DAGBLAD VOOR ALKMAAR EN OMSTREKEN.
De Wiskottens
No. 87
Honderd en twaalfde jaargang.
1910.
DONDERDAG
14 APRIL.
FEUILLETON.
Deze Courant wordt eiken avond,, behalve op Zon- en
Feestdagen, uitgegeven. Abonnementsprijs per 3 maanden
voor P ikmaar f @,8®» franco door het geheele Rijk f 1,
Af jtfiderlijke nummers 3 Cents.
o
Prijs der gewone advertentiën:
Per regel f 0,10. Bij groote contracten rabat Groote
letters naar plaatsruimte.
Brieven franco aan dt N. V. Boek- en Handelsdrukkerij
yjh HERMs. COSTER ZOON, Voordam C 0.
RÏJIT ÜJiiA jN 1).
?elcf«ooÉeosuBAr
i
RECHTZAKEN.
ALKMAARSCHE COURANT.
ifli
BURGEMEESTER en WETHOUDERS van ALK
MAAR brengen ter algemeene kennis, dat in het Ge
meenteblad van Alkmaar, No. 321, is opgenomen het
besluit van den Raad dier gemeente van 29 December
1909, waarbij zijn vastgesteld:
VERORDENINGEN op liet heffen en invor
deren van een recht onder den naam van markt-
geld, voor het gebruik van plaatsen op of aan
verschillende markten.
Welke verordeningen, heden afgekondigd, gedurende
drie maanden ter gemeente-secretarie voor een ieder
ter lezing zijn nedergelegd en aldaar tegen betaling
van 0.123 in afdruk zijn verkrijgbaar gesteld.
Alkmaar, 8 April 1910.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
G. RIPPING, Voorzitter.
DONATII, Secretaris.
ALKMAAR, 11 April.
De Duitsche bladen houden zich bezig met een pro
ces, waarin een bekend Duitsche kinderschrijver be
trokken is op min-aangename wijze. Hij heet Karl
May en wordt geschetst als een oud man, die er afge
leefd uitziet en die heelemaal niet lijkt op den wereld
reiziger, voor wien hij zich steeds in zijn boeken heeft
uitgegeven, noch op een grooten held, dien de jeugd
bij het lezen van zijn boeken in hem heeft gezien. Hij
stond niet als beklaagde, maar als aanklager voor
de rechtbank. Men had hem beleedigd, hem een ge
boren misdadiger genoemd. Het ongelukkige van het
geval was echter dat de schuldige gaarne het bewijs
van de waarheid wilde leveren en dat de verdediger
een schets van het leven van den beleedigde gaf, dat
inderdaad wel eenig recht gaf om te spreken van een
geboren misdadiger. Op de Kweekschool voor Onder-
wijzers had hij al gestolen. Toen hij als nieuwbakken
onderwijzer met het Kerstfeest thuis kwam, bracht hij
voor zijn vader een horloge en een meerschuimen pijp
mee. Het bleek dat hij dit bij zijn kostbaas ontvreemd
had, en hij ging er zes weken voor in de gevangenis.
Nauwelijks uit de gevangenis ontslagen pleegde hij
een inbraak in een horlogewinkel. Weer werd hij ge
snapt, en nu kreeg hij vier jaar kerkerstraf, met vol
gende plaatsing in een werkinrichting.
Toen hij in 1869 vrij kwam stal hij opnieuw. De po
litie verspreidde zijn signalement. Hij vluchtte naai
de bosschen bij Hohenstein in het Ertsgebergte; daar
trof hij een vroegeren schoolkamaraad aan; deze was
als soldaat met 100 taler uit de compagrAekas gedeser
teerd. De oude vrienden klaagden elkaar hun nood
zij zwoeren elkaar eeuwige vriendschap, en besloten
met eenige andere kennissen die van helen leefden,
oen rooverbende te stichten. Van de bende en ook
tegenover de wereld was May de onbetwiste aanvoer
der. De hoofdschuilplaats van de bende, die nooit
ontdekt is, vormde een met mos en gestolen goed be
woonbaar gemaakt hol in het Waldenburgsche woud.
