DAGBLAD VOOR ALKMAAR EN OMSTREKEN. No. 47 Honderd en twaalfde Jaargang. Een maatsch pperijk euve De Zoon van het Volk. 1910. Deze Courant wordt eiken avond» behalve op Zon- en Feestdagen uitgegeven. Abonnementsprijs per 3 maanden voor P ikmaar f ©„SO? franco door het geheele Rijk I 1» Af' aderlijke nummers 3 Cents. Prijs der gewone advertentiën: Per regel f 0,10. Bij groote contracten rabat Groote letters naar plaatsruimte. Brieven franco aan dt N. V. Boek- en Handelsdrukkerij v/fx HERMs. COSTER ZOON, Voordam C 0. V R IJ D A G o— 25 FEBRUARI. FEUILLETON. B I N NEjL A N 1). Veielooisaamner S. f UEMEXGD NI ËTrW ST~ ALKMAARSCHE COURANT. In het nummer van gisteren kwamen onderaan de rubriek „Korte berichten" een paar regels voor, welke in beknopten vorm een droevige illustratie gaven van een ernstig maatschappelijk euvel. Bedoeld berichtje luidde aldus „In de afgeloopen week zijn uit het arrondissement Breda meer dan honderd personen voor de justitie ge leid wegens landlooperij en bedelarij. Maar 90 procent moest men weer op vrije voeten laten, omdat er geen ruimte meer was in het huis van bewaring." Ziedaar in enkele regels neergelegd een hoogstbe- denkelijk sociaal en zedelijk kwaad. Honderd perso nen in één week in één arrondissement geverbaliseerd wegens landlooperij en bedelarij en meer dan 90 weer op vrije voeten gelaten, wegens gebrek aan ruim te in het huis van bewaring. Zij zullen vermoedelijk allen veroordeeld worden en misschien vervallen er van die negentig vóór dat hun vonnis uitgesproken is in herhaling van het gepleegde feit. Want niet waar landloopers zijn zwervers, zonder woonplaats, zonder middelen van bestaan. Zij moeten leven men begrijpt de rest. Voor velen van hen geldt het dichterwoord over de musschen„Zij zaaien niet, zij maaien niet, maar teeren op den boer." Door dat „teeren op den boer" maken ze dikwijls het platteland onveilig en zijn de schrik vooral van bewoners van af gelegen streken en kleine boerderijen met weinig per soneel. Niet alleen doen ze de konijnen en kippen op geheimzinnige wijze verdwijnen hoeveel berichtjes leest men tegenwoordig niet in de couranten over der gelijke gevallen? maar ook treden ze hier en daar zeldzaam brutaal op door bedreiging en afpersing. Er zijn ook andere veel betere typen onder de landloo pers.. De lezers van Gorki's boeken kennen ze: de be kende Russische schrijver heeft laag in de diepte ge zocht en daar een wereld gevonden, bewoond door menschen, die dikwijls zeer groot zijn en, gelijk hij ergens zegt, meestal meer filozoof dan zelfs Scho penhauer immers de abstracte gedachte kan nooit een zoo nauwkeurige en beeldrijke aannemen als de 63; door BARONESSE ORCZT, Schrijfster van „De Roode Pimpernel". Naar het Engelsch door ED. VAN DEN GHEIJN. ACHT EN TWINTIGSTE HOOFDSTUK. EERT UWEN VADER EN UWE MOEDER. Andermaal weergalmden de muren van het kasteel Bideshüt van vroolijke feestklanken. Andermaal wa ren in de groote keuken bedrijvige handen in de weer geheele ossen werden gebraden op reusachtige spit ten,* schapen en lammeren werden geslachthet was weer een cavalcade op en neer langs de groote staat sietrap en in de met marmersteenen geplaveide hal. Morgen vierde de gravin haren jaardag; na twee jaren zou Bideshüt weer eens vroolijkheid beleven en Zigeunermuziek binnen haar muren weerklinken. Gravin Irma was zenuwachtiger en meer opgewon den dan zij onder gewone omstandigheden het goeden toon zou geacht hebben. Er hadden sedert den laat- sten tijd zulke vreeselijke gebeurtenissen plaats gehad toen een aantal gasten het kasteel opvroolijkten met de aristokratische opgewektheid waarvan zij zooveel hield. Maar zij begreep dat de tijd thans was aange broken, dat zij den bedekten spot, satirieke sympathie, verbaasde vertoogen vanwege hare vrienden en beken den zou moeten aanhooren, betreffende de ongerijmde echtverbintenis der aanvalligste erfdochter in het ge heele graafschap Hevel. Toen zij hare orders uitdeelde in keuken en stallen, de versiering der tafels naging, het aftappen van den wijn, de luchting der logeervertrekken, gaf