DAGBLAD VOOR ALKMAAR PN OMSTREKEN. De Politiehond. Honderd en twaalfde Jaargang. 1910 ZATERDAG 26 FEBRUARI. Herijk van Maten en Gewichten. NATIONALE MILITIE. No. 48 ONDERWIJZER, Drankwet, iJeze Courant wordt eiken avond, behalve op Zon- en i cestdagen, uitgegeven. Abonnementsprijs per 3 maanden vor Alkmaar f 0,80; franco door het geheele Rijk f 1,—. Afzonderlijke nummers 3 Cents. letters Br Telefoonnummer 3. Vih Prijs der gewone advertentiën: regel f 0,10. Bij groote contracten rabat. Groote aar plaatsruimte. n franco aan de N. V. Boek- en Handelsdrukkerij RMs. COSTER ZOON, Voordam C 9. BURGEMEESTER en WETHOUDERS van Alkmaar maken bi) deze bekend A. dat dit jaar de zittingen voor den herijk der maten en gewichten zullen worden gehouden in het kantoor van den marktmeester der Graanmarkt (aan het Luttik-Oudorp te Alk maar), en wel voor ten verkoop bestemde maten en gewich ten, op: 14, 15 en 16 Maart van 9'/s12 en van 1—41/, uur voor apothekers-, g«nd- en zilversmids gewicht en verdere gewichten bestemd voor fijnere wegingen van 1 gram en daarboven, op 17, 21 en 22 Maart van 97812 en van 14 78 uur voor den herijk in het 'algemeenvoor hen wier geslachtsnamen beginnen met de letters AC op 23, '24 en"29 Maart van 9'/212 en van 147, uur; D-I op 30 en 31 Maarten 4 en 5 April van 9l/2—12 en 1—47, uur; J—M op 6, 7 en 11 April van 9 78—12 en van 141/2 uur; N—T op 12, 13, 14 en 18 April van 97j— 12 en van uur; enUZ op 19, 20 en 21 April van 97ï12 en van 147, uur; B. dat de maten en gewichten schoon, droog en roestvrij moeten worden aangeboden om onder zocht te kunnen worden C. dat betaald moet worden voor het justeeren van gewichten en wel ten bate van 's Rijks schatkist D. dat de maten en gewichten vóór 1 Januari 1912 gestempeld moeten worden met de letter s en tot dien datum ook de letter r geldig is E. dat maten en gewichten, die gestempeld wor den met het alkeuringsmerk a. niet in win kels enz. teruggebracht mogen worden F. dat er nog gelegenheid bestaat maten en ge wichten te laten herijken aan het ijkkantoor te Amsterdam, Brouwersgracht 276, op eiken Maandag en Vrijdag van 9—3 uur G. dat de onderdeelen van het gramx(de milli gram-gewichten) niet op de herijkzitting, maar alleen aan de ijkkantoren herijkt kunnen wor den. (Opzending franco per post). Alkmaar, 25 Februari 1910. Burgemeester en Wethouders voornoemd, G. RIPPING, Voorzitter. DONATH, Secretaris. BURGEMEESTER en WETHOUDERS van ALKMAAR vestigen de aandacht van belang hebbenden op de artikelen 27 en 38 der drank wet, luidende als volgt Art. 27, eerste lid. Van verbouwing of herbouw van eene loca- lfteit, waarvoor eene vergunning is verleend, wordt uiterlijk ééne maand vóór het einde van het vergunningsjaar, waarin de verbouwing of herbouw is aangevangen, onder overlegging van het plan kennis gegeven aan burgemeester en wethouders, of, voor zooveel betreft een logement waarin de verkoop alleen geschiedt aan logeergasten of de localiteit van eene sociëteit, aan Gedeputeerde Staten. Art. 38, vierde lid. Van verbouwing oi herbouw van eene loca liteit, waarvoor een verlof is verleend, wordt binnen drie maanden nadat daarmede is aan gevangen, onder overlegging van het plan, kennis gegeven aan burgemeester en wet houders, Nfet-nakoming van genoemde voorschriften heeft intrekking van de vergunning of het verlof ten gevolge. Burgemeester en Wethouders voornoemd, G. RIPPING, Voorzitter. DONATH, Secretaris. Alkmaar, 25 Februari 1910. Overnachten buiten de kazernes bij opkomst voor herhalingsoefeningen. ALKMAARSCHE COURANT. da ke->r A*n de 6* GEMEENTESCHOOL (Ho<>fd A. WIJN) word* gevraasfd bevoegd tot hfct geven v*n onderwijs in vak j Avnvim malaria f 700, dat kar, tot f 1000; voor hoofdakte f 100 mevr. Eventueel* vrrgeedir g huishuur f 100. Stukken (adrvi op z g°i) in te aenien *«n het Gemeentebestuur vóór 1 Maart a 8. De BURGEMEESTER der gemeente ALKMAAR brengt ter kennis van belanghebbenden, dat door den Minister van Oorlog is bepaald geworden, dat