat wat zij tot. het beste van den wedstrijd rekende. incorrekt zal zijn. Het Zweedsche dagblad, dat den wedstrijd uitschreef waarin No. 221 den eersten prijs behaalde, draagt den naam van „Sydsvenska Dagbladet Snallposten." Al dus vonden wij dezen ten minste in het British Chess Magazine. Correspondentie. H. J. d. H. te A. Indien wij vóór 6 Eebr. a.s. niets hooren, nemen wij aan, dat gij met ons t. o. van den zoon Albions accoord gaat. Hartelijk gegroet. B. B. te G. S. Eindelijk hebben wij de fout ontdekt en haar verbeterd. Wil ons veront schuldigen s. v. p. 1). Waarschijnlijk een pseudonym. 2). Denk bijv. eens aan de teleurstelling zoo een der beste wedstrijdproblemen incorrect blijkt te zijn. (Eed.) INGEZONDEN MEDEDEEL1NGEN. HOfLEVtRANCIiR Onmisbaar voor Sprekers, Zanoers en alle, die aan Zwakheid der keel lijden. WAARSCHUWING: Eisch beslist „Owbrldge" en neem geen andere. Heti» debtiSf, goedkoopste en veiligste weg tergenezlog. Vervaardigd door Fib.ifc.iVten, The Laboratory, HULL. Gevestigd 1874. Veritrllgbaar igfyf) 67ty cent» bi) alle Apothekers en Drogisten of bilden AgentF HUISMAK, lavastraat 32, Amsterdam. OWBRIDGE's LONGHERSTELLER i« o. a. verkrjjgbaa* t. A1 km» ar bijNJEr ROP 8LOTHOUBER, Langstraatte IJ m u i d e n bg H. SANT, Willemaplem, H. SUK, Bloematraat te Vetseroord bij: H. 8UK, in drogerijen. Vrij naar het Engelsch. van ADA LEONORA HARRIS. Het was hun eerste, ja hun allereerste twist. Luis ter hoe de zaak zich toedroeg. Zij hadden Veel plei- zier gehad met het in orde maken van hun gezellig salonnetje en hadden de meubels eindelijk naar hun zin geplaatst. De piano was wel zesmaal verplaatst, totdat zij eindelijk tot het besluit gekomen waren, dat het onmogelijk op een andere plaats kon staan dan in het hoekje tusschen het raam en den schoorsteen. De enkele gravures die zij rijk waren, hadden zij ook al menigmaal op een andere plek gehangen, totdat ein delijk alles in orde was en de photografiën in zilveren lijstjes op hun voordeeligst uitkwamen. Toen trokken zij het canapeetje vlak voor het vuur voor het eerst was er vuur aangemaakt in dien ge- wijden haard en zij nestelde zich met een zucht vau welbehagen in de lekkere, zachte zijden kussens, ter wijl hij op het haardkleed stond en als de heer des huizes met gewichtig gezicht stond rond te kijken. „Zeg, lieveling", zeide hij na een oogenblik van na denken, „ik weet toch niet of ik het portret van oom Jozua daar graag op de piano zie staan. Het is een mooi lijstje, maar een heel muzikaal gezicht heeft de man niet." „Kijk eens aan, ik wou juist dezelfde opmerking maken 1" riep zij uit. „Ik denk dat het in zijn bakke- zij in te baardjes zit. Een bakkebaard geeft altijd zoo iets., ze, vindt je niet?" voegde zij er eenigszins raadselach tig bij. „Ja juist. Ik wist wel dat jij het ook zou vinden. Als wij hem eens op den schoorsteen in de eetkamer zetten „Naast den porseleinen tabakspot", viel zij hem op gewonden in de rede. Hij zag haar met liefde en bewondering aan. „Het is verwonderlijk", zei hij, „het is eenvoudig verbazingwekkend dat je altijd precies weet waar ik over denk." Met een blik van vereering zag zij tot hem op. „Dat doe ik natuurlijk lieve man van mij. Ik ben immers je vrouw", voegde zij er zachter bij. Die entre acte die toen volgde zal ik maar niet be schrijven. Daarna hief hij zich op en zijn oog viel op den pook een aardig, klein koper pookje dat kalm en rustig naast een aschschop op de artistieke blauwe tegels van den haard lag. En toen hij daar naar stond