DAGBLAD VOOR ALKMAAR EN OMSTREKEN.
De taak der AmpMktionen. i
Honderd en twaalfde Jaargang.
1910.
ZATERDAG
5 FEBRUARI.
BINNENLAND.
No. 30
Deze Courant wordt eiken avond, behalve op Zon- en
Feestdagen, uitgegeven. Abonnementsprijs per 3 maanden
voor P ikmaar f 0,80; franco door het geheele Rijk f 1,
Af /nderlijke nummers 3 Cents.
Prijs der gewone advertentiën:
Per regel f 0,10. Bij groote contracten rabat. Groote
letters naar plaatsruimte.
Brieven franco aan dt N. V. Boek- en Handelsdrukkerij
v/h. HERMs. COSTER ZOON, Voordam C 0.
o
Velefoe&ai
Dit nummer bestaat uit 2 bladen
DE VROUW IN DE NED. HERV. KERK.
ALKMAARSCSE COURANT.
De Amphiktionen waren bij de Grieken rondomwo-
nenden, kleine staatjes, die gezamenlijk een verbond
sloten ten einde de gemeenschappelijke belangen te be
hartigen. Bekend vooral zij het ook niet nauwkeu
rig bekend was de amphiktionie van den tempel van
Delphi, die vooral ten taak had dezen tempel te be
schermen.
In onzen tijd wordt er in den Haag in het vredes- j
paleis een tempel gebouwd, die van heel wat grooteiv,
beteekenis belooft te worden dan die van Delphi, maar
toch daarin met den Delphischen overeen komt, dat
zij een symbool is van de eenheid der menschheid, ge
lijk die van Delphi de G-rieksche eenheid symboliseer
de.
Zooals de Grieken nu een amphiktionie hadden om
den tempel in de oorlogen te beschermen, zoo behoort
er ook een verbond van rondomwonenden te komen
om den Haagschen tempel te beschermen. M. a. w.
Nederland heeft ten taak te bewijzèn, dat het den
tempel waardeert, dat het meer dan eenig ander land
geschikt is om dien tempel binnen zijn landpalen te
hebben. Het Nederlandsche volk moet zoo handelen
in het belang van de groote zaak zelf. Het moet boven
dien zoo handelen in het belang van een nationale
zelfstandigheid, die zoo lang moge duren totdat alle
staten in een hoogere eenheid opgaan.
Hoe nu de wereld te bewijzen, dat wij waard zijn de
hoofdstad der officieele vredesbeweging in ons land
te hebben.
Wij hadden het in geringe mate kunnen bewij
zen door zelf een vredespaleis te maken, doch Carnegie
is ons voor geweest.
Wij hadden het in vrij geringe mate alweer
kunnen bewijzen door het plan van de heeren Eykman
en Horrix te volgen en een wereldhoofdstad te maken-
Over dat plan hebben wij gelachen.
Hoe nu aan de wereld duidelijk te maken dat wij
het vredesvolk bij uitnemendheid zijn.
Er zijn verschillende plannen. In dit blad van 24
Dec. 1909 hebben wij gewag gemaakt van het plan om
de laatste week des jaars tot een „vredesweek" te ma
ken. Die beweging zou van Nederland uitgaan en in
Nederland haar centrum hebben.
Een ander plan dat echter in dit geval weinig in
drukwekkend is en in zijn afmeting niet beantwoord
aan dé grootte der idee is het houden van een ten
toonstelling bij de opening van het vredespaleis.
In een Bijzondere Correspondentie in de Nieuwe
Rotterdamsche Courant van Maandag 31 Januari j.l.
wordt gesproken van een zeer aantrekkelijk plan om
in Den Haag een complete bibliotheek voor de vredes
beweging te makten en daaraan een Hoogeschool voor
Internationaal Recht te verbinden. Het plan is van
een Amerikaanschen secretaris van de Haagsche vre
desconferentie, prof. Stowell, hoogleeraar aan de Po
litieke School te Washington.
