De VERBOUWING en VERGROOTING onzer magazijnen is thans gereed en maken wij bekend, dat wij in alle aldeelingen onze sortee ring, vooral in betere genre's, op groote schaal hebben uitgebreid. worden voortaan in de ACHTERSTRAAT geëtaleerd. Ingang tot den winkel uitsluitend HOITTIL, ~~*g P. OUDES, Corsetten B De Wiskottens Wegens verplaatsing der zaak Vraag uw k 85 CE UT, Finale Uitverkoop -i -s GROOTE OPENBARE UITVOERING „TROUW IMCC33EST :OILiX{rjE£.:H3P*r» in het lokaal „DIL1GENT1A" te Alkmaar. H WILLERS.Laat66 MNo.247 m N.Y.Herms. Coster Zoon,Yoordam C 9. Telefoonnummer 3 Hoilandsche Schouwburg. FEUILLETON. Va kilo. „de Bonte Koe", Lang:s'ra *t. Tdef. ï?4 HOUTTIL 26:o: ALKMAAR. ZONDAGS GEOPEND. Op ZONDAG 3 APRIL 1910, tot slot van dit Seizoen, der Alkmaarsche Militaire Gymnastiek-, Scherm- en Tooneelvereeniging Opening zaal 7 uur Aanvang 8 uur precies. OPVOERING VAN: i 1. STILLE JAN of „EEN SCHURK ONTMASKERD", 2. FiLINTASlEï GrXA7"H3SFJJFL3. INT _A Jt* 'LOOI3 BAL met prijsdansen voor paren (Heeren en Dames). ZATERDAG 26, ZONDAG 27, MAANDAG 28 en DINSDAG 29 MAART 38ste, 39ste, 40ste en 41ste opvoering van Drama in 4 bedrijven van A. BISSON. GROOT SUCCES! V) IPG* HEROPENING Mantels, Blousen, Stoffen, enz. Opening der nieuwe zaak Zaterdagavond. Tijdens de Paaschdagei groote expositie. v VROOM DREESMANN. MEVROUW! uit de Stoomzuivelfabriek van MAREES ZONEN, Beverwijk. Verkrijgbaar in verzegelde kartonnen doozen van Alleenverkoop voor ALKMAAR in Sluit-étiket waarborgt de kwaliteit. v.n »ll« JUWEELEN, GOUDEN en ZILVER WERKEN, HORLOGES, enz., ter n VEEL VER MINDERDE PRIJZEN, in het Goudmagazljn v*n TocneeUpel in 'wee bvdriven door A. WIJNSTOK. PAUZE. 4. Opvo. ring ,M DE KORPORAAL EN HET DIENSTMEISJE, B!vj»pel ia één bedrijf doar A. A. VAN DER STEMPEL. Entré E k?le kaarten f 0 30, Hear en Dame f 0.50, verhoagd rust 2 sent voor stedelijke belasting. Pivstsen te besproken aan het bureau van 11—3 uur nam. A 10 eant per plaatr. Introductiekaar t&n vtrkrijgbsar tij H.H. leden A 25 cstit. Resht van toegang wordt voorbehouden. Steeds voorradig de laatst uitkomende Nouveauté's. Nederlandsche Tooneelvereeniging Amsterdam. - EINDE 11 UUR. - - Naar de vijf en veertigste Duitsehe uitgave door RUDOLF HERZOG. Zoo legde de krachtige vrouw den tekst uit en haar echtgenoot erkende hare gezonde levenswijsheid en knikte met bet grijze hoofd. Bedachtzaam proefde hij don lichten rooden wijn en keek in den doorzichtigen Maartmorgen naar buiten. Lang zat hij zoo. En hij zag de hooge schoorsteenen zijner fabriek, die hij een menschenleeftijd lang steen voor steen samengevoegd had, en hij zag zijne zes zonen breed1 en krachtig op de aarde staan, zijn oudste, zijn Gustav, aan de spits, allen bereid, ook aan hun deel steen voor steen toe te voegen. En hij bespeurde den grooten zegen van dat gene, wat de moeder gezegd' had: God is in den ar beid! Hij bespeurde het aan zijne zoons, die zijne kunst voerden, veredelden. Neen, hij zou den dood niet aanschouwen in eeuwigheid. Toen dacht hij aan zijn jongste, aan Ewald. Hij was trotsch op hem, Want die had het gymnasium geheel afgeloopen. Hij Was geboren toen