DAGBLAD VOOR ALKMAAR EN OMSTREKEN. Honderd en twaalfde Jaargang. 1910. VRIJDAG I APRIL. No. 76 Deze Courant wordt eiken avonds, behalve op Zon- en reestdagen, uitgegeven. Abonnementsprijs per 3 maanden voor ikmsar f 0,80; franco door het geheeïe Rijk f 1,—9 Af" i>nderlijke nummers 3 Cents. der gewone advertentiën: Per regel f 0,10. Bij groote contracten rabat Groote letters naar plaatsruimte. Brieven franco aan de N. V. Boek- en Handelsdrukkerij v/h HERMs. COSTER ZOON, Voordam C 9. üationaie lüiiiiia*. EEÜ LEU2E. B i N N t H L A ft U. fslsfeomnrnr O ONDERZOEK VAN HANDELSWAREN. ALKMAARSCHE COURANT, mi HERHALINGSOEFENINGEN De BURGEMEESTER der gemeente ALKMAAR gelast, krachtens bekomen aanschrijving, de onder staande verlofgangers der nationale militie, binnen deze gemeente in het register van verlofgangers inge schreven, om zich, ter bijwoning der herhalingsoefe ningen, bij hun korps te vervoegen als volgt: 4e Regiment Vesting-artillerie, lichting 1903, gar nizoen HELDER, 11 APRIL 1910: JOHANNES CORNELIS ERANCISCUS GERRITSEN en GE- EARDUS VAN VEEN. Den verlofgangers wordt hierbij gewezen op de na volgende bepalingen: lo. dat de miliciens-verlofgangers woonachtig in de plaats van opkomst, zich op den dag voor de op komst bepaald, uiterlijk te 8 uur voormiddags bij het korps moeten aanmelden; 2o. dat de miliciens-verlofgangers woonachtig bin nen 20 K.M. van de plaats van opkomst, op den dag voor de opkomst bepaald, uiterlijk te 10 uur voormiddags bij het korps aanwezig moeten zijn; 8o. dat de overige miliciens-verlofgangers voor zoo veel zij binnen het Rijk gevestigd zijn, zich op den dag voor de opkomst bepaald, met het eerst vertrekkende openbaar middel van versneld ver voer van hunne woonplaats of naaste station naar de plaats van opkomst moeten begeven, en voor zooveel zij buiten het Rijk gevestigd zijn, zich op dien dag vóór 4 uur namiddags bij hun korps moeten aanmelden. Voor zooveel miliciens door ziekte of om eene an dere reden niet tot den werkelijken dienst kunnen overgaan, worden zij verzocht daarvan, vóór het tijd stip voor de opkomst bepaald, ter gemeente-secretarie mededeeling te doen. De Burgemeester voornoemd, G. RIPPING. Alkmaar, 31 Maart 1910. Het is een natuurlijk gevolg van de uitbreiding van het verkeer, de vermeerdering van de leeskunst, de ontwikkeling van de drukpers en de grafische kun sten, dat men toestanden ontmoet, die tot de conclusie zouden brengen, dat onze tijd er meer een is van het uithangbord dan van den degelijken voorraad in den winkel, meer van het getuigen dan van het doen. Zoo ontmoet men niet zelden groote, indrukwekkende leu zen, van de waarheid waarvan men iedereen overtuigd acht, om dan even daarna tot de ontdekking te komen dat die overtuiging maar zeer oppervlakkig is en dat de meest eenvoudige neiging om naar die overtuiging te handelen ontbreekt. Een merkwaardig' geval, waarin zich dit verschijnsel voordoet, vinden wij in de beweging voor betere wo ningtoestanden. „De slechte woning ziedaar de vijand, die het alcoholisme bevordert, de immoraliteit in de hand werkt, de mortaliteit verhoogt, de uithui zigheid bevordert, het gezinsleven aantast." aarheden als koeien zou men zeggen. En inder daad allerwege worden veldtochten geopend, moties aangenomen, redevoeringen gehouden enz. enz. Men is verder gegaan. Men heeft wetten gemaakt om betere woningtoestanden in het leven te kunnen roepen. Or ganen geschapen, die op de woningen hebben toe te