te kijken, kwam er een zeer natuurlijke lust in hem op: de nabijheid van vuur en van een pöbk zal zulk een begeerte opwekken bij iederen man. Hij nam den pook op, balanceerde er een oogenblik je mee in zijn hand en was op het punt zijn begeerte te voldoen, toen „Jack! lieve man!" klonk een scherpe stem in zijn poren. „Je gaat het vuur toch niet oppoken met dien pook?" Vol verbazing zag hij haar aan. „Waarom ter we reld niet? Waar dient het ding anders voor?" „Zeker niet om er het vuur mee op te poken." wees naar een klein voorwerp dat recht overeind een hoek van den haard stond. „Ik zie niet in dat het vuur opgepookt behoeft worden; maar als je pokeu moet, gebruik dan dezen." Hij wierp den koperen pook kletterend op den grond. „Verduiveld!" riep hij uit. „Waar dient een pook in vredsnaam voor, als je er niet mee mag poken." „Het was een cadeau van tante Jeanne", zeide zij een weinig terneer geslagen. „Het hekje langs den haard, de haardijzers en de kolenschop; ik weet zeker dat zij verontwaardigd zou wezen, als zij wist dat wij den pook gebruikten om het vuur op te poken. Het ding zou in minder dan geen tijd bedorven zijn. Die anaere kost maar vier en een halve stuiver." Hij nam den goedkoopen pook in de hand en bekeek hem nauwkeurig. „Wat een vod van een ding", en hij wierp hem vol verachting op den grond. „Rijkelijk voldoende om er het vuur mee op te po ken", antwoordde zij verontwaardigd. „Tante Jeanne gebruikt altijd. „Tante Jeanne mag ophoepelen." „AlsEn zij hief zich op van haar plaats en stak wat hij gewoonlijk noemde het verrukkelijkste kinnetje van de wereld'op, „als je zoo begint dan dien ik de kamer uit te gaan. Het idéé van te twisten over een pook!" „Twisten! Wees nu zoo dwaas niet, Marie. Ik twist volstrekt niet. Ik wou alleen maar weten of die pook dient om er gebruik van te maken of tot or- nanlbnt." „Natuurlijk om er gebruik van te maken. Ten min ste dat is te zeggen, hij is gemaakt om een aardig effect te maken en mooi bij die andere dingen te pas sen." „Dan moet je er liever een blauw lintje omheen binden en hem in een glazen kastje zetten", merkte hij sarcastisch op. „Ik vind het vreeselijk flauw van je om er zoo'n drukte van te maken", antwoordde zij luchthartig, of schoon haar onderlip trilde. „Drukte! Die is goed! Als ik het vuur had willen oppoken met tante Jeanne in eigen persoon, hadt jij er niet meer „O wat ben je onuitstaanbaar", viel zij eensklaps uit met bevende stem. „On-uit-staanbaarl Omdat ik g-graag alles n-netjes houd „Lieve kind, wees nu eens verstandig", zeide hij haastig. „Op het principe van de zaak komt het aan. Als een voorwerp gemaakt is tot het een of ander doel en het aan dat doel niet mag beantwoorden, zou het evengoed niet gemaakt kunnen zijn. Dat is logisch, nietwaar?" Dat was te veel. Nog geen vijf weken getrouwd en nu reeds een bevel krijgen verstandig te wezen! „Ik wil niet hebben dat dit lieve tante Jeanne's hu welijkscadeau gebruikt wordt om een vuil, rookerig vuur op te poken", verklaarde zij en zij stampte daar bij even met haar voet op den grond. „Daarom heb ik den hulpprediker gekocht." „Den hulpprediker?" „Ja, zoo noemen ze die kleine pookjes, omdat zij al het werk doen", voegde zij er op koelen tot verklaring bij. En 't bleek een zeer ongelukkige verklaring te we zen. Want er was een hulpprediker geweest, op yden hij terecht of ten onrechte gloeiend jaloersch gewpest was. 1 -J „O!" riep hij en er kwam een harde trek om zijn mond, hetgeen een heel andere uitdrukking gaf gan zijn anders