in het jaar 1910 bij wijze van proef bij de Infanterie: bij de Vesting-Artillerie en bij de Genietroepen aan de verlofgangers van de Militie, voor zoover deze voor de derde (laatste) maal voor berbalings-oefening on der de wapenen zullen komen, alsmede aan de mili cien-sergeanten der lichting 1909, VOOR ZOOVER ZIJ ZULKS ZULLEN VERLANGEN, zal kunnen worden vergund, om buiten de kazerne te overnachten, mits hunne woning (vaste of tijdelijke) in of nabij de garnizoensplaats gelegen is, en de vergunning geen aanleiding geeft tot het afleggen van zoodanige af standen, dat daardoor invloed wordt uitgeoefend op den goeden gang van den dienst en van de oefenin gen, tengevolge van buiten deze opgedane vermoeienis. De onmiddellijke Chef (Compagnies-Commandant of de als zoodanig optredende Officier) zal, voor elk geval afzonderlijk, in verband met den afstand, waar op de betrokken persoon van de kazerne woont, bepa len, wie voor de hierbedoelde gunst in aanmerking komt. De verleende gunst stelt niemand van eenigen dienst vrij, terwijl de vergunning, wanneer dit den be trokken chef gewenscbt voorkomt, kan worden inge trokken. Zij die voor de genoemde gunst iu aanmerking wen- scben te komen, moeten daarvan, UITERLIJK TWEE MAANDEN VÓÓR DEN DAG VAN OP KOMST SCHRIFTELIJK kennis geven aan hun on- middellijken Chef (zie hiervoor). Opgemerkt zij lo. dat aan den milicien, die eenmaal gevraagd heeft buiten de kazerne te mogen overnachten, daarin geen logies meer wordt verstrekt, dan in gevallen waarin de betrokken Chefs dit als straf of om andere redenen noodig mochten achten; 2o. dat niet dan hij hooge uitzondering ter beoor deeling van den commandeerende-offieier de gunst kan worden verleend aan hen, die zich NA het hier- voren aangegeven tijdstip (2 maanden vóór de op komst) daarvoor aanrfteldeUi De Burgemeester van Alkmaar, G. RIPPING. Alkmaar, 17 Februari 1910. Uit het Duitsch. De bewoners van het kleine dorpje aan den Havel verkeerden in een toestand van buitengewone opge wondenheid. Alweer had er een van die gruwelijke daden plaats gegrepen, die hun oorsprong vinden in de laagste hartstochten van den mensch en die slechts uit roofzucht, haat en wraak kunnen geschieden. Een der rijkste jongelingen van het dorp, een drie en twintig-jarige zoon van den schout Frederik Vollert, was sedert vijf dagen spoorloos verdwenen, 's Zondag avonds was hij nog in de herberg geweest, had daar eerst gedanst, daarna gespeeld en was eindelijk tegen middernacht met een goedgevulde beurs alleen wegge gaan. Den volgenden morgen was hij nergens te vin den, maar achter het erf van zijn vader ontdekte men met ontzètting een klein plasje bloed op den harden bruinen bodem en daarnaast een scherp keukenmes, dat met bloed bevlekt was. Frederik Vollert was dus het slachtoffer geworden van moord en roof. Dit vermoeden werd zekerheid, toen bleek, dat het bloed, dat naar Berlijn geionden was om onderzocht te worden, werkelijk menschenhloed was. Iedereen in het dorp was van het drama ver vuld en iedereen werd beziggehouden met de vragen: Wie is de moordenaar? En waar heeft de onverlaat het lichaam van het ongelukkige slachtoffer gelaten? Daar zelfs de geringste aanwijzing ontbrak om een antwoord op deze heide gewichtige vragen te vinden, nam de politie haar toevlucht tot een juist in den laatsten tijd met veel succes beproefd middel om den misdadiger op het spoor te komen. Als een loopend vuurtje verspreidde zich het gerucht door het dorp: Er zal een politie-hond komen! De bekende Bello, die hier en daar dikwijls met fabelachtige zekerheid en snelheid .misdadigers heeft opgespoord Jong en oud was op het erf van den schout verza meld, toen de politie-dienaren met Bello, die door een streng-uitzienden majoor aan een touw werd vastge houden, op de plaats des onheils verscheden. Moeders droegen haar kleinste kinderen op den arm, grijsaards en oude besjes steunden op hunne stokjes, maar geko men waren zij toch zulk een gebeurtenis