DAGBLAD VOOR ALKMAAR EN OMSTREKEN. Het oude Kabinetje. "bïIïëïlanF Honderd en twaalfde jaargang. 1910. DONDERDAG 10 MAART. Hoofdelijke Omslag. FEUILLETON. No. 58 Deze Courant wordt eïkeo avond» behalve op Zon- en Feestdagen, uitgegeven. Abonnementsprijs per 3 maanden voor ékmmïï f 0,80; franco door het geheeSe Rijk I 1, M aderlijke nummers 3 Cents. Prijs der gewone advertentiën: Per regel f 0,10. Bij groote contracten rabat Groote letters naar plaatsruimte. Brieven franco aan dt N„ V. Boek- en Handelsdrukkerij v/h. HERMs. COSTER ZOON» Voordam C 0. —o f eMsmiaraessaeir 8. BURGEMEESTER en WETHOUDERS van ALKMAAR, brengen ter kennis, dat het derde suppletoir kohier van den lioofdeüjkcn omsla?, dienst 1909, den 23en Februari 1.1. door den Gemeenteraad vastgesteld en bij besluit van den 2en Maart d. a. v. door den Gedeputeerde Staten van Noord-Holland goedgekeurd, op heden aan den gemeente-ontvanger ter invordering is uit gereikt, terwijl een afschrift daarvan gedurende 5 maanden ter gemeente-secretarie voor een iedei' ter lezing is nedergelegd. Bezwaren tegen de aanslagen kunnen op on gezegeld papier bij den Gemeenteraad worden ingediend binnen drie maanden na den dag der uitreiking van de aanslagbiljetten. Burgemeester en Wethouders voornoemd, G. RIPPING, Voorzitter. DONATH, Secretaris. Alkmaar, 9 Maart 1910. door A. B. ALKMAARSCHE COURANT. ALKMAAR, 10 Maart. De bewoners van Monaco wenscken, gelijk men de zer dagen heeft kunnen lezen, een grondwet en een volksvertegenwoordiging. Tot dusverre had de vorst ongeveer alles te zeggen en zijn onderdanen hadden het niet slecht. Zij .behoeven geen militairen dienst te verrichten en zij zijn vrijgesteld van het betalen van belastingen. Alleen mogen zij op andere dagen dan feestdagen niet in het gebied van de speelbank komen een zeer nuttige beperking, waarvoo reden fot dankbaarheid moest -zij.n. Maar de bewoners achten zich niet gelukkig zoolang ze geen grondwet en geen volksvertegenwoordiging' hebben. Zij wendden zich tot den vorst, die eerst zei, dat hij geen tijd had, om dat hij het instituut voor de bestudeering der zee moest openen, maar later toezeide, de zaak aan eèn commissie van drie personen ten fine van bericht en raad, zooals dat met een stadhuisterm heet, te zullen geven. Als de menschen in Monaco geregeld couranten le zen en zoo'n beetje op de hoogte zijn van de buiteïi- landsche politiek, dan is het te verwonderen, dat zij zoo gesteld zijn op een parlementair stelsel. Te zeg gen, dat het parlementarisme bankroet geslagen heeft, zou te boud gesproken zijn, maar dat er wat en heel wat! aan hapert bewijst de tijd van thans te over. In verschillende landen functionneert de parlemen taire machine slecht. Nemen we bijv. Engeland. Tot zoolang er twee groote partijen waren, de Whigs en de Tories, liep alles voortreffelijk. Nu eens was de eene aan de regeering, dan weer de andere en de koning hield zich buiten den politieken strijd, koos eerst nog zijne ministers, maar wees later steeds dén leider van de meerderheidspartij tot kabinetsformeerder aan. Met het opkomen van andere partijen is deze toestand veranderd. Eén partij alléén kan geen meerderheid meer krijgen, zij moeten met andere samengaan, die het „voor wat hoort wat" in toepassing brengen, zij 9) ,.Ja, zoo gaat het", vervolgt het, „als je oud bent ge worden en je diensten dubbel en dwars hebt gegeven, dan is de aardigheid er af dan gaan ze alles aan je zien, dat deugt niet meer, en dat is niet praktisch dit leelijk en dat versleten hier een barst en daar een kras en de oudjes worden op stal gezet en nieuwe moeten aanrukken" vervaarlijk gekraak. „Maar", komt vergoelijkend het ledikant tussehen beiden, „je bent wel wat sterk in je uitdrukkingen, „ik hen net zoo oud als jij en in mij wordt nog dikwijls een' heerlijke nachtrust genoten jij bent altijd te groot, te grof geweest en zulken „staan-in-de-weg" is men gauwer zat." _Na die berisping zwijgt het kabinet. De duister nis valt in, zoo ook de rust en ik doezel weg na uit gestane emoties.