DAGBLAD VOOR ALKMAAR EN OMSTREKEN.
Aangifte van Leerlingen
De Zoon van het Volk.
No. 34
Honderd en twaalfde Jaargang.
1910.
Deze Courant wordt eiken avond, behalve op Zon- en
Feestdagen, uitgegeven. Abonnementsprijs per 3 maanden
voor P jkmaar f 0,80; franco door het geheele Rijk f
M hinderlijke nummers 3 Cents.
DONDERDAG
Prl|§ der gewone advertentiën:
Per regel f 0,10. Bij groote contracten rabat Oroote
letters naar plaatsruimte.
Brieven franco aan ch N. V. Boek- en Handelsdrukkerij
v/h. HERMs. COSTER 8» ZOON, Voordam C 0.
10 FEBRUARI.
Alkmaarsche
Huishoud- en Industrieschool.
F E li 1 L L K T O N.
1>1 S S E S i, AN Ih
YetatecmnanuMf
voor de eursnssen ter opMdins voor het examen
Nuttige Handwerken, Fraaie Hand
werken en Teekenen L. O.
SCHOOLGELD f 40.— voor deze cursussen.
ALKMAAHSGHE COURANT.
rtiT" UT"*
II».
N»dera i 1 chtiuzon strekt d» Directs c«
M W. ARBEITER.
ALKMAAR, 10 Februari.
In onze Eerste Kamer is gisteren een zaak ter spra
ke gekomen, welke ongetwijfeld tot heel wat geschrijf
in het buitenland aanleiding zal geven. Gemeenlijk
geeft de behandeling van de begrooting voor buiten-
landsche zaken bij ons geen aanleiding tot belangrijke
beschouwingen, bepaalt zij zich tot opmerkingen van
min of meer ondergeschikt belang, komen er geen za
ken ter sprake, die over onze grenzen de aandacht
trekken. Gisteren is het echter anders geloopen. De
heer baron von Heeckeren Keil herinnerde eraan, dat
hij eenige jaren geleden geraadpleegd was over een
gebeurtenis die van invloed had kunnen zijn op 's Mi
nisters oordeel tiver de beteekenis der Noordzee-enten-
te. Hij bedoelde hiermede dat er, gelijk reeds herhaal
de malen is beweerd, een brief in 1904 door den Duit-
schen Keizer aan onze Koningin zou zijn geschreven,
om te waarschuwen dat, als onze kustverdediging niet
behoorlijk in orde werd gebracht, Duitschland zich ge
noodzaakt zou kunnen zien om bij dreiging van oorlog
met Engeland onze havens te bezetten.
De minister van buitenlandsche zaken, de heer de
Marees van Swinderen zei dat hij gaarne precies en
afdoend wilde antwoorden op een preciese en afdoende
vraag op vage aanduidingen kon hij niet ingaan
Als de heer van Heeckeren de verantwoordelijkheid
van het stellen van zulk een vraag aanvaardde, zou de
minister de verantwoordelijkheid van een antwoord op
zich nemen. De minister wilde geen geheimzinnig
heid, al achtte hij openbare besprekingen van diploma
tieke onderhandelingen ongewenscht. Maar als de
heer van Heeckeren zijn opmerkingen zoo duister,
vaag en achterdochtwekkend bleef geven, was de mi
nister niet in staat dien achterdocht weg te nemen.
Er werd aangedrongen op een geheime zitting. De
voorzitter verklaarde, dat hoe meer deze zaak in het
openbaar wordt behandeld, hoe beter het is. En de
minister voegde hieraan toe dat de regeering het hou
den van een geheime zitting zeer zou betreuren, voor
al wanneer daardoor voedsel gegeven werd aan geruch
ten, die meer en meer in den lande worden gehoord.
