DAGBLAD VOOR ALKMAAR EN OMSTREKEN. Een interview. Honderd en twaalfde jaargang. 1910. ZATERDAG 23 APRIL. Huisnummering BINNENLAND. No. 95 Deze Courant wordt eiken avond, behalve op Zon- en Feestdagen, uitgegeven. Abonnementsprijs per 3 maanden voor P jkmaar f 030; franco door het geheele Rijk f 1,-— M ynderlijke nummers 3 Cents. Prijs der gewone advertentiën: Per regel f 0,10. Bij groote contracten rabat Groote letters naar plaatsruimte. Brieven franco aan de N. V. Boek- en Handelsdrukkerij v/h. HERMs. COSTER ZOON, Voordam C 9. TetalNBaonnr I. Dit nummer bestaat uit 3 bladen. BURGEMEESTER en WETHOUDERS van ALKMAAR, Gelet op artikel 5 der Verordening, houdende bepalingen omtrent het verdeelen der gemeente in wijken enz. (Gemeenteblad No. 90 van 1898), Brengen ter algemeene kennis, dat te beginnen met de volgende week een aanvang zal worden gemaakt met eene vernnmmering der h izeu, staande in de wijken A, B, C en D. Alkmaar, 22 April 1910. Burgemeester en Wethouders voornoemd, G. RIPPING, Voorzitter. DONATH, Secretaris. ALRMAARSCHE COURANT. KENNISGEVING. Het HOOFD van het Plaatselijk Bestuur te ALK MAAR brengt, op grond van artikel 1 der Wet van 22 Mei 1845 (Staatsblad No. 22) ter kennis der inge zetenen, dat bij hem ingekomen en aan den Ontvanger der Rijks directe belastingen binnen deze gemeente ter invordering is overgegeven: HET KOHIER DER PERSONEELE BELAS TING No. 5, voor het dienstjaar 1910, executoir ver klaard door den Directeur der directe belastingen in Noordbolland te Amsterdam, den 22 April 1910; dat ieder verplicht is zijn aanslag, op den bij de Wet bepaalden voet, te voldoen en dat beden ingaat de termijn van zes weken binnen welken daartegen bezwaarschriften kunnen worden ingediend. Alkmaar, den 23 April 1910. Het Hoofd van bet Plaatselijk Bestuur voorn., G. RIPPING. Dit is een interessant interview met een midden stander, die in den loop van een gesprek over het ere- diet vertelde, dat hij zijn niet met gereed geld betalen de klanten wel eens voor de aardigheid, in zekere soor ten heeft gerangschikt. „Daar zijn in de eerste plaats de voorbari ge n, die heden al opeten wat zij morgen pas krijgen. Dat zijn bij voorbeeld ambtenaren en renteniers, die met een vast inkomen in het jaar moeten toekomen, dat zij op bepaalde tijden ontvangen. Die teeren al tijd op het volgende kwartaal. Zij laten bij al hunne leveranciers de rekening oploopen, en als de kerfstok dan hier of daar wat al te vol raakt, doen zij die schuld in eens af. Dit zijn waarlijk nog de besten. Zij beta len zoowat om de twee jaren." „Nu, zulke kleine ambtenaren hebben bet dik wijls ook hard genoeg te verantwoorden, vooral in de laatste jaren nu alles zoo duur is geworden." „Ik spreek juist niet van kleine ambtena ren. Die betalen meestal nog het best, omdat zij we ten, dat zij niet lang crediet kunnen krijgen; misschien ook, omdat zij geleerd hebben bet zuinig te over leggen. Ik spreek van de hooge ambtenaren, die tot den deftigen stand bebooren en met huns gelijken moeten meedoen, al valt bet hun, zoo als het mij wel eens toeschijnt, zwaar genoeg." „Maar beste vriend, boe kunt gij dat beoordee- len? Gij kunt hun toch niet in de kas of in de keuken zien V' „Ja mijnheer," antwoordde bij en plooide daarbij den mond samen alsof bij niet alles zeggen wilde wat hij wist, „wij, die den ganschen dag achter de toon bank staan, hooren meer dan velen denken. Weet u, de booien houden-graag van een praatje, vooral over hun