DAGBLAD VOOR ALKMAAR EN OMSTREKEN, De Wiskottens nirnnrËirïTATS. No. 93 Honderd en twaalfde jaargang. DONDERDAG 21 APRIL. Plaatselijke Belastingeo. Gevonden Voorwerpen. FEUILLETON. Deze Courant wordt eiken avond., behalve op Zoo- era fecstdageinuitgegeven. Abonnementsprijs per 3 maanden voor P akma&r f @s,8% franco door het geheele Rijk I 1, Af jjnderïiJke nummers 3 Cents. der gewone adverteniiën: Per regel f 0,10. Bi] groote contracten rabat Groote letters naar plaatsruimte. Brieven franco mei dt N, V. Boek- en Handelsdrukkerij HERMs. COSTER 8! ZOON. Voordam C 0. 1?e&sf@@sraWMBar S. 3 RECHTZAKEN. ALKMAARSCHE COURANT. BURGEMEESTER en WETHOUDERS van ALK MAAR brengen ter algemeene kennis, dat liet Supple toir Kohier der Belasting op de Gebouwde Eigendom men, dienst 1909, door den Gemeenteraad vastgesteld 30 Maart 1.1., en door de Gedeputeerde Staten goedge keurd den 13en April d.a.v., lieden aan den Gemeente- Ontvanger ter invordering is uitgereikt en gedurende vijf maanden op de Secretarie in afschrift voor een ieder ter lezing is nedergelegd. Bezwaren tegen dezen aanslag kunnen op ongeze geld papier bij den Gemeenteraad worden ingediend binnen drie maanden na den dag der uitreiking van de aanslagbiljetten. Alkmaar, 18 April 1910. Burgemeester en Wethouders voornoemd, G. RIPPING, Voorzitter. DONATII, Secrearis. DRANKWET. BURGEMEESTER en WETHOUDERS van ALK MAAR brengen ter algemeene kennis dat bij hun col lege is ingekomen een verzoekschrift van J. BLOK LAND, aldaar, om verlof tot den verkoop van alcohol vrijen drank in het perceel Keizerstraat C. 10. Binnen twee weken na deze bekendmaking kunnen tegen het vorleenen van het verlof schriftelijk bezwa ren worden ingediend. Burgemeester en Wethouders voornoemd, G. RIPPING, Voorzitter. DONATH, Secretaris. Alkmaar, dfen 21 April 1910. Te bevragen aan het Politie-bureau van 912 uur. Drie hondenhalsba nden, een portemonnaie met eenig geld, eenige sleutels, een servet, een hondje, een taseh- je, een broche, een riem, een koopmanskiel, een paar handschoenen, een tafelkleedje, een blikken bus met adres, een hond, eenige boorden en manchetten, een medaillon, een armband, een barret, een hondenzweep en een vulpenhouder. Alkmaar, 20 April 1910. De Commissaris van Politie, W. Th. VAN GRIETHUI J SEN. ALKMAAR, 21 April. In een andere rubriek van dit nummer vindt men een bericht over het tekort van de rijksverzekerings bank, welke inrichting, gelijk bekend, zeer duur is. Er wordt daar aangegeven een nieuwe regel, waarme de o.m. een vermindering van de zeer hooge admini stratie-kosten wordt beoogd. Vele van onze lezers we ten zeker wel bij ondervinding welk een hoeveelheid schrijfwerk er verricht moet worden bij de nakoming der plichten, opgelegd door de ongevallenwet en hoe dat dit in méér dan een beteekenis in de papieren loopt. Wat staat ons nog te wachten? Het is waar, dat de ervaring een goede leermeesteres is, maar ook, dat er in de hoogere regeeringsregioenen soms een merkwaardige hardleerschheid valt waar te nemen. Bovendien men volgt in ons land in dit opzicht gaarne het Duitsche voorbeeld. Daarom is het goed, eens even stil te staan bij hetgeen op het oogenblik in Duitschland geschiedt. Daar is thans een ontwerp voor een algemeene rijksverzekering aan de orde, een ontwerp, dat uitmunt in klaarheid van stijl en dus Naar de vijf en veertigste Duitsche uitgave door RUDOLF HERZOG. HOOFDSTUK VIII. In Dusseldorf bloeiden de boomen, alsof ze gezegend waren. Een zoete, bedwelmende geur steeg uit het park op over den Rijn, vermengde zich met zijn teer lucht en deed de jeugd, die riemen hanteerde, verlan gend den hals rekken, als droomde ze van zeereizoif en verre streken. In het groote academiegebouw stonden alle vensters wijd open. Ewalcl Wiskotten zat in zijne klas een pleisterkop op de teekenplank voor hem te