De regeering wilde gaarne met de groote macht waar
over zij beschikt, die geruchten met wortel en tak uit
roeien. Mocht de Kamer tot een vergadering met ge
sloten deuren besluiten dan hoopte de regeering mach
tiging te zullen verkrijgen, om althans op de een of
door
BARONESSE ORCZY,
Schrijfster van „De Roode Pimpernel".
Naar het Engelsch door
ED. VAN DEN GHEIJN.
61)
Hij zocht nu ©p Zondagmiddag zijn vrienden niet
meer op in de groote schuur, om te luisteren naar Zi-
geunermuziek of wel met de meisjes den czardas te
dansen, op zijn gewone dartele wijs. Nooit zag men
hem meer in de herberg aan den straatweg, met de
mooie Lotti op zijn knie, wat haar man van ijverzucht
woedend maakte.
Ja! hij was veranderd! dat leed geen twijfel meer!
Zeer in zijn nadeel veranderd. De voortdurende om
gang met den landheer en diens gezin had volbracht
wat al de geldzakken van den ouden Kemény niet
vermochten: hij had Andras trotsch gemaakt. Hij gaf
niets meer om het dorp, zijn muziek, de knappe deer
nen en de danspartijen. Hij liet geen zilveren florijnen
meer glijden in de klankborden der violen van de Zi
geuners en kocht geen mooie linten meer voor de
meisjes. Andras had zich van haar losgemaakt. Hij
was nu de vriend van den landheer.
Van lieverlede begon er een klove te gapen tusschen
hem en zijn landgenootenals hij nu in het dorp kwam
haastten zich de jongeren hun muts voor hem af te ne
men, alsof ze den landheer zagen. De ouderen zelfs
noemden hem „Kend" (Uwe Edelheid) en de meisjes
maakten een „dienaresse als hij voorbijging.
Aan Andras ontging dat verschil niet. Aanvankelijk
was hij er zeer gevoelig voor, want hij had zijn dorp
en zijn vrienden bizonder lief; ook Etelka begon het
te bemerken. Zij wist dat het kwaad zou komen en
snel in omvang toenemen. Dat was het waarvoor zij
beducht was: het van lieverlede zich loswerken van
andere wijze het publiek later te mogen inlichten e,n
het duidelijk maken, dat in geheime zitting niets is
geschied, wat haar zou kunnen schaden.
Met bravo's werd deze kloeke verklaring begroet.
Maar waar er slechts 5 noodig zijn om een vergade
ring met gesloten deuren te beleggen, had deze plaats.
In die vergadering, waarvoor geen geheimhouding was j
opgelegd verklaarde de heer 't Hooft onderzocht te j
willen zien, of Nederland zich de Noordzeeverklaring
had laten opdringen als een soort van afbetaling van
verschillende grieven welke het tegen het buitenland
(met name Duitschland) had; was dit het geval ge
weest, dan had men méér kunnen bedingen, meende
hij, dan deze entente, aan welke niet veel waarde te
hechten viel.
Ook de heer van Heeckeren voerde het woord en
zeide deze vergadering slechts te wenschen ter bespre
king van de vraag of het waar was dat de Duitsche
Keizer indertijd (vermoedelijk 1904) aan H. M. de
Koningin een brief had geschreven, waarin van bezet
ting van ons grondgebied sprake was, indien niet ze
kere maatregelen met de landsverdediging verband
houdende, door ons werden genomen.
Men kwam echter niet veel verder en na drie kwar
tier werd de openbare vergadering heropend. De heer
Van Heeckeren verklaarde nu dat zijn bedoeling niet
anders is geweest* dan te wijzen op het feit, dat eenige
jaren geleden de souverein van een naburig land heeft
medegedeeld, ons land te zullen occupeeren, indien,
met het oog op een eventueelen oorlog met Engeland,
ons land niet in voldoenden staat van tegenweer werd
gebracht. Verder kon spr. niet gaan.