volk. En als dan niet alles even royaal is. U begrijpt mij „Volkomen. Maar ga voort.unet uwe klassifiea- tie." „Mijne tweede soort noem ik de hoogvlie gers. Dat zijn mensehen, die van den aanvang af bun huishouden een beetje te hoog hebben opgezet, en nu altijd door bun' staat een beetje te hoog blijven voeren. Deze zijn van den beginne af voortdurend wat ten achteren, maar betalen bovendien erg ongere geld. Als alles voor den wind' gaat, loopt het nog wel los, maar komt er eens wat tegenspoed, ziekte of een bankroet (want tot deze klasse bebooren, behalve de advocaten en de doctoren, voornamelijk de kooplui en de fabrikanten) dan moeten w ij het ontgelden en wachten tot zij weer eens een fortuintje hebben, dat- hen iu staat stelt, schoon schip te maken." „Nu, dezen kunt gij niet zoo bard vallen. Als zij zeiven teleurgesteld worden en verliezen lijden.." 1 ,»Gard vallen doe ik hun ook niet" viel bij mij driftig in de rede. „Maar zij konden toch weten, dat die buitengewone tegenspoeden van tijd tot tijd ko men, even zeker als dat er 's zomers van tijd tot tijd onweer komt. Maar boe gaat bet? als de zon weer aan den hemel staat dan denken zij wel, dat het nooit weer regenen zal, en dan is bet weer als vroeger mondje wat lust je, hartje wat blieft je? Miju brave vader heeft mij geleerd, om in de goede dagen een appeltje voor den dorst op zij te leggen. En daar be vind ik mij zeiven wel bij en kan een ander geven wat hem toekomt. „Mijn derde klasse," zoo ging hij uit eigen beweging voort, „noem ik de tuimelaars. Die menschen zijn inderdaad te beklagen. En van dezen ben ik bet meeste bang, dat ik er nog eens aan te kort kom. Dat zijn namelijk zulken, die geene orde op hunne zaken hebben, die het geld, dat zij ontvangen, maar in 't laadje gooien en evenzoo maar uit bet laadje grijpen als er wat te betalen valt. Die menschen worden altijd bestolen en ik zou baast zeggen bestelen zich zeiven; want het ergste er bij is, dat dit slag van lieden meest al doodgoed is. Stuurt men hun eene rekening, dan maken ze er scheurpapier van, en als ze betaald heb ben verliezen ze de kwitantie. Ten minste eens in de maand krijgen ze een deurwaarder thuis; en daar doet men hun waarlijk nog een weldaad mede, an ders zouden zij er geheel onder raken." „Eene zonderlinge barmhartigheid!" „Ja, maar is het niet zoo? Deed men het niet, dan zouden ze heelendal vergeten dat zij nog iets schuldig zijn. Zóó blijven zij nog een weinig op streek." „Hebt gij nog meer?" „U sprak daar van barmhartigheid. Dat brengt mij op mijne vierde soort: de onbarmhartige n." Wie zijn dat?" „Die vindt men alleen onder de eigenlijke groote lui. Deze hebben het zóó ruim, dat zij zich onmoge lijk kunnen verbeelden, hoe benauwd een ander het soms hebben kan. Zij zijn gewoon, alles in bet groot te doen, en kunnen zicli niet met zulke kleinigheden als eene jaarlijksche rekening inlaten. Ze betalen wel, dat niet, maar zoowat ééns om de zes of zeven jaren, als het de moeite waard wordt om er eens aan te den ken." „Maar waarom hun dan niet van tijd tot tijd beleefd herinnerd. „Dat heb ik ééns gedaan, maar dat nooit weer. Liever haal ik de streep er door. „En zijt gij nu aan het einde van uwe lijst van slechte betalers „Neen mijnbeer, daar is nog ééne soort, waar ik nog van spreken moet; want ook zóó zijn er, al zult gij het nauwelijks gelooven. Dezen noem ik d e k n ij- p e r s. Zij verdienen niet beter. Verbeeld u, daar zijn lieden, die bet zeer wel