Dit idee schijnt in veel opzichten bizonder juist in
dien het goed wordt uitgevoerd. En onder goede uit
voering verstaan wij hier ook, dat men zorge, dat het
een school van en voor het volk worde, niet de resul
tante van de bemoeiingen van eenige ministers. Een
instelling als deze moet er vooral komen van bijdra
gen van het geheele volk, in de eerste plaats van het
Nederlandsche volk, maar dan ook van de vreemde
volkeren. Het is zeer zeker een omslachtige weg om
zoo geld bij elkaar te brengen, maar het is het middel
om de instelling populair en algemeen bekend te ma
ken. En op die algemeene bekendheid komt het aan.
In de eerste plaats ter wille van het Nederlandsche
volk en dus weer indirect ten bate van de zaak. Want
wij moeten voor onze neiging om de vredeszaak te
steunen reclame maken, wij moeten zorgen, dat men
het overal weet, dat het Nederlandsche volk er een
extra-inspanning voor over heeft om zich de voorkeur,
waarover wij spraken, waardig te maken.
Er zijn zeker nog veel andere methodes om de zaak
te bevorderen en ons zelf als waardige rondomwonen
den te doen kennen. Wij hebben in dit verband al
eens gesproken over een toenadering der kleine Sta
ten. Wij hebben al eens gehoord van plannen om uit
de kleine Staten, telkens wanneer er vervreemding
tusschen groote Staten dreigt te ontstaan, het initia
tief te doen uitgaan voor tegemoetkoming en verzoe
ning. En er zijn zeker heel veel meer plannen.
Nu zijn er onder die plannen goede en slechte, ge
vaarlijke zelfs. Het komt er dus op aan, dat men die
plannen eerst eens bestudeert, dat men daarover de
meest deskundigen eens raadpleegt, alvorens er mee
in zee te gaan. Het zou allerminst gewenscht zijn,
dat men mee ging agiteeren. Men zou een studie-co
mité kunnen oprichten, dat eens rustig naging wat
Nederland zou kunnen doen om zich de Haagsche
conferentie en het Haagsche Hof waardig te toonen,
wat een Nederlandsche amphiktionie zou kunnen uit
richten.
Zouden daarvoor nu geen menschen zijn te vinden?
Zouden er onder de velen, die ongetwijfeld bereid zijn
te werken ten bate van het algemeen welzijn doch die
zich niet aangetrokken gevoelen tot de politiek, nu
niet eens enkelen zijn, die zich deze zaak zouden willen
aantrekken?
Zouden de verstandige anti-militaristen, die niet
met de anti-militaristische politici willen meewerken,
omdat deze dwaze en slechte politiek drijven, niet in
deze richting van hun voorkeur kunnen doen blijken
en zoodoende werkelijk iets tot stand kunnen brengen?
Veel menschen zijn er voorloopig niet noodig.
Slechts enkelen, zeer ontwikkelden, met veel werk
kracht, idealisme en lust iets goeds ten algemeenen
nutte tot stand te brengen.
Zouden die niet te vinden zijn?
EERSTE KAMER.
Gisteren werd de beraadslaging over hoofdstuk V
(Binnenlandsche Zaken) voortgezet.
De heeren Van Leeuwen (lib.) en Van
der Bi es en (kath.) traden in beschouwingen over
de bekende kwestie van de Baronielaan te Breda, wel
ke er toe heeft geleid, dat een besluit van den ge
meenteraad om zich den eigendom van grond aldaar te
verzekeren, door de regeering vernietigd werd. De
eerste spreker hoopte dat de minister een uitweg zou
vinden, waardoor Breda eigenaar blijft van den weg,
de tweede daarentegen stelde de- regeering in het ge
lijk en keurde het optreden der gemeente af.
De heer H o v y (anti-rev.) vond 5 millioen voor
een nieuw academisch ziekenhuis veel te hoog, wilde
bij den bouw de zuinigheid betrachten.
