DAGBLAD VOOR ALKMAAR EN OMSTREKEN.
De Wiskottens
Honderd en twaalfde Jaargang.
1910.
VRUDAQ
15 APRIL.
FEUILLETON.
No. 88
Deze Courant wordt eiken avond, behalve op Zon- en
Feestdagen, uitgegeven. Abonnementsprijs per 3 maanden
voor ikm&ar f 0,80? franco door het geheeie Rijk f 1,
Af' ynderlijke nummers 3 Cents,
SFrij® der gewone advertentiën:
Per regel f 0,10. Bij groote contracten rabat, Groote
letters naar plaatsruimte.
Brieven franco aan ét NL V. Boek- en Handelsdrukkerij
v/ho HERMs. COSTER ZOON, Voordam C 9.
Schoonmaak.
~B 1 N N K N h A A 1)
dafsosonanar
HET KONINKLIJK ECHTPAAR TE HAAR
LEM.
ALKMAARSCHE COURANT.
■m
„Hebt u al schoongemaakt mevrouw X
O ja is het antwoord. Of: ik maak in Mei eerst
schoon. Maar wel nooit of zelden hoort men: neen,
ik maak niet schoon. Trouwens, er zou een buurtre-
vau Hippokr^tes op het gebied der gezondheid werden
door hen steeds in tóepassing gebracht.
De Romeinen zorgden even goed voor hun lichaam.
De groote Thermen waren niets dan reusachtige in
stellingen voor het gezond houden van het lichaam en
het zorgen, dat dit aan ziekte-aanvallen weerstand zou
kunnen bieden. Daar kon men op verschillende wij-
Het Koninklijk echtpaar zal van het station zich sehoolbaden.
onmiddellijk begeven naar het raadhuis, waar als eere- j Er zullen voordrachten gehouden worden over
wacht zal zijn opgesteld een afdeeling van de vereeni-
„Voor Vaderland en Koning," met het muziek-
volutie uitbreken als niet op gezetten tijd de gordijnen j zen ket water op ]let lichaam laten inwerken, gemas
van de ramen verdwenen en men klopgeesten aan het j geer(j worden en allerlei, de gezondheid bevorderlijke
werk zag. - lichaamsbeweging krijgen.
Ja de schoonmaak is zoo door en door iets natio- j In het b iu der Middeleeuwen was het ook 1 g zoo.
naals, dat zelfs Baedeker (Belgique et Hollande)daar- Iq (Je gegch;edenis van Karei de Groote en E'nerhard
van gewag maakt, zij. het ook dat hij de juiste bedoe- W"kt n voortdurend van het groote gewicht, dat aan
ling van wat hij „waarlijk een hartstocht noemt niet
tl"
geheel begrepen heeft»
Toch is er in het antwoord van de bovenbedoelde s
mevrouw in den regel wel een onwaarheid. Want ja
de gordijnen, de gangen, de kleeden enz. enz. krijgen
een beurt. Maar datgene wat meer waard is dan de
gangen, kleeden enz.? Maar het lichaam.
Nu versta men ons wel. Wij zullen niet beweren,
dat er tegenwoordig al niet heel wat mevrouwen zijn,
die die hartstocht ook toepassen op zichzelf en haar
familie. Maar over het geheel laat de reinheid' van
den Nederlander, waar het eigen lichaam betreft, ont
zaglijk veel te wenschen over. Niet het meest bij de
welgestelden. Maar toch óók onder hen. En dan vóór-
al bij de minder goed gesitueerden.
Het is moeielijk deze stelling te bewijzen. Men moet
al gernimen tijd in een frisscher land gewoondl hebben
om het verschil op te merken. Maar het is dan ook
goed waar te nemen. En wanneer men de badgelegen
heid in een Duitsche, Engelsche of Amerikaansche
stad gaat vergelijken met de badgelegenheid hier,
komt men tot eene verbluffende tegenstelling. Wij her
inneren ons eens enkele zoodanige cijfers, die natuur
lijk ramingscijfers waren, gezien te hebben. Het resul
taat was vernietigend voor de Nederlandsche waschge-
woonten. Het vuilste volk van Europa, de Serviërs,
zouden nog heilig zijn bij deze zinnebeelden van rein
heid: de Hollanders.
