DAGBLAD VOOR ALKMAAR EN OMSTREKEN,
Honderd en twaalfde Jaargang.
f910.
V R IJ D A Q
N oodhulp -Kaasdrager.
Plaatselijke Belastingen.
STADSNIEUWS.
No. 94
Deze Courant wordt eiken avondbefuilve op Zon- en
Feestdagen, uitgegeven. Abonnementsprijs per 3 maarsden
voor ikmsar MO; franco door het geheele Rijk f 1,9
A' ^nderlijke nummers 3 Cents.
o
Prijs der gewone advertentiën:
Per regel f 0,10. Bij groote contracten rabat Groote
letters naar plaatsruimte.
Brieven franco aan dt N. V. Boek- en Handelsdrukkerij
v/ïl HERMs. COSTER ZOON, Voordam C 9.
22 APRIL.
T«sS«f@flHsassaaer S.
Sollicitanten naar de betrekking van NOOD
HULP KAASDRAQER worden verzocht zich
vóór den 26«ten Ap^ll a.s aan te melden ter
Gemeentesecretarie.
ALKMAARSCHE COURANT,
et.TH-' T'ZC-.-S.
BURGEMEESTER en WETHOUDERS van ALK
MAAR brengen ter algemeene kennis, dat het Supple
toir Kohier der Belasting op de Gebouwde Eigendom
men, dienst 1909, door den Gemeenteraad vastgesteld
30 Maart 1.1., en door de Gedeputeerde Staten goedge
keurd den 13en April d.a.v., heden aan den Gemeente-
Ontvanger ter invordering is uitgereikt en gedurende
vijf maanden op de Secretarie in afschrift voor een
ieder ter lezing is nedergelegd.
Bezwaren tegen dezen aanslag kunnen op ongeze
geld papier bij den Gemeenteraad worden ingediend
binnen drie maanden na den dag der uitreiking van de
aanslagbiljetten.
Alkmaar, 18 April 1910.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
G. RIPPING, Voorzitter.
DONATH, Secrearis.
DRANKWET.
BURGEMEESTER en WETHOUDERS van ALK
MAAR brengen ter algemeene kennis dat bij hun col
lege is ingekomen een verzoekschrift van <J. BLOK
LAND, aldaar, om verlof tot den verkoop van alcohol
vrijen drank in het perceel Keizerstraat O. 10.
Binnen twee weken na deze bekendmaking kunnen
tegen het verleenen van het verlof schriftelijk bezwa
ren worden ingediend.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
G. RIPPING, Voorzitter.
DONATII, Secretaris.
Alkmaar, den 21 April 1910.
(Ingezonden).
De zangvereeniging „Toonkunst" alhier zal Dinsdag
26 April e. k. „Arminius" van Max Bruch uitvoeren.
Aangezien dit oratorium nog nimmer in Alkmaar
uitgevoerd werd, zal het waarschijnlijk voor velen niet
onwelkom zijn, dat hier een korte verklaring van dit
werk gegeven wordt, die hen in staat moge stellen, de
vertolking er van heter te kunnen begrijpen. De naam
van den componist waarborge ons reeds, dat het werk
onze belangstelling ten volle waard' is. „Das Lied von
der Gloeke" en „Das Feuerkreuz," ook twee composi
ties van Bruch, die vroeger door „Toonkunst" op zeer
verdienstelijke wijze uitgevoerd werden, kunnen deze
bewering bovendien nog staven.
Tusschen Rijn en Elbe, in de landen van den Wezer,
woonde eertijds, in het bloeitijdperk der Romeinen, tie
Germaansche volksstam der Cheruskers. Een hunner
vorsten was Arminius of Herman (is legeraanvoerder)
die in het jaar 17 v. Ohr. geboren werd. Op betrekke
lijk jeugdigen leeftijd trad deze, met zijn broeder, in
dienst van het Romeinsche leger, en leerde aldus de
heerschzueht en dwingelandij der Romeinen van zeer
nabij kennen. De vernederende wijze, waarop dezen
vaak de Germanen behandelden, stuitte Arminius te
gen de borst en deed hem besluiten de Rom. legioenen
weder spoedig te verlaten. In het land zijner stamge-
nooten teruggekeerd, kon hij ook hier de verenedering
en onderdrukking der Germ, volken niet aanschouwen,
zonder er handelend tegen op te treden. Hij beraamde
dan ook weldra het plan, om te trachten de Cheruskers
en andere Germ, stammen van het Romeinsche juk te
bevrijden.
