DAGBLAD VOOR ALKMAAR EN OMSTREKEN. De Wiskottens No. 92 Honderd en twaalfde Jaargang. 1910. WOENSDAG 20 APRIL. FEUILLETON. BINNENLAND. Deze Courant wordt eiken avond, behalve op Zon- en Feestdagenuitgegeven. Abonnementsprijs per 3 maanden voor P ikmsiar f franco door het geheele Rijk f l9—6 Af aderlijke nummers 3 Cents. der gewone advertentiëm Per regel f 0,10; Bij groote contracten rabat Groote letters naar plaatsruimte. Brieven franco aan dt N. V. Boek- en Handelsdrukkerij v/h. HERMs. COSTER 8? ZOON, Voordam C 0. -o- Plaatselijke Belastingen IFetafoonneiaiaar 3. CVtAüLf &-??z-c&u£ ALRMAARSCHE COURANT, BURGEMEESTER en WETHOUDERS van ALK MAAR brengen ter algemeene kennis, dat het Supple toir Kohier der Belasting op de Gebouwde Eigendom men, dienst 1909, door den Gemeenteraad vastgesteld 30 Maart 1.1., en door de Gedeputeerde Staten goedge keurd den 13en April d.a.v., heden aan den Gemeente- Ontvanger ter invordering is uitgereikt en gedurende vijf maanden op de Secretarie in afschrift voor een ieder ter lezing is nedergelegd. Bezwaren tegen dezen aanslag kunnen op ongeze- geld papier bij den Gemeenteraad worden ingediend finnen drie maanden na den dag der uitreiking van de aanslagbiljetten. Alkmaar, 18 April 1910, Burgemeester en Wethouders voornoemd, G. RIPPING, Voorzitter. DOK ATI I, Seerearis. ALKMAAR, 20 April. Gisteren was liet, gelijk reeds kortelings is bericht, een halve eeuw geleden dat mr. T. M. C. Asser den doctorsgraad behaalde. Velen zullen nimmer van de zen Asser gehoord hebben in ons kleine land kent jnen zijn groote mannen slecht. Mr. Asser i s een groot man. Wie hem heeft gezien in vol ornaat, is daarvan geheel doordrongen, immers op zijn borst prijken tallooze koninklijke onderscheidingen. Het moge waar zijn, dat, en vooral sinds de onthullingen van den laatsten tijd, aan lintjes en medailles niet al tijd bijzondere waarde is toe te kennen, maar wanneer men weet, dat iemand, gelijk dat met mr. Asser het geval is, commandeur is in de orde van den Neder- laudschen Leeuw, en van Oranje Nassau, commandeur met de ster der Danebrog-orde van Denemarken, com mandeur der orde van de Eikenkroon van Luxemburg, commandeur der Kroonorde van Italië, commandeur met de ster der orde van St. Olof van Noorwegen, commandeur der orde van den Zahringer Leeuw van Baden, officier der Leopolds orde van België, ridder van de Je klasse der orde van St. Anna van Rusland, ridder van het legioen van Eer van Erankrijk, en mis schien nog wel meer, want ons lijstje maakt geen aan- Naar de vijf en veertigste Duitsche uitgave door RUDOLF HERZOG. 32) „Eritz schreef me over een nieuw rijpaard, dat hij tegen den herfst koopen wilde. Dan moet hij, als ik hem ken, wel een nieuw idee hebben." De broers keken naar Fritz Wiskotten, die opge wonden aan zijn goed verzorgden knevel draaide. In stinctmatig gevoelden ze, dat het hier niet om een grapje ging. Hier werd over de fabriek gesproken. En een oogenblik was het, alsof het geklepper der weefgetouwen, het suizelen der spoelen en scheepjes, het sissen en stooten van den stoom, uit de verte ko mend het groote vertrek vervulden. „Rritzzeide Gustav Wiskotten. De aangesprokene stond op en liep een paar maal door de kamer. Toen trok hij zijn stoel tusschen dien van zijn vader en zijn oudsten broer en greep in zijn borstzak. „Vandaag ben ik gereed gekomen. Met de voorbe reidende werkzaamheden. En ter viering van Wil- helm's terugkomst zal ik het jullie zeggen. Kijk maar eens vader. Wat is dat?" De oude Wiskotten onderzocht de draden. „Katoen „En dit