Dagelijks beging de bende misdrijven. Zij beroofde de
vrouwen, die naar de markt gingen, zij pleegde dief
stal, inbraak, oplichting. Toen ten slotte door hun ge-
roof de markten in de naburige steden slecht bezocht
werden, vroegen de steden Hohenstein en Ernstthal
Naar de vijf en veertigste Duitsche uitgave
door
RUDOLF HERZOG.
27,
„Te veel wellicht. Te veel voor mijne bescheiden
krachten. Maar het maakte mij toch trotsch en ge
lukkig. Deze diploma's vormen als het ware mijne ge
tuigschriften. Dat ik mijn licht niet onder een ko
renmaat verborgen heb. Dat ik in dienst der Muzen
arbeidde. In plaats van aardsche schatten wenkt ons
de lauwerkrans. Ziet u, mijnheer Wiskotten, de men-
schen in het dal houden ons dichters voor hoogere we
zens. Als ze een proloog of een feestlied wenschen,
wagen ze het niet er gemeen geld voor te bieden. Ik
houd dat voor een zeer fijne karaktertrek, hoewel mij
ne voortreffelijke vrouw er haar leven lang anders
over gedacht heeft. En in plaats van geld, verleenen
ze de grootste eer welke ze te vergeven hebben, het
eerelicbnaatschap hunner vereenigingen. Er is bijna
geene vereeniging in het Wupperdal, die mij die hoo-
ge eer niet heeft geschonken."
Ewald Wiskotten stond op. „Ik zal u niet langer
ophouden."
„Ja, m'n beste jonge vriend, ga de' vrijheid tege
moet! Mijn noodlot wilde, dat ik aan mijn geboorte
grond gekluisterd was. Maar juist daarom voel ik
des te krachtiger wat het beteekent: de vrijheid tege
moet gaan! Ga, haast u! En vergeet ons niet, die
slechts van de vrijheid droomen."
Met gloeiend hoofd stond Ewald Wiskotten op de
straat. „Ga, haast u!" klonk hem in de ooren, jubelde
in zijn hart, deed hem met gevleugelden tred voor
waarts gaan. De avond daalde over het dal. Als
vlammenteekenen gloeiden de vaderlandsche bergen.
om militaire hulp bij de regeering. Aan de jacht op
May namen ook de brandweer van Hohenstein en de
gymnastiekvereeniging van Ernstthal deel. Maar de
aanvoerders werden niet gevonden. Zij hadden zich
door de volgende list gered: Onder de gestolen waren
die in het rooverhol opgehoopt lagen was ook de uni
form van een Saksischen gevangenisopzichter. Deze
trok May aan. Zijn vriend boeide hij de handen op
den rug en zoo kwamen zij door de militaire afzetting
heen. Rij een andere klopjacht ontkwamen de beide
roovers door op het oogenblik waarop twee gendarmen
de herberg, waarin zij zaten, binnentraden, uit het
raam te springen en op de paarden van de politiebe
ambten er vandoor te gaan.
May had zoo een pleizier in zijn rol vair rooverhoofd-
man dat hij vaak uit grootspraak zijn vrijheid in ge
vaar bracht. Jarenlang wisten de roovers, die iederen
dag anders gekleed gingen, aan de gerechtigheid te
ontsnappen. Maar eindelijk werd de Duitsche grond
hun te warm. Zij namen de vlucht naar Milaan. May
werd hier ziek, en daar hij in koorts teveel sprak, durf
de zijn vriend niet meer bij hem blijven en kwam in
Duitschland terug.
Eindelijk werden zij gepakt. Vier jaar tuchthuis
viel hun ten deel. Toen May in 1874 weer vrij kwam,
kreeg hij het denkbeeld zijn herinneringen iri colporta-
geromans neer te schrijven. Het ging niet goed daar
mee, en daarom probeerde hij het tegelijkertijd met
stichtelijke verhalen (waarvoor hij van protestant ka
tholiek werd) en zedelijke roovergeschiedenissen.