Hij predikte alom den opstand tegen de Romeinen
en wist tusschen de verschillende Germ-, stammen in
de landen tusschen Rijn en Elbe een machtig Verbond
tot stand te brengen. Hierin toont de heldenfiguur
van Arminius zeer veel overeenkomst met die van
Claudius Civilis, die in vereeniging met Brinio, in liet
jaar 70 n. Clir. de Batavieren en Kaninefaten tegen
de Romeinen aanvoerde.
Toen nu in het jaar 7 n. Ohr. de Rom. stadhouder
V irus naar Germanië was gekomen met de opdracht,
om de wederspannige Cheruskers, het kostte wat het
wilde, onder Romeinsche heerschappij terug te bren
gen, liad hij terstond in Arminius en in het bovenge
noemd Verbond, jnaclitige tegenstanders, die al zijn
maatregelen in het geheim trachtten te verijdelen.
Herhaaldelijk werd Varus voor zijn vijanden en
vooral voor Arminius gewaarschuwd, zelfs door den
schoonvader van den laatste, ook een Germ, vorsh Se-
gester genaamd; doch zijn zorgeloosheid in dit op
zicht was zoo groot, dat hij alle waarschuwingen in
den wind sloeg en toen Segestes hem eindelijk het plan
van den beraamden opstand verried, meende hij in de
zen aanklacht niets anders te moeten zien dan een ge
volg- van de vijandschap tusschen Segestes en diens
schoonzoon Arminius, welke haar oorzaak had in de
weigering van Segestes, tot het huwelijk van diens
dochter Thusnelda met Arminius en de daarop .gevolg
de schaking van do eerste door den laatste.
Eindelijk dan ontbrandde het smeulende vuur; het
sein werd gegeven en de opstand brak in toomelooze
woede uit. De Romeinsche legers onder Varus, wor
den door de Cheruskers overvallen; de Romeinen slaan
op de vlucht, worden achtervolgd en in het Teutobur-
gerwoud komt het tot een vreeselijken slag, waarin de
Romeinen door Arminius en de zijnen totaal verslagen
en waarbij 3 Romeinsche legioenen geheel vernietigd
worden. Varus, die zwaar gewond was, wilde den
Smaad en de schande van deze nederlaag niet overle
ven en maakte een einde aan zijn leven, door zich iu
zijn eigen zwaard te storten.
Deze slag hekend onder den naam van Herman
slag, waaraan het „Arminius-Denkmal" in het Teutob.
woud thans nog herinnert, lieeft zeer waarschijnlijk
plaats gehad in de maand September van liet jaar 9 n.
Chr., in de wouden tusschen de Werra en de Lippe bij
Detmold.
Het is jdeze episode uit het veel bewogen, avontuur
lijke en romantische leven van Arminius, waardoor de
dichter Clippers geïnspireerd werd, tot het bezingen
van dezen vrijheidsheld in het schoone en treffende
heldengedicht: „Arminius." Zeer natuurlijk, althans
niet te verwonderen is het, dat Bruch zich door de vele
schoonheden van dezen tekst aangetrokken gevoelde
en zijn prachtige compositie schreef, o. i. zoo geheel in
overeenstemming met den tekst, dat men zou willen
beweren, dat beide, gedicht en toonzetting, slechts
door één ziel gedacht kunnen zijn.
De componist hoeft dit werk geschreven voor Koor
en 3 solostemmen met begeleiding van orkest en orgel.
De drie solostemmen zijn: Arminius voor Bariton, een
Priesteres voor Mezzo-Sopraan en Siegmund, een jong
Germ, vorst en bevelhebber, voor Tenor.
Het geheele Werk is verdeeld in vier deelenle. Een
inleiding, 2. In het heilige woud, 3. De Opstand en 4
De Veldslag. Het eerste deel bevat een aankondiging-
van de vreeselijke gebeurtenissen, die aanstaande zijn;
hierbij worden ten tooneele gevoerd twee hoofdperso
nen (Arminius en Siegmund) en de vijandelijke legers
der Romeinen en Germanen. Iets angstigs en sombers
ligt er over het le koor:
Was wiilzt sich, dunkeln Wetterwolken gleich,
Von Thuiskon's Hiigeln schwarz in's Thai her ah
u. S. w.