moesten zij in hun spoedig eindigend leven toch nog meema ken. Aan de achterpoort van zijn erf stond bleek maar kaarsrecht de hoer en dorpssohout Willem Vol lert, de vader van den vermoorde. Half-nieuwsgieri- ge, half-schuwe blikken werden op' hem geworpen Maar veel aandacht had men heden niet voor hem over. Spoedig wendden zich aller oogen bliksemsnel we der naar Bello. Den ruigen, moedigen verkenner met den half-geopenden wolfsmuil werd de bloedplek op den grond aangewezen. Eenige al te brutale dorpe lingen, die te veel naar voren gekomen waren, werden door de politie achteruit gedrongen. Bello rook aan de opgedroogde bloedplas, stak daarna den neus in den wind en snuffelde weer langs den grond. Hij was nu losgelaten en kon dus vrij het spoor volgen. En hij scheen het reeds te weten, want plotseling rende hij, nog steeds langs den grond snuffelend, weg, recht streeks naar de deur in de richting van het erf van het keuterboertje. Een plotselinge schok ging er door de omstanders, de politie-agenten volgden met ge spannen aandacht het dier op den voet. De kleine deur van de schutting werd voor den hond geopend. Op het erf zelf aangekomen scheen Bello even te aar zelen. Toen ging hij een paar stappen zijwaarts, liep echter terug naar de deur en verdween daarna in de richting van het huis. De opgewonden dorpelingen waren niet meer te houden, zij drongen dicht tegen de omheining van het erf van Luders aan en rekten zich zoover zij konden. Zij zagen den hond tegen de huis deur springen, de majoor opende die voor hem en toen, -nog voor dat Bello naar binnen was gegaan, vloog Rosa naar buiten, liep het dier voorbij naar de pomp en klemde zich daaraan bevend vast. Onmiddel lijk volgde Bello haar, besnuffelde haar een oogenblik j en begon toen woedend te blaffen. Een oogenblik was alles doodstil, toen begonnen de dorpsbewoners wild door elkaar te roepenDie Rosa Hoe is 't mogelijk! Dat zachte, stille ding! Maar natuurlijk, men had juist nooit geweten, wat er in haar zat, juist omdat zij zoo stil, zoo gesloten was. Zeker was er iets tusschen haar en Frederik gebeurd. Dien laatsten Zondagavond hadden zij nog woorden met elkaar gehad. Neen maar, hoe was 't mogelijk, dat nog niemand daaraan gedacht had? Toen had hij nog met de dochter van Müller gedanst en was Rosa naar huis gegaan. Zoo was 't geweest. Zeker had zij toen op hem gewacht o gruwelijk, vreeselijk, zoo'n jong, teer, lief meisje en een moord uit ja- louzie. De commissaris van politie ondervroeg Rosa. „Gij zijt de dochter van den bewoner van deze boer derij, Rosalie Luders? Een nauwelijks zichtbaar knikje was het antwoord. „Weet gij iets omtrent het verblijf van Frederik Vollert?" Een stilzwijgen volgde. „Antwoordt mij of gij weet, wat er van den vermiste geworden is", herhaalde de commissaris streng. Alweer geen antwoord. „Gij ziet toch, dat zij het weet", schreeuwde nu de schout, buiten zich zelf van smart en toorn. Toen kwamen de ouders van Rosa er bij. Zij hadden tot nu toe, verlamd van schrik en ontzetting, toegekeken. Nu waren zij weer tot zichzelf gekomen, al begrepen zij 't rechte nog niet. Met geweld moest de politie en de schout tegen de beide ouders optreden en hen ernstig aanmanen zich kalm te houden. Rosa was naast de pomp ineen gezakt en bedekte het gelaat met de han den. Zij werd door twee politie-agenten bewaakt. Toen moest Bello opnieuw ruiken, om Erederik's lichaam of lijk op te sporen. Men had, nadat hij ver dwenen was, de geheele omgeving nauwkeurig afge zocht, maar hij kon toch nog wel ergens begraven lig gen. Bello zou hem zeker wel weten te vinden. De kranige hond scheen ook werkelijk niet te twijfelen. Hij ging denzelfden weg zijwaarts, die reeds eerder door hem ingeslagen was, weer op en liep op de deur van een kleine houtschuur toe. De politie-agenten ke ken elkaar aan. Zoo dichtbij was de gezochte dus Zij pakten Bello bij den halsband, deden de deur open en traden met het dier in de half-donkere, kleine schuur. Op