zien. In één woord er is een groote, algemeene be weging om de woningtoestanden te verbeteren. Nu spreekt het vanzelf, dat niet met één slag alle woningen zijn te verbeteren, dat hier een ontzaglijk werk verricht moet worden alvorens men in werkelijk heid ook maar één stap vooruit is. Niemand kan dus verwachten, dat in één of zelfs maar in tien jaar hier een radicale en verstrekkende verbetering zal zijn ingevoerd. Ook bij de grootste vlijt en flinke doortastendheid! en Nederland komt op dit gebied tegenwoordig niet achteraan kan het slechts voetje voor voetje gaan. Men zou dus mogen verwachten, dat als er maatre gelen te nemen zijn om in den overgangstijd tijdelijke verbetering aan te brengen om tegen het kwaad der s ech.e woning althans binnen beperkte grenz'en te re- ageeren, men zou dus mogen verwachten, dat die maatregelen algemeene toepassing zouden vinden. Aietsis intussehen minder waar. De drang om hier tijdelijke verbetering te brengen is heel gering. ^,r0F Z°°Ver n?S hervormers van goeden wille hier ïllen ingrijpen vinden zij bij de meest belanghebben- XnneTg P' W6inig be'anSstelling' voor hun Een voorbeeld. idS 6611 ^6aali V°0ral een Nederlandsch ideaal, dat ieder op den duur zijn eigen, vrijstaand heen 6 li'^l ruf eemg*n te bebouw® grond daarom heen. Duidelijk gaat de stadsontwikkeling in die richting: verwording van de oude stratenstad tot een city, waar de „zaken" zijn en daaromheen de tuinstad waar de woningen in het groen liggen. De reusachti ge hervorming m de vervoermiddelen van de laatste iü, lo jaar stelt ons in staat zulke steden te bouwen en gemakkelijk de grootere afstanden af te leggen die daarin zullen- zijn af te leggen. Intusschen van vandaag op morgen gaat deze ontwikkeling niet en nog vele, vele jaren zal het duren i oordat ieder zyn eigen plekje grond heeft. Men is dus op het idee gekomen om in den overgangstijd voor de stadsbewoners buiten de bebouwde kom der stad kleine buitentumtjes aan te leggen, waar de bewoners der muite huisjes in het goede jaargetijde de frissche lucht kunnen krijgen, die voor hen een groote behoefte moet zijn. Philanthropie behoeft dit niet te zijn. Klei ne lapjes zijn goedkoop te leveren. Een hutje, een pri eeltje, een klein tentje is daar betrekkelijk gemakkelijk te maken. En zoo kan men dan op eenvoudige wijze een luchtkuuroord scheppen, waar licht en lucht zullen zijn te krijgen, waar men licht, gezond tuinwerk zal kunnen doen, waar men aardappeltjes kan verbouwen, wat mooie sierplanten kan zaaien, kortom een centrum van eenvoudig en gezond levensgenot voor het huisge zin kan maken. Waar bovendien zieke leden van het gezin een luchtkuur kunnen doormaken, reconvalescen ten genezing kunnen vinden en de kinderen een fris sche gelaatskleur kunnen krijgen. Het idee beveelt zichzelf aan. Het ligt geheel in de lijn van de goede-woning-beweging en is gemakkelijk te verwezenlijken. En zelfs wanneer men de bedoeling ervan beperkt, wanneer men alleen direct hygiënisch wil optreden, voorkomend zoowel als genezend, wan neer men een plaats wil hebben, waar bloedarme kin deren wat zonlicht kunnen krijgen, lijders een rust- en ligkuur in de frissche lucht zouden kunnen doen, her stellenden zouden kunnen aankomen zelfs wanneer men de zaak opvat als een goedkoop sanatorium voor de niet direct-welgestelden, zou men op zijn vingers kunnen narekenen, dat in iedere stad! op elke 10.000 menschen toch ten minste 50 te vinden zouden zijn, voor wie