zoo goedhartig gezicht. „Zoo, is dat de hulpprediker. Ik was je voorliefde voor hulppredikers heelemaal vergeten. Je hebt dat ding zeker gekocht als herinnering aan den weleerwaarde hoe heette die vent ook weer?" „Als je den weeleerw. Smit bedoelt, dan zou ik je raden „Ik wil geen hulppredikers, van welk soort dan ook in mijn huis hebben", riep hij, terwijl hij den pook op armslengte van zich af hield. „En als ik het goed begrijp „Je opmerking is meer dan beleedigend en en" Nu kon zij zich niet langer goed houden; zij barstte in tranen uit juist op het oogenblik dat de deur open ging en Louise, het kamermeisje, op den drempel ver scheen. „Wilt u hier theedrinken, mevrouw? of in de eet kamer „Ja neen het kan mij niet schelen. „Ga de kamer uit, als je blieft", antwoordde de heer des hui zes, toen het meisje hem verbaasd stond aan te sta ren. „Luister eens, Marie", zeide hij, toen Louise opge wonden en uit haar humeur de deur hard dichtsloeg. „Het is eenvoudig bespottelijk zoo aan te gaan. De menschen zouden denken dat ik je als een lomperd be handelde, terwijl „Dat doe je ook!" snikte zij, „ik wou dat ik nooit met je getrouwd was. Als ik het geweten had zou ik het ook nooit gedaan hebben. Tante Jeanne beeft mij gewaarschuwd. Zij zei „Laat ze naar den duivel loopeu, die tante Jeanne!" Zij gaf een klein gilletje en stak haar vingers in de ooren. Toen begroef zij haar gezicht in de zachte kus sens en barstte in luide snikken uit. Vol berouw zag hij op het krulkopje neer; hij had veel lust op zijn knieën naast haar neer te vallen en haar om vergiffenis te smeeken. Maar je weet de man moet de baas in huis zijn. Daarenboven het was hier een kwestie van principe. Daarom liet hij den pook met een kletterend geluid op den grond val len en liep naar de deur. „Ik ga uit", zei hij. „Je hoeft niet op mij te wach ten met de thee." Het toeslaan van de voordeur scheen droefheid en smart te brengen in het huis dat tot nu toe een nestje van vrede en geluk was geweest. Zij sloeg ,1e betraan de oogen op en keek wanhopig om zich heen. Haar blik viel op den pook van vier en een halven stuiver, de aanleiding tot hun eersten twist, zij balde de vuist en schudde die als 't ware dreigend in 't gelaat van den weleerwaarde. „Jij akelig, klein ding!" riep zij uit, ,,'t is alles jouw schuld. O Gèr! Lieve Gèr. Hoe kon ik dan ook zoo hatelijk zijn." Intusschen gaf Louise in de keuken haar lezing van het geval aan de keukenmeid ten beste. „Je mag mij gelooven ja of neen, ik zeg je, hij dreigde haar met den pook en toen huilde zij haar oogen rood!" „Lomperd 1" riep de keukenmeid vol mededoogen met haar arme meesteresje. Hij was de straat nog niet uit of het berouw greep hem bij de keel en liet hem niet los. De gedachte aan haar, zooals hij haar het laatst gezien had, met haar mooi hoofdje bedolven in de kussens, vervolgde hem en was zijn veroordeeling. Waarom had hij geen ge volg gegeven aan zijn eerste edele ingeving, waarom was hij niet op het Axminster tapijt voor haar op de knieën gevallen en had hij haar niet om vergiffenis gesmeekt? Waarom had hij naar die akelige verach telijke stem geluisterd, waarom was hij te trotsch ge weest om zijn excuses te maken? Hij draaide op zijn hiel rond. Hij wou naar huis, dadelijk, hij zou haar tranen drogen op de eenige af doende manier, door alle schuld op zich te nemen, zich zelf te vernederen voor een pook. Maar reeds spoedig kreeg hij een nieuwen inval. In zijn tegenwoordigen gemoedstoestand waren woorden, betuigingen hem. niet