Ga verder zoo daagde de minister den spreker
uit. Wel zijn we iets verder gekomen, maar we zijn
er nog niet. Wie is die naburig souverein? Noem na
men en ik zal uw mededeelingen voor goed vernieti
gen.
De heer Van Heeckeren had blijkbaar weinig lust
namen te noemen en zijn mededeelingen vernietigd
te zien.
Hij aanvaardde de herhaaldelijk gedane uitda
ging van onzen kleinen maar kloeken minister, die
zich blijkbaar bijzonder sterk gevoelde, niet. Hij zweeg
„wij hebben, zegt de N. Ct., nog zelden een overtui
gender argument dan heden in den heer Van Heecke
ren voor ons stond, ontmoet van de waarheid der de
finitie Een diplomaat is iemand die dingen verzwijgt,
welke hij niet weet."
En verder:
„Duidelijk is slechts dat er van een prestige van
den gewezen gezant te Stockholm als Eerste Kamerlid
indien hij dit mag bezeten hebben, na den dag van he
den niets is overgebleven."
In het buitenland zal men dit natuurlijk nigt geloo-
ven. Men zal het spreekwoord het helaas Holland-
sche kwaadstichtende spreekwoord toepassen van de
koe die niet bont genoemd wordt, als er geen vlekje
aan is. Men zal de vage uitdrukkingen en toespelin
gen van den oud-gezant nauwkeuriger omlijnen en
daaruit zijn conclusies trekken. Men zal gaan draai-
en om, al draaiend, te komen, waar men wezen wil.
En als men daar is, zal men de juistheid van zijn be
toog staven door te wijzen op het feit, gelijk in ons
Kameroverzichtje van gisteren bleek, dat onze kust- j
verdediging in den laatsten tijd weer veel meer op
den voorgrond is gekomen. Kortom men zal doen
alsof' er geen minister van buitenlandsche zaken is, i
die bereid is geweest al de geruchten te ontzenuwen.
Misschien zal men aan de overzijde van het Binnen
hof, in de Tweede Kamer, hierin aanleiding vinden
om den minister een dergelijke pertinente verklaring
te ontlokken. Of dit dan nog helpen zal?
EERSTE KAMER.
Gisteren werd bij de begrooting voor buitenlandsche
zaken het onderwerp behandeld, dat in het artikel
hierboven ter sprake gebracht is.
De heer De Jong (lib.) drong er op aan den
rijkslandbouwconsulent te Londen te promoveeren tot
attaché aan ons consulaat-generaalschap, aldaar. De
heer Bloembergen (lib.) huldigde de groote
verdiensten van den vroegeren zuivelconsulent in
Friesland dr. Van Rijn. Spreker hield zich overtuigd,
dat die ambtenaar dan een zegen voor zijn land zal
blijken.
De heer H o v y (anti-rev.) bepleitte steun voor
Nederlandsche scholen in het buitenland.
Daarna werd de begrooting aangenomen.
Hoofdstuk Koloniën en de begrooting van Surina- j
me werden eveneens aangenomen; idem de wetsont-
werpen regelende het Nederlandsche Onderdaanschap.
Mede werd aangenomen eene verhooging van
Hoofdstuk X (Landbouw, H. en N.) voor 1909 tot
aanstelling van een Inspecteur voor de Visscherij.
De heer Van Eisenne (kath.) juichtte ten
zeetste toe de wettelijke maatregelen tot de uitgifte
van grond aan landarbeiders.
Door het uitgeven van die stukken grond bindt men
den arbeider meer aan zijne gemeente en ontstaat een
intiemer verhouding tusschen werkgever en arbeider.
Spr. hoopte, dat de minister er in slagen zal een
wetsontwerp in dien geest samen te stellen.
Voorts juichtte spr. toe de aanstelling van een con
sulent voor het pluimvee.
De heer Reekers (kath.) aantoonende den
vooruitgang van de boschcultuur, vestigt de aandacht
op de non-vlinderplaag.