kunnen stellen, maar uit lou ter berekening hunne rekeningen laten oploopen, om nog wat meer rente van hun geld te maken." „Mij dunkt, ^at kan bun toch zooveel niet op leveren." „Zeg dat niet. Een groot huishouden, dat op een goeden voet leeft, heeft allicht, als men alles zoo veel mogelijk laat opschrijven, bij 't einde van 't jaar voor een bedrag van vier of vijfduizend gulden bij de onderscheidene leveranciers in 't boek staan. Als men nu maar één jaar overslaat met betalen, is het even alsof men een kapitaal van die som overgelegd had, waarvan men dan een paar honderd gulden rente kan maken. En ik zeide u vroeger reeds, dat er zijn, die niet één jaar, maar drie en méér jaren de rekeningen laten, liggen. Zoo kan dat aardig oploopen. Zij betalen dan wel geregeld, maar altijd alleen de oudste reke ning, en daar het zoo van jaar tot jaar op nieuw voortgaat, blijven zij altijd een voorschot genieten. Sommigen leggen het nog weder anders aan. Dezen speculeeren met ons geld. Als de effecten toevallig eens wat laag staan, koopen zij een paar stukjes in met het geld waarmede zij eigenlijk onze rekeningen hadden moeten betalen, en wij mogen wachten tot zij weder met winst verkoopen kunnen, soms zes maan den, soms een jaar, soms nog langer." „Nu, dit laatste is wel verleidelijk, en zooveel kwaad zie ik daar niet in, als bet maar niet te erg loopt. -- „Knap is het toch niet. Laat elk speculeeren met zijn eigen geld; maar wat ik schuldig ben is niet meer mijn eigen geld1. 1 j Ik wou nog dit zeggen, dat de verlegenheid, waarin de slechte betalers ons brengen, ons niet zelden nog op andere wijze schade aanbrengt. Met den handel is het tegenwoordig zóó, dat men bij de hand moet zijn, wil men wat verdienen. De concurrentie maakt de winst jes klein. Daar zeg ik nu niets tegen; ik behoor niet tot hen, die altijd over de concurrentie klagen; ik heb dikwijls gemerkt, dat die klagers juist de zwakke stumpers zijn, die niet mede kunnen komen. Leven en leven laten, is. mijne leus. En ik begrijp heel goed, dat, als er geen concurrentie was, ik, als kooper van de dingen die ik dagelijks voor mijn huishouden noo- dig heb, daar nog meer schade van zou lijden, dan ik er als verkooper van mijne waren voordeel bij hebben konde." -„Gij spreekt als een boek." „Dat Weet ik niet, mijnheer; mij dunkt dat zegt ons het gezond verstand. Maar dit weet ik, dat ik nog vrij wat beter zaken kon doen, dan ik nu doe, als mijne klanten mij wat geregelder betaalden." „Hoe dan?" „Wel, zoo als ik zeide; men moet bij de hand zijn cn de gelegenheid bij den kop grijpen. Menigen goe den slag had ik kunnen slaan, als ik maar zekerheid had gehad, dat eenige posten, die ik had uitstaan, tij dig zouden inkomen. Nu ben ik maar al te dikwijls niet mijn eigen meester. Ik moet wachten tot ik geld heb, en dan wel eens op eene hooge markt koopen, wat ik weinig tijds vroeger op eene lage had kunnen krijgen." „Ik zie nog niet, hoe dat beter zou kunnen wor den." „Wel, als ik zeker kon zijn, dat elk mij binnen de eerste drie, of laat het zijn zes maanden de nieuw- jaarsrekening voldeed, dan kon ik mijn ondernemin gen daarnaar inrichten, en vooruit berekenen, hoe en wanneer ik mijne waren het best zou kunnen inslaan. Dan kon ik vooraf weten, dat ik op een bepaald oogen- blik eene goede som voorhanden zou hebben. Dat kan nu niet." Och, wij verkeeren allen in hetzelfde geval. Weet u wat voor sommige winkeliers wel eens lastig kan zijn? Als er van die