voldoende, hij moest zijn berouw toonen in woord en daad voordat hij zich in eigen oogen had schoon gewasschen van zijn schuld. Daarom keerde hij nogmaals terug op zijn schreden en sloeg de Hoogstraat in. Het geliefd geluid van den sleutel die in het sleu telgat werd gestoken deed haar opspringen. Zij deed een vluchtige poging haar haar in orde te maken, dat door al deze wederwaardigheden een weinig geleden had. Zij had niets liever gedaan dan naar hem toe te vliegen toen hij binnen kwam, maar daar kwam onge lukkig juist Louise met het theeblad aan. Toen wis selden zij een blik, een blik vol uitdrukking, een blik van berouw, zelfvernedering en vurige liefde van den eenan kant, van vergevensgezindheid, nederigheid en vereering van den andere. „Toe, Louise, neem dien pook mee en.gooi hem in den aschemmer", zeide het jonge vrouwtje toen het kamermeisje, nieuwsgierig als zij was, heel lang talm de voordat zij de kamer uitging. Louise's oogen werden al ronder en ronder. „Neen, wacht even, Louise", zeide haar meester. „Er ligt een pakje op de tafel in de gang. Wil je dat even binnenbrengen als je blieft?" Louise deed wat haar was opgedragen. Zij scheen nog allerlei kleinigheden in de kamer te doen te heb ben, want zij wou graag eens zien wat er uit dat brui ne papier kwam. „Ik dacht, lieve, dat het niet kwaad zou zijn ook in de eetkamer zoo'n pookje te hebben. Ik kwam juist een winkel voorbij waar ik ze voor het raam zag lig gen. Maar vier en een halven stuiver, 't Is verba zend voor zoo weinig geld." „Louise", sprak het jonge vrouwtje en haar stem beefde van aandoening, „je kan dien pook wel laten staan," Ln voordat dp deur nog goed gesloten was achter de meer dan verbaasde Louise, viel het jonge vrouwtje op haar knieën, nam den koperen pook op en stak hem haar man top, „Toe, pook het vuur hier even mee op, lieve Gèr, om te toonen dat je mij vergiffenis geschonken hebt." „En wat denk jij er van?" vroeg Louise, toen zij het voorval aan de keukenmeid verteld had. „Ze zijn niet wijs", verklaarde de keukenmeid ver goelijkend. „Een paar onwijze kinderen, allebei 1" Op den morgen yan den 29 April '89, bevatten de Bucharester bladen kolommen vol mededeelingen om trent den roofmoord, gepleegd op eene in de Strada Nova wonende weduwe, mevrouw Marie Bulescu. Toen het dienstmeisje Zoë hare meesteres des morgens als gewoonlijk een kop chocolade op bed wilde brengen, zag zij tot hare ontzetting haar meesteres levenloos op den grond liggen, terwijl dp altefig verwrongen trekken onmiddellijk deden zien, dat zij als offer van eene misdaad was gevallen. Hevig verschrikt ijlde Zoë luid tyeenend naar eene achterkamer, welke door de zuster der vermoorde werd bewoond; daar evenwel yiel zij, terwijl zij nog 4e woorden uitstiet; „Mevrouw doodl" bewusteloos op den gron4. Elena, de zuster van den vermoorde, riep in haren angst een in den tuin bezig zijnden bediende en begaf zich, door hem vergezeld, naar het toonepl der mis daad, Toen zij hare op het tapijt uitgestrekt liggende zus ter zag, wierp zij zich met een gillenden kreet op het reeds verstijfde lichaan en trachtte door hartelijke woorden en innige omhelzingen deze weder in het le ven terug te roepen. Daarop legde zij met behulp van den ouden bediende het lijk harer zuster te bed, ter wijl zij telkens riep: „Mijn- lieve zuster, wordt toch wakker! Mijn arme lieveling, kom toch tot uzelve!" Telkens en telkens weder bedekte zij het gelaat en de handen der doode met kussen. Eerst langzamerhand werd zij zich der