zij zich nauwelijks rekenschap van de groote verandering die gedachte welke vorm den mensch direct door het lij den is afgeperst. En een van zijn menschen getuigt, dat hij landlooper is ondanks zich zelf dat hij en zijn collega's een bijzondere samenleving en bijzondere wetten noodig hebben. Ieder, die veel zittingen van de rechtbank bijwoont, zal grif toestemmen, dat dit type ook in ons land veelvuldig voorkomt en dat zijn getuigenis juist is. Gisteren stond er nog zoo iemand voor de Haagsche rechtbank terecht, een jonge man van 21 jaar, een zenuwlijder. Zijn vader werd in een krankzinnigengesticht verpleegd, zijn moeder was in Duitschland, waar wist hij niet, en zijn familie trok zich zijn lot niet aan. In Amsterdam had hij met groenten gevent, doch was op zekeren dag achter zijn wagen in elkaar gezakt. Te voet was hij naar Den Haag gekomen, hopende bij een der vele tuinders in het Westland werk te vinden, hetgeen hem niet was gelukt. Een vaste woonplaats had hij niet. Vijf jaren was hij door tusschenkomst van de Vincentiusvereeni- ging in Apeldoorn bij een tuinder verpleegd geworden, maar op den bepaalden leeftijd gekomen moest hij zijn eigen kost gaan verdienen, hetgeen hem aanvankelijk met groentenventen was gelukt, later niet meer. Subst.-off. van justitie, mr. Van Kleffens, die zijn diep medelijden uitsprak met dezen ongelukkigeu schipbreukeling op de levenszee, vroeg zichzelf af welke straf het meest in diens belang zou zijn en kwam tot de conclusie dat een korte hechtenisstraf van 3 dagen en plaatsing in een rijkswerkinrichting- voor den tijd van 1 jaar en 2 maanden het meest ge- wenscBt zou zijn, daar de man dan weer in de maat schappij terugkeert op een tijdstip dat hij 't meeste kens heeft weer werk te vinden. ZEd. Achtb. deed daartoe den eisch, waarmede de man zeer ingenomen was want werken wilde hij graag. Die man moet gestraft worden. Artikel 432 W. v. Strafrecht zegt dat met hechtenis van ten hoogste twaalf dagen gestraft wordt hij, die zonder middelen van bestaan rondzwerft of wat hiervan meestal het gevolg is in het openbaar bedelt. Is hij tot werken in staat dan kan hij tot plaatsing in een werkinrich ting worden veroordeeld voor ten hoogste drie jaar. Wie echter eenmaal in de rijkswerkinrichting is ge weest keert er in den regel terug als hij eenigszins kan laat hij zich door die rechtbank veroordeelen, wel ke de langste straf geeft indertijd stond het Utrechtsche college daarvoor bekend. Over 't onbillij ke en ongewenschte om zulk een „ongelukkigen schip breukeling op dé levenszee' te straffen behoeft verder niets te worden gezegd. Het geval spreekt te zeer voor zich zelf. We zien dus dat in sommige streken van ons land landlooperij veelvuldig voorkomt, dat verscheiden land loopers dikwerf den bewoners overlast aandoen en voor straf zeer zeker in aanmerking komen, dat daar entegen vele anderen een straf hoewel de praktijk leert dat zij zelden als zoodanig wordt be schouwd, juist omdat zij uitkomst geeft niet ver dienen, maar wel krijgen. En ook zien we, dat bestrijding van dit maatschap pelijk euvel urgent is. Eigenlijk is het dit al ^eruimen tijd geweest. Minister Cort van der Linden beloofde indertijd al dat hij „zijn aandacht zou schenken" aan dit onderwerp. Hij verwachtte veel van samenwerking tusschen staat en particulieren. Nu gelooven we niet, dat er op dit gebied veel samenwerking bestaat. De eenige instellingen voor zoover ons bekend wel ke zich het lot van deze „schipbreukelingen" aantrek ken zijn de Haagsche vereeniging tot christelijke ver pleging van bedelaars en .landloopers te 's-Gravenhage en het Leger des Heils. in haar leven had plaats gegrepen, sedert, nu twee jaar geleden, na dien ontzettenden en geheimzinnigen brand, alle gasten haastig zich verwijderden, verdriet en troosteloosheid achter zich latend. Alleen, wanneer ze Ilonka nu en dan op de trappen ontmoette en de gravin gedurende de maaltijden zich bezwaard gevoel de door de zonderlinge manieren van het vroeger zoo vroolijk en uitgelaten meisje, daarbij de minder aan gename