Breed opgezet en machtig klinken de koren der Ro
meinen
„Wir sind des Mars gewalt'ge Söhne,
„Aus Götterkraft gezeugt sind wir. u. s. w.
En der Germanen:
„Wir, Wodans freie Söhne,
„Wir beugten nie den Nacken
„Dem f remden Jocli. u. s. w.
En opgewekt en bemoedigend klinkt aan het slot van
dit deel een vrijheidslied voor duet en koor:
„Erei schwebt der Adler in den Lüften, u. s. w.
Het tweede deel verplaatst ons in het heilige bosch
met zijn Priesteres. Er ligt over dit gedeelte iets ge
heimzinnigs en verhevens, doch tevens iets onheilspel
lends uitgespreid; de Priesteres- raadpleegt het orakel,
zij ziet visioenen en voorspelt een donkere toekomst
terwijl het koor aan het einde van dit deel een gebed
zingt
„Ihr Göttor, Walhallas Bewohner,
„O neiget euch gnadig uns."
Het derde deel schetst den Opstand. Hierin treden
Arininius en Siegmund geheel op den voorgrond met
een recitatief en een aria. In het begin een klaaglied
van Arminius, waaruit een. zekere moedeloosheid of
vertwijfeling spreekt en dat door Siegmund in andere
woorden herhaald wordt; hiermede stemt ook het
koor in, met de woorden:
„Icli liabe sie geseh'n!
„O viple sah ich
„Meiner tapfern Brüder
„In Ketten geh'n. u. s. w.
Hierop volgt een geestdriftige toespraak van Ar
minius, met een. krachtigen oproep tot den heiligen
oorlog, voor alle Germaansche stammen, en aan het
slot een krachtig vrijheidslied voor Arminius en liet
koor
„Zum Kampt', zum heil'gen Kampf. u. s. w.
Het vierde deel geeft een beschrijving van den Slag-
met al zijn verschrikkingen.
De Priesteres, die eerst het vreeselijke en afschuwe
lijke van den naderenden veldslag schetst, smeekt Wo-
dan om hulp en bijstand voor de Germaansche strij
ders; liet koor beschrijft den slag- zelf in al zijn woede
en de Priesteres roept de hulp en de bescherming in
der Godin Ereija over de Germ. Jongelingen.
Siegmund wordt doodelijk gewond; stervende hoort
hij nog den zegezang zijner Germ, broeders, en ver
zoekt hun hem in het „heilige woud" te laten sterven.
Met blijdschap de naderende Walkure begroetende,
sterft hij met een laatste gedachte aan zijn bruid.
Het koor zingt een overwinningslied en huldigt Ar
minius als overwinnaar, terwijl deze de eere der over
winning toekent aan Wodan, den God der Germanen.
Het slot-koor is weer breed en forsch opgezet, klinkt
zeer krachtig als een loflied voor duet en koor, ter
eere der gevallen helden, ter eere van Wodan en van
de vrijheid.
O. A.
Verklaring van enkele der in den tekst voorkomende
namen
Thuiskon is Tuisco of Tuisto (ook Teut, Tot of
Theot) is de uit de aarde geboren god der oude Ger
manen.
Odin is Wodan is de opperg-od der Germanen.
Walhalla is de hemel, het paradijs der oude Germa
nen.'
Marsen is Rom. soldaten.
Söhne Cherus' is Cheruskers, Sigambrier, Chauken,
Pviesen is Germ, volksstammen.
Ereija is Godin der liefde.
V alkiire is Noodlots Godinnen der strijders, Diena
ressen der gevallen helden, wien zij den Godendrank
toedienden.
Asen is Godengeslacht bestaande uit 13 Goden en
18 Godinnen afstammende van Odin.
DE N E UT R A LI T E ITS KW E SIRE.
Gisteravond werd in Diligentia de gecombineerde
vergadering der afdeelingen Alkmaar van de sociaal
democratische arbeiderspartij en den bond van Ned.
Onderwijzers gehouden, waarin de hoeren Vliegen en
Ossendorp als sprekers optraden.