hier?" „Zijde nee, verduiveld, dat is ook katoen. Nou begrijp ik er niks meer van. Is dat nou zij of ka toen „Het is katoen, vader." De broers zaten met vooruitgestoken hoofden dicht bij elkaar geschoven. Men hoorde hen zwaar adem halen. Toen stond August Wiskotten op, begaf zich naar de deur, draaide den sleutel om en ging weer zit ten. De stalen gingen van hand fot hanc). „Nu verteld, Fritz „Ja, als zelfs het geqefende oog van vader zich pen spraak op volledigheid, dan kan men veilig aannemen dat die iemand een man van buitengewone beteekenis is. Dikwerf is hij als zoodanig reeds gehuldigd hij behoort niet tot dezulken van wie getuigd wordt, dat men hen bij hun leven stenigde, terwijl men na huu dood een steen op hun graf plaatste. Ook gisteren zijn z'n buitengewone verdiensten door hoogbevoegden nog eens duidelijk aan het licht gebracht. In de Trè- seszaal zijn mannen van naam en invloed uit binnen- en buitenland samengekomen om hem hun hulde te be tuigen. Daar was onze oud-minister van buitenlandsche za ken, het kamerlid (le Beaufort, die tot den 72-jarigen jubilaris o.m. zeide: „Het getal van hen die u door persoonlijken omgang kennen en waardeeren is groot, maar oneindig grooter dat van hen die u als wetenschappelijk rechtsgeleerde, zij het dan ook slechts bij naam, kennen; hun getal is groot, ook buiten de grenzen van ons land; zij bevin den zich in alle landen der wereld waar de liedendaag- sche beschaving is doorgedrongen. In verschillende hoedanigheden en op verschillende wijze hebt gij de rechtswetenschap gediend, als hoog leeraar hebt gij krachtig bijgedragen tot de vorming- van een aantal mannen, die nog steeds met dankbaar heid aan uw onderwijs terugdenken; als rechtsgeleerd raadsman hebt gij in de rechtzaal en in uw werkkabi- uet de belangen van zeer velen behartigd, met een ijver, een zorgvuldigheid, een scherpzinnigheid en een schrander beleid, waarvoor zij u niet genoeg erkente lijk kunnen zijn. Als dienaar van den Staat hebt gij met uwe rijke kennis en groote talenten gewoekerd in het belang eener goede wetgeving; niet het minst hebt gij als vertegenwoordiger van den Staat op internatio nale bijeenkomsten aan uw vaderland onschatbare diensten bewezen, eindelijk hebt ge ook als schrijver dc ietterkunde der rechtsgeleerdheid met zeer verdien stelijke bijdragen verrijkt, die het zeldzaam voorrecht hebben gehad, van in de meeste Europeesche talen vertaald te zijn. Wanneer later aan Nederland's wetenschappelijk streven op het gebied der internationale regelingen in de XlXe eeuw zal worden gedacht, zal de nakome lingschap ongetwijfeld den naam van Asser bij die der andere voegen. De hulde van uw tijdgenooten is ons daarvoor een waarborg, want terecht heeft een dichter gezegd: „Wie in het oog van de besten van zijn tijd genoog- heeft gedaan, die heeft geleefd voor alle tijden." Daar was de minister van binnenlandsche zaken, die getuigde In uwe lange en eervolle loopbaan hebt gij vele di recte diensten bewezen aan de regeering als adviseur van het ministerie van buitenlandsche zaken. Daar over zal ik niet veel spreken, want die adviezen zullen wel veelal geheim zijn geweest en voor mij zijn ze ge heim gebleven. oogenblik bedriegen liet hij haalde verruimd adem „schijnt het gelukt te zijn. Ik maak het zóó direct in het verfbad. Bij stukken goed kan het er later op gedrukt worden, dat kunnen ,anderen ook. Maar bij lint, dat op het weefgetouw al gemaakt wordt, liet zich de bewerking niet toepassen. En nu? Daar, kijk eens." Hij haalde een eindje lint uit zijne