gewaarwording had dat zij hare dochter niet meer zoo naar hare hand kon zetten, of wèl haar ka pittelen over haar vreemdsoortige wijze van doen, dan eerst was het dat de alles behalve opfrisschende herin nering zich aan haar opdrong, dat, twee jaren geleden, een opeenstapeling van rampen den huize Bideshüt had getroffen. Dat Ilonka weldra de ordinaire woning van haren echtgenoot zou verlaten, had altijd in haar plannen gelegen; zonder zoo iets had ze wellicht nooit haar toestemming tot het, naar haar zienswijze, monster achtig huwelijk gegeven. Doch zij had er steeds op gerekend dat haar kind wel tot haar terug zou komen als dezelfde dochter die van haar was heengegaan, voordat die akelige boer haar onverdeeld de zijne kon noemen. Zij vleide zich met de gedachte dat Ilonka als onbestorven weduwe misschien wel wat minder be koorlijk zijn zou in de oogen van het mannelijk ge slacht, wat vrijer en luidruchtiger in haar optreden, maar overigens dezelfde, en zij met hare moeder één lijn zou kunnen trekken, om alle herinneringen aan den boerschen echtgenoot uit de omgeving van Bides hüt te verbannen. Toén Ilonka daags na de huwelijksplechtigheid te rug-keerde naar het ouderlijk huis, als een schim harer oorspronkelijke persoonlijkheid, geraakte het moeder hart aanvankelijk beklemd tusschen een aandoening van leedwezen en wroeging. Vervuld van oprechte deelneming, trachtte ze het door haar onrecht aange dane kind te koesteren aan haar moederlijken boez<u&, en bereidde zij zich er op voor met afschuw en onder een vloed van tranen de confidenties te zullen verne men van het diep-gewonde aristokratische meisje, dat in de armen geworpen was van een rekelachtigen boer. Ditmaal echter had de gravin, om een alledaagsche En de regeering Zij heeft in 1903 een staatscommissie benoemd met een langen naam. D'ie staatscommissie - waarvan ons Noord-Hollandsch Eerste Kamerlid, de heer de Jong, voorz. is -moet de regeering dienen van advies over de vraag, „welke aanvulling en wijziging het in het Wetboek van Strafrecht aangenomen stelsel van bestraffing van bedelarij en landlooperij en de toepas sing daarvan in de praktijk behoeven om een meer doeltreffende bestrijding van dat maatschappelijk euvel te verzekeren." De commissie onderzoekt. De regeering wacht. Het euvel tiert. Hoe lang nog zal de droeve waarheid, in deze drie zinnetjes neergelegd, en door het Bredasche berichtje bevestigd, ongewijzigd blijven voortduren? TWEEDE KAMER. De afdeelingen der Tweede Kamer hebben benoemd tot rapporteurs over het wetsontwerp betreffende de nadere regeling van de rechten van successie en van overgang bij overlijden, de heeren van den Berch van Heemstede, van Nispen (Rheden), Treub, van Asch van Wijek en van Hoogstraten. PENSIONNEERING VAN WETHOUDERS. In de gisteren gehouden vergadering van den ge meenteraad van Rotterdam werd behandeld het ont- werp-verordening, regelende de pensionneering van de wethouders na hunne aftreden. Het ontwerp werd ongewijzigd vastgesteld en het pensioen bepaald op een maximum van 2000, na 5 jaren diensttijd, zullende dit bedrag verschillende wij zigingen kunnen ondergaan in verband met de bij de verordening gestelde regelen. ZIEKTEVERZEKERING. Het wetsontwerp betreffende de ziekteverzekering heeft het Departement van minister Talma verlaten en is thans bij den Ministerraad. MIDDENSTAND-SBELANGEN REGEERINGS- ZAAK. In een druk bezochte vergadering van de Arnhem- sche vereeniging voor handel en nijverheid, trad als spreker op de heer J. S. Meuwsen, voorzitter van den Middenstandsbond, met het onderwerp„In hoeverre zijn middenstandsbelangen regeeringszaak geworden?" Spreker betoogde dat staatszorg voor den midden stand in Nederland noodig is, in de eerste plaats door de organisaties in staat te stellen voorlichting te laten geven aan hun leden en in de derde plaats voor de crediet-organisaties van den middenstand. Doch bij die staatszorg is noodig, dat de middenstand zich zelf gaat geven, d. w. z., dat de middenstander de hand leert reiken aan zijn concurrent, zijn collega, die gis teren nog