DAGBLAD VOOR ALKMAAR EN OMSTREKEN. De Zoon van het Volk No. 52 Honderd en twaalfde Jaargang. 1910. Deze Courant wordt eiken avond» behalve op Zon- en Feestdagen, uitgegeven. Abonnementsprijs per 3 maanden voor P ikmaar f 0,80? franco door het geheele Rijk f I» Af ynderlijke nummers 3 Cents. Prijs der gewone advertentiën: Per regel f 0,10. Bij groote contracten rabat Oroote Setters naar plaatsruimte. Brieven franco aan de N. V. Boek- en Handelsdrukkerij v/h. HERMs. COSTER ZOON, Voordam C 9. DONDERDAG o 3 MAART. FEUILLETON. S r A O 8 N I E V W S. VelsïootsnomHRffif S. ALKMAARSCHG GOORANT. POSTKANTOOR TE ALKMAAR. Lijst van de aan dit kantoor ter post bezorgde brie ven en briefkaarten, welke wegens onbekendheid van de geadresseerden niet zijn kunnen worden uitgereikt. 2e helft der maand Februari 1910. Brieven. Mej. C. de Boer, Harlingen. Jb. Kofman Rz., Helder. P. van Es, Nieuwediep. H. Roos, ALKMAAR, 3 Maart. De militaire oefeningen, welke de Turksche troepen, ook de reserve, tegenwoordig in Macedonië, overeen komstig het nieuwe plan van de legerhervomiing houden, geven reden tot onrust. Gisteren reeds wezen we op de verhouding tusschen Turkije en Bulgarije, een verhouding, welke doet vreezen, dat het wel eens spoedig ernst zou kunnen worden. Er wordt druk ge confereerd over verbetering van Macedonische straat wegen en bruggen, die voor den opmarsch van de troepen in aanmerking komen. Aan het ministerie van oorlog werkt men met koortsachtige haast. Eiken dag komen met het Anatolische spoor troepen uit Klein-Azië aan, die 's nachts naar Macedonië worden' doorgezonden, waar in alle stilte een troepenmacht wordt samengetrokken. De ijzeren ring wordt op het oogenblik door opschuiving van troepen langs de kust van de Zwarte Zee gesloten. De minister van oorlog heeft ook last gegeven, om een militairen veldspoor- weg naar de Bulgaarsche grens te zenden. Alle weer bare jongelieden van 25 en 26 jaar zonder onderscheid van godsdienst hebben aanzegging gekregen, om he den op te komen. Hand in hand met de militaire maatregelen gaan de financiëele. Zonder tegen de talrijke grens-inciden- ten al te luid te protesteeren, bereidt Turkije zich op alle gebeurlijkheden voor. De officiëele betrekkingen tusschen Turkije en Bulgarije zijn ondanks de bloedi ge grensgevechten nog goed. De Turksche minister van buitenlandsche zaken heeft zich over de grensgevechten echter vredelievend uitgelaten „Ik geloofde, dat de verklaring van den Bulgaar- schen minister Paprikof tegen journalisten op een misverstand berustte en gelogenstraft zou worden. Dit is echter nog niet gebeurd. Ik zou het zeer betreuren, indien dit niet geschiedde. Ik ken minister Paprikof niet, maar een minister van buitenlandsche zaken kan, zelfs indien hij opwellingen heeft, niet alles zeggen wat hij denkt. Niemand heeft het recht, zich met de inwendige aangelègenheden van Turkije te bemoeien. Wij doen het evenmin elders. In de twintigste eeuw begint men geen oorlog uit eerzucht of om voordee- len te verkrijgen, maar alleen wanneer de nationale eer wordt aangerand. Ik ben optimist en voorstander van een onbeperkte open gedaohtenwisseling. Turkije wil met alle staten in vreedzamen wedijver leven." Opvallend is de beweeglijkheid van den Servischen minister van buitenlandsche zaken. De heer Milano- door BARONESSE ORCZY, Schrijfster van „De Roode Pimpernel". Naar het Engelsch door ED. VAN DEN GHEIJN. „Ja! maar dat is niet allesvervolgde ze harts tochtelijk, terwijl haar wangen langzamerhand begon nen te