De voorzitter, de heer Uitenbosch opende de
goedbezochte vergadering met als sociaal-democraat
den heer Troelstra te huldigen als den grooten leider,
die den dag te voren onder groote belangstelling zijn
vijftigste levensjaar is ingegaan en aan wien spreker
namens de Alkmaarsche sociaal-democraten een eere-
s.iluut bracht. (Applaus.)
Vervolgens bracht spreker in herinnering dat na
liet optreden van den lieer Duys door den heer Aukcs
van wien men dat niet had verwacht, wijl hij de voor
man is van de vrijzinnig-democraten hier ter stede
een open brief aan het bestuur der afd. Alkmaar van
de S. D. A. P. werd] gericht, welke 7 Eebr. in de Alk-
maarsche Courant verscheen.
Spreker las tot goed begrijp der kwestie de volgende
passage uit den brief voor:
„Het is een merkwaardig, maar ook een alleszins ver
klaarbaar verschijnsel, dat een organisatie als de S.
D. A. P. zich met gretigheid werpt, op de door den
heer Van Ossendorp in de Algemeene vergadering van
den Bond van Nederlandsche Onderwijzers uitgespro
ken openingsrede om die rede te gebruiken als een
strijdmiddel tegen de thans bestaande openbare schooi
en als een propagandamiddel voor de versterking dei-
Partij. aan wier belang al liet bestaande kan en mag
opgeofferd worden, aan de versterking der S. I). A. P.
„Een merkwaardig verschijnsel, omdat de heer Van
Ossendorp In zijne te Leiden uitgesproken rede uit
drukkelijk beweert: „Wij onderwijzers wenschen de
school buiten politieke invloed."
„Een alleszins verklaarbaar, omdat de Partij, die
den klassestrijd propageert, in de door den heer Van
Ossendorp gewcnschte „openbare school" met de door
hem uitgewerkte begrippen van „absolute neutraliteit
op godsdienstig- en politiek gebied" een zeer gewenscht
middel moet zien om in de kinderziel een vakje te doen
openhouden, waarin later des te gemakkelijker het
stempel der S. D. A. P. kan worden afgedrukt."
Na verder de voorgeschiedenis van deze vergadering
te hebben nagegaan, en even te hebben herinnerd aan
de vraag van den heer Pot in den Raad en liet afdoen
de antwoord van den burgemeester gaf spreker het
woord aan" den lieer F. L."Ossendorp.
De heer F. L. Ossendorp, optredende voor
den bond van Ned. Onderwijzers behandelde het on
derwerp: De Neutraliteit van het onderwijs.
(lij begon met er aan te herinneren dat er de laat
ste vier maanden over-die neutraliteit zeer veel is ge
schreven. Deze zaak is nu wel naar voren geschoven,
maar zij bestaat reeds een halve eeuw. De strijd tus
schen liberalen en kerkdijken over de openbare school
immers was niets anders dan de neutraliteitskwestie.
Tengevolge van dien strijd is in de lagcronderwijswet
opgenomen, dat op godsdienstig gebied de openbare
school in absoluten zin neutraal moet zijn. De onder
wijzers hebben die neutraliteit steeds toegepast en
slechts in een paar gevallen is gebleken, dat de onder
wijzer zich oen oogenblik vergeten had; overigens heb
ben zij de kinderen opgevoed als kinderen van gelijk
waardige ouders. Ook hebben zij ingezien dat men bij
liet kind niet moet aankomen met dingen, welker
waarde het niet kan begrijpen. De school moet niet
alleen onderwijs geven, maar ook mede opvoeden, zor-
gen, dat het toekomstige geslacht wat hooger staat
dan liet tegenwoordige, dat het zelfstandig leert den
ken, oordcelen en besluiten. Daarom moet het kind
de waarheid van hetgeen het leert, inzien en moet
voorkomen worden, dat het kind den lust tot eigen
denken verleert. Is het voldoende de godsdiensti
ge dogma's buiten, de school te houden? Neen, ook
met de onbegrepen zaken in andere opzichten moet
rekening gehouden worden. Men wil dat de school
vaderlandsliefde en eerbied voor liet vorstenhuis en
voor de draagster van het gezag in boezemt en daarbij
worden bijv. liedjes geleerd, die kinderen niet kunnen
begrijpen. Het is hun niet duidelijk te maken, dat
Nederland er thans zooveel beter aan toe is dan in den
bloeitijd toen het een republiek was. Daarom hebben
de onderwijzers gezegd: er moet geschieden ten aan
zien van de politiek wat ten opzichte van den gods
dienst is gebeurd. Spreker heeft dit punt in zijn rede
te Leiden op den voorgrond geschoven en dat heeft
den storm opgewekt. Er is gezegd dat de bondsman
nen Ge school willen maken tot een sociaal-democrati-
s'In- inrichting, niet alleen onverschilligheid maar
slechts tegenzin willen aankweeken. Dat is niet waar.