co- pieeren. Werktuigelijk trok hij de lijnen na, mat, met moe opgeheven arm, zijn teekenpen als maatstaf ge bruikend, van uit de verte de verschillende verhou dingen, voltooide de omtrekken, en begon met de scha duw. De professor had eene halve minuut achter zijn kruk gestaan, met potlood in zijne teekening verbe terd en afkeurend het hoofd geschud. „Wie is nu eigenlijk scheel? De Apollo of u? Voor de zuiverheid van het pleister zou ik mijne hand in het vuur willen leggen." Toen hij weg was, veegde Ewald Wiskotten geër gerd de verbeteringen van deu professor uit, trok een hulplijn van den bovenkant van den neus naar de punt en teekende het oog opnieuw. Maar de Apollo keek slechts nog brutaler scheel. Nu gaf hij het voor heden op, den Prometheus te spelen en de goddelijke vonk op te sporen. Door het openstaande venster lok te de geur van teer en bloemen. Hij stond op en leunde er uit. De zon was verlokkend. Beneden, Rijn- atwaarts had men de eerste badinrichting naar buiten gebracht. ten dezen aanzien een gunstige uitzondering maakt op den regel van de slechte wetten-taal. Maar overi gens wordt vervallen in hetzelfde euvel: het ontwerp schrijft veel overtollig schrijfwerk voor. Een aardig voorbeeld wordt hiervan gegeven. Indien een man bij zijn leven maar voldoende zegeltjes .in zijn verzeke ringsboekje heeft geplakt krijgen zijn vrouw en kinde ren na zijn dood een rente. Hoe meer er betaald wordt, des te meer wordt er uitgekeerd. Maar nu wordt er bij de uitkeering onderscheid gemaakt tus- schen de verplichte en de vrijwillige bijdragen met dien verstande dat de laatsten slechts voor de helft in rekening gebracht worden, bij de berekening van de rente, de eersten daarentegen voor het geheele be drag. Het geval wordt nu genomen van een metse laar, die zijn geheele leven zegels geplakt en op deze wijze tweeduizend mark betaald' heeft. In zijn jeugd heeft hij de leerjaren zwervend doorgebracht, in ver schillende deelen van Duitschland korten tijd gewerkt. Toen is hij gaan trouwen, in een groote stad gaan wonen en heeft werk gezocht waar het te vinden was, nu eens bij dezen, dan bij dien patroon, en, als er ge brek aan werk was, zelfs in het buitenland. Als hij geen werk had, plakte hij uit zichzelf een zegel in zijn boek, waartoe hij niet verplicht was, maar wat hij deed om zich een zoo hoog mogelijke rente te verzekeren. Na dertig jaren bijgedragen te hebben, komt hij te overlijden. En nu begint het. geschrijf, want er moet vastgesteld worden, welke zegels op grond van verze keringsplicht en welke vrijwillig geplakt zijn. Tus- schen de zegels is geen verschil en dit kan ook niet worden ingevoerd, omdat een controle, of de zegels voor den verzekeringsplicht bestemd werkelijk daar voor gebruikt zijn, niet mogelijk is. De eene zegel ziet er dus precies eender uit als de ander en toch moeten verplichte en vrijwillige zegels onderscheiden worden. Talrijke autoriteiten en werkgevers moeten gehoord worden over de vraag, wanneer de overledene werk gehad heef't en hoeveel zegels er voor hem ge plakt zijn. Er moeten uittreksels uit de boeken van ondernemers en industrieelen van jaren her gemaakt worden. Verschillende ziekenbussen moeten inlichtin gen geven. Hierbij moeten bergen papier worden ver schreven. De zegels, welke verplicht blijken te zijn, moeten in de acten op speciale wijze worden aangege ven. Voor de overige zegels wordt het onderzoek voortgezet, dat zich over tal van plaatsen en landen kaii uitstrekken, en vele jaren kan duren. En in al die jaren wacht de weduwe op de rente voor zich zelf en haar kinderen. Afgezien van de omstandigheid, dat de werklust en de werkkracht door dit geschrijf bij de autoriteiten er niet grooter op worden, dat de werkgevers zich tegen al dien omslag verzetten, dient er rekening gehouden te worden met de kans, dat de we