gloeien, „ik zelf was voor een groot gedeelte buiten mijn weten in die transacties betrokken. Mijn onwetendheid heeft me blindelings geleid tot iets, dat u de zwarste ondankbaarheid moet hebben toegeschenen, toen. toen. ik dien avond.u heb toegesproken op een manier. geloof-me.ik wist niets. van al hetgeen gij gedaan hebt. Ach! ik zie nu in hoe verachtelijk ik u moet hebben toegeschenen.de schaamte er over is grooter dan ik kan verdragen. en nu kan ik geen rust genie ten. voordat ik u heb gezegd. welk een leed ik er over gevoel Zij zag er hemels'schoon uit, terwijl ze sprak, met den blos op haar wangen, haar oogen schitterend van opwinding en tranen, terwijl ze hem aanzag met een blik, zooals zij hem nooit had aangezien. „Ik verzeker u nogmaals, Edele dame", antwoordde hij ietwat beklemd, „dat u zich onnoodig bezorgd maakt. De eenvoudige diensten, die ik het voorrecht had uwen vader te bewijzen, waren van een aard als ieder ander zou bewezen hebben, wanneer hij iemand tegen een onverdiend noodlot ziet worstelen." „Gij legt het er op aan mij nog erger beschaamd te maken door uw edelmoedigheid te onderschatten. Dat iB wreed van uIk kom tot u met een dankbaar hart, wel laat misschien.maar toch oprecht gemeend. Ik ben misleid geworden door mijn ouders, die huiten twijfel dachten ten beste te handelen, maar de oorzaak witsj zou gisteren naar Konstantinopel gaan met een politieke zending en daarna de Bulgaarsche hoofdstad I Sofia bezoeken en ook daar drie dagen vertoeven en daarna zal hij zich naar de Russische hoofdstad be geven, om daar te spreken over de regeling van het bezoek van den koning. Men noemt hem reeds den reisminister. De Tsaar der Bulgaren heeft" zijn be zoek te St. Petersburg verlengd het heet dat hij den minister van oorlog nog gaarne zou spreken. En ver der wordt gemeld, dat men zich in Bulgaarsche krin gen zeer bezorgd maakt over de houding, die Roemenië bij een eventueel gewapend conflict van Bulgarije met Turkije zal aannemen. Over de positie, door het ko ninkrijk van koning Carol in de internationale poli tiek ingenomen, gaan de meest zonderlinge geruchten. Terwijl het zoo goed als zeker schijnt te zijn, dat een geheim verdrag bestaat tusschen Roemenië en de mo- gendheden van het Drievoudig Verbond, wordt thans ook beweerd, dat tusschen Roemenië en Turkije nauwe betrekkingen aangeknoopt zijn. Over de wijze, waarop ieder aanvallend optreden van Roemenië afdoend voorkomen kan worden, zou heden tusschen de ministers van Bulgarije en den Russischen minister van Oorlog onderhandeld worden. Er is dus ondanks alle vredelievende verklaringen reden tot ongerustheid genoeg. ALKMAARSCHE SCHRIJVERS EN SCHRIJF STERS. Heiloër kring. y *.rvoh. Na de pauze stond de heer Verkuijl allereerst stil bij de Camera Obscura van Hildebrand, het ter lezing en herlezing warm aanbevelend. Portretten bevat dit boek niet, maar met prof. Jan ten Brink zou spreker voor één geteekende figuur oene uitzondering willen maken. Om voor deze vrouw de sympathie vast te leggen, las j hij uit „een concert" (Familie Kegge) een gedeelte voor. De dame „van middelbaren leeftijd met een al- lerbevalligst voorkomen en zeer innemende manieren" wier huis bekend stond voor een plaats, waar men zich nimmer verveelde, die niet slechts veel mensehen zag, maar haar gezelschap altijd geheel bezielde en door drong van de liefelijkheid haar aangeboren" was me vrouw de wed. Jacoba Elisabeth van Eoreest, geb. van der Palm, weduwe sinds 1833, de vrouwe, van 't Huis Nijenburgh, het witte