Nu zou men met deze eigenaardigheid nog geduld
kunnen hebben als zij alleen aesthetische bezwaren
had. Zeker, het is niet aangenaam voor iemand, die
op dit punt oordeel des onderscheids heeft, altijd door
te moeten opmerken, dat de lichaamsreinheid van Jan,
Piet of Klaas te wensehen overlaat. Voor iemand met
gevoelige reukzenuwen is dat zelfs heel onaangenaam.
Doch heel erg is dat niet, omdat betrekkelijk weinigen
dit oordeel des onderscheids hebben. En voor Jan,
Piet of Klaas is het zeker heelemaal niet erg, omdat
zij in het zoet zelfbedrog verkeeren, dat niemand kan
zien dat zij alleen hoofd] en handen (en misschien de
voeten) wasschen.
Maar erger is deze watervrees van onze landgenoo-
ten voor hun lichamelijk welzijn. Een lichaam, dat
niet behoorlijk gewassehen en gelucht wordt, wordt
niet goed onderhouden. De huid' kan zijn functies
niet goed vervullen. Het weerstandsvermogen tegen
ziekteaanvallen is veel geringer dan bij goedverzorgde
lichamen.
Hoe buitengewoon erg deze misstand aan de meest
deskundigen voorkomt, zien wij weer aan een opstelle
tje in antwoord op een beschouwing over de „Geschie
denis van de zoogenaamde natuurgeneeswijze" van den
Duitschen hoogleeraar Paul Förster. Deze schrijver
neemt de natuurgeneeswijze eenigszins in bescherming
en laat daarbij in de beschavingsgeschiedenis de histo
rie van de lichaamsverzorging even aan zijn geestesoog
voorbij gaan.
De Grieken waren een gezond volk, omdat zij voor
het lichaam zorgden. De eenvoudige voorschriften
het baden werd gehecht. Doch nu neemt langzamer
hand de onreinheid toe en daarmee de onvoldoende
zorg voor het lichaam. Groote epidemieën, die de
Grieken b.v. nog alleen bij door rampen veroorzaakte
groote samenscholingen van menschen gekend hadden,
kwamen nu vaker voor. De algemeene gezondheidstoe
stand ging snel achteruit. En toen men zoodoende
het krachtigste verdedigingsmiddel tegen de ziekte
een voorbehoedende, goede verzorging van het li
chaam, van de huid verloren had, kwam de medische
mystiek op, allerlei geheime middelen, uit kruiden ge
trokken, waarvan men genezing hoopte, werden ge
bruikt de tijd van de drankjes en de pillen was aan
gebroken.
Tot zoover professor Förster.
Deze toestand heeft lang, heel lang voortgeduurd.
Men bleef naar „genezen" trachten van bestaande
ziekten en hechtte onvoldoende waarde aan het voor
komen van ziekten. Totdat langzamerhand in de ne
gentiende eeuw de badgewoonten weer boven kwamen.
Waren de markiezinnen van het ancien régime met
alle respect in den regel te onrein ommaar wij
willen deze dames ook nu geen onbeleefdheid zeggen
en herinneren dus slechts aan die eigenaardige tange
tjes, die met permissie van den lezer bedoeld
waren om zich op het hoofd te krabben. Yan water
had men een openlijk erkende afschuw. En hoe wei
nig ernstig men zelfs het handen wasschen opnam,
daarvan getuigt een bekend schilderij van een der
grootste Hollanders, waarbij een dienstmeisje me
vrouw eenvoudig wat water over haar handen giet.
In de negentiende eeuw veranderde met de waschge-
woonten het inzicht der medici heel langzaam. Men
begon meer en meer aan de voorbehoedende methode te
hechten. De wetenschap leidde er toe. Maar ook de
goede resultaten van de natuurgeneeskunde. En zoo
komt men dus langzaam tot de klassieke mode terug.