portefeuille. „Gisterennacht op het monstergetouw gemaakt." Weer onderzocht de oiTde Wiskotteh en weer ging het stukje lint van hand tot hand. „Jonge, jonge, die chemie!" „Ach, vader, de paar jaren in Freiburg hebben 't hem niet gedaan, dat is geërfd, dat komt van u!" „En van moeder." De oude vrouw had zwijgend het stukje lint tus schen haar vingers gewreven. Nu keek ze op. „Gus tav, dat je de nieuwe ververij zoo overhaast bouwde, was je beste gedachte." „Dus u gelooft er ook aan, moede;-?" riep Eritz uit. „liet is 't beste artikel, dat ik yan dit soort ooit in het Wupperdal gezien heb. De vraag is maar, hoe duur is het?" „Niet duurder dan zuiver katoen. Een paar stuivers meer. Het is slechts een kunstgreep met de chemica liën, en ik heb gezocht en gezocht, totdat ik het ge vonden had," Gustav Wiskotten stond op. „Kom Eritz, we gaan dadelijk naar het laboratorium." Ook August was terstond opgestaan. Zijn bleek voorhoofd was verhit. „Dat moet je ons toonen." „Naar de fabriek? Nu nog? Neen, kinderen, iedere arbeid is zijn loon waard. Morgen vroeg." „Kerel", riep Gustav Wiskotten, en schudde hem bij de schouders, „ben je dan zoo anders dan wij? Voor waarts „Heb je dan geen vonkje koopmansgeest in je?" donderde August. „Zijn jullie razend?" schreeuwde de jonge uitvinder woeedend." „Naar de fabriek!" beval Gustav. „Schreeuwt toch niet zoo', bracht Wilhelm Wiskot ten onaangenaam aangedaan in. „Wc zijn toch geen ketellappers." „Wat wil je eigenlijk met je eeuwigdurend geschool- meester, belachelijke kerel?" Maar meer nog clan door die adviezen is door u aan het vaderland en de regeering een dienst bewezen door aan Nederland de positie te verzekeren die het tegenwoordig in het internationale leven heeft. Want niet slechts door zorgvuldig en wijs internati onaal beleid kan een land als het onze in gunstige in ternationale positie komen; het is voor ons van waar de dat hier vertegenwoordigers der mogendheden bij eenkomen tot het bespreken van internationale belan gen en wetenschappelijke vraagstukken. Daartoe zou de gezindheid niet zoo groot zijn geweest wanneer Nederland niet iets van waarde had kunnen aanbieden. Gij hebt de aaneensluiting der volkeren mede be werkt maar de eigenaardigheden der inwoners van elk land niet uit het oog verloren. Daarom vooral is het mij altijd een voorrecht geweest, om met u mee te wer ken en daarom mag ik thans niet nalaten tot u te spreken. Thans zijt gij reeds gekomen op tamelijk gevorder den leeftijd. Moge de rust niet spoedig door u gezocht en gevonden worden; veel is reeds door u gedaan, maar nog veel moet worden voltooid. Moge het U gegeven zijn, nog meerdere stappen Je doen op den ingeslagen weg." Met daverend applaus werden de beide redevoerin gen ontvangen. Toen was het woord aan den jubilaris, die o. m. zei de met weemoed terug te denken aan den promotie- dag-, toen zijn vader hem naar Leiden vergezelde en zijn moeder, hem bij zijn terugkomst wachtte is het niet treffend, dat een groot grijsaard op zulk een heerlijk oogenblik zijns levens, in zulk een illustre ge zelschap zijn herinneringen begint bij zijn ouders? Na verder in enkele trekken met hier en daar een kleine uitweiding, zijn leven te hebben geschetst, en bijzonder dank betuigd te hebben voor het passende geschenk, waardoor zijn naam in de toekomst verbon den zal blijven aan de boekerij, welke een plaats in het vredespaleis zal vinden, eindigde spreker aldus In 1893 zeide een hooggeacht vriend en medewer ker. „De vruchten zijn rijp, wij hebben den boom slechts te schudden, om den oogst