De minister van Binnenlandsche Zaken, de heer
Heemskerk, betoogde dat er werd nagepleit over een
genomen beslissing en zeide 'niet vooruit te kunnen
loopen op wat er verder gebeuren zal. Vervolgens de
verschillende sprekerè beantwoordende verklaarde hij,
dat bij wijziging der Woningwet gelet zal worden op
de wenken van den heer Van der Biesen-; dat hij een
eventueele regeling met die van den heer Van der
Meulen omtrent vivisectie rekening zal worden gehou
den; dat overwogen zal worden of wettelijke regeling
voor instandhouding van monumenten noodig is als
het rapport der particuliere commissie is ingekomen;
dat hij niet kon zeggen of op het bedrag voor het
Leidsche ziekenhuis bezuinigd kan worden; dat hij
wacht op het rapport van de ineenschakelingscommis-
sie, waarvan zijn onderwijsvoorstellen zullen afhan
gen; dat verhooging van het subsidie aan de bijzonde
re kweekscholen in overweging is; dat ernstig overwo
gen moet worden wat dient te geschieden tegen de an
ti-monarchale onderwijzers.
Na replieken en dupliek werd het hoofdstuk zonder
hoofdelijke stemming aangenomen en de vergadering
verdaagd tot Maandag.
GRONDWETS-HERZIENING.
Aan de Hooge Regeering is het verzoek gedaan om
in de eventueele Staatscommissie tot Grondwetsher
ziening ook als lid op te nemen eene Nederlandsche
Vrouw, ook en voornamelijk met het oog op de rege
ling van het kiesrecht.
bouwonderwijs, als opvolger van den heer F. B. Löhnis
j in Mei 1901. Niet lang daarna werd ook de heer Lo-
vink benoemd tot Directeur-Generaal van den Land
bouw, November 1901. Sedert was de heer Lovink de
chef van den heer Van Hoek, en was deze een belang
rijke werkkracht aan de directie van den Landbouw.
De samenwerking met den directeur-generaal was
meer dan officieel, en de oude vrienden stonden elkan
der voortdurend met raad en daad bij. Aan die sa
menwerking was veel te danken.
De heer Van Hoek ging als Inspecteur met ijver ver
der om het landbouw-onderwijs te verbeteren en uit te
breiden op den grondslag, door den heer Löhnis daar
toe reeds gelegd. Nauwkeurig ging hij de resultaten
van het onderwijs na, en hij wist de hoeren van het
belang van goed vakonderwijs te doordringen.
De heer Van Hoek was een krachtig medewerker,
om voor de Rijks Hoogere Land-, Tuin- en Bosch-
bouwschoól te Wageningen, die door een onoordeel
kundige regeling met een Middelbare landbouwschool,
een Middelbare tuinbouwschool en een Hoogere Bur
gerschool tot één veelhoofdig geheel vereenigd was,
waardoor de ontwikkeling voor elk der deelen belem
merd werd, die boeien te slaken.
Daardoor is de Rijks Hoogere Land-, Tuin- en
Boschbouwschool te Wageningen, die sedert feitelijk
een Hoogeschool werd, snel tot grooten bloei gekomen,
en zij wacht thans met groot verlangen het oogenblik'
af, dat zij geheel als instelling voor Hooger Onderwijs
ook wettelijk georganiseerd zal worden. Dit kan niet
langer wachten in ons land. Dat de heer Van Hoek
daarvan overtuigd is, blijkt uit zijn grondige studiën
over dit vraagstuk gepubliceerd. Een wetenschappelij
ke studie over Hooger Landbouwonderwijs zag in 1907
van zijn hand als brochure het licht (den Haag) en in
1909 verscheen daarover van zijn hand een artikel in
Vragen van den Dag.
In den loop van 1909 verkreeg de heer Van Hoek
met den heer L. Broekema een regeerings-opdracht,
om het hooger landbouwonderwijs in Duitschland en
Oostenrijk door persoonlijk onderzoek te leeren ken
nen, tot welk doel een studiereis in beide landen werd
gemaakt.
■Wij willen niet de werkzaamheid van den nieuwen
directeur-generaal vooruitloopen, noch in lofuitingen
vervallen, maar meenen aan de hand der feiten te mo
gen uitspreken, dat men alleszins reden heeft tevre
den te zijn met deze benoeming.
DE NIEUWE DIRECTEUR-GENERAAL VAN
DEN LANDBOUW.
Tot directeur-generaal van den landbouw is be
noemd de heer P. van Hoek, inspecteur van het land-
b ouwonder wij s.