hetzelfde oogenblik liep Rosa hen hard voorbij - op zulk een vlug wegloopen waren haar be wakers niet bedacht geweest en wierp zich achter in de schuur naast een tusschen takkenbossen verborgen hoop stroo op den grond. Op dat stroo bemerkte men onder dekens een menschelijk lichaam, hoofd en ar men kwamen er boven uit. Het was het lijk van Fre derik Vollert. De hond vasthoudend want hij had zijn plicht ge daan traden de agenten nader. Toen draaide het lijk zijn hoofd half om en zeide: „Rosa, ben jij daar?" „Hij leeft!" riep de commissaris in zijn verbazing hard-op „Ja, ja, Frederik, ik ben het", snikte Rosa, terwijl zij geen acht op de vreemden sloeg, „och wees toch niet boos, ik kon het niet verhinderen dat zij kwa men die leelijke hond, ja, ja, die is de schuld. Het huilen verstikte haar laatste woorden. Hij, die daar lag, met zijn ziekelijk bleek gelaat, waarop zich roode koortsvlekken afteekenden, lichtte met veel moeite zijn hoofd even op en staarde de in dringers wezenloos aan. Toen ging zijn vader naar hem toe: „Jongen, mijn jongen!" „Vader", fluisterde Frederik. Toen viel zijn hoofd moede op zij. „Meisje", zeide Vollert eindelijk, „wat beteekent dat alles, verklaar het mijDe politie-agenten ston den in afwachtende houding er bij. Weer begon zij te snikken: „Ja ik, wees niet boos, mijnheer Vollert maar hij heeft mij zoo streng verboden iets te zeggen ook u mocht het niet we ten." „Wat dan?" vroeg de schout. „Nu, dat van het steken.". „Zoo, heb je hem dan werkelijk gestoken?" „Ik?" riep Rosa uit, „nee, ik niet, maar ik ben de schuld, dat hij zich. De commissaris trad dichterbij: „Dus heeft Fre derik zichzelf gestoken? En waarom?" Zij knikte toestemmend. „Omdat, omdat, omdat ik hem gezegd had dat ik hem te eigenwijs vond en daar om niet met hem trouwen wilde." „O", zei de commissaris, terwijl de schout met ver bazing naar zijn zoon keek. „Dus hebt ge hem na zijn poging tot zelfmoord hierheen gebracht en verpleegd en nu vindt ge hem zeker niet meer zoo eigenwijs en wilt ge wel met hem trouwen?" „Ik ja nu moet ik wel," zeide het meisje blo zend, „als hij toch zooveel van mij houdt „Het is goed, dat je dit besluit hebt genomen. Maar zeg me in hemelsnaam, waarom je deze ophelde ring niet hebt gegeven, toen het heele dorp den ver miste zocht. Bovendien had de gewonde een dokter noodig." „De kruiden van mijn moeder zijn veel beter...." „Dus jij hebt mijn kruiden weggenomen?" riep vrouw Luders uit en sloeg de handen in elkaar Toen richtte de zieke, wien al die menschen en dat spreken vermoeide, zich langzaam op. „Rosa", fluisterde hij, „Rosa, ik heb je toch verbo den j i De commissaris greep in; hij liet alle personen op den vader en het jonge meisje na, het schuurtje ver laten. Het jonge verpleegstertje bracht haar zieke met een paar lieve woordjes weer tot rust en verklaarde toen den beiden mannen fluisterend, dat Frederik haar niet eens, nadat de komst van den politiehond aange kondigd was, veroorloofd had, zijn verblijf te verra den. „Hij had bovendien de koorts en begreep mij niet goed, maar werd zoo vreeselijk opgewonden bij de gedachte, dat iemand iets hooren zou, dat ik hem werkelijk u kunt mij gelooven gehoorzamen moest. Hij zou, als hij weer gezond was, vertellen, dat hij een uitstapje had gemaakt. O hemel, en nu die hond ik durfde niet uit huis, toen hij kwam. „Het is goed, mijn kind" viel de schout haar in de rede, „maar nu moet ik gauw om den dokter sturen dan kan den jongen naar huis worden gebracht. Jij mag. ja, jij mag hem daar verder verzorgen." „Hij heeft zich geschaamd wegens poging tot zelf moord, die driftkop" lachte de commissaris in zich zelf. Toen ging hij naar het erf, riep Bello en streelde hem den ruigen kop: Beste jongen. Ik geloof, dat je dezen keer een menschenleven hebt gered, want het is werkelijk hoog tijd, dat de dokter komt." KALKSTIKSTOF-CHILISALPETER. Onze landbouwkundige correspondent schrijft Zooals we wetenkan de plant de stikstof één der voornaamste