^ Hoelang ik zoo heb gestaan, weet ik niet het lijkt al nacht. Zacht geritsel aan de deur, voorzichtig omdraaien van 't slot ik ril, „wat nu weer", denk ik. 't Is goed volk, het echtpaar in nachtgewaad, gewa pend met koperen blaker, waarop een vetkaars flik kert en druipt, komt binnen. Voorop de man, in lang nachthemd, waar onderuit groote vilten sloffen ste ken, een pikmuts op het nu niet gepoederde, maar ka le hoofd achter hem zijn ega, nachtmuts met breede geplooide strook op de banden gestrikt onder de dikke kin. „Nog even kijken naar ons mooie kastje, Beatrix, voorzichtig met de kaars" betast en bestrijkt lief kozend mijn zacht gladde huid!. „O Wolter, ik ben er zoo mee in mijn schik, even open doen en de schel letjes bekijken, wat zal het goed staan op onze slaap kamer in plaats van dien plaatsinnemer"met een moeten geven en nemen, zich schikken en plooien, hun wenschen richten naar die van anderen. Wij wezen er onlangs reeds op dat feitelijk de Ieren thans Enge- lands politiek beheerschen. En het merkwaardigste is wel dat tengevolge van de overwinning van de de mocratische elementen in den stembusstrijd het gezag van den koning op den voorgrond is geschoven. De koning heeft gezegdeerst de begrooting, dan de an dere hervormingen, en de heer Asquith heeft even zeer toegegeven als de heer Balfour, de leider der op positie. Ook in Frankrijk wordt men meer en meer ontmoe digd door de resultaten van het parlementarisme. Treffend is dit dezer dagen gebleken uit de verklarin gen vap een drietal Kamerleden, die zich bij de ko mende verkiezingen niet weer voor de vervulling van een mandaat beschikbaar stellen. De heer Gauthier (de Clagny, werd er altoos ironisch aan toegevoegd), afgevaardigde sinds 1889 voor Versailles, verklaarde, dat bij den tegenwoordigen politieken toestand (hij be hoort tot de rechterzijde) geen enkele zijner argumen ten eenigen invloed heeft op de meerderheid, dat in de plaats van den strijd van partijen, principes, ideeën is gekomen de strijd van groepen, individuen, persoon lijke ambities, dat het volk zich steeds minder inte resseert voor den parlementairen arbeid, dat het poli tieke stelsel zoowel als de politieke personen steeds meer op den achtergrond geraken. En de heer Lasies, Bonapartist, in Frankrijk dus ook man van rechts, verklaart in denzelfden geest, zegt dat ieder het land wil redden, volgens zijn idee of vol gens eigen voordeel, terwijl hij zelf wil behooren tot degenen, die het volk willen dienen en niet zich ervan willen bedienen. En heel kras laat de derde, de heer Labori, de bekende advocaat uit de Dreyfuszaak zich uit. „De parlementaire arbeid, zoo verklaart hij, wordt verricht zonder regel, zonder orde, dikwijls zonder op rechtheid. Van verknoeide stemmingen blijven de re sultaten gelden. De afgevaardigden zijn ondergeschikt aan de ministers, die ze voortdurend noodig hebben om voor hun kiezers recht te krijgen, het recht dat bij den tegenwoordigen toestand van onze politieke zeden een gunst geworden is. tiet zijn niet alleen de afge vaardigden van de meerderheid die in zulk een staat van afhankelijkheid geraakt zijn; ook de oppositie wordt in toom gehouden'door de noodzaak de mannen aan het bewind te ontzien. Velen doen zaken of bin den zich door compromissen, die voorzeker eerlijk zijn maar aan het initiatief in den weg staan. Tegelijker tijd echter is er weer niets zoo weinig machtig als een minister. Tussehen de ministers en de meerderheid bestaan er duizenden banden van wederzijdsche onder geschiktheid. Daar de macht met den dag verzwakt, moet dikwijls de wil van de braafste menschen wijken voor de regeeringsnoodzakelijkheden. Dit alles kan niet beter worden vóór men de even redige vertegenwoordiging ingevoerd en het verderfe lijk arrondissementsstelsel afgeschaft heeft, meent hoofdbewegen naar het kabinet in den versten hoek. Tweemaal achtereen hoorde ik daar als 'n zucht een luid kraken. „Kom vrouw, blijf nu niet zoo lang kijken en be wonderen, je wordt koud, ik sta ook te rillen. Het is nog geen zomer." En langzaam, voorzichtig, met de blaker vooruit, zooals