De Nederlanders komen hier achteraan. Tot hun
groote schade. Want het groote belang eener goede
huidsverzorging is thans niet meer een geheim. Zij is
een machtig middel in den strijd tegen de ziekte, die
immers hoe langer hoe meer vóórkomend gevoerd
wordt.
Het is dus de plicht van een ieder tegenover zichzelf
om zich door huidverzorging, door wasschen, zoo sterk
mogelijk te houden. Het is ook een sociale plicht in
zoover als ieder, die zich vrij weet te houden van be
paalde ziekten, daardoor verhindert, dat de ziekte ver
der gaat.
Bij het bezoek van H. M. de Koningin op 26 Mei a.s.
zal H. M. aan het station worden ontvangen door een
eerewacht, die H. M. den geheelen dag op Haar be
zoeken en bij de rijtoeren zal begeleiden.
Commandant is jhr. P. Quarles van Ufford.
ging
korps van de „Harmonie" van mevr. Visser van Ha-
zerswoude, directeur de heer Hofmeester.
Op de markt zullen dan zijn vereenigd een 4000 kin
deren, die LI. M. en den Prins een aubade zullen bren-
gen.
Van de verdere plannen voor het Koninklijk bezoek
staan alleen nog vast, dat er zal zijn een kerkconcert,
en dat het hoofdpunt van de ontvangst zal wezen een
bloemencorso, waarvoor reeds thans velen zich opma
ken, om schitterend uit te komen.
DE NEITTRALITEITSKWESTIE.
De bekende neutraliteitskwestie is thans oorzaak,
dat te Naaiden het onderwijs in de Duitsche taal aan
de openbare school stil staat, tot ontevredenheid van
de ouders der leerlingen.
B. en W. hebben besloten de vaceerende betrekking
van onderwijzer met akte Duitsch niet te vervullen,
maar zullen afwachten de beslissing van H. M. de Ko
ningin op een adres van het IL. B. van den B. v. N.
O. om het raadsbesluit, hetwelk aanleiding gaf tot de
veelbesproken oproeping, waarbij een bepaalde verkla
ring van de sollicitanten geëischt werd, nietig te ver
klaren.
Op de geplaatste oproeping heeft zich geen onderwij
zer aangemeld. De tijdelijk aangestelde onderwijzeres
zonder akte Duitsch, Mej. Bockhart, heeft de verlang
de verklaring echter onderteekend.
OPENBARE LEESZAAL.
Eenigen tijd geleden werd te Amsterdam onder lei
ding van den oud-wethouder van Onderwijs mr. J. N.
van Hall, een comité opgericht, ten deele bestaande
uit bestuursleden der Vereeniging voor openbare lees
zalen, dat, nu in afzienbaren tijd van een gemeentelij
ke openbare leeszaal niets schijnt te komen, zal trach
ten, met particuliere hulp een-,dergelijke inrichting al
daar tot stand te brengen.
Een der comitéleden bezocht in verschillende steden
van het buitenland de aldaar gevestigde openbare lees
zalen, nam er van over wat hem geschikt leek en zoo
kon langzamerhand een volledig plan worden uitge
werkt. Het departement Amsterdam van de Maat
schappij tot Nut voor 't Algemeen beloofde 10.000
ter verwezenlijking van het zoo nuttige doel, terwijl
ook de bibliotheek van wijlen den heer P. L. Tak in
bruikleen zal worden afgestaan.
Het comité heeft besloten, tot den gemeenteraad een
adres te richten, waarin de thans definitief vastgestel
de plannen worden uiteengezet en om financiëelen
steun van de zijde van het gemeentebestuur wordt ver
zocht.
het
zwemmen door dr. Merens, uit Haarlem, mej. II.
Bouman, presidente der Dames Zwemclub te Amster
dam, en den heer KL de Vries, lid van den Amsterd.
gemeenteraad, over het schoolbad.
Mr. Th. H. DE MEESTER.
De oud-Minister van Financiën, mr. Th. H. de
Meester is weer in zooverre hersteld, dat hij dezer da
gen, gesteund door zijn geleidster, reeds kleine wande
lingen in de buitenlucht kon doen.