duwe, des langen wachtens moede, ei-van afziet het be wijs te leveren, dat de zegels voor haar overleden echt genoot verplicht zijn, en dus afstand doet van een deel der rente, welke haar toekomt. En dan ligt het voor de hand, dat er heel wat pro- In zijne leden was-sinds weken eene matheid, welke hij niet vermocht te overwinnen. De breed voortstroo- mende Rijn zond hem eene uitnoodiging toe. En hij weerstond niet langer. Hij pakte zijn teekengerei bij een en verliet de zaal met snelle schreden. Een paar andere leerlingen keken op en lachten hem achter zijn mg uit. „Wel, lange, licht je je hielen?" „De kerel is zoo bros, alsof Apollo hem als Marsyas gescheiden had." „O neen! Wiskotten heeft Apollo geschonden. Kijk die teekening eens II ij maakte, dat hij weg kwam. Woedend snelde hij over de gangen, holde bij twee treden tegelijk de trap af en haalde pas weer verlicht adem, toen hij het be klemmende gebouw den rug toe gekeerd had. Vóél de badinrichting zocht hij zijn geld bij elkaar, betrad zijn kamertje, rukte zich de kleeren van het lijf, alsof het een pantser was, en sprong hals over kop in het water. „Opgepast, Drickes", lachte de eigenaar den oppas ser toe, „dat is 'n zelfmoordenaar." „Ilei, jongeheer, jaag onze visch niet weg! U moet de visch pas langzamerhand aan uw aanblik gewen nen." Proestend kwam Ewald Wiskotten boven. „Schaapskop!" schreeuwde hij en dook opnieuw. „Wat het-ie g-ezeid? Ik geloof, dat-ie me uitschold!" „Hij heeft je op de rechte waarde geschat, Drickes. Dat is geen zelfmoordenaar. Die heeft nog zeer hel dere oogenblikken." ,,'n Mensch kan zich vergissen, baas. Wat 't adres betreft Ewald Wiskotten stiet heftig tegen een anderen zwemmer aan. „Hoplazeide hij en wilde verder gaan. „Ik zal je: hopla! Je lijdt zeker aan vervolgings waanzin?" V oedend keerde de jonge man terug- en kwam met zijn bovenlijf boven het water uit. „Vlegel1" „Wat Op en neer wippend keken ze elkander aan. cessen uit een dergelijke regeling kunnen voortvloeien. Geen wonder dat de man, die dit voorbeeld gaf, eeu verzekeringsambtenaar uit Oldenburg, er sterk op aandringt al dien administratieven rompslomp te ver mijden en verwacht dat de Rijksdag dat overtollige ge schrijf zal voorkomen en daardoor het aantal benoodig- de ambtenaren aanzienlijk te beperken. Voor wat de regeering voorstelt is zijn voorbeeld overigens wel ty pisch. PRINS HENDRIKS GESCHENK. Het verjaarsgeschenk van II. M. de Koningin aan Z. K. H. den Prins, bestond uit een tweetal prachtige Hongaarsche appelschimmels. Dinsdagnamiddag heb ben de Koningin en de Prins daarmede in een victo ria een wandelrit gemaakt, waarbij de Prins zelf men de. „TE KORT" RIJKS VERZEKERING. Door de Kamer van Koophandel en Fabrieken te jïnschedé is een uitvoerig adres gericht aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal, in verband met het „te kort Rijksverzekeringsbank." In dit adres wordt be toogd de wenschelijkheid van splitsing der Rijksverze keringsbank. Voorts wordt in overweging gegeven het inzenden der loonlijsten zoo spoedig mogelijk te doen vervallen, daar door de praktijk meer dan voldoende is aange toond, welke bezwaren van financiëelen en administra tieven aard hieraan zijn verbonden. In overweging wordt gegeven het inzenden der loon lijsten te doen vervallen en alleen voor te schrijven: le. dat ieder werkgever verplicht is eene behoorlijke loon-administratie te voeren, waaruit de agenten derR. v. B. zoo noodig zelf het loon van iederen werkman kunnen nagaan. Indichting der loonlijsten blijve aan dén werkgever overgelaten. 2e. dat de werkgever bij iedere aangifte van een on geval een staat voege, vermeldende het loon, dat de getroffene van den werkgever heeft ontvangen gedu rende het aan het ongeval voorafgaande jaar, alsmede het aantal dagen, waarop hij, in dien tijd voor den werkgever heeft gewerkt. Was hij op den dag van het ongeval nog geen jaar in dienst van den werkge ver, dan te vermelden het loon en het aantal werkda gen in den tijd, dat hij in dienst van den werkgever is werkzaam geweest. 