Hij werd verder geschetst als een letterkundige dief
en een oplichter, die o. m. van een prinses, de zuster
van den koning van Saksen een brief gekregen heeft,
waarin o.m. gezegd werd: „Beste mijnheer May! Ik
krijg binnenkort bezoek van een hooggeplaatste prin
ses, die graag uw interessant museum van trofeeën
uit verre landen zou willen zien
De man moet zoo goed als nooit buiten de Duitsche
grenzen zijn geweest en het verblijf te Milaan wordt
zijn eenige buitenlandsche reis genoemd.
Hijzelf ontkende voor de rechtbank dat hij ooit
rooverhoofdman was geweest, nimmer had hij horloge
en pijp gestolen. Maar wat er dan wel waar was van
de door den advocaat gegeven levensschets, zei hij niet.
Opmerking verdient het, dat de advocaat zijn inlich
tingen had van de vrouw, van wien May gescheiden
leefde. Intusschen stelde de rechtbank den beklaagde
in het gelijk en het werd als bewezen beschouwd dat
de klager een zeer bedenkelijken levensloop achter den
rug had, vele onzedelijke verhalen had geschreven, en
eerst later tot stichtelijke en kinderlectuur was over
gegaan, omdat deze meer opbracht!
te veroveren.
Voor 4 jaar viel jhr. G. 8. Boreel te Velsen tegen
den heer Vermeulen, aldaar. Toen ruimde mr. W. A.
t Hooft te Haarlem voor hem zijn zetel.
i PROVINCIALE STATEN.
Voor Haarlem moeten dit jaar aftreden de heeren
jhr. mr. J. W. G. Boreel van Hogelanden, burgemees-
ter van Haarlem, jhr G. S. Boreel lid van Ged. Staten
en dr. J. Timmer, allen liberaal.
De kerkelijke partijen zullen trachten alle drie zetels
DE JÜLIANA-BLOEM.
Het denkbeeld van den verkoop van een Juliana-
bloem op den verjaardag van Prinses Juliana, ten bate
van arme tuberculoselijders, heeft blijkbaar overal veel
instemming gevonden. Met de aanvragen er voor loopt
het al enorm, terwijl men het bloempje nog niet eens
heeft gezien. Verschillende particulieren bijv. bestel
den hoeveelheden om kosteloos op de scholen te ver
spreiden; een aantal winkeliers vroeg eveneens eene
collectie aan; eenige maatschappijen verleenden door
ruimen aankoop reeds goede medewerking. Kortom,
alles doet de gegronde verwachting koesteren, dat het
sympathieke plan uitstekend zal slagen.
RAAD VAN STATE.
In de gister gehouden openbare vei»gadering van den
Raad van State, Afd. voor de geschillen van bestuur,
werd mededeeling gedaan van een negental Koninklij
ke besluiten betreffende vroeger behandelde zaken.
O. a. zijn de volgende beslissingen genomen.
Onder voorwaarden is alsnog vergunning verleend
aan de firma C. R. Keyser te Texel, voor bewaarplaats
van kunstmeststoffen, welke vergunning door E. en
W. van den Helder was geweigerd.
DE HANZE IN IIET BISDOM HAARLEM.
Te Leiden heeft „De Hanze" bond van R. K. veree
nigingen van den Handeldrijvenden en Industrieelen
Middenstand in het bisdom Haarlem eene buitengewo
ne vergadering van den Centralen Raad, onder voor
zitterschap van den heer J. A. A. Verbeek, Rotterdam,
gehouden.
Voor kennisgeving werd aangenomen een missive
van den Nederlandschen Middenstandsbond over
maatregelen ter bevordering van contante betaling;
„de Hanze" zal dézë zaak op een harer volgende verga
deringen zelf aan de orde stellen. Van het ministerie
van Landbouw, Handel en Nijverheid werd mededee
ling ontvangen, dat aan de Crediet-instelling een
rijkssubsidie van 1500 zal worden verleend.