VERKIEZING PROVINCIALE STATEN.
De data voor de stemming en herstemming voor le
den van de Provinciale Staten in Noord-Holland zijn
door Gedeputeerde Staten bepaald op 16 en 28 Juni.
VOLKS- en SCHOOLBADEN.
Op 14- Mei a.s. zal te Amsterdam de 8e conferentie
plaats hebben van de Ned. Vereeniging voor volks- en
GEMENGD NIEUWS.
ONTTREKKING VAN DEN VOOGDIJRAAD.
Uit Rotterdam wordt gemeld:
In de woning van J. Snelleman en diens bijzit,
vrouw B. aan de Zevenhuizensteeg 4 te Rotterdam is
gistermorgen 5 uur door den commissaris van politie
den heer L. J. C. Vuyk vergezeld van een talrijke pp-
litiemaeht een inval gedaan ten einde een zesjarig
dochtertje van vrouw B. op te eischen, welk kind bij
beschikking van den officier van Justitie door den
Voogdijraad aan een vrouw wonende aan de Boezem
kade was toevertrouwd.
Door S. en vrouw B. was het kind eergister op
straat aan die vrouw ontnomen.
De politie moest zich met geweld toegang verschaf
fen tot de woning van S. en moest S., die zich te weer
stelde ontwapend worden. S. en vrouw B. zijn naar
het politiebureau overgebracht en het kind opnieuw
aan den Voogdijraad toevertrouwd.
DE TONG.
In het maandblad van de afd. van het Ned. Onderw.-
Gen. komt voor een verhandeling over de tong, van
dezen inhoud:
De tong is een klein lapske, nog niet zoo groot als
't inktvodje van mijn kleine nicht, die pas schrijven
leert.
Toch zegt men, dat een tong te lang kan zijn.
Dat zij huizen kan in brand steken en steden ver
woesten.
Men zegt,, dat er in de Spreuken staat:
„Wie zijn tong beheerscht, bewaart zijn hart voor
vele benauwdheden."
Dat de Trappisten hun tong alleen mogen gebrui
ken om te zeggen-Memento morimaar dat hun
bier desniettemin zeer goed is.
't Zou niemand schaden, als sommige menschen
geen tong hadden, bijv. barbiers.
't Is, goed, dat anderen wel een tong hebben, bijv.
schoolmeesters, advocaten en voorzitters.
Eén tong kan duizend tongen in beweging brengen,
bijv. de tong van den heer Ossendorp.
Men zegt, dat over 't algemeen de tong van een juf
frouw langer is dan de tong van een heer.
Zeer berucht is de tong van een oude, leelijke, on
getrouwde juffrouw. Men zegt dat zij gelijkt op het
zwaard van den beul Samson, die tijdens de Eransche
Revolutie de hoofden met dozijnen in de guillotine-
mand deed vallen.
Men zegt, dat hier in de stad een vroom mevrouwtje
woont, die eiken morgen bidt:
Heer, neem ook heden weer mijn tong in Uw hoe
de."
De tong i3 een kostelijk bezit, maar zij kan den be
zitter aan den galg brengen.
28)
Naar de vijf en veertigste Duitsche uitgave
door
RUDOLF HERZOG.
„En ik word toch schilder!" sehreeuwde hij door de
kamer.
„Ewald!" riep de oude Wiskotten uit.
„Ik word kunstenaar! Ik word het! En moeder
zal het weten!"
„Trek dan toch dadelijk naar de kermis of ga onder
de komedianten!" riep de oude vrouw vertoornd uit
en sloeg met de hand op de tafel. „Dat is toch alle
maal één pot nat. Romankladders, beeldkladders, the
atermenschen, weet je waar die thuis hooren? In het
helsche vuur! Allen bij elkander in het helsche vuur!'
„Onze grootste geesten
„Dagdieven zijn het!"
Nog eenmaal sloeg de hand energiek op het tafel
blad. Toen stond juffrouw Wiskotten op om naar de
keuken te gaan.
De jongen rekte zijne hoog opgeschoten gestalte uit.