8e., dat ieder werkgever (ten behoeve der berekening van premie of aandeel in de administratiekosten R. V. B.) eens of tweemaal aan de R. Y. B. opgaaf doet van het totaal bedrag- der in het afgeloopen jaar of halfjaar in zijn bedrijf uitbetaalde verzekeringsplich- tige loonen. Aan de Rijksverzekeringsbank wordt het recht ge geven bij twijfel aan de juistheid dezer bedragen daar omtrent een onderzoek te doen instellen in de boeken van den werkgever. WETHOUDER-AMSTERDAM. Door den Amsterdamschen raad werd tot wethou der bij eerste stemming benoemd de heer Serrurier met 22 stemmen. De heer Worst had 12, de heer Wibaut 8 stemmen; 1 stem was blanco. Den heer Serrurier, die afwezig was zal van deze benoeming kennis worden gegeven. Afwezig waren de heer Zimmerman en Si mons. Het Hbld. herinnert er aan, dat de heer Serrurier thans voor de 4e maal tot wethouder is benoemd. „Verduiveld, dat is Ewald Wiskotten. „Ernst Kölsch? Ik had je niet je drijvende haren niet herkend." „Blauwe plekken heb ik van je gekregen. Je hebt zeker je vleesch in de garderobe achter gelaten en slechts de botten in het water geworpen?" „Sapperloot, ben ik dan zoo mager geworden, dat het reeds opvalt?" „Als ik in jouw plaats was, zou ik me een costuum naar Engelschen snit laten maken of een spanbroekje gaan dragen. Die zouden je zeer1 goed kleeden." „Alle gekheid op een stokje. - Ik voel me heel wel." „Dat doet me pleizier", zeide de ander droog en wierp zich op den rug. „OverigensAnna <was in Diisseldorf. Waarom? Ja, hoe zal ik het zeggen? Om mijn goed te verstellen of om mij eens goed de waarheid te zeggen. Beiden hield ze voor noodzake lijk. Zr laat je groeten. Bit nu krijg is kippenvel. Toch nog koud het water. Kom mee er uit." Toen ze naast elkander naar hunne kamertjes lie pen, wierp Ernst Kölsch op zijn makker een onderzoe kenden blik. En toen op zijne eigen, gespierde gc- stalte. Maar hij zeide niets meer. Ze droogden zich af, kleedden zich aan en slenterden naar de stad terug. Op den hoek der Alleestraat wilde Ewald Wiskotten zich van zijn gezel scheiden. „Waarom? Ga je werken?" „Ik wil vandaag wel eens bij de Zinters éten. En die zijn punctueel." „Ben je bang- voor je hospes? Eene slechte gewoon te. Die moet gc jezelf en hem afwennen." „Ik moet rekening houden „Ah zoo. Ik begrijp het. Met de huur ten achter. Nou maar, als ik Wiskotten heette!" „Wat zou dat?" „Die naam is toch even goed als baar geld. Dien wisselde ik in." Ewald Wiskotten trok de wenkbrauwen samen. Zijn bleek jong gezicht betrok en vertoonde eeu trek, veel ouder dan zijne jaren. „Ik draag dien naam voor me zelf alleen, en dus is hij niets waard. Nog niet!" Zijn gezel kneep een oog dicht. „Deftig zie je er ARROND1SSEMENTS-RECHTB ANK TE ALKMAAR, Zitting van 19 April 1910. JACHTWET-OVERTREDING. Jan S., vrachtrijder te Hart- arspel, had zich drie maal te verantwoorden wegens jachtwet-overtredingen, waarvoor hij door den kantonrechter te Schagen was veroordeeld: voor de le tot 2 maal 5 boete of 2 maal 3 dagen hechtenis en 2 maal 8 boete of 2 maal 4 dagen hecht.voor de 2e tot 12 boete of 4 dagen hecht.; voor de 3e 16 en 12 boete of 2 maal 4 da gen hechtenis. Beklaagde kwam van deze vonnissen in hooger be roep, omdat hij de boete te zwaar vond. Thans werden de zaken opnieuw voor de arrondissements-rechtbank behandeld. De officier van justitie eischte voor de eerste over treding bevestiging van het vonnis, voor de tweede 2 maal 12 of 2 maal 4 dagen hechtenis en 1 of 1 dag hechtenis bij niet-uitlevering van het geweer, voor d« derde bevestiging van het vonnis. VISSCHEN IN VERBODEN WATER. Teunis B., gepensionn. eonstabel-majoor