zulk een buitentuintje van het hoogste belang zou zijn en die het gemakkelijk zouden kunnen in richten. En toch men hoort er bijna niet van. Een zoo ge makkelijk te verwezenlijken idee, dat veel heil zou kun nen geven, alleen al uit een medisch oogpunt, blijft in verreweg de meeste steden onverwezenlijkt. In een heel enkel geval is de inrichting tot stand gekomen, gelijk onlangs weer op kleine schaal in Amsterdam. En hoort men elders van pogingen in deze richting, dan verneemt men er dadelijk bij, dat de inrichters een groot gemis aan belangstelling' in deze zaak bij de meest belanghebbenden gevonden hebben. Nu gelooven wij natuurlijk wel, dat niet overal de zaak met de noodige voorzichtigheid wordt aangepakt. Een juist inzicht in de hygiënische beteekenis van zul ke instellingen is nog' verre van algemeen en zoo moet men dus, de zaak opzettende, den menschen tegelijk duidelijk maken dat en waarom deze instelling van zoo groot belang' kan zijn voor de gezondheid. Bovendien begaat men niet zelden de fout naar buitenlandsche voorbeelden om van arbeiderstuinen te spreken. Zeer ten onrechte. De tuinen moeten te huren zijn door ieder, werkman of niet, die niet op andere wijze een grooteren tuin kan krijgen. Doch deze overwegingen verklaren niet voldoende het verschijnsel, dat er in Nederland betrekkelijk zoo weinig- belangstelling is voor deze nuttige, sympathie ke en gemakkelijk te verwezenlijken instelling. Even min kan men het tekort aan belangstelling tegenover Duitschland alleen verklaren door er op te wijzen, dat de Duitschers in hun steden nog veel meer op, in en door elkaar wonen dan wij. Neen de hoofdverklaring is ongetwijfeld deze dat de groote leuze der woningverbetering, die men in de politiek voortdurend hoort weerklinken en die ook bij den Nederlandschen wetgever sympathie heeft ge vonden, nog niet geheel en al, werkelijk, en in haar geheele beteekenis door het grootste gedeelte van ons volk begrepen wordt. PRINS HENDRIK. Iiins Hendrik komt den lOden Mei te Kristiania aan, om een officieel bezoek aan het Noorsche Hof af te leggen. Zijn vertrek vandaar is op 13 Mei 's avonds be paald. DE DIACONALE CONFERENTIE. Ie Utrecht is heden de door de Algemeene Synode der Ned. Hervormde Kerk .bijeengeroepen Diaconale Conferentie gehouden, welke zeer druk bezocht was. Aanwezig waren ongeveer duizend personen, onder wie de vertegenwoordigers van 310 diaconieën. Om elf uur opende de voorzitter ds. H. A. Leen- mans, uit Harlingen, tevens president der Synode de conferentie met gebed. In een korte openingsrede verwelkomde hij allereerst den vertegenwoordiger van minister Heemskerk, den heer mr. L. Liebaert Peerbolte; voorts de vertegen woordigers van de Ned. Yereeniging voor Armenzorg en Weldadigheid (de heeren mr. W. H. de Beaufort en dr. J. Th. de Visser), en den heer L. J. van Wijk, als vertegenwoordigende het „Tijdschrift voor armenzorg en kinderbescherming." Vervolgens herinnerde spreker, dat deze conferentie, iets nieuws in de kerkelijke wereld, saamgeroepen is op voorstel van den secretaris der Synode, welk voor stel, op praeadvies van de kerkelijke hoogleeraren Van Nes en Mallincrodt, met 17 van de 19 stemmen werd aangenomen. Het doel dezer conferentie was zeide spreker het vraagstuk der kerkelijke armenzorg, ook in haar verband tot de burgerlijke en particuliere armenzorg' terdege onder de oogen te zien, teneinde haar in over eenstemming te brengen met de eischen van den