binnen te halen." Dat was te optimistisch, terwijl te pessimistisch was, wat destijds minister de Beaufort zeide in 1900. „Ar- dua quae pulchra." De waarheid lag in het midden. Wij hebben nogal flink geschud, de conferenties schudden goed, maar daarna moesten de regeeringen schudden en eindelijk dc parlementen en da+ laatste schudden kostte enorm veel tijd, omdat de parlemen ten het zoo druk hebben met gewichtigen arbeid en met de hooge politiek. Toch durfde spr. zeggen, dat een en ander is tot stand gebracht. Wij wachten op de ratificatie van het tractaat voor het huwelijksgoederenrecht, welke reeds is geschied door Duitschland, Italië, Frankrijk, Portugal en Nederland. En als dit is geschied, dan kan men zeggen, dat het „Kort en goed, het gebeurt niet", besliste Frit.z. „Niet voor morgenochtend. Ik wil eerst alles nieuw prepareeren. En dan gaat vader ook mee." „Ja, als je het vanavond niet prepareeren kunt Toen echter ging de teleurstelling in eene eerlijke uitbarsting van vreugde over: „Verduiveld, nog maals! PotstausendsakramentOuwe Zweed!" En ieder liefkoozend woord ging vergezeld van een krach- tigen slag op den schouder van den gevierde. De meld rammelde aan den deurknop. Ze bracht het eten op. „Ik eet mee", riep Gustav, „Emilie is bij haar vader." En niettegenstaande de opgewonden heid werden de schotels tot op het laatste kruimpje geledigd. „Jullie eten als polderjongens", merkte Wilhelm op, „een mensch zou zich bijna schamen." „Voor wien, Engelschman „Voor mijn meisje!" „Wa Wat Met een ruk waren de stoelen van dé tafel gescho ven, „Intelligent zien jullie me nu precies niet aan." „Je hebt een meisje?" vroeg juffrouw Wiskotten op afkeurenden toon. De oude Wiskotten wreef zich de handen. „Sinds gisteren. Is dat soms eene misdaad? Ik "deel u hierbij dus plechtig mijne verloving mede met Miss Mabel White, de dochter van mijnheer Charles White, onzen grootsten Londenschen afnemer, en van diens eehtgenoote Anna, geboren Winkelinann." „O -Dat klonk hoonend eerbiedig. „Zoo iets zegt men toch het eerst aan zijn ouders?" „Dat doe ik ook, moeder. Miss White zal in uw smaak vallen. Van den zomer komt ze hier." „Wat heb ik nu aan die schoondochter? Ik kan immers geen Engelsch spreken?" „Hare moeeder is eene Duitsche, uit Remscheid. Miss White spreekt zeer goed Duitsch." Maar liet overheerschende bleef toch, dat de oude beer de beste Londensche afnemer was. August wees hier op: „daar hoeft Wilhelm weer eens spijkers met koppen geslagen." De spot kroop terug, het respect groeide. De gelukvenschen werden stormachtig. Tot bij elven moest Wilhelm van zijne verloofde vertellen, dat ze eerste boek van het wetboek van internationaal pri vaatrecht is voltooid. Wij hebben ons niet gehaast, dat is ook niet goed. Wij hebben langzaam gewerkt en zelfs vaak nog een tweede, een derde, soms zelfs een vierde lezing gehouden, om reeds van te voren bezwa ren te ondervangen. In deze zaal is dan ook reeds gezegd, dat de Hol landers tachtig jaren voor hun vrijheid hebben gestre den, zonder zich te laken ontmoedigen en dat de con ferentie voor het internationaal privaatrecht hun roemrijk voorbeeld zal volgen, en rustig, maar mét volharding, zal voortgaan op den ingeslagen weg." Die woorden behoeven geen commentaar. Maar in een tijd van rusteloosheid en vliegensvlugheid, verdie nen zij aandacht en overweging, kunnen zij nut stich ten, in het groote zoowel als in het kleine. De wijze en groote mannen spreken in den regel weinig en zeer weinig tot de groote menigte. Daarom moet men des te scherper