„Moeder," zeide hij en versperde haar den weg, „ik
word van den winter twintig jaar. Ik ben oud genoeg
om over me zelf mee te kunnen beslissen. U bezon
digt u, als u mij niet helpt."
„Dat zal ik, als het noodig is, wel weten te verant
woorden. Laat dat maar aan mij over."
„Moeder, u wilt mij niet naar de Academie zenden?"
„Liever zag ik je in het armenhuis."
„U wilt mij niet ondersteunen?"
„Geen cent geef ik je."
„En u, vader?" v
De oude Wiskotten wenkte hem toe: heb geduld.
Maar de jongen wilde geen geduld meer hebben.
werpt mij er dus uit? Als »an bedelaar? j
want ik ga, moeder, ik ga
„Je bed staat altijd klaar."
Toen ging de jongen met 'op elkander geklemde
tanden, de in hem opwellende snikken onderdrukkend,
langs zijne moeder heen de deur uit. In een der ka
mers, welke hij met zijn broer Paul deelde, pakte hij
eene oude tasch in. Toen overtuigde hij zich, dat hij
het bankbiljet van honderd mark bij zich had, dat zijn
vader hem na het met goed gevolg afgelegd examen
heimelijk toegstopt had, trok zijne jas aan, drukte zijn
hoed vast op het hoofd en nam tasch en portefeuille
met teekeningen op.
De voordeur sloeg dicht. De oudjes in de huiska
mer keken elkander aan.
„Moeder," zeide de oude Wiskotten, „als den jongen
maar niks overkomt. Heb je 't gehoord, moeder? Hij
is weg."
„Vader," zeide de oude vrouw, en vouwde de beven
de handen in den schoot, „vader, we zijn in de lijdens
week
HOOFDSTUK VII.
Eene week lang had de werkstaking de Wuppertaler
industrie verlamd en haar gedwongen met groote op
offering van tijd en geld, haar garens in fabrieken
buitenaf te laten vervaardigen. De Wiskottensclie fa
briek had daarmede haar voordeel gedaan. Daar zij
alleen aan het werk gebleven was en met dag- en
nacht-ploegen arbeidde, had ze het leeuwenaandeel der
bestellingen, welke het herfst-seizoen voorbereidden,
voor hare rekening genomen. De eigenaren der fa
briek, zelfs de vrouwen in de familie, hadden nauwe
lijks eenige rust kunnen vinden.
„Wilhelm heeft er verstand van", had Gustav Wis
kotten tot zijne moeder gezegd. „Die moet de Engel-
schen het vuur na aan de schoenen gelegd hebben, dat
ze bang voor de goede nakoming hunner orders wer
den. Aan hem is een advocaat verloren gegaan."
„Een advocaat! Willem wil niet regelrecht naar
de hel varen."
Sinds de jongste het huis verlaten had, was de oude
vrouw nog harder geworden.
Paschen was voorbij, en toen de week ten einde liep, j
rookten in het dal alle fabrieksschoorsteenen. In dich
te wolken kronkelden de zwarte rookmassa's boven de
lang gestrekte huizenrijen, en de reiziger die, van den
Rijn komend, van de Sonnborner brug plotseling het
dal gewaar werd, staarde verbaasd in den rookenden
krater, waar drie honderd dtiizend menschelijke we
zens verblijven moesten. Tusschen de werkgevers en
de arbeiders was eene schikking getroffen. Beide par
tijen hadden ingezien dat een laten voorbijgaan der
voordeelige bestellingen niet anders dan nadeel op
/ou kunnen leveren, en daarom was men elkander met
eischen en voorstellen tegemoet gekomen. De Zondag-
sche kleeren verdwenen in de kast, hunne eigenaars
waren zich langzamerhand reeds met hunne eeuwigdu
rende beste jas aan gaan vervelen. Ze hadden heim
wee naar hunne makkelijke kielen en de dagelijksche
wandelingen vergoedden hen al spoedig niet meer de
bekoring van het krachtige gebruik van alle ledematen
bij den arbeid. Toen na het Paaschfeest de hemel alle
sluizen opende en van 's morgens tot 's. avonds bezig
was de wandelwegen in brei te veranderen, toen de
rest van het laatste weekloon opgeteerd was en de
vrouwen lamenteerden, dat de ondersteuning uit de
weerstandskas nog niet genoeg voor een zure haring
was, als men met z'rw zessen eten moest, werd het den
stakers te benauwd tusschen hunne vier muren, en
verlangden ze vurig naar hunne patroons, om slechts
van moeder de vrouw los te komen. Zoo sloot men
onder aannemelijke voorwaarden vrede, met de belofte,
de paragrafen na opmaking eener billijke balans vrij
willig door de werkgevers aan eene revisie onderwor
pen te zullen zien.