gruwzame werkelijkheid bewust. Zij zag de in de slaapkamer heerschende wanorde en be merkte, dat de deur der brandkast, welke in den hoek der kamer stond, wijd was geopend, Intusschen was het dienstmeisje uit hare bezwij ming ontwaakt en kwam handenwringend aangesneld. „Is het dus waar, juffrouw", riep zij, „is onze lieve, goede mevrouw werkelijk dood?" De bediende maakte zich thans gereed om den dok ter te gaan halen en Elena zocht hoed en shawl om de politie te gaan waarschuwen. Zoë, het dienstmeisje, was evenwel zóó bang, dat zij niet alleen in huis durfde blijven, maar in de deur ging staan, waar zij dezen en genen voorbijganger het gruwelijk feit mededeelde. Toen Elena met de politiebeambten terugkeerde, bevond zich reeds eene dichte menschenmenigte voor het huis, die luide verwenschingen tegen de moorde naars uitstiet. Intusschen was ook een dokter verschenen, die pa een kort onderzoek constateerde, dat de tnoord onge veer tusschen 2 en 3 uur des ochtends had plaats ge had. Naast het slachtoffer had men nog een haar be hoorenden zakdoek gevonden, die blijkbaar had ge diend om het slachtoffer in den mond te stoppen, want hij was op verschillende plaatsen doorgebeten, en verder een handdoek, waarmede de ongelukkige was geworgd. De hals toonde daarvan de duidelijke spo ren. Aan de nagels der linkerhand vond men eenige bloedsporen, die tot de gevolgtrekking leidden, dat het ongelukkige slachtoffer haren moordenaar zeker hevig over het gelaat of over de handen had gekrabt. Daar de vermoorde, volgens de verklaring van Elena de gewoonte had de deur harer kamer van binnen af te sluiten, onderzocht de commissaris van politie het deurslot en constateerde, dat van een voouitspringen- den nagel met een scherp voorwerp een stuk was af geknepen, zoodat het overblijvende te kort was gewor den om in de daarvoor bestemde opening te pakken. Terwijl dit onderzoek plaats had, trad een elegant gekleed heer het huis binnen, snelde op Elena toe, sloot haar in zijne armen en riep op treurigen, mede lijdenden toon: „Is het dus waar, mijn goede Elena, la de arme Ma rie het slachtoffer eener misdaad geworden?" Daarop stelde hij zich aan den commissaris van po litie als generaal-agent eener levensverzekering maat schappij en bruidegom van Elena voor. Zijn naam was Demeter Costachi en hij bood zich aan zooveel moge lijk bij het onderzoek naar den bedrijver der mi§daft4 behulpzaam te zijn. Er werd verder nog geconstateerd, dat al de in de brandkast aanwezige kostbaarheden, het bankpapier en het goud- en zilvergeld, tot eene gezamenlijke waarde van circa dertig duizend gulden, waren gesto len. Verscheidene obligatiën en actiën evenwel had de moordenaar, waarschijnlijk uit vrees dat de ver koop daarvan hem in moeilijkheden zou brengen, laten liggen. Elena's verloofde scheen plotseling eene ingeving te krijgen, want zich in groote opgewondenheid tot het meisje wendend, riep hij uit: „Wellicht is de misdadiger niemand andera dan Jancula, de marskramer I Ik heb hem gisteren hier nog ontmoet." Elena bevestigde deze laatste mededeeling, maar gaf toch haren ernstigen twijfel te kennen aan het geopperd vermoeden betreffende Jancula's schuld. „Mijne zuster kocht reeds gedurende vijftien jaren van hem; hij is als een braaf, eerlijk man bekend, dien mijne zuster gaarne mocht lijden", zeide zij, terwijl zij een pakje kant te voorschijn haalde, dat hare zuster nog den vorigen dag van den marskramer had ge kocht.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1910 | | pagina 6