Wat wel waar is, wat men wel bespreken moet, laat
oen er buiten of daarvan maakt men zich met een
groot woord af.
Er \v; rdt gezegd: eerbied voor de wet moet aange
kwei kt word.ai. Maar wat is dat? Gehoorzaamheid
voor de wet wordt daadwerkelijk op de school geleerd
til niemand zal er daar op wijzen, dat een verkeerde
vet er niet moet zijn. Zou men echter willen, dat wij
den kinderen leeren, dat alle wetten zoo goed zijn, dat
de kieswetVan Houten de beste in liet gebruik is,
dat de belastingwetten zoo goed zijn? Dat mogen wij
iu"t doen,- dat zou niet eerlijk en bovendien veel te
mi rii lijk voor de kinderen zijn. Zoo staat liet ook
met de vaderlandsliefde. We zeggen niet, dat de be-
mn-is van Nederland zich ui-gelukkig- moeten gevoe
len. Maar ons heele onderwijs werkt er toe mee, dat
het kind sympathie krijgt voor liet vaderland en dat
geschiedt niet opzettelijk, maar door bijv. te vertellen
dat Ned< 1-land reeds vroeg een toevlucht voor banne
lingen Joden, Hugenoten etc-.) was, dat er een
Nieiuv Zei-land, Nieuw-Holla ml, een Tasmanië be
staat, waaruit blijkt dat, Nederland mannen heeft ge
luid, die durf hadden en er op uittrokken, dat andere
landen er nog tuk op zijn Nederlandsche ingenieurs en
waterbouwkundigen aan te stellen.
De kinderen voelen dat Nederland beteekenis heeft
gehad, en ook nog heeft. Daarnevens vertellen wij
echter ook iets van andere volkeren, die ook mannen
bezitten waarop zij trotseh mogen zijn -en waarop wij
allen fier mogen wezen (b.v. naar aanleiding van de
ramp tc Courrières, de uitvinding- der draadlooze tele
grafie). Aldus voelen ze dat ook andere volkeren aan
spraak hebben op eerbied.
Thans komt spr. tot de liefde, voor het vorstenhuis
en de koningin. Dat is d c hoofdzaak. Evenals teil
aanzien van liet andore punt hebben de katholieken en
enti-revolutionnairen dit liet scherpst aangevallen,
maar de liberalen en vrijzinnig-democraten hebben ook
meegedaan. Op de kerkelijke kweekscholen mankeert
echter lieel wat aan het aankweeken van Oranjege--
ziiidheid. Spreker herinnert aan de katholieke kweek-
schoolte Beverwijk, waar van den grondleg-gei- van Ne
derlands onafhankelijkheid prins Willem wordt ge
leerd, dat liij heerschzuchtig was,- zeer verkwistend
leefde, zich in zware schulden stak, geen vrijheidsheld
maar partijheid was, die katholieke kerken liet inrich
ten tot stallen, eerst Luthersch, daarna Katholiek,
eindelijk Calvinist, was, zijn vrouw huwde om het
geld, het met de waarheid nietnauw nam, de
plundering; van Mechelen liet afkoopen voor 100.000
kronen, maar liet- leger afdankte zonder betaling.
Dat is de manier waarop op de Katholieke kweek
school hij toekomstige onderwijzers geschiedenis wordt,
geleerd. En de schoolboekjes zijn in den zelfden geest
geschreven. Met recht mag dan ook gevraagd wor
den, waaruit de eerbied voor het Oranjehuis blijkt en
wnt hij de katholieken de drijfveer is dat zij aankwee
king van dien eerbied van de openbare onderwijzers
e-selien. Maar het zijn niet alleen de katholieken die
aldus optreden. De liberalen hebben zelf alle macht
aan liet koningsschap ontnomen. Zij durven nog veel
verder gaan. Tijdens het ministerie Goeman Borgesi-
us werd in de troonrede stereo typ Gods zegen' afge
smeekt, maar de troonrede tijdens het ministerie Kuy-
per in 1901 ademde een geheel anderen elu-istclijkcn
geest, terwijl in 1905 in de troonrede weer slechts
voorkwam het Gods zegen, en het onder het ministe
rie Heemskerk weer iets anders is, schoon niet zoo erg
als onder dr. Kuyper.