De heer Sickinga (lib.) kwam op tegen het
geven van buitengewone vergunningen om wild te
schieten aan grondeigenaren te Mierloo, in strijd met
de Jachtwet.
De heer Bosch van Drakenstein drong
mede aan op bescherming van de vogels, ook ter be
strijding van de nonvlinder-plaag.
De heer Van der Maesen de Sombreff
(kath.) meende dat het staatsmijnbedrijf niet te duur
wordt geëxploiteerd in vergelijking met het particulier
mijnbedrijf.
De heer Stork (lib.) zou aan den werkgever de
verplichting willen opleggen alleen werklieden in
dienst te nemen, die bij een of ander fonds waren ver
zekerd.
Bij niet nakoming dier verplichting zou hij den
werkgevers de straf willen opleggen, eventueel bij ziek
te aan werklieden, gedurende 6 tot 13 weken 70 pet.
loon uit te betalen.
De heer De Jong (lib.) is overtuigd, dat het
rijkskaasmerk op kaas'er komen zal, maar het is niet
haren zoon van zijn oude levenswijs, zijn hulpeloos
streven zich een nieuwe eigen te maken. Andras was
de eerste geweest er met tranen in de oogen van te
spreken, en na een poos scheen hij er zich niet meer
om te bekommeren. Voorzeker was zijn geheele ge
dragslijn gewijzigd. Het zonnetje in zijn natuur was
zonderling droevig geworden, en droefenis zette een
waardigheid hij aan zijn breede gestalte en mijmeren
de oogen, die het dorpsvolk onwillekeurig ontzag in
boezemden, als voor iets nobels, iets voornaams.
Toen kwam op zekeren dag Jankó in opgewonden
toestand van het kasteel aanrijden in het dorp; het
nieuws, dat hij te vertellen had, was zóó groot, zóó
wonderbaar, dat hij nauwelijks wist hoe met de mede-
deeling aan te vangen.
Andras, Andras Kemény, de rijke landman, de jon
ge knaap, die met hen had gezongen en gedanst, die
onder hen was groot gebracht, Andras gingneen
Jankó kon niet voleinden, de woorden staken hem in
de keel. Andras ging. trouwen.
„Zóó! Zóó! Met wie? Gauw wat, Jankó! Lang leve
Andras en zijn aanstaande! Oh! die sluwe vos! zoo
stil! zoo stiekem! dat was het dus? Gauw, Jankó, wie
is de gelukkige?.
En een nieuwsgierige menigte verzamelde zich om
Jankó. Hij werd in triomf gedragen naar de herberg
waar men hem een liter van den besten wijn voorzette
om hem aan het praten te krijgen.
„Ochwat zal Zsuzci huilenEn wat Panna zeg
gen Erzsi zal het besterven. Nou, spreek dan
toch, Jankó! Is het Erzsi?.... Niet.... Margit?..
Niet Mariska Ook niet Zeg op dan
toch, Jankó! Voor den draad ermee, of krijg de...
Andras Kemény ging trouwen! Dat was het waar
om hij zoo verdrietig en afgetrokken was in den laat
sten tijd? Nu zou alles weer goed gaan. Hij zou weer
vroolijk bij hen terugkomen als voorheen, dat loopen
naar het kasteel en luisteren naar de inblazingen van
den landheer er voor goed aangeven Hij had nu eene,
om mee te vrijen en te dansen! Andras Kemény zal
leven
„Jankó, voor den duivel, zul je nu eindelijk eens je
onverschillig hoe het er komt Het rijksmerk moet aan
geven den naam van den fabrikant. Dat een kaasmerk
noodig is om onze kaas in het buitenland aftrek te
bezorgen, betwist spreker; dit wordt door de feiten
weersproken, 't Was, dat Engeland een groot afzet
gebied is voor onze kaas, maar niet van onze beste
kaassoorten. Naar Engeland gaat alles, wat men el
ders niet kwijt kan raken. De beste kaassoorten gaan
naar Duitschland, Frankrijk en Spanje.