het kwam, vertrekt het echt paar weer, om in zalige rust, wellicht blij te droomen van den'nieuwen aankoop. „Je kunt tevreden zijn, je bent wel bewonderd, klein nest,,, schampert het kabinet, „maar niet lang zal het duren, bij de eerste kras die je over je gladde huid zult krijgen, raak je wat bewondering kwijt de menschen zijn niet standvastig in de leer over een paar jaar moet je ook de laan weer uit en dan verhuis jij misschien naar den rommelzolder, want jij met je plaate lijf zal nooit zooveel waarde in je houden als ik." Den 'volgenden middag, zalige verlossing, werd ik verhuisd naar de slaapkamer en was ik bevrijd van die hatelijke, stekelige op- en aanmerkingen. Ik werd geplaatst tussehen het raam en de echtelijke sponde, maar o spijt, dat raam had uitzicht op een binnen plaats, waaromheen wit gestukadoorde mnren, zoo doodsch, als een lijkwade. Van de wereld zag ik niets. En weer dacht ik terug aan den winkel met de in lood gevatte ruitjes, uitziend op het stille grachtje en ik fluisterde „Alle verandering is geen verbete ring!" Jaren sta ik daar, een eentoonig bestaan zonder af wisseling. Overdag kijk ik naar de musschen op de dakgo.ten, naar de kraaien, die op de schoorsteenen van het achterhuis krijschend komen neerstrijken, en verheug mij als de middagzon mijn rechterzijde ver warmt en dat gebeurt alleen, als niet de oude dienst bode met de neepjesmuts voorzorgshalve het gordijn laat zakken, „want o die middagzon die bijt zoo uit op gladde meubels" en ik word goed onderhouden. Als ik 's nachts het echtpaar zich heb zien ontdoen van hun wereldsche pracht, en de gepoederde pruik van den man aan het toilet zie hangen en den gladden kalen bol in de pikmuts heb zien verdwijnen, als ik mr. Labori. ,;Zoolang het kiesstelsel niet veranderd is, besluit hij, ziet men mij niet meer in de nuttelooze Kamer." Wat hierboven gezegd is, kunnen we ook op ons, land voor een groot deel toepassen. Toen we nog maar twee partijen rijk waren con servatieven en liberalen ging het goed, maar de splitsing der partijen heeft een verslechtering van den parlementairen arbeid tengevolge gehad. De molen klappert wel, maar hij maalt niet.' Thans regeert een coalitie die het groote voordeel van een aanzienlijke meerderheid heeft, maar waarvan de partijen haar met-gemeenschappelijke programjiunten onverwezen- lijkt moeten laten. Terwijl bijv. de eene partij voort durend ageert vóór invoering der doodstraf en voor afschaffing der staatsloterij, weet zij, dat al die agi tatie maar woordenspel en schijnvertooning is om de eenvoudige reden, dat een andere partij der coalitie daar tegenover staat, waardoor de wenschen onmoge lijk in daden kunnen worden omgezet. De partijen moeten voortdurend schipperen en de ministers zijn genoodzaakt hetzelfde te doen. En de minderheid heeft zoo ongeveer niets in te brengen, zij mag praten, dat is al. Op het oogenblik bespreekt men de sociale verzekeringen. Daarover zullen ettelijke kolommen van de Handelingen worden volgepraat. Op een in terruptie zeide gisteren de heer Treub, dat de debatten bedoelden den minister te bewegen anders te gaan werken. Maar de minister is immers gebonden aan het stem- busaccoord, kan niet anders, zelfs als hij zou witleri. Tegen het voldongen feit op te tornen, geeft dan ook niemendal Al het geredeneer is nutteloos, alleen in teressant voorzoover men hoort wat de denkbeelden van de parlementaire Jannen en Pieten en Klazen zijn, hoe ze die meer 'óf minder mooi kunnen uiten en daarbij minder of meerder geinterrumpeerd worden. En het groote publiek stelt hoe langer hoe minder be lang in de parlementaire zittingen, leest de ellenlange verslagen niet of slecht, let voor een groot deel op in terrupties, vermaningen van den voorzitter e. d. Men ziet het wassende kwaad overal, men zoekt naar bedijking en loozing, maar heeft tot dusverre niet de middelen gevonden, om den parlementairen polder be ter te bemalen en te bedijken, waardoor hij vrucht baarder zou worden gemaakt. Zelfs een van de billijkste maatregelen, evenredige