luisteren als zij iets zeggen gelijk hier het geval is, nu een vermaard man het woord heeft geno men, die onder de leuze „de wereld gaat vooruit" (op zijn thans nog geraadpleegd academisch proefstuk), het leven is ingegaan en wiens naam met eere staat opgeteekend in het gouden boek der geschiedenis van dc mcnschheid. MINISTER NELISSEN. Naar het Iluisgez. verneemt, zal binnen veertien dagen of drie weken beslist zijn, of de gezondheidstoe stand van minister Nelissen dezen zal veroorloven, zijn ambt weer op te nemen, dan wel of hij zich ge noopt zal zien zijn hooge functie neer te leggen. Naar wij vernemen vertoeft de minister van justitie thans te Bussum. De kansen, dat de minister alsnog- zijn ambt zal kunnen blijven vervullen, moeten er den laatsten tijd niet op verbeterd zijn. (Centr.) DE TUINBOUWSCHOOL VOOR DE BOLLEN STREEK. Minister Talma is gisteren den geheelen dag te Haarlem geweest. Zijn bezoek gold het stichten van een tuinbouwschool in de bloembollenstreek. Vergezeld door den .heer Leonard A. Springer, bezichtigde Z. Exc. eerst het terrein aan de Leidsche Vaart bij de St. Bavo, dat gemeente-eigendom is, vervolgens de gron den aan de Kleverlaan, bij het oude huis Ter Kleef, nu ook asyi de gemeente toebehoorend. De lunch heeft de minister gebruikt bij den burge meester van Bloemendaal. 's Middags te ruim 4 uur werd nog een bezoek ge bracht aan de bloemententoonstelling, waarbij de bur gemeester van Haarlem tegenwoordig was. De'hèeren Krelnge en Van Waveren leidden het gezelschap rond. VERKIEZING PROV. STATEN. Door de Vrijzinnige kiesvereenigiug „Helder" te Helder zijn voor het lidmaatschap) van de Prov. Sta ten candidaat gesteld* de heeren G. J. O. D. Dikkers, notaris te Texel (aftr.), en E. J. Bok, directeur van de scheepstimmerwerf „De Lastdrager" te Helder en lid van den Gemeenteraad aldaar, in de plaats van het aftredende lid, den heer A. P. Staalman. groot, slank, elegant en de beste amazone in Hyde Park was. Gustav Wiskotten had zwijgend toegeluis terd. Hij zag de van leven overvloeiende schoonzuster voor zich, met al de vreemde aantrekkelijkheid, welke voor den man de vergelijking met het alledaagsche be- teekent. Als een invretende nijd kwam het over hem. Toen stond hij snel op, joeg de dwaallichten op de vlucht en knipoogde zijn broers toe. Die begrepen hem en stonden eveneens op. „Waar gaan jullie nu nog heen? Het is tijd om naar bed te gaan." „We willen Gustav nog naar huis brengen. Die is 'k avonds zoo bijziende." Ze trokken door de stille straten naar de herberg van Abram Schulte, luid lachend en snoevend, alsof zij de heeren van het nachtelijk Barmen waren. De op een na de jongste dacht aan den jongste. „Jammer, dat Ewald er niet bij is." „Heb je bericht van hem?" „Ilij heeft het geld, dat ik hem gezonden heb, terug gestuurd." „Trotsch bemin ik den Spanjaard! 'n Avond, Oweram „Als je getreiterd moet worden, krijg je de Wiskot tens op je dak. Mijne heeren, kunt. u een ander niet eens gelukkig maken?" „Bier „Laat die Falstaff praten! Je moet den os die daar brult, den muil niet sluiten „Bier „Heeft ze ras, Wilhelm?" „Mabel? Die danst je dood en levend, Gustav." August stiet hem in de zijde. „Droom niet, Gustav." Toen keek hij verward om zich heen, greep zijn glas en begon luid te zingen. Bij het hek op zij Heeft mijn meisje mij Zacht de hand gedrukt. En zwelgend, gevoelvol en uitgelaten viel het kt» r in, alsof hun op de wijde wereld niets anders belang inboezemde. (Wordt vervolgd)

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1910 | | pagina 1