Heden 11 uur voortzetting.
EEN BIJZONDERE-SCHOOL-KWESTIE.
De gronden in het Kenaupark te Haarlem werden
in 1867 verkocht voor bouwterrein op voorwaarde, dat
daar alleen heerenhuizen en villa's zouden gebouwd
worden. In 1903 kocht de R. K. Schoolvereeniging
een perceel aldaar en vroeg vergunning, er een school
te houden, waartoe vergunning werd verleend voor 5
jaar, later verlengd tot 1 Januari 1911, op voorwaarde,
dat de vereeniging zich zou verbinden, dan de school
uit het gebouw te verwijderen.
Het bestuur der schoolvereeniging weigert dit, en
B en W. vragen thans machtiging, den weg van het
recht in te slaan.
AGITATIE TEGEN DE WONINGWET.
Door den Bond van Huiseigenaren voor Leiden en
Omstreken is besloten, 'n adres te richten tot da
Tweede Kamer der Staten Generaal om over te gaan
tot wijziging der Woningwet, 9. a. om maatregelen te
nemen, dat vereenigingen die met steun van rijk en
gemeente, arbeiderswoningen bouwen, niet kunnen
optreden als concurrenten van de particuliere huisba
zen. Andere vereenigingen van gelijken aard zullen
om adhaesie worden gevraagd.
EEN ONTSLAG IN INDIë EN EEN PROTEST.
De president van den Staatsspoorwegbond in Indië
werd uit den dienst ontslagen wegens opruiende arti
kelen, in het orgaan van den bond geplaatst, buiten
verantwoordelijkheid van het bondsbestuur.
Een protest aan de Tweede Kamer wordt voorbe
reid.
RIJKSMERK VAN VOLVETTE KAAS.
Eindelijk zal, volgens de Tel., weldra het oontrole-
merk op onze vette kaas komen en zal bestaan uit een
onveranderlijk deel: het controlemerk en een veran
derlijk deel: het herkenningsmerk.
Het eerste bestaat uit twee deelen: a. een opdruk-
j merk, bevattende boven elkaar geplaatste letters C. V.
i Dit wordt door middel van een merkplaatje tijdens de
bereiding midden op den bodem van de kaas geperst.
b. Een tatouëermerk, bestaande uit 't woord: „Rijks-
controle," dat door middel van een prikstempel in de
kaas wordt aangebracht, onmiddellijk na het persen
i en ronden, even vóór de kaas in de pekel gaat. Dit
i tatouëermerk wordt als randschrift rondom het op-
drukstempel op de kaas aangebracht. Afhankelijk van
de grootte der kazen, zullen verschillende formaten
van het onveranderlijke controlemerk moeten worden
uitgegeven.
Het herkenningsmerk omvat: a. voor eiken maker
afzonderlijk, onveranderlijke merken, bijv. Z. (Den
Haag, Zuid-Holland), N. Hoorn, Noord-Holland) en
b. voor eiken maker afzonderlijk, veranderlijke merken,
waardoor de maand van bereiding, alsook de week er
van aangeduid kan worden, en wel respectievelijk door
letters en cijfers. Verder zijn maatregelen genomen,
om door een afzonderlijk teeken den maker te kunnen
opsporen, die bij toeval of met opzet nagelaten kon
hebben, het veranderlijke herkenningsmerk op zijn
kaas aan te brengen.
tong roeren? En voor den drommel, waarom drink je
niet, man! Vertel ons nou eens wie is de gelukkige,
die al het geld van Kisfalu met Andras deelt en daar
bij den besten vent op den koop toe krijgt?"