vertegenwoordiging, kunnen de parlementen niet tot stand brengen. En dan dwingen de bewoners van Monaco om een parlement TWEEDE KAMER. Aan de orde was gisteren de bespreking van de sociale verzekeringen. De heer Teenstra (vrijz-dem. Zuidhorn) bepaal de zich tot eene bespreking van de Landbouwongeval- lenverzekering, aangezien de heer Treub in een meer algemeene bespreking zal treden. Met genoegen had de vrouw haar nachtmuts heb zien vaststrikken en de handen vouwen voor 't nachtgebed dan wacht en wacht ik tot de kaars, de eenige verlichting, in de ko peren blaker is uitgeblazen en het nachtpitje zacht knettert in de olie, dan begint van uit het groote ge meenschappelijke ledikant met de zware groen moiré gordijnen, het blazen van de vrouw en het onwellui dend snurken van haar ega dan laat ik zachtjes mijn koperen belletjes luiden en tikken.... en ik voel mij gelukkig, tevreden. Ik heb zoo jaren gestaan, ik heb van kinderen, van getrouwde kinderen gehoord, van kleinkinderen. O ik ken ze allen. Eén mooi roze kleinkind in lange doopjurk, het witte fijne kanten mutsje met de smalle lintjes op het kleine bolletje, heeft bijzonder veel in druk op mij gemaakt. Ik ben gewend geraakt aan mijn saai bestaan, ik kijk zelfs niet meer naar de mus schen en de kraaien, alleen de middagzon verheugt mij en doet mij goed, mijn acherkant is leelijk uitgetrok ken. Een verandering is voor mij op til gelukkig, zoo had het ook niet kunnen blijven! Door mijn weinige opgewektheid werd mijn koper beslag dof en verweerd, geen poetsen mocht meer baten. Als door ziekte van een der oudjes, die, ijzersterk, nooit nog ziek of bedlegerig waren geweest het was ni| de ou de vrouw slechts lichtelijk aangetast door een bezet ting op de borst; komt een zonneglans, een opwek king, een lichtstraal de ziekenkamer binnen in den vorm van een kleindochter, die grootmoeder komt be- zoeken en ik herken in haar dadelijk het mooie roze kindje, dat ze was, jaren geleden. Een lieflijke ver schijning van jeugd en schoonheid, de jonge vrouw en aanstaande moeder. Zacht en welluidend klinkt haar stem, rustig zijn haar gebaren als zij deelnemend naar het bevinden der oude vrouw vraagt. Als, na een kort onderhoud, haar oog op mij valt en ze vrien delijk vraagt: „Toe grootje, dat snoezige kabinetje moest u nu mij geven voor luiermandskastje?" waggel ik onmerkbaar goedkeurend. „Gunst kind, we hebben het al zoo lang en zijn er zoo aan gehecht." Maar in dien nacht, vóórdat de rust in de echtelijke spreker er kennis van genomen, dat min. Talma in de Eerste Kamer heeft gezegd, dat hij rekening wil honden met de Onderlinge Landbouwverzekering en dat het nuttig en noodzakelijk is de landbouwarbeiders gelijk te-stellen met hunne collega's in de industrie. Spreker betreurde echter de weinige Waardeering van den minister voor het werk van hen die onderlin ge landbouwverzekering tot stand brengen. Wat /s ministers plannen in zake landbouw-onge- vallenverzekering aangaat, deze oordeelde spreker niet duidelijk; zij getuigen van matheid en weinige be slistheid. Duidelijk moeten worden omschreven de plichten der werkgevers en de rechten van landbouw arbeiders. Dit is een eerste vereischte voor gên on gevallenwet,. Wanneer niet spoedig een ontwerp komt, dan wordt de Onderlinge Landbouwverzekering met lamheid geslagen. .Spreker verwachtte van een wettelijke regeling ook een goede organisatie van landbouwers. De heer Schaper (soc.-dem. Appinged'am) criti- seerde 's ministers zwakke houding;, in zake sociale verzekeringen. Niets wordt gedaan voor den ouden arbeider. Het laat zich aanzien, dat in deze Kamer periode niets terechtkomt van de invaliditeitsverzeke ring, met inbegrip van 's ministers systeem van ouder domszorg. Voor ouden van dagen is dit een ramp. Voor hen is elk jaar uitstel nadeeliger. Toch zóu het intus- schen voor èeii goede oplossing wellicht beter zijn eenige 'jaren te wachten met een definitieve regeling van de ouderdomszorg. Want, wanneer vooraf het kiesrecht-vraagstuk werd opgelost en aan den arbei der door het algemeen kiesfecht meer 