De nieuwe directeur-generaal is als zijn voor
ganger een man, die zich zelf een mooie loopbaan
gemaakt heeft. Na de normaalschool te Warfum be
zocht te hebben de heer Van Hoek is een geboren
en getogen Groninger deed hij met goed succes
examen voor onderwijzer en wijdde zich toen al heel
gauw aan de landbouwstudie, niet alleen theoretisch
maar ook practisch, en den onderwijzer zag men in
den vrijen tijd ook den ploeg besturen, het land bezaai
en enz. Het noorden van Groningen, een der eerste
landbouwgewesten van ons land, waar bij de boeren
een wetenschappelijke zoowel als een praktische geest
heerscht, had ongetwijfeld veel invloed op die studie
richting. Zoo wist hij in 1889 op 24-jarigen leeftijd,
de akte voor landbouwkundige te verwerven.
Toen de heer Van Hoek op de examendagen te Wa
geningen was, aldus vertelt de N. Rott. Ct., maakte
hij hier kennis met een ander candidaat, die voor den
bosehbouw examen aflegde. Voor beide candidaten
was de uitslag zeer gunstig, en zij namen afscheid van
elkander in het stille Geldersche stadje, om weldra in
het praktische leven de kennismaking te hernieuwen.
De geslaagde candidaat voor den bosehbouw was de
heer H. J. Lovink.
De heer P. van Hoek werd door den invloed van een
der examinatoren, een Noordbrabanter, die lid der
examencommissie geweest was, al spoedig naar die
provincie getrokken, om daar als landbouw-consulent
der Noord-Brabantsche Landbouw Maatschappij werk
zaam te zijn. In die, destijds nog achterlijke provin
cie, lag een moeilijk maar een schoon arbeidsveld voor
den heer Van Hoek open, doch hij wist er met zooveel
takt en inzicht op te treden, dat hij de bevolking won
voor zijn nieuwere ideeën op landbouwgebied. Dit
werd erkend en in 1891 werd zijn positie veel verbe
terd door de benoeming tot Rijkslandbouwleeraar in
dezelfde provincie.
De heer Lovink was inmiddels aan de Nederland
sche Heidemaatschappij gekomen, waar hij weldra als
directeur aan het hoofd werd gesteld. Op de Bra-
bantsche heide en velden zagen de beide examengenoo-
ten elkander vervolgens herhaaldelijk weder, en liepen
hun werkzaamheid dikwijls parallel.
Beiden hebben veel gedaan om de toestanden van
boschcultuur en landbouw in Noord-Brabant te verbe
teren. Voor de ontwikkeling en verbetering der vee
teelt aldaar heeft de heer Van Hoek veel gedaan. Zijn
heengaan uit Noord-Brabant werd dan ook zeer be
treurd in alle kringen.
Als consulent der Noord-Brabantsche Maatschappij
van Landbouw werkzaam zijnde, om zijn uitnemende
kennis, zijn groote verdienste als man van de praktijk
en zijn ongeëvenaarde werkkracht benoemd tot Rijks
landbouwleeraar voor de provincie Noord-Brabant, is
hij in deze gewichtige betrekking die provincie ten
zegen geweest, door al hetgeen hij tien jaren lang ge
daan heeft ter bevordering van de belangen van land
bouw en veeteelt, zuivelbereiding en landbouw-onder
wijs, kortom voor den landbouw en al zijn onderdeelen.
Het heengaan uit Noord-Brabant geschiedde door
de eervolle benoeming tot Inspecteur van het Land-
In een gecombineerde vergadering van kerkvoogden
en notabelen der Ned. Herv. Gem. te Deventer is be
sloten, den stemgerechtigden leden voor te stellen,
ook aan vrouwen het stemrecht te verleenen en tevens
de mogelijkheid te openen om vrouwen in de colleges
op het beheer der kerkelijke fondsen en eigendommen
te benoemen.
SPOORWEG VAN EW1JCKSLUIS NAAR SCHA-
GEN.
Staatscourant No. 30 bevat een Koninklijk besluit
tot onteigening van een aantal eigendommen ten be
hoeve van den spoorweg van de Van Ewijcksluis naar
Schagen.
ONZE BUITENLAND SCHE POLITIEK.