De afdeeling Haarlem zal uit haar midden eene
commissie van 3 leden benoemen om rapport uit te
brengen over de oprichting van een Diocesaan Infor
matie- en Incasso-Bureau; de afdeelingen Schiedam
en Vlaardingen werden aangewezen om ieder uit haar
midden één lid aan te wijzen, die met mr. van Velzen
(Schiedam), een onderlinge glasverzekering zullen
voorbereiden, terwijl voor de oprichting van een Dio
ceaan Ziekenfonds 's-Gravenhage de opdracht ontving
tot vorming eener commissie.
Vervolgens hield' de bondsvoorzitter, de heer Ver
beek, een rede over: het verloop van onze organisatie
gedurende de drie jaren van haar bestaan."
Spr. gaf daarna een overzicht van de ontwikkeling
der organisatie. Zoo klom het ledental van 421 met 8
afdeeling tot ruim 1200 met 18 afdeelingen, waardoor
de Haarlemsche Hanze de grootste van haar zusteror
ganisaties in de andere diocesen is geworden. Moge
zij dit steeds blijven, door den ijver der afdeelingen. De
Bond riep een arbeidsbeurs, een credietbank en een
uitkeeringsfonds bij overlijden in het leven; een eigen
orgaan stuit nog op finantieele bezwaren, maar de on
derhandelingen ervoor duren voort. In de afdeelingen
bestaan vele nuttige instellingen en verschillende
voerden eene levendige actie.
De Roomsche Middenstand heeft getoond geen op
laaiend vuur gelijk te zijn geweest, toen hij zich na het
Hij legde deze teekens op zijne eigen manier uit. Wie
ze nu eene andere beteekenis gegeven had, zou hij uit
gelachen hebben.
Zoo reed hij huiswaarts door de zustersteden, die
van de stemmen eener opgewonden menigte vervuld
waren, en in zijn binnenste was het even rumoerig en
strijdlustig als rondom hem. Verhit, niettegenstaan
de den koelen Maartschen avond, betrad ljij het ou
derlijke huis.
„Waar ben je den geheelen dag toch geweest?"
vroeg juffrouw Wiskotten geërgerd, nam den bril af,
welke ze bij het lezen droeg, en schoof krant en petro
leumlamp naar het midden der tafel. ^.Twee uur lang
heeft de dominee hier gezeten. Degene die hem zitten
liet, was jij."
„Ik had hem toch niet uitgenoodigd."
„Je hoeft volstrekt geen brutalen mond op te zet
ten. Als dominee Schirrmacher ons zijn raad schenkt,
mag je daar dankbaar voor zijn."
„Wat heeft een dominee nu voor verstand van mijn
aangelegenheden
„Vader, ik geloof, dat de jongen dol is. Heb je het
gehoord? Wat een dominee voor verstand van zijne
aangelegenheden heeft! Waar ben je geweest? Heb
je het een of ander gedronken?"
„Hetgeen ik gedronken heb, kent u toch niet."
„Grootere lof hadt ge je moeder onmogelijk toe kun
nen zwaaien. Dat zal anders niet je bedoeling geweest
zijn."
„Ach, ik bedoel natuurlijk geen jenever of bier, ik
bedoel geestdrift."
„Wet zegt de jongen, vader?"
„Geestdrift."
„Geestdrift? We hebben vandaag toch geen Sedan?
Het is werkelijk hoog tijd, dat je van de straat weg
komt. Over veertien dagen ga je naar Halle."
„Naar -- Halle? Wat moet ik dan in Halle doen,
moeder
„De dominee heeft gezegd, dat voor jou en je stu
dies Halle het beste is."