'medezegging schap wordt gegeven, is er meer kans op Staatspensi- onneering en zal het systeenï van, dwangverzekering op den achtergrond geraken. Uitvoerig betoogde spreker voorts, 'dat over het al gemeen het loon van den arbeider te laag is om pre mie voor ouderdomspensioen te kunnen betalen. Hij ontwikkelde verschillende bedenkingen tegen het systeem van verplichte vefzekering, dat, in tegenstel ling met de eenvoudige St'aatspensionneering, eea; zeer ingewikkelde rompslomp is, ten gevolge waarvan het totstandkomen van invaliditeits-verzekering jarenlang zal worden vertraagd. Spreker oordeelde, dat de berekening van den heer Treub in zake Staatspensionneering te hoog is, het geen hij met cijfers trachtte aan te toonen. Parlementair is het volgen van een systeem van staatspensionneering het beste, omdat zoodoende de ouden van dagen het vlugst zullen worden geholpen. Daarom drong spreker er bij de regeering op aan te komen met Staatspensioenregeling in den geest van het Engelsche of Deensche stelsel. Eene regeering, zei- de hij, die zich christelijk' noemt, mag geendag of nacht wachten met het aangrijpen van het pensioen- systeem, dat het spoedigst ..is tot stand te brengen. De heer Kooien (kalk Grave) betoonde de bil lijkheid om bedrijfsziekte in ruimen zin gelijk te stel len met bedrijfsongeval. Zijns inziens ging het niet aan om, nu eenmaal ongevallenverzekering is inge steld, wèl te hulp te komen aan arbeiders die plotseling door een ongeval getroffen worden, maar niets.te doen ten opzichte van den arbeider die door schadelijke in vloeden van zijn bedrijf langzamerhand ziek wordt. In de wet zou moeten vermeld wqrden, welke ziekten als bcdrijfsziekten worden aangemerkt. Eene uitbreiding van de ongevallenverzekering met dergelijke bedrijfsziektenverzekering biedt een driele dig voordeel aanle wegens de onbillijkheid, welke daardoor jegens den arbeider Wordt weggenomen; 2e. omdat door maatregelen van..patroonswege minder bedrijfsziekten zullen ontstaan; s^r 3e. omdat het voor toekomstige ziekteverzekering eèn groot voordeel zal zijn indien de bedrijfsziekten uitgeschakeld zijn. Spreker wenschte de Ongevallenwet toegepast te sponde is ingetreden, weet ik het al,ik verhuis en ik ben blij. Per trekschuit word ik vervoerd; een aangename, zaMit stille overtocht, afg-ewisseld doorhet „brug om hoog" van den jager op het schonkige oude paard, en het zingen van den schipper in 't roefje, en ik word uitgeladen voor het witte Vriendelijke, zonnige huis aan den waterkant, met dé roóde geraniums er voor en de kamperfoeliestruik zich slingerend langs de gladde witte muren. Mijn verblijf wordt een blijde, lichte kamer aan den voorkant, van waar ik mijn Vrienden: trekschuit, jager en schipper stil kan begroeten. Het is de kraamkamer en ik ben in minder dan geen tijd volgeladen met een uitzetje van miniatuurklee- dingstukken; mijn laden vloeien over van hemdjes, ponnetjes, luiers, jurkjes, lang en kort, baretjes, man teltjes, capertjes. Mijn vier kleine laadjes zijn opge propt met veelkleurige sokjes in groote verscheiden heid. Na een kort tijdsverloop is de lyaamkamer in volle hou, met den kleinen schreeuwer in de breede schoot van de oudé baker, het gebloemd wit satijnen lint om de kornet en de licht paarsche heldere japon rond de plompe, zwaarheupige figuur. Veel bezoek, veel afwis seling, veel geschreeuw; de zonnige, jonge vrouw in het groote witte ledikant, nog bleekjes, maar opgewekt en gelukkig, de vader aan- en afloopend, zijn liefde en attentie verdeelend tussehen moeder en kind. Daar bleef ik rustig staan, tevreden, voor een kast had ik een best leven; ik zag de trekschuit, ik zag de groote met koffers beladen reiskarossen, met trompet geschal over de ophaalbrug komen en gaan, de men schen uit de nabijgelegen hoofdstad van en weer naar huis voerend. Het was zeker altijd goed met mij blij ven gaan, als we niet verhuisd waren en „verande-, ring is geen verbetering," fluisterde het weer in mij. Wordt vervolgd.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1910 | | pagina 1