Het Fransche blad de Temps schrijft onder den ti
tel: „De buitenlandsche politiek van Nederland" het
volgende
Frankrijk, waarmede Nederland zich weinig bezig
hield. heeft altijd te zijnen opzichte groote bescheiden
heid betracht, maar deze kan niet zoo ver gaan van
niet te constateeren het feit, dat het de Nederlandsche
diplomatie aan vaste richting ontbreekt. Deze fout
verontrust een aanzienlijk deel der openbare meening
zonder dat men nog zoo ver behoeft te gaan als vroe
ger de heer Cohen Stuart met te spreken over een
eventueele alliantie. Men moet weten aan wie Neder
land in tijden van crisis waarborgen heeft te vragen
voor zijn bedreigde onafhankelijkheid en integriteit.
Vooraf moet worden vastgesteld elke mogelijkheid in
dit opzicht; anders wordt een volk vroeg of laat een
prooi van de omstandigheden.
OEMENOO NIEUWS
UIT URSEM.
In de gisteren gehouden raadsvergadering, welke
door alle leden werd bijgewoond, werden de notulen
eenigszins gewijzigd goedgekeurd.
Na eenige discussie werd verworpen een voorstel
van den voorzitter, strekkende, dat de gemeente het
voorste gedeelte van den Uitweg en Noorddijkerwegen
het polderbestuur (dat niet wilde medewerken tot het
uitmaken dezer kwestie in een gecombineerde vergade
ring) het achterste gedeelte in onderhoud zou nemen.
Vóór stemden de voorzitter en de heer Koppes. De
verdere behandeling dezer zaak werd uitgesteld. Daar
entegen werd besloten de verbeteringen aan het Ker-
kepad zoo spoedig mogelijk te doen aanbrengen.
De hr. Houtkooper bracht bij de rondvraag ter spra-
kte, den brief van het kerkbest., welke den 24e Oct.
is ingekomen, ergo vroeger is ontvangen dan in de
laatste vergadering is medegedeeld, en leidde daarbij
een bespreking in, welke het volg-ende verloop nam.
De voorzitter: Ik kan me dit niet herinneren.
De heer Houtkooper: Ja, anders liegt de voorzitter
of secretaris.
De secretarisDe secretaris liegt niet.
De heer HoutkooperIk meen de secretaris van het
Kerkbestuur.
De voorzitter: De brief was toen wel ontvangen,
maar tusschen andere papieren zoek geraakt.
De heer Houtkooper: We laten ons niet gebruiken
als kwajongens.
Kerkvoogden en notabelen betreuren het in een
zegt is het.
De heer Houtkooper: Dan is het een slordigheid
van den secretaris.
De secretarisHier komen zooveel stukken.
De heer Houtkooper: Ja dat zal wel erg wezen zoo
veel brieven als hier komen!
De secretaris leest daarna den bewusten brief voor.
De heer A. Hille: 't Is jammer dat dit schrijven
toen niet behandeld is, dan was de zaak nu al in orde
geweest.
De heer Houtkooper: We hebben na het inkomen
van den brief 3 vergaderingen gehad.
De secretarisTwee.
De heer Houtkooper: Laten we het nazien.
Dit werd gedaan en het bleek dat er 3 vergaderin
gen zijn geweest.
De heer Houtkooper: Ziet U wel dat ik het weet.
Kerkvoogden en notabelen betreuren het in dat
schrijven dat een beslissing omtrent het door hen in
gediende verzoek zoo lang op zich laat wachten, te
meer daar zij meenen dat de inwilliging daarvan geen
bezwaar voor de Gemeente zal opleveren.
De heer Houtkooper vroeg wanneer de toegezegde
verbeteringen aan de dokterswoningen zullen worden
aangebracht.
De voorzitter zeide dit zoo spoedig mogelijk te zul
len laten doen.
De heer Houtkooper drong in 't belang van den
dokter op spoed aan.
De heer Schouten vroeg inlichtingen omtrent het
huisje dat als postkantoor zal ingericht worden.
De voorzitter zeide dat Burgemeester en Wethou
ders een conferentie hebben gehad met het liefdadig
heidsfonds en dat de verbouwing zal geschieden ten
genoegen en ten laste van de Gemeente door het
fonds.