„Laat nu toch eindelijk den dominee eens er buiten.
woord van Haarlem's Kerkvorst op den Delftschen
Katholiekendag begon te vereenigen; de Bond heeft
vele zegenrijke zaken tot stand gebracht. Spr. roemt
de goede onderlinge verstandhouding tusschen de be
stuursleden en wijst erop, dat liefde steeds den Bond
gekenmerkt heeft. Spr. spoort aan, willen wij inder
daad Katholieke Sociale Actie voeren, te luisteren
naar het kerkelijk gezag en zich te vereenigen op Ka
tholieken grondslag, federatief voor bepaalde doelein
den wel is waar saamwerkend met andere organisaties,
maar boven alles stellend ons katholieke geloof.
Meermalen werd deze rede door applaus onderbroken
en aan het slot daverend toegejuicht.
Bij de rondvraag informeerde Den Haag, wanneer
de Credietbank in werking treedt. De voorzitter ant
woordde, dat dit binnenkort zou gebeuren; de juiste
datum kon niet worden medegedeeld. Amsterdam (de
heer Geels) vroeg naar het oordeel van het bestuur
over het wetsontwerp der Staatscommissie voor den
Middenstand, inzake de vervroegde winkelsluiting. De
voorzitter deelde mede, dat deze zaak bij het bestuur
nog een punt van overweging uitmaakt.
Amsterdam (de heer Perquin) vroeg naar de mee
ning van het bestuur inzake eene permanente samen
werking met andere vereenigingen en personen, en
een bond' voor vakonderwijs. De voorzitter antwoordde,
dat Mgr. de Bisschop deze permanente samenwerking
niet goedkeurt. Ten slotte drong Haarlem nog aan op
een actie in het heele diocees tegen „Eigen Hulp."
Waar bemoeit die zich al niet mee? Die moest tegen
woordig toch gewichtiger zaken te doen hebben, dan
juist bij ons te zitten kletsen."
„Weet je wat je berft? Je bent een* onbeschaamde
bengel! En zoo iets wil geestelijke worden!"
„Dat wil ik juist niet."
„Wat wil je niet Juffrouw Wiskotten boog
zich naar voren. „Wat heeft-ie gezegd, vader?"
„Hij heeft gezegd, dat hij niet wil."
„Maar wat dan? Wat wil hij niet?" hield ze hard'
nekkig vol.
„Moeder, laat mij nu eens uitspreken. Het gaat
toch om mij. Ik weet, dat u het goed meent. Maar
waarom wilt U mij dan tot een beroep dwin'gen, waar
ik niet den minsten lust in heb?"
i „Omdat dat zoo afgesproken is en omdat dat tot
jouw bestwil en ons allen eene troostvolle gedachte is
Daarom."
„God vergeve hem de zonde. Zulk een lastertong."
„Waarachtig moeeder, ik wilde u niet beleedigen.
Maar ik kan werkelijk geen theoloog' worden. Zie, ik
voel daar niet de minste roeping toe. En men gaat
toch geen dominee worden, zooals men sjouwer of
kleermaker wordt. Waarom wilt u mij toch met alle
geweld dwingen
„Omdat het zoo vastgesteld is."
„Maar er is niets vastgesteld stoof de jongen op.
„Vader, zeg u het toch eens. Heb ik den laatsten tijd
niet voortdurend verklaard: ik wil niet?"
Den ouden Wiskotten verstoorde dit gesprek zijne
gewone vreedzame stemming. Vergoelijkend keek hij
van den een naar den ander. „Zullen we niet liever
wachten tot Gustav komt?"
„Ik zou wel eens willen weten wat Gustav daar
mede te maken heeft."
„Of August, moeder?"
„Ook August niet. Het is al erg genoeg, dat de
geest van verzet zoo krachtig geworden is. Hij waart
rond als een brieschende leeuw, zoekend wien hij zal
verslinden."
„Laat hem dan ten minste zeggen, moeder, wat hij
ARRONDISSEMENTS-RECHTBANK TE
ALKMAAR.