zijn brooddief was. UIT St. PANCRAS. Vervolg vergadering Tuinbouw- en Handelsvereeni- ging „Langcdijk en Omstreken." Aangenomen werd het praeadvies op het voorstel van de afdeeling St. Pancras om ernstig met de be sturen zustervereenigingen te bespreken de wensche- lijkheid, dat de leden der vereeniging hun producten niet meer onderhands verkoopen, doch altijd doen vei len. uitdrukking te bezigen, gerekend buiten den waard. Hare dochter, die na al de emoties der laatste dagen, in ziekelijken toestand terugkwam, weigerde beslist over haar kort verblijf onder het dak van haren echt genoot een woord aan hare moeder te verluiden. Zwij gend had ze van haar ouders den welkomstgroet aan vaard, zwijgend haar gewone plaats weer ingenomen aan den maaltijd, zwijgend, na één nacht afwezigheid, haar meisjeskamer andermaal betrokken, en voor het overige was ze weer haar gewonen gang gegaan. Een vreemdsoortige verandering had, naar de mee ning harer moeder, met Ilonka plaats gegrepen. Haar glimlach was verdwenen, zij sprak weinig, en kwam met zonderlinge begrippen terug van haar kortstondig verblijf in de landelijke woning. Het moederlijk ge zag liet zij zich niet meer aanleunen. Gravin Irma gevoelde zelf hoe belachelijk het zijn zou eene dochter wetten voor te schrijven, die op stuk van zaken toch een gehuwde vrouw was en wie het recht toekwam te handelen zooals zij het verkoos. Zeer zeker, het hin derde de gravin geweldig Ilonka telkens er op te zien aandringen bezoeken af te leggen bij de oude boerin te Kisfalu, die zij maar voortdurend „Moeder" bleef noemen Het had er alles van alsof tusschen de jeug dige onbestorven weduwe en haar schoonmoeder een nauwe band van vriendschap was geknoopt. Gravin Irma begreep er niets van; maar uit zeer betrouwbare bron had zij vernomen dat Andras Kemény sedert zijn trouwdag voortdurend in afzondering te Kisfalu ver blijf had gehouden; in zeker opzicht strekte het haar dus tot innige voldoening dat haar dochter zich niet zoozeer verlaagde, om nog eenige betrekking aan te houden met den aanmatigenden boer, die zich verme ten had haar zijne vrouw te noemen. Wat dien hatelijken Andras Kemény betrof, hij be stond eenvoudig niet in de schatting der gravin. Daags na zijn huwelijk had hij een zwaar stuk papier naar het kasteel opgezonden, dat een schenking bevat te aan Ilonka van het geheele domein Bideshüt. Dit was zooals het behoorde; hij kon toch niet aannemen dat zijn aristokratische echtgenoote ten laste harer ouders moest komen. Gravin Irma beschouwde dit wel als de beste regeling. Ilonka wist volstrekt niet dat Het voorstel van de afdeeling Schoorldam om den voorkoop van dorschkool te beperken door den leve- ringstijd uiterlijk op acht dagen te bepalen, werd na uitvoerige bespreking verworpen. Voor stemden St. Pancras en Schoorldam, uitbrengende 162 stemmen, tegen Zuid-Scharwoude, Koedijk, Warmenhuizen, St. Maarten en Harenkarspel, te zamen 613 stemmen. Daarna werd met 592 tegen 182 stemmen besloten het besluit van de algemeene vergadering van 24 Febr. 1904 te handhaven. Dit besluit luidde: „Om de dorschkool bij elke partij afzonderlijk te verkoopen, op een leveringstijd van ten hoogste zeven dagen. Na dien dag is de kooper verplicht eiken dag 5 cent per 100 stuks meer te betalen, wanneer ijs en weder de levering niet beletten." Harenkarspel had voorgesteld te bepalen, dat na den 7den dag het uitschot voor rekening van den koo per is. De voorzitter drong aan op stipte uitvoering van het besluit, dat voor het eerst geldt voor de winter- producten van 1910. In verband met een vijfledig voorstel van de afdee ling Zuid-Scharwoude, werd door het hoofdbestuur er bij de afdeelingen op aangedrongen de rattenverdel- ging zelfstandig ter hand te nemen; werd het hoofd bestuur machtiging verleend met Zustervereenigingen, of door de vereeniging alléén, te trachten tot uitgave over te gaan van een orgaan op Tuinbouw- en Han delsgebied, indien de Ned. Tuinbouwraad met de be loofde handelingen op dit gebied betrekking hebbende achterwege blijft. Werd het hoofdbestuur opgedragen