te- genwoordigen tijd; te onderzoeken of ook verbeterin gen belmoren aangebracht te worden, en, zoo ja, welke middelen daartoe het best kunnen dienen. Voorts uitbreiding te geven aan de kennis van de diaconale zaken; van de methoden der hulpverleening; van de middelen ter voorkoming en bestrijding van armoede, opdat gebroken worde met verouderde ge woonten en afkeurènswaardigen sleur. Algemeene bekendheid te geven aan hetgeen in de assen Alkmaar, Hoorn en Edam en elders geschiedt, opdat het misschien tot navolging diene. Voorts bezwaren uit te spreken, inlichtingen in te winnen, opdat er ook classicale en provinciale confe renties uit volgen, en opdat deze kerkelijke armenzorg geen gevaar loope verdrongen te worden door de al gemeene philanthropie van het terrein, dat toch al lereerst haar terrein is. Onze kerk, waarin jaarlijks vele millioenen in 1908 meer dan 4 millioen voor armenzorg worden besteed, mag niet achteraan komen of blijven. Hierna gaf de voorzitter het woord aan ds. Eilerts de Haan. Ds Eilerts de Haan, predikant te Heiloo, leidde in: „de vragen, die met betrekking tot de Diaconale ar- (nienzorg aan de orde komen." Het groote beginsel der Diaconale armenzorg is, zoo betoogde spr., verheffing van den arme tot een hooger zedelijk peil. Maar waar dit beginsel wordt verwaar loosd heeft daar de kerkelijke armenzorg haar recht van bestaan niet verloren? Zal zij daarom niet meer moeten streven dat beginsel in praktijk te brengen? Zal zij ook niet voorkoming van armoede als haar taak moeten gaan beschouwen? Maar de Diaconale armenzorg heeft te worstelen met groote bezwaren: gebrek aan voldoende geldmid delen en werkkrachten. Een groote grief is de uiterst geringe bedeeling in vele gemeenten, die niet afdoende helpt, j Zal zij nu niet moeten kiezen tusschen deze twee: of trachten de geldmiddelen aanzienlijk te vermeerde ren, óf een gedeelte der armen los te laten om de an deren afdoende te kunnen helpen? In het laatste geval de vraag, welk deel der armen zorg het meest overeenkomt met haar eigenaardig ka- rakter. Het tweede bezwaar is gebrek aan werkkrachten. Moet niet een uitbreiding' van personeel worden ge- zocht Moet de kerk ook niet de diensten der vrouw zoeken? De kerkelijke armenzorg is in omvang afgenomen, i Zij heeft veel werk overgelaten aan particuliere veree- nigingen. Wat te doen om weer meer de leiding der j armenzorg' te nemen? Hoe meer voeling te verkrijgen met de gemeente en daardoor aan invloed te winnen? Ook zal meer samenwerking moeten worden gezocht tusschen de verschillende Diaconieën om met vereende krachten te doen wat een alleen niet vermag, b.v. in zake ziekenverpleging en de verzorging van ouden van dagen in gestichten. De heer J. R. Snoeck Ilenkemans, uit 's-Gravenha- ge, sprak over: „Het eigenaardig karakter der Diaco- nale armenzorg en haar samenhang met openbare en bijzondere instellingen voor armenzorg. Dr. J. R. Slotemaker de Bruine, te Utrecht, behan delde de vraag„Wat kan er gedaan worden om de diaconale armenzorg overeenkomstig de in het regle ment voor de Diaconieën aangegeven hoofdbeginselen beter aan haar doel te doen beantwoorden?" In den zomer vaan het jaar 1907 werd op verzoek \an den Middenstandsbond, door de regeering beslo ten om bij wijze van proef aan het rijkslaboratorium te Leiden een afdeeliug te openen, waar zij, die tot den middenstand gerekend worden, bun waren koste loos op zuiverheid van samenstelling kunnen laten onderzoeken. Deze