huis over de breede laan in 't Bosch van Heiloo, de moeder van den toen- maligen student in de rechten Cornells van Foreest, den studievriend van HildebrandBeets. In 1836 was Nicolaas Beets student in de theologie te Leiden, door zijn collega geïntroduceerd op Nijen- burg en 't geval komt meer voor de aldus bin nengeleide vriend raakte onder de bekoring van het vriendelijke tehuis, van de lieve gastvrouw en haar talrijk gezin, en van de blonde Aleide in 't bijzonder, j De opgroeiende sympathie was wederkeerig, op haar verjaardag 20 Mei 1837, mocht hij haar dit in vers maat getuigen en bekennen. Er was dus alle reden voor den zoon van den Haar- lemschen apotheker, voortaan met elke vacantie naar Heiloo te gaan, waar zijn oudere studiemakker predi- zijn geweest, dit ik iemand, dien men om zijn goedheid en ridderlijkheid diende hoog te achten, onverdiend zwaar heb beleedigd. En hoorende dat u vandaag naar het kasteel zoudt komen, ben ik weggeslopen, om u te zeggen hoe Hij hief de hand op met het snel gebiedend gebaar, dat hem eigen was. „Verschooning, Edele dame, dat ik u in de rede val. Er bestaat hoegenaamd geen reden voor u, om gevoe lens te uiten, waarvan u, ik ben er zeker van, in kal mer oogenblikken erge spijt zult hebben. Het gebeur de op den avond waarvan u spreekt, is uit mijn geheu gen gewischt. Indien, 'zooals u zegt, u eenige waar deering gevoelt voor de enkele diensten, welke ik uwe familie heb bewezen, mag ik mij dan daarop beroepen, met het verzoek een onderhoud te staken, dat voor ons beiden slechts pijnlijk moet zijn?" Hij maakte een diepe buiging en zette zijn wande ling voort, voordat Ilonka de minste poging doen kon om hem tegen te houden. Zij stond in de laan, onder de acaciaboomen, zijn rijzige figuur gadeslaande, terwijl hij snel op het kas teel aanliep. Hij zag geen enkele maal om, hoewel hij den snik moest vernomen hebben, die onwillekeurig haar keel ontglipte. Zij zag hem na, totdat hij het kasteel was binnengegaan. Toen snelde ze verbijsterd het hek uit, door de populierenlaan naar de puszta, waar zij met haar vernedering de eenzaamheid kon ge nieten. Ach! welk een dwaasheid had zij begaan! Gehoor gevende aan een blinde, krankzinnige aandrift, had ze haren trots ten offer gebracht aan dien man, hem haar dankbaarheid betoond, haar vriendschap aange boden, en beide had hij afgewezen! Met onbeperkte verachting weigerde hij te luisteren naar haar verkla ring en leedwezen; hij verfoeide haar te zeer, om zelfs hare hand aan te raken. DwazeDwa?e, die ze was Waaraan dacht zij ook? Wat had ze verwacht? Ze wist dat zijn liefde dood was: hij had dit immers op dien noodlottigen avond' gezegd. Met eigen hand had zij deze gedood, en in de plaats daarvan wat laatdun kende onverschilligheid getreden, waartegen haar trots had moeten afdeinzen. Ja! hij wist hoe hij kant was, waar hij tusschen 't Witte Huis en de pastorie zijn dagen verdeelde, waar hij in de bosschen van Heiloo droomde van 't heerlijke heden, met blijde toekomst in 't verschiet als HIJ eenmaal beroepen, ZIJ eenmaal de zijne zou wezen. Op 42-jarigen leeftijd (de dichter was in '37 pas 23 jaar!) herdenkt hij dien heerlijken tijd nog, als de diligence, die van Hotel de Toelast, toenmaals eige naar de heer van der Hagen, tegenover de woning van den zadelmaker-dichter Krabbendam, dagelijks afreed naar Haarlem, hem nog eens langs den bekenden straatweg voert. Zijn vriend Hasebroek was toen al sedert 1843 predikant te Breda en hij zelf pas beroe pen in Utrecht. In een gedichtje