Zitting van 12 April.
Vervolg.
MISHANDELING.
Dirk B. te Bergen had den 5den Maart C. Wijker
mishandeld, door hem met het scherp van een zaag een
slag te geven op den rechterschouder.
Beklaagde bekent.
Cornells Wijker deelt de toedracht der zaak mede.
Hij had inderdaad een schaafje geleend van beklaagde.
Den 5den Maart bracht hij het terug bij beklaagde,
die in den winkel van zijn patroon, den heer Bijpost,
was. Bij die gelegenheid ontstond een woordenwisse
ling en sloeg beklaagde hem met den zaag op zijn
schouder, die bloedend verwond werd.
De tweede getuige in deze zaak was Arie Peetoom,
die de mishandeling had gezien en zag, dat de schou
der bloedde.
De eisch tegen beklaagde luidt 25 boete of 25 da
gen hechtenis.
VERDUISTERING IN DIENSTBETREKKING.
Piet Nicolaï, te Helder, thans gedetineerd in het
huis van bewaring alhier was ten laste gelegd, dat hij
op verschillende tijdstippen ten nadeele van Jacob Na
than Prins, koopman te Helder, verschillende goederen
had ontvreemd, waaronder assen van torpedobooten,
seinlichten, gewichten, mokers, hamers, schuifdeur-
rollen, kettingen, kamraden, zeilen, deurknoppen,
breekijzers, bandijzer, blik, een groote partij houtwerk
enz. enz.
Veertien getuigen werden in deze zaak gehoord.
De eerste getuige, Johannes Jacobus Bakker, agent
van politie te Helder had naar aanleiding van een
klacht van den heer Prins een onderzoek ingesteld en
spoorde de vermiste voorworpen op, die hij alle in be
slag nam.
Jacob Nathan Prins, koopman te Helder verklaart,
dat beklaagde in Juli 1908 bij hem in dienst kwam en
tot het begin van dit jaar bij hem in dienst bleef. Hij
moest de magazijngoederen in orde houden en opknap-
zou willen worden."
„Schilder, vader
„Wat -klonk het dreigend van de lippen der
oude vrouw. „Wat is dat: schilder?"
Juffrouw Wiskotten deed, alsof ze het niet goed
verstaan had. Doch hare op de tafel liggende handen
beefden.
„Zeg het nog eens."
„Kunstschilder, moederIk wil schilderijen ma
ken, alles schilderen wat mooi is, de menschen en den
hemel en de aarde."
Juffrouw Wiskotten bewoog de lippen. Haar gelaat
was grauw geworden, en scherp groefden zich de trek
ken van mond en kin.
„Je bent zeker je catechismus vergeten.
„Moeder, luister dan toch eens.
„Hoe luidt het eerste gebod
„Ik wéét 't niet, moeder, en dat heeft hier immers
niets mee te maken."
„En God sprak deze woorden: Gij zult geen gesne
den beelden of gelijkenissen maken van datgene wat
in den hemel, noch van datgene wat op aarde, noch
van datgene wat in het water onder de aarde is."
„Maar moeder, dat is toch heel iets anders. Dat is
heel anders bedoeld!"
„Dat is niets anders. Dat staat geschreven! En
daarvan laat ik me nog geen letter ontfutselen."
„Moeder, we hebben toch ook al die vrome kerkschil-
ders gehad
„Dat waren geen hervormden."
„Maar wel evangelisclien."
„Wat zich tegenwoordig allemaal al niet evange
lisch noemt! Ik doe niet mee aan die mode. Wat ge
schreven staat, staat geschreven."
„Moeder, Iaat u toch tot beter inzicht brengen!"
„Wat? Ik zou mij door mijn eigen kind laten te
recht zetten. Heb je ook het vierde gebod vergeten?"
Wanhopig keek de jongen om zich heen. Zijne keel
werd dichtgesnoerd. Daar zag hij, dat zijne moeder
naar bril en krant greep.
(Wordt vervolgd)