proef is zoo goed geslaagd, het bureau bleek dermate in een behoefte te voorzien, dat de regeering besloot, de voorloopige regeling te doen vervangen door een blijvende instelling. De aanvragen van de zijde van den middenstand tot onderzoek van de door hen bewerkte of verkochte handelswaren, namen zoodanig in aantal toe, dat de ruimte, die men in het rijkslaboratorium voor dezen dienst ter beschikking kan stellen, al spoedig te klein bleek. YYilde men dus aan alle aanvragen tot onderzoek blijven voldoen, dan moest worden omgezien naar een lokaal, waarin deze steeds zich uitbreidende inrichting' kon worden ondergebracht. Hedenmiddag 2 uur nu, zal de opening van dit nieuwe gebouw te Leiden op plechtige wijze geschie den, door den minister van Landbouw, Nijverheid en Handel, terwijl dan tevens de heer dr. Voerman, als directeur van deze rijksinstelling' door den minister za! worden geïnstalleerd. De heer prof. Wijsman, die tot heden met de leiding van dit rijksbureau was be last zal als adviseur het bureau ter zijde blijven staan. Het dagelijksch bestuur van den Middenstandsbond werd uitgenoodigd tot bijwoning der plechtigheid. PROF mr. M. W. F. TREUB. (risteren was het 25 jaar geleden, dat prof. mr. M. YV. F. Treub is gepromoveerd aan de Leidsche univer siteit op het bekende, met goud bekroonde, proef schrift: Ontwikkeling en verband van de rijks-, pro vinciale en gemeentelijke belastingen in Nederland. Zijn politieke en andere vrienden en enkele instel lingen, waaraan mr. Treub's naam verbonden is, heb ben bij deze gelegenheid van hun sympathie voor den jubilaris doen blijken. G E 11 E b MEU YY UIT URSEM. Donderdagmiddag vergaderde de Raad dezer Ge meente. Voorgelezen werd een schrijven van den Inspecteur der Posterijen en Telegrafie betreffende de bediening van het hulptelefoonkantoor en de belooning daaraan verbonden waaruit bleek, dat de bezoldiging voorloo- pig kon worden bepaald op 50. De heer Starreveld heeft zich bereid verklaard, de betrekking van telefoonkantoorhouder waar te nemen, terwijl hij mededeelde dat zijne dochter plaatsvervang ster kon zijn. Het voorstel van den inspecteur betreffende de voorwaarden, verbonden aan de totstandkoming van een kantoor werd met algemeene stemmen aangeno men. Conform het voorstel van den heer Houtkooper, die verhooging van het salaris wenschelijk achtte, werd dit punt aangehouden tot een volgende vergadering. Van den commissaris der Koningin was een schrij ven ingekomen, waarin werd kenbaar gemaakt dat de gelegenheid tot. verpleging en afzondering van lijders aan cholera onvoldoende is en de weg werd aangewe zen om daarin verbetering te brengen. De gezondheids-commissie te Purmerend meldde naar aanleiding van dit schrijven dat overwogen moet worden of aan den wensch van Gedeputeerde Staten niet kon worden voldaan, en gaf wenken die daarbij in acht kunnen worden genomen. Deze missive werd aangehouden. De secretaris vroeg of dit ook aan Ged. Staten en Gezondheids-Commissie bericht moest worden, waarop de heer Schouten zeide: 't is heel goed; er is niet af wijzend op beschikt. N. van der Es verzocht voor de Gemeente-ievevan- tiën in aanmerking te mogen komen. Voor kennisgeving aangenomen. De heer Houtkooper vroeg of het schrijven van den Gemeente-opzichter niet tot de ingekomen stukken behoorde. Het stuk werd door de raadsleden nagezien, waarbij bleek dat het was de begrooting van den opzichter en de memorie van toelichting. De heer