moeder reeds veer tig telde. Jammer dat de jongen ook niet in de fa briek kwam. Tegenwoordig, nu men op de wereld markt arbeidde, was geleerdheid geen hinderpaal meer. Hij overlegde bij zichzelf of hij er eens met Gustav oVer spreken Zou. Moeder had echter hare plannen met den jongen. Nu ja een Wiskotten op een Wup- perthaler kansel was ook niet slecht. Maar toch zoo'n flinke jongen! Jammer - Door het voortuintje kwam Gustav Wiskotten met de kinderen. De kleine Emilie wuifde, de hand als oen windwijzer heen en weer bewegend, tegen hare grootouders die ze aan het venster bespeurd had. De kleine Gustav nam op een wenk van zijn vader stijf zijn muts af. Nu klauterden ze de trap op. „De groeten van mama", riep de jongen en drong vooruit. „Ze is naar de kerk", riep zijn zusje, bang met haar nieuws te laat te zullen komen. Toen gaven ze hunne grootouders een kus en lieten zich streelen. Grootmoeder had altijd Berlijnsch brood met amande len in de kast. „Ben jij niet naar de kerk?" vroeg juffrouw Wis kotten na de begroeting. „Neen, moeeder, ik had in de fabriek te rekenen en te meten. Daarvoor kwam de rustige Zondag mij juist goed te pas." „Ik weet waarlijk niet meer, hoe ik je altijd bij den dominee verontschuldigen moet." „Zeg hem maar, dat ik er voor zorg, dat de kerk in het dorp blijft", en hij toonde lachend zijne handen. Ook de oude man lachte mee. Doch de moeder nam het streng op. „Dat zijn maar praatjes. Arbeid op Zondag is als kalfsvleesch, als slecht vleesch! De rechte bouillon steekt er niet in." j „Nou, moeder, ik zal het u naderhand wel smakelijk maken." De ergernis der oude vrouw verdween. De anderen waren immers in de kerk. Dan mocht er wel een voor de zaken zorgen. „Alles in orde?" vroeg ze. „Ik laat de volgende week uitgraven. Morgen volgt de overdracht op het kadaster. Ik heb gisteren het stuk land^ nog laten taxeeren, opdat ik weet wat Kölsch krijgt. „Het zal ons niet gemakkelijk vallen het hem toe komende in baar geld uit te betalen." „Kölsch? Uitbetalen? Die laat het geld tegen vier procent op de fabriek-staan. Zonder met de oogen te knippen sloeg hij zelf deze schikking voor. Een pracht kerel. Als hij niet zelf zoo met de fabriek saamge- groeid was, alsof het de zijne ware, zou ik mij bijna moeten schamen. Yan de stad had hij het dubbele kunnen krijgen. Maar daar hielp geen sentimentali teit aan. De fabriek is de fabriek. Als die leven zal, moet ze kunnen ademen." „En het bouwgeld?" vroeg de moeder zonder zich verder over Kölsch's edelmoedigheid te verontrusten. „Zou de oude Scharwachter toestemmen?" Gustav Wiskotten krabde zich achter het oor. „Lfij trachtte nog* uitvluchten te verzinnen. Praatte mij van allerlei voor zijn dood en dat Emilie dan alles kreeg, doch dat hij zich niet gaarne uitkleedde, voor dat hij naar bed ging. Ik mag dien uitgedroogden ke rel niét. Maar naar zijne persoonlijke neigingen en antipathie vraagt de fabriek niet. Daar rookt de schoorsteen niet van. Ik heb hem dus niet los gela ten. Toen ik twee flesschen van zijn Zeltinger leeg gedronken had, begon hij bang te worden, dat ik ook nog een derde zou ledigen. Dientengevolge heeft