De fabrieksschoorsteen rookten, allen wilden ze het
verzuimde inhalen.
Gustav Wiskotten zag het en lachte. Hij had dezen
keer het vet van de melk geschept.
Zijn gedragslijn had hem onder de fabrikanten van
het dal weinig vrienden verschaft. Afgunstige blik
ken volgden hem, hatelijke opmerkingen over zijn ge
brek aan medewerking werden hem ruimschoots naar
het hoofd geslingerd.
„Wat beteekent dat: kaste?" had hij zijne vrouw
DE AMSTERDAMSCHE PARKSCHOUWBURG.
Naar aanleiding van hetgeen in de gemeenteraads
zitting van Woensdag j.l. over den Parkschouwburg is
gezegd, deelde de eigenaar van het gebouw, den heer
F. A. van Hall, aan De Tel. mede, dat hij gaarne be
reid is, den Parkschouwburg aan de gemeente af te
staan, tegen betaling van de waarde, vast te stellen
geantwoord, toen ze hem in naam van zijn schoonva
der verwij tingen deed. „Voor mij is er slechts één
kaste, en dat zijn de Wiskottens. Als het hun in de
fabriek goed gaat, ben ik volkomen tevreden."
„Men merkt het goed aan jullie, dat je van boeren
afstamt."
„Kom! Merk je dat nu pas?"
„Anders zou je de partij van je gelijken kiezen en
niet die der arbeiders."
„Wat, de arbeiders kiezen mijn partijDat is wat
anders."
„Dat zijn zoo je spitsvondigheden. Als jij niet door
gewerkt hadt, hadden de andere fabrikanten zich niet
klein behoeven te maken."
„Als ze eer aan de arbeiders gedacht hadden, zou
dat niet noodig geweest zijn. Had ik tot belooning
voor de oude mannen trouw wanorde en ontevreden
heid moeten kweeken, alleen omdat de andere heeren
stijfhoofdig waren en niet zien wilden? O nee, ik ben
volkomen tevreden."
„Ik geloof, dat je er je nog over verheugt, dat de
anderen in de knoei zaj;en?"
„Dat doe ik ook. Bepaald geweldig zelfs. Jammer,
dat het niet langer duurde."
„Je moest je schamen, zoo iets te zeggen."
„Een dergelijk schaamtegevoel ken ik niet. En de
anderen zouden het in het tegenovergestelde geval nog
veel minder kennen. Als men in de knel zit, kan men
makkelijk voor martelaar spelen. Ik heb alleen maar
den moed, van mijn hart geen moordkuil te maken."
„Alsof je een hart hadt.
Hij fronste de wenkbrauwen en begaf zich naar de
fabriek. Op het stuk land aan de Wupper was men
bezig met de fundeeringen. Een paar minuten keek
hij toe. Toen nam hij verkwikt zijne dagtaak weer op.
Om hem heen heerschte werkdadig leven, de menschen
kenden geen vermoeidheid, bij het rustelooze slaan en
suizen der weefgetouwen floten ze een vroolijk lied.
Uit de vrouwenzaal kwam een meisje, overmoedig, met
groote sprongen de trap af. Ze zag hem niet en
sprong tegen hem aan. „Jou wervelwind", lachte hij
en hield haar vast. Toen liet hij haar plotseling loo-
pen.
Wordt vervolgd.