voedingsstoffen voor een plant niet uit de lucht, die haar omringt tot zich nemen. Alleen wordt de noodige stikstof uit den grond op genomen. De vlinderbloemige gewassen maken op den algemeenen regel een uitzondering. Vandaar, dat we bij ontginningen uitgestrekte velden lupinen zien verbouwen, alleen maar om de luchtstikstof op te nemen en in den armen grond vast te leggen. Wat nu ten opzichte van de luchtstikstof de plant niet kan, dat kan tegenwoordig de mensch wel n.l. de luchtstikstof vast te leggen en die verbinding de plant als voedsel aan te bieden. Het is Dr. Frank gelukt daarover een innig mengsel van kool en kalk in een electrische oven bij een verbazende hooge temperatuur van 25000 C. een stroom luchtstikstof voerende, een verbinding van kool-kalk en stikstof te krijgen, die onder den naam vau kalkstikstof in den handel wordt gebracht. Had het proces in de oven volkomen plaats, dan zou een kleine bereke ning ons leeren dat in kalkstikstof Ca C N2 een 35 0/q stikstof aanwezig is. Zoo hoog is echter het stikstof 0/0 niet. Men garandeert 1921 0/o- Hit be trekkelijk lage procent komt dat het proces niet volkomen geschiedteen deel van de onzuivere kalk stikstof blijkt ongebluschte kalk te zijn. Toch mogen we ons verheugen, dat de wetenschap thans beslag kan leggen op de stikstof der lucht, een voorraad, die niet uitgeput raakt, wat niet van onze chilisal- peter gezegd kan worden. Nu behoeven we in den eersten tijd nog niet bang te zijn, dat geen chili meer te krijgen is, maar toch zal die tijd éénmaal komen, want waar afgaat en niet bijkomt raakt de voorraad eenmaal uitgeput. Dat er nog al wat chili gebruikt wordt, moge blijken uit de volgende cijfers. In 1903 bedroeg de uitvoer 1445000 ton en thans reeds 2 millioen tonéén ton 1016 K.G. Die hooge cijfers wijzen er voldoende op, dat chili nog al goed bij den landbouwer staat aangeschreven. Zal kalkstikstof dat in die zelfde mate worden Laten we de werking ervan eens nagaan. Daar kalkstikstof geen salpeterzuurzout is, zooals chili kan ze niet direct door de plant worden opgenomen, maar moet ze eerst omgezet worden. Door opneming van water ontstaat koolzure kalk en ammoniak. Zal de stikstof niet verloren gaan, dan moet het ammoniakgas door den grond worden vastgehouden. Hieruit volgt dus dat kalkstikstof niet voor overbemesting kan dienen. Na uitstrooiïng moet het dan ook direct ingeëgd of dan ondergeploegd worden. Het uitstrooien gaat ook met moeilijkheden gepaard, daar het stofwolken vormt en bijtend op de huid werkt. Ook vertoont kalkstikstof giftige eigenschappen, wat moge blijken uit het volgende Rijksproefveld te N. Buinen. Voor vrucht werd aardappel genomen Paul Kruger, die 17 April met de boor gepoot werden. Voor be mesting gaf men 1000 K.G. patentkali en 400 K.G. sa per. De stikstotbemesting werd gerekend naar 105 K.G. stikstof per H.A. Perceel I kreeg kalkstikstof, dat 17 April werd uitgestrooid. Perceel II kreeg chilisalpeter, dat in 2 maal ge geven werd. De helft bij 't poten, de helft 4 weken later. De opbrengst van perceel I bedroeg 240 H.L. per H.A., terwijl het chiliperceel 420 H.L. gaf. Dit groote verschil wordt toegeschreven aan de giftige werking van kalkstikstof. De kiemen schijnen gedood te wor den, daar volgens het verslag 2/g deel der poters wegbleven. W. INVLOED VAN ELECTRICITEIT OP DEN LANDBOUW. In het eleetrochemisch Tijdschrift Bid. 16, 1909, pag. 224, bericht M. Breslauer over de volgende toe passing van zijn electrocultuurstelsel en het daarmede bereikte resultaat. Het Landbouwinstituut der Universiteit te Halle a. d. S. heeft een proefveld aangelegd van 6 H.A., een dito in Holstein van 10 H.A.twee landgoederen in de Nenma t en een dito in West-Pruissen met ieder 25 H.A. bestraalde oppervlakte. Het bedrijf heeft doen uitkomen dat de electrisch geladen luchtdeeltjes door den wind weggedreven worden en dat nog 15 Meter naast het proefveld,

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1910 | | pagina 9