zingt hij In den ouden bolderwagen, Die van Haarlem op Alkmaar rijdt, In den wagen van Van der Hagen, Gebruik ik voortreffelijk mijn tijd. Enz. Elk Alkmaarder kent de ronde O, 't ronde grasperk aan 't eind van de beukenlaan, die kerk van ongekor- ven hout. Daar, aan den zuidkant, waar 't walletje hoog oploopt bij 't laantje, dat naar Heiloo voert, wijst men "U de plaats waar Nicolaas 't liefst zat; daar dichtte hij zijn Guy de Vlaming, zooals hij in de opdracht er van aan Corn, van Foreest zegt, geschre ven „in dat lief Kennemerlandsch dorp, en in de „schaduw van dat gastvrij dak, waaraan ik sinds dat „jaar voor het geluk mijns lévens zoo onuitsprekelijk „veel te danken heb gehad." Al zijn de bewijsstukken ons niet bekend', al zijn de gewisselde brieven niet publiek eigendom geworden door den druk -kunt ge U niet voorstellen, hoe in die twee woningen te Heiloo, de pastorie en 't hooge huis, de handschriften, do losse bladen gelezen en be sproken zijn (en misschien gewijzigd en verbeterd) van de werken van Jonathan en van Hildebrand, die nog heden den trots onzer 19e eeuwsche literatuur uit maken? Ook juffrouw Toussaint was welkom bij de Forees- ten, waar zij, de gewezen gouvernante, welhaast de ge vierde „begaafde" romancière, volgens hare eigen woorden „met innemende vriendelijkheid ontvangen „werd door de vrouw (men herinnere zich het portret „van Hildebrand), die een dubbelen adeldom verte genwoordigde, den adel der geboorte als de weduwe „vau Foreest, den adel van den geest, als de dochter „van professor Van der Palm, wiens fijne blik, wiens „helder verstand en scherp oordeel in haar werden „wedergevonden, zooals zij ook zijne trekken had ge- „ërfd. Wie van der Palm had gekénd, moest dezen „gedenken, als men haar zag en hoorde." Wie zal, na deze getuigenis, den invloed ontkennen, die ook van deze vrouw op de haar omringenden is uitgegaan Al wie, zoo ging spreker voort, op Heiloo vertoeft, bezoekt Alkmaar. Zoo ook Hildebrand. Wilt ge we ten wat indruk hij daar opdeed, hoe leuk hij dien weergaf? Gij kent de Langestraat (al is ze wel wat veranderd bij toen vergeleken) en de Kaasmarkt. Hoe de gast van Nijenburg daarover spreekt kan men le zen in de „De Noordhollandsche boer," waarvan spre ker een fragment voorlas. Vervolgens verzocht spreker zijn gehoor hem even te volgen naar een woning, geen vijf minuten van de Kaasmarkt vandaan, naar het huisje op den Ko ningsweg, vlak over de Doopsgezinde Kerk. Een sim pele steen boven de voordeur vermeldt het geboorte jaar vau Willem Jacob Hofdijk of Hofdijk, zooals de Alkmaarders zeggen. Hier geen gefortuneerd ge zin, waarvan de zoon later de academie kan bezoeken, hier weinig of geen leiding voor den zwerfzieken ben- wraak kon nemen I Hij had beleediging voor beleedi- ging, smaad voor smaad, op kalme wijs, maar toch met woeker teruggeven; zijn koele verachting was voor haar een kaakslag geweest, zooals eenmaal haar wree- de woorden hèm in het aangezicht hadden geslagen. Zij haatte hem nu duizendmaal erger dan voorheen, nu hij behagen er iu geschept had haar te vernederen en haar te doen lijden, nu zij niet bij machte was hem te kwetsen, omdat hij er zich niets aan liet gelegen liggen. Ja! natuurlijk haatte zij hem, en dat was ook de reden waarom haar hartpijn ondragelijker scheen dan ooit. Zij haatte hem wegens dien ontembaren trots, een evenknie van haar fierheid; hij, een boer, vermeet zich trotsch te zijn, hij, een slaaf, slechts ge boren om als voetveeg te dienen. Het ongetemd Ma- gyaarsch bloed