Ook hierover werd discussie gevoerd.
De heer Schouten: mag dit zoo maar?
De secretarisHet liefdadigheidsfonds zal dit werk
niet uit zijn handen geven.
De heer Schouten: Ja U hebt al meer gezegd, ik
ben de macht, de patroon van dat fonds.
liet is een ongelukkige keuze geweest toen ze U
namen tot voorzitter, en ik vind dat het niet aangaat
op kosten der Gemeente te verbeteren, zonder dat de
raad daarin gemoeid wordt. Het geldt hier alleen per
soonlijke belangen.
De secretaris: Ja, we zullen U maar gelijk geven,
doch ik vraag waarom is de keuze van mij tot voorzit
ter van dat fonds zoo ongelukkig geweest?
De heer SchoutenDat is gemakkelijk te zeggen,
want daar is al veel geleden sinds U aan 't hoofd
staat.
De voorzitter: ik geloof niet dat Burgemeester en
Wethouders er persoonlijk belang bij hebben.
De heer Schouten: De voorzitter, de secretaris en de
architect spelen onder één hoedje ten koste der Ge
meente, zie hiernaast, de dokterswoning is naast het
gemeentehuis gelegen.
De heer Stam: Als de Gemeente moet betalen,
waarom heeft zij dan geen zeggingsschap
De secretarisAlleen dat wat direct noodig is voor
het postkantoor moet door de Gemeente betaald wor
den, het andere betaalt het fonds.
De heer Schouten: Wij hooren van de buitenwacht
dat die kosten ongeveer 1000 zullen bedragen, waar
om licht U, als Burgemeester en Wethouders ons niet
in?
De secretarisAls U de teekeningen wilt zien.
De heer Schouten: Dat moest al lang gebeurd zijn.
De heer Houtkooper: Och we worden hier behandeld
als kwajongens.
De heer Schouten: Ja dat scheelt niet veel.
De heer Houtkooper: Is er een reglement van orde?
De secretarisNeen.
De heer Houtkooper: Dan wordt het hoog tijd dat
er een komt.
De heer SchoutenAls er dan maar in komt te staan
dat de secretaris een toontje lager aan moet slaan, we
zitten al 2 jaar in de herrie en dat komt alleen omdat
wij overal buiten worden gesloten.
De voorzitter: Dat is zoo niet.
De heer Schouten: Jawel.
De heer A. Hille vroeg daarna inlichtingen omtrent
het nieuwe postkantoor, bij aldien dit als zoodanig zou
komen te vervallen.
De voorzitter verschafte deze.
De secretaris verklaarde dat onder reparaties alleen
bedoeld worden die, welke genoemd in art. zooveel van
het Burgerlijk Wetboek.
De heer Houtkooper: Hoe hoog is de raming?
De secretaris: 500.
De heer Houtkooper: We zitten hier met ons vie
ren als raadsleden en moeten omtrent de gemeenteza
ken alles van andere hooren, U zegt ons niets.
De secretaris: dat is toch al eenvoudig.
De heer Houtkooper: Omdat we moeten vragen?
De heer A. HilleDe buitenwacht zegt de raming
is 1000, het is vervelend zoo iets te moeten hooren.
De heer Schouten: Maar is Uw plicht niet alle in
lichtingen inzake de Gemeente te geven?
De secretarisIn dit geval niet, omdat de uitvoe
ring plaats heeft door het Liefdadigheidsfonds.
De heer Houtkooper: Het reglement van orde zal
zeker ook wel door de commissie gemaakt worden
De heer Schouten vroeg vervolgens inlichtingen
omtrent het onderhond van den tuin bij de' dokterswo
ning.
De voorzitter zeide dat de dokter spoedig zal wor
den verzocht voor het verder onderhoud zelf te zorgen.
De secretaris maakte den voorzitter er op opmerk
zaam dat hij nog moet vragen of het de bedoeling is
dat aan het postkantoor ook een telefoonkantoor zal
verbonden worden, daar dan de aanvrage zal worden
ingezonden.
De raad vereenigde zich zonder besprekingen met
het idee een telefoonkantoor daaraan te verbinden,