Houtkooper maakte aanmerkingen op de laatste woorden, die z. i. gerust kunnen worden voor gelezen. De voorzitter: die hadden er niet op gehoord, die zijn er opgekomen dóór eene omstandigheid tusschen aannemer en opzichter. De heer Hille: wel zegt de dokter dat hot droog is maar hij De heeren spreken door elkander. De heer Schouten: Ik kan niet gelooven dat da dok ter met den architect gesproken heeft. De secretaris: ik weet het niet, maar ik heb ze ga- men zien praten. Zaterdag ;s de opzichter er geweest, maar toen was de aannemer niet thuis. De voorzitter: Hoe donken de heeren er over. De heer Schoutenik kan er weinig van zeggen, ik ben geheel onbekend met de werkzaamheden van het Dagelijksch Bestuur. De veldwachterswoning eischt ook zeer noodig ver betering. De voorzitter: de opzichter zeide dat de onkosten bijna waren weggegooid en men later beter een nieuw perceel zou kunnen bouwen. De heer Houtkooper: dat is wel eigenaardig, toen de veldwachter kwam is er eene groote verbetering aangebracht, die ongeveer 500 kostte. I)e voorzitter: 1 oen is ook reeds gesproken van om gooien. De heer Schouten: Dat besluit moeten we handha ven. De voorzitter: Dat besluit is thans niet ter sprake. De heer Schouten: Maar we kunnen er op terugko men. Na eenige verdere algemeene besprekingen werd ds begrooting van den opzichter goedgekeurd met 6 te gen 1 stem (die van den höer Schouten). Voor dat tot de benoeming van een stembureau werd overgegaan, merkte de heer Stam op, dat :dit hier altijd door dezelfde heeren wordt samengesteld, in andere gemeenten is dit veelal afwisselend. De heeren J. Stam en A. Hille werden daarna be noemd. Tot leden van de Commissie tot wering van School verzuim werden herbenoemd de heeren Ammerdorper, Medemblik, J: Stam, C. Keijzer en J. Hille. De rekening van het Burgerlijk Armbestuur werd daarna ter tafel gebracht. De heer Houtkooper zeide dat hij haar niet gezien heelt, en vroeg of ze niet ter visie gelegen had, waarop de secretaris verklaarde dat dit wel het geval was en dat de heer Houtkooper er niet naar gevraagd had. De heer Houtkooper: Zoo is het met de ingekomen stukken ook steeds, waarom kunnen die bij ons niet circuleeren. De heer Schouten verklaarde het hiermee eens te zijn. De rekening werd daarna goedgekeurd tot een be drag in ontvangsten van 2892.485, de uitgaven 2836.38, batig saldo 56.103. De heer Schouten maakte naar aanleiding van de besteding- eenige bedenkingen en vroeg of dit van de zijde der Protestanten gerechtvaardigd is. De voorzitter zeide dat de bedeeling over en weer gaat dan had de eene later de andere zijde een voor- of nadeelig saldo. De heer Schouten: Ja maar toen werd er raar mee omgesprongen. De voorzitter gaf nadere inlichtingen. De heer Schouten verklaarde dat, de buitengewone uitgave toen pi. m. 300 bedroeg. I)e voorzitter: Er was op 't slot toch een voordeelig saldo. De heer Schouten: onze (de katholieke) partij is de uwe 1/i, en nu krijgt ieder x/2, dat is niet goed, ten zij dit op schrift staat. De voorzitter: Ik denk van wel. De secretarisJa. De voorzitter: dan zullen we het tot eene volgende vergadering aanhouden. De heer Schouten vereenigde zich hiermee. De voorzitter bracht hierna ter tafel het reglement van orde. De heer Houtkooper wensehte eene commissie te be noemen ter beoordeeling, die advies uit zal brengen, waarna het in den Raad behandeld1 kan werden,.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1910 | | pagina 1