van de Kon. Nederl. marine, te Alkmaar had gevischt in verboden water. Ilij had onder Limmen den léden December gevischt in de Die, zonder toestemming van den eige naar en was daardoor door den kantonrechter veroor deeld tot 5 boete of 2 dagen hechtenis. Beklaagde bekende het hem ten laste gelegde, maar verkeerde in de meening, dat hij in dat water mocht visschen, wat hij aan de hand van een door hem mee gebrachte' schetskaart uitlegt. Getuige Gornelis Broertjes had beklaagde den léden December in de Die gezien in een bootje met een hen gel in de hand. Het water behoort aan den polder, die het verpacht. Hermanus Broertjes verklaart eveneens beklaagde in de Die te hebben zien visschen. Het water is geen ver keersweg en verpacht. Albertus van Keulen, rijksveldwachter, de laatste getuige, gaf verschillende inlichtingen omtrent het water waarin beklaagde vischte. De officier van justitie eischte vernietiging van het vonnis van den kantonrechter en opnieuw rechtdoen de boete of 2 dagen hechtenis. BELEEDIGING. Gatharina V. was niet verschenen. ITaar was ten laste gelegd, dat zij in den nacht van 1 op 2 Maart den gemeente-veldwachter van der Veer te Hoogkar- spel had beleedigd. Van der Veer werd als getuige gehoord en verklaart dat toen hij in bovengenoemden nacht naar de herberg van Hoekstra was gegaan 0111 daar de orde te handha ven, Catliarina V. hem toevoegde „Valsche aap." De officier eischte, niettegenstaande beklaagde had geschreven dat zij niet Valsche aap," maar „Valsch aard" had gezegd, lé boete of 10 dagen hechtenis. MISHANDELING. Klaas V. was eveneens niet verschenen. Hem was ten laste gelegd, dat hij in den nacht van 1 op 2 Maart Cornells Smit had mishandeld. Cornells Smit vertelt in bovengenoemden nacht in de herberg van Hoekstra te zijn geweest. Beklaagd# slingerde hem een eind weg en sloeg hem, zoodat hij zich bezeerde. Anna Smit was getuige geweest van de vechtpartij en zag, dat haar broer werd mishandeld. De oorzaak tot de vechtpartij was, dat zij niets van beklaagde wil weten en hij daarom haar en haar broer steeds zoekt. Tegen beklaagde werd door den officier 20 boete of 20 dagen hechtenis geëischt. niet precies uit. Je hadt in allen geval wel een ande ren kleermaker kunnen nemen." „Als ik je zoo niet aansta, hoef je niet met mij rond te loopen." „Hoor eens even, we zijn hier niet in jullie fabriek. Dien bevelenden toon kan je wel voor je houden." „Adieu!" zeide Ewald Wiskotten kortaf, wierp het hoofd in den nek en liep mot groote schreden voort. Een oogenblik aarzelde Ernst Kölsch. Toen behaal de zijne goedhartigheid de overwinning, en snelde hij hem na. „Zeg, Ewald!" „Wat wil je?" „Je vragen, of je van middag met mij eten wilt. Rij Sehmitz in het wijnhuis. Fijn, zeg ik je." .Ik laat mij niet vrij houden." „Kerel, ik heb immers een stuk verkocht!" „Wat V' Met een ruk wendde hij zich om. „Waar achtig: Nee maar: een stuk? Welk dan en aan wien? Ernst, wat doet me dat 'n pleizier! Nu komen de Wupperthalers op! iNu komen wij. Spreek dan toch! Wat voor een stuk?" Ernst Kölsch kuipte een stofje van zijn elegant cos- tuuin. Naast den fabrikantenzoon in zijn afgedragen jasje geleek de werkmanszoon een voorname dandy. „Wat voor een stuk?" zeide hij kalm en knipte verder. „Eén gastmaal van „Een gastmaal van Plato?" „Nee, van Bacchus. Wat zou de wijn-Schmitz met eene andere philosophic moeten doen dan met die, w»l- ki uit de druiven opstijgt?" ,.De wijn-Schmitz? Bij wien jij 's middags een?" „Dezelfde. Je dacht zeker, dat ik minstens bij vorst Hohenzoliern op 't slot Jagerhof dineerde? Ik moet. betalen als iedere andere sterveling', en als ik niet be talen k n en toch honger lijdt, dan moet ik schil deren." „Maar i« die Sehmitz dan kunsthandelaar?" Wordt vervolgd.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1910 | | pagina 1