bruiste van verontwaardiging in haar aderen. Voor haren geest daagde op het beeld van den man, plotseling in het slavenpak gestoken, zooals het zijn voorouders was gegaan; van den man, die verne derende bevelen had1 te volbrengen, met een ruwen voorman op zijn hielen, die hem zweepslagen zou toe dienen als hij ongehoorzaamheid aan den dag legde. Zij vermeldde zich in dat visioen, de vernedering van hem, die zich had vermeten van uit de hoogte op haar neer te zien, genoot van dit gezicht, totdat ze haar tranen van woede niet meer kon weerhouden en met hartstochtelijke drift zich op den heeten grond wierp, haar gelaat met beide handen bedekkend en het uit- snikkend van schaamte en onvoldaan verlangen. Het was laat in den namiddag, toen ze eindelijk zich oprichtte uit haar hartstochtelijke droefenis. Een gevoel van uiterste wanhoop, van diepe schaamte kwam in haar op óm terstond weg te vluchten van Bi- deshiit. Maar ze had nog geen ervaring opgedaan van het leven, ze wist niet tot wien zich te wenden in de zen schrikwekkenden toestand. Natuurlijk moest Bi deshüt hem zoo spoedig mogelijk weer teruggegeven worden. God zij dank! zij had nog het vermogen ver achting te vergelden met verachting, en den arrogan ten boer zijn geschenken waarmede hij dac'ht haar te vernederen, voor de voeten te werpen. En. wan neer dit geschied was, zou ze gaan naar een plaats waar hij geen spoor van haar zou vinden. Dood zou gel, die op de vrije schooluren de Heilooërpoort uit trok en dwaalde in de gastvrij opengestelde bosschen van den aristocratischen landadel. Zijn geest was van nature tot fantaseeren geneigd, en zoo moeten we onder eenig voorbehoud de mede- deelingen aanvaarden, door hem later aan prof. ten Brink verstrekt voor diens standaardwerk „Onze he- dendaagsehe letterkundigen" (dat helaas in de Lees zaal nog ontbreekt). Een typisch schetsje las spreker voor uit het levensbericht, door Hofdijk geschreven van zijn vriend Evert Masdorp, bakker op den Achter- dam en tevens schrijver van Romantische verhalen, o. a. van den Heidenpriester van Harrago, onder den schuilnaam P. Rosmade (men herjrent den naam in de letteromzetting). Hofdijk voelde zich kunstenaar en wist zich arm. Een verzoekschrift (en hier week spreker af van de gefantaseerde voorstelling van Ten Brink, en volgde liever de notulen, de notulen van de gemeenteraads zitting, hem welwillend medegedeeld door den heer Bruinvis, die ook zoo bereidwillig was geweest, eenige portretten van Hasebroek, mej. Toussaint, Hofdijk en teekeningen voor dezen avond af te staan), een ver zoekschrift om een jaar verlof met behoud van trakte ment, ter voltooiing zijner studiën, werd van de hand gewezen, wegens den ongunstigen stand der stedelijke financiën, maar er schijnt toch een mouw aange past te zijn, immers zijn kantoorkruk ter secretarie bleef een jaar onbezet of, hoe dan ook, na een jaar verlof kon hij zijn plaats weer innemen. Dat ons stadsbestuur in die dagen toch wel wat op had met litteraire stadgenooten, kan ook blijken uit het ge schenk in 1845 aan juffrouw Toussaint vereerd, een kostbare schrijfcasette met oorkonde, nog in het ste delijk museum aanwezig. Na Hofdijk's leven verder te hebben geschetst en nog eenige werken van de Alkmaarsche schrijvers en schrijfsters te hebben opgenoemd o. a. Gideon Flo- rensz, welke naam voorkomt in den topgevel van het blok huizen, in de Toussaintstraat en de Alkmaarsche Wees, waarvan velen zich nog het uithangbord herin neren in de Schapensteeg en dat sedert 'n paar jaar