Spreker vindt het stuitend dat men op een dergelij
ke wijze mot de Koningin omspringt, jnaar gelang er
een paganistisch of een christelijk ministerie is, waar
uit blijkt dat geen der partijen groote beteekenis
schenkt aan het koningschap en de draagster daar
van, ook de vrijzinnig-demoeraten niet; De lieer Mar-
eliant was om de doelmatigheid voor het koningschap
<--n blij met de geboorte van het prinsesje, maar vroe
ger heeft hij geschreven dat er in het koningschap
niets meer ligt waardoor het geweten van een vrijzin
nig-democratisch denkend volk wordt aangetast.
Het koning-schap is voor geen der partijen iets an
ders dan gelijk van Houten zeide, een ornament aan
het huis van den Staat. Geen der partijen zou het
dulden, wanneer de koningin weer _met souveréine
macht zou willen worden bekleed.
De onderwijzer in de school zal over de koningin als
hoofd van den Staat met eerbied spreken, nooit mei
afkeuring of minachting, maar niet gaat hij den in
druk wekken alsof het koningschap de beste regee-
ringsvorm en koningin Wilhelmina de beste regeerster
is.
Na herinnerd te hebben aan wat indertijd de heer
van Nispen tot Sevenaer in de Kamer heeft gezegd
ten opzichte van het godsdienstonderwijs op de open
bare school, dat dit n.l. een middel is om 't volk in be
rusting te houden, het. volk dat een dure bete broods
koopt voor veel lijden, dat niet moet leeren nadenken
over zijn toestand, dat in berusting moet neerknielen
en danken opdat de rijken liet goed blijven houden,
vroeg spr,zou het nu ook niet zoo zijn, dat zij allen,
die zoo afgeven op de openbare school, die zoo roepen
om oranje-oranje, hierin zien een tweede middel om
het volk er onder te houden? Om de macht is het te
doen en daarvoor is alles goed genoeg en daarvoor
durft men zooveel te doen met de school en met het
kind.
Spreker-Wees op het strijdlied van klein maar dap
per te Utrecht, hetwelk kinderen van 10 jaar zingen
(„aan democraat en anarchist hebben wij sterk het
land „kon elk maar doen wat hij begeert, het ging op
de wereld glad verkeerd.") Is het niet verschrikkelijk,
dat men kinderen zoo iets durft leeren? En als het zoo
doorgaat, zullen de kinderen dan wel inzien dat ze
kinderen zijn van één volk? Dat is buiten de school,
zal men zeggen, maar ook daarbinnen durft men ze
diergelijke liedjes te laten zingen, gelijk blijkt uit de
liedjes, welke bij de aubade gezongen zullen worden
tijdens het bezoek van de koningin en liet prinsosje
aan de hoofdstad, en welke in geenen deele geschikt,
zijn voor de kinderen; een liedje is trouwens terugge
nomen, niet om den inhoud, maar om de te moeielijke
wijze. Men heeft te Amsterdam de ouders willen laten
beslissen maar wanneer enkele kinderen niet mee
zuigen, worden ze door de anderen uitgescholden voor
„ieolijke sociaal." Daarom moet de school buiten zul
ke feesten worden gehouden, daar zij er slechts ver
keerde naweeën- van ondervindt.
De strijd om de school is een strijd om de macht.
Men kan dat wel erkennen, als het maar niet Neder-
<1: ir! h< treft, doch bijv. Italië, waarvan liet IIbid.
schreef, dat .liet ging- om de school dus de toekomst.
Kmnt het ouderwijs in de macht van de katholieken,
wee dan liet onderwijs. Spreker wees op Spanje,
waar 68 procent analfabeten zijn, in België, waar liet
percentage in sommige provincies 3039 bedraagt, in
Italië 55 (in het zuiden zelfs 80 en 85). Ziedaar do