hij zich toen eindelijk bereid1 verklaard, het geld om te bouwen op wederopzegging van maand tot maand voor te schieten. Waarvan hij het geeft, kan mij niet scheelen. Dat is z ij n plezier „Grootmoeder, ik zou ook plezier willen hebben." De kinderen werden ongeduldig. „Wat wil je hebben?" „Berlijnsch brood", verklaarde grootvader en lonkte zijne lievelingen toe. Toen kregen ze ieder hun stuk amandelbrood. „Maar muisstil zijn, als groote men- schen praten." „Moeder, de kerk is uit", zeide de oude Wiskotten en keek naar den menschenstroom, die, levendiger dan 's morgens, den terugweg aanvaardde. De rug gen waren rechter, de gang veerkrachtiger, de blik op gewekter. Het was alsof al deze menschen in den vroegen morgen een last zorgen en sombere gedachten naar het Godshuis gedragen en daar achtergelaten hadden. „Daar komen de jongens aan." „August is er niet bij." „Die zal wel met het zakje of de open schaal geloo- pen hebben", meende Gustav. De overige vier Wiskottens verschenen en begroet ten hunne ouders en hun broeder. Wilhelm en Fritz hielden hun jassen aan en den hoed in de hand. „Ga je mee een glaasje drinken, Gustav?" „Mij best! E vader, hoe gaat het met u?" „Als de pedalen maar eerst weer op gang zijn. Drink voor mij ook een glaasje." „Je moest de jongens ook liever wat anders leeren", bromde juffrouw Wiskotten. „Uit de kerk naar de herberg, dat past niet bij elkaar." „Wij hebben eene samenkomst over zaken, moeder, in het hotel Vogeler. Tot straks dus." „Precies om één uur wordt er gegeten." Paul en Ewald Wiskotten kwamen uit hunne ka mer, waar ze overjas, hoed en gezangboek gebracht hadden. Hun vader schoof hun de flesch rooden wijn toe. Ze haalden de glazen uit de kast en kwamen bij hem zitten. „Waarover heeft de dominé gepreekt?" vroeg' juf frouw Wiskotten haren jongste. „Over den lieven God." „Dat begrijp ik. Heb je overigens dan niets ont houden „Naast mij, boven op de laatste bank, zaten twee, kleine bengels, die met elkander postzegels ruilden." „Je hadt hun een oorvijg moeten geven. Het is schande, zooals tegenwoordig de kinderen opgevoed worden. En altijd] is de moeder de schuld. Ze hebben geen ernst, niets dan onzin in het hoofd, de tegen woordige vrouwen." Emilie Wiskotten kwam de kinderen halen. Ze zag er zeer lief uit in haar nauw sluitend manteltje en met den breed geranden hoed, doch ze ergerde zich, dat ze haar man niet trof. „Die minuut hadi hij nog wel kunnen wachten. Maai de angst dat het bier weg loopt! Zegt goeden dag, kinderen. Als ik niet maak dat ik thuis kom, krijgen we geen van allen iets te eten." Weder ging de bel, toen zij vertrokken was. Op de trap weerklonk eerbiedig August's stem en eene lui dere, welluidender. „De dominé!" „Goeden morgen, m'n beste juffrouw Wiskotten, goeden morgen, m'n beste mijnheer Wiskotten. Hoe gaat het er mee? De wijn smaakt zeker niet al te best? Ja, ja, waarmede men in de jeugd zondigt, daarmede wordt men op lateren leeftijd) gestraft." Het korte, dikke manneke met de grijze bakkebaar den zeide het humoristisch-vaderlijk. .Wordt TWvolgA.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1910 | | pagina 4