een onderzoek in te stellen naar de mogelijkheid om het vangen van kikkers te verbieden; zal het hoofdbe stuur den verkoop van de aardappelen bij hoeveelheden van 25 K.G. zooveel mogelijk bevorderen, door in over leg te treden met Zustervereenigingen; werd besloten aan Art. 16 van het reglement der vereeniging de vol gende alinea toe te voegen: Op leden, die zich schuldig maken gestraften, vol gens dit Art., te helpen door voor hen producten te verkoopen of op andere wijze de straf te ontduiken, zullen dezelfde in dit Art. genoemde bepalingen wor den toegepast. Aangenomen werd het afwijzend praeadvies van het hoofdbestuur op het voorstel St. Maarten om een keurmeester te benoemen op zoodanig traetement, dat de benoemde een onafhankelijke betrekking bekleed. Bij de besprekingen over dit voorstel werd van ver schillende zijden de ontevredenheid geuit over de han delingen en het optreden van den keurmeester, waar na de commissie van beheer haar verwondering uitte dat die klachten nooit ter kennis van die commissie zijn gebracht. De heer Zeeman, de werkzaamheden van den keur meester besprekende, wees op de moeilijkheden aan zijn werk verbonden. De nadruk werd er op -gelegd, dat alle klachten omtrent den keurmeester ter kennis van de Commissie van Beheer moeten worden ge bracht. Daarna was aan de orde de volgende motie: De afdeeling Zuid-Scharwoude, vergaderd op 22 Jan. 1.1., gehoord hebbende de besprekingen over de aangenomen wijzigingen in het Contract-stelsel, be treurt de afwijkende houding v*an het Hoofdbestuur en dringt aan op handhaving van het eenmaal aangeno men standpunt voor het Contract-stelsel, genomen op de algemeene bestuursvergadering gehouden den 10 Juli 1907. Het Hoofdbestuur deelde naar aanleiding der bo venstaande motie mede, dat er door, niet voldoende Bideshüt niet meer het eigendom was harer ouders. Ook nu vooral moest zij hiervan onkundig blijven. Zij vroeg ook nooit naar iets, scheen zich hoegenaamd niet te bekommeren over de bron waaruit in haar on derhoud werd voorzien, wie voor haar voeding en klee ding zorgde. Zij ging van de onderstelling uit dat haar vader nog steeds de vermogende adellijke heer was, zooals ze altijd over hem had hooren spreken, dat hij volkomen bij machte was het zijn eenige dochter aan niets te laten ontbreken, als deze niet verkoos met haren man samen te wonen. Haar ouders lieten zich dan ook omtrent haar niet onbetuigd. Zij had alles wat haar hart begeerde; zelfs tijdens het heerschen der cholera gaf Bideshüt haar al het geld, graan en wijn, kortom, al wat zij verlangde tot leniging van de nooden der dorpsbewoners. Gravin Irma sloeg de han den in heiligen afschuw ten hemel, toen Ilonka haar voornemen aankondigde te Kisfalu te vertoeven totdat de epidemie was geweken. Op een toon, die geen te genspraak duldde, had ze gezed„Ik ga er heen." Bovendien, wie of wat kon het haar beletten? Zij was een gehuwde vrouw. Zij stond niet meer onder voog dijschap harer moeder. Zij bleef vier maanden weg; gravin Irma kon niet nagaan wat haar kind in het schild voerde. Andras Kemény bevond zich te Zarda, waar de cholera het he vigste woedde; de adellijke slotvrouw van Bideshüt koesterde den heimelijken wensch dat de epidemie ook dien hatelijken man tot slachtoffer zou kiezen. In de omgeving van het kasteel heerschte de ziekte eveneens, en het gevaar van besmetting was een vol doend voorwendsel om van de bezoeken van Pastoor Ambrosius verschoond te blijven. De priester had ten aanzien der gravin de zeer onhebbelijke gewoonte van steeds den mond vol te hebben van Andras Kemény, van al het geld dat deze ten beste gaf, om de ijzing wekkende woede der epidemie te beteugelen en de smart der overblijvenden te lenigen. Ilonka was afwe zig, gelukkig dus dat zij die eeuwige loftuitingen niet kon vernemen, maar het medelijden van den allen- daagschen echtgenoot met de ongelukkige landslieden, in de vuile krotten van Arokszallas scheen ook hare dochter te hebben aangestoken. Wordt vervolgd.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1910 | | pagina 1