een plaats in het Weeshuis heeft gevonden ein digde spreker aldus: Ruim 60 jaar zijn sedert voorbijgegaan; de roman tische richting in de letterkunde heeft haren tijd ge had, zeggen de jongeren, en de eeredienst van het schoone heeft een andere uiting gezocht, dieper gaan de dan toen, minder verbeeldingstof, meer zielsgewaar- wording en getuigend van karakterstudie en waarne ming. Veel, veel schoons is na dien tijd geschreven, maar niet voor alle smaken mondt het. Om de nieu were kunst te doorvoelen, 't moge hooger geestelijk genot schenken, ontroerender zijn voor fijnspeurende zielen, 't laat de Verbeelding der massa koud; 't ver voert niet naar die verre streken en zijden, vreemd aan het alledaagschefantastisch, maar daardoor juist wel dadig, opwekkend, verheffend yoor den geest van me nigeen, die zich eens vrij, eens anders wil voelen dan in het hem omringende. Natuur en Fantasie, Waarheid en Droom zijn nog de groote factoren, die den Mensch ontroeren. Wie daaraan behoefte gevoelt, neme de schrijvers ter hand, die ik hedenavond U heb voorgesteld: 't in nerlijk leven zal er te rijker door worden voor velen. (Daverend applaus). De voorzitter zeide dat het zoo hartelijke applaus wel het beste bewijs was, dat de heer Verkuyl èn als letterkundige, èn als redenaar èn als voordrager den aanwezigen in hooge mate genot verschaft had. Aan zij voor hem zijn, evenals de opgevijzelde liefde die geen levensdag had gekend. Zij was er op gebrand hem nogmaals leed te kunnen aandoen. Zij wist dat ze hem eenmaal danig had ge kwetst, maar dat was hij, naar zijn zeggen, vergeten. Zij was er op bedacht het wapen weer te vinden waar mede zij hem op dien bewusten avond had getroffen en dat hem den kreet had ontwrongen: „Vrouw, ge zijt tè ver gegaan!" Ze had dit wapen roestig laten worden bij gebrek van het te hanteeren; het lag er gens vergeten, maar morgen zou ze het terugvinden, morgen, als de muren van Bideshüt wederom weer galmden van vroolijkheid en gelach, en zij, de jonge vrouw, de onbestorven weduwe van den geheimzinni- gen boer, het hof zou worden gemaakt, wat hij nu ver achtte te doen. De naklank harer vroolijkheid, haar schaterlach zou zijn ooren doen tuiten, de bladeren der populieren zouden de zoete woordekens herhalen, anderen zouden het fluisteren op maanlicht-avonden; de liefde, die bij hem begraven lag, zou weer opstaan van de dooden om nogmaals een bitteren doodstrijd te strijden. Zij richtte haar schreden huiswaarts, waar ze allen in opwinding aantrof over de ophanden festiviteiten. Haar moeder had zich ongerust over haar gemaakt en zag argwanend naar haar oogen, nog gezwollen van gestorte tranen. Maar Ilonka wierp zich met koortsi- gen ijver op de plannen voor picnic-partijen, rijtoeren en watertochtjes, legde een bizondere belangstelling aan den dag voor waarschijnlijke bezoeken en verheug de hare moeder met haar blijdschap wegens de nieuwe japon, die ze op de feestdagen zou dragen, terwijl de lezer heeft begrepen waarom het gezicht van den boer zoo ontdaan was bij zijn komst op het kasteel. Bideshüt was in de beste luim. Andras had hem goede tijding gebracht en een handvol geld. Hij hoop te maar dat zijne dochteT het gezonde verstand mocht, hebben voor hare moeder te zwijgen van hun onder houd in den morgen. Ilonka scheen zoodanig in de weer, zoo vroolijk en opgewonden, dat de landheer tot andere zienswijze kwam dan alle vrouwen als lastposten te beschouwen. Wordt rerrolgd.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1910 | | pagina 1