Maar Jankó wilde niet spreken alvorens allen zwe
gen, en allen drongen toen om hem heen, om het groo
te nieuws te vernemen. Buiten de herberg stonden be-
geerige nieuwsgierige gezichten door de vensterruiten
te gluren. Van binnen ontstond ademlooze stilte on
der de opgewonden menigte:
„Andras Kemény van Kisfalu staat op het punt de
adellijke Jonkvrouw van Bideshüt te huwen!"
Alsof een donderslag van den helderen hemel te
midden der aanwezigen was gevallen, zoo doodsch was
de stilte die volgde op deze buitengewone tijding, ter
wijl Jankó een diepen teug wijn nam, want hij was
zeer dorstig geworden.
En toen kwam de storm aanbruischen, links en
rechts, in vragen, uitroepen en onderstellingen:
„Onmogelijk I"
„Jankó, je bent een leugenaar!"
„De Eerste April is lang voorbij
„Andras Kemény?"
„Onze Andras?"
„En de freule?"
„Andras, een van ons?"
„Trouwen met een adellijke dame?"
„Wanneer waren ze verloofd?"
Hoe is het aangekomen
„Houdt hij van haar?"
„Houdt zij van hèm?"
Allen spraken te gelijk. Allen drongen zich om Jan
kó. De een trok aan de panden van zijn jas. De ander
rukte aan zijn mouw. Niemand wilde ^lat-ie dronk. Hij
moest wat meer zeggen. hij kon er meer van we
ten.
„Laat me naar buiten gaan, dan kunnen jullie alle
maal hooren, en ik zal alles zeggen wat ik er van
weet."
„Goed zoo, Jankó!"
„Leve Jankó!"
Naar een groot leeg vat werd Jankó geduwd en erop
geheschen. Hij was zich nu ten volle bewust van zijn
gewichtige persoonlijkheid. Van deze hoogte zag hij
neer op het aantal begeerige gezichten, vol hoop en
verwachting op hem gevestigd. Hij veegde zijn mond
af met zijn mouw, en maakte zich gereed, om een be
langwekkende, roerende rede te houden. Maar juist
toen hij aanstalten maakte om van wal te steken, be
speurde hij Pastoor Ambrosius, die op hem afkwam.
Toen schoot het hem te binnen, dat een standplaats
op een wijnvat niet strookte met zijn waardigheid; de
Pastoor mocht eens den landheer vertellen op welke
manier zijn vertrouwde knecht het nieuws aan het
dorp had medegedeeld. De Edele Heer kon er over
gebelgd zijn. Jankó achtte het raadzamer af te dalen.
Vader Ambrosius had zich een weg gebaand door
de menigte.
„Gij schijnt allen zeer opgewonden te zijn, kinde
ren," zei hij, „wat is er gaande?"
„Andras Kemény, Pastoor...."
„Oh! is het dat? Jankó heeft de tijding al gebracht,
naar ik zie, en ge verlangt er meer van te weten. Wel,
kinderen, veel valt er niet van te zeggen. Gij allen
kent Andras, wiens hart zoo goed is als zijn goud,
wiens edelmoedigheid zijn rijkdom evenaart. Is er on
der u iemand, die niet eens in de laatste tien jaren in
moeilijkheden heeft verkeerd en bij Andras is gekomen
om hulp? En heeft hij, toen hij wegging, niet allen
bijstand verkregen en tienvoudig meer vriendelijkheid
dan hij verwachtte?"
„Ja! J.aLeve Andras Kemény! Onze Andras! Wel
ja, zeker!" klonk het van alle kanten, terwijl de zwak
ke sekse, die meer naar den gevoelskant overhelt, hier
en daar een boezelaar ophief naar vochtige oogen.
Welnu dan, kinderen, gij zult het met mij eens zijn,
dat zulk een goed mail als Andras Kemény wel waard
is de edelste te huwen in den lande. Andras Kemény
heeft de schoone jonlcvrouwe Bideshüt ten huwelijk
gevraagd en hare ouders hebben hunne toestemming
gegeven."
Wordt vervolgd.