vreemde uitpakkers komen, die met grooten bluf aankondigen, dat zij beneden fa brieksprijzen verkoopen en daardoor de koopers lok ken. Men vraagt wel eens, hoe kunnen zij dezelfde goederen 20 of 25 percent lager geven dan de gezeten winkelier, en men zoekt de reden dan meestal in al lerlei kwade praktijken. Daar kan iets van aan zijn. Mij is het altijd voorgekomen, dat de oplossing van het raadsel heel eenvoudig is. Zij laten zich contant betalen, en dat spreekt van zelf, zegt men, want zij trekken met eenige dagen weder op en kunnen geene nieuwjaarsrekeningen achterlaten." „Als ik u wel begrijp, dan komt het ten slotte daarop neer, dat uwe slechte betalers de zaken duurder moeten koopen, dan zij ze anders zouden kunnen krij gen „Ja, kan het anders? „En dat zij dus zich zeiven er ook niet weinig schade mede doen?" „Natuurlijk! Dat zij er dat ten minste van heb ben!" zeide hij en lachte eens. „Maar één ding moeit mij toch." „En dat is?" „Dat de goeden het met de kwaden moeten ont gelden. Ik kan niet wel tweederlei prijzen er op na houden en moet dus mijne goede klanten, die op hun tijd afdoen, evenveel laten betalen als de slechte. Ik tracht hun wel zoowat te gemoet te komen, door de beste kwaliteiten voor hen te bewaren en hun wat ïuim toe te meten. Maar meer kan ik er niet aan doen." Wij zullen het intervjew hier eindigen. Het heeft twee eigenaardigheden. In de eerste plaats dat het gelijk vele interviews in onze dagen nimmer heeft plaats gehad, en ten tweede dat het, wanneer het ware gehouden, thans juist. een halve eeuw oud zou zijn. Het bovenstaande is n.l. ontleend aan een bijdrage, welke voorkomt in de „Praktische Volksalmanak" van 1860, ons welwillend door een lezer ter beschikking ge steld naar aanleiding van hetgeen er over dit onder werp in onze courant is geschreven. Zonderen we uit de mededeeling, dat een groot huishouden aan het einde van het jaar voor een be drag van vier of vijfduizend gulden bij de onderschei dene leveranciers in het hoek zou hebben staan het geen ons voor dezen tijd buitensporig hoog voorkomt dan zouden we, als we plagiaat wilden plegen, het gerustelijk durven geven als een interview met een middenstander in 1910. Immers het is, ondanks de vijftig jaren welke er sinds het verschijnen van dat artikel zijn verloopen, in hooge mate actueel. De Wa gende middenstander van toen, wiens strijd om het bestaan, zoo niet bedreigd dan toch zéér ernstig be- moeielijkt werd door het crediet, was precies het even beeld van zijn collega, die een halve eeuw later leeft. Zijn kijk op het misbruik is treffend juist, zijn oor spronkelijke verdeeling in groepen juist getroffen. Het door hem gegeven beeld van den „volmaakt verleden tijd" is een karakteristieke foto van den tegenwoordi- gen laten we hopen dat het geen cliché kan blijven voor den toekomstigen Het denkbeeldige gesprek waarvan de heer S. Vissering de schrijver was -eindigde aldus „Indien uwe slechte betalers eens recht inzagen, wat kwaad zij al onwillend en onwetend dooi' slofheid en traagheid, door gebrek aan orde en regel, door hoo- vaardig en roekeloosheid stichten, er zouden misschien onder zijn, die zich voornamen hun leven te beteren. Zij zouden zich schamen, dat zij op die wijze niet al leen zich zeiven benadeelen, maar ook anderen. Zij zouden niet langer op hun geweten willen hebben de zorgen en angsten van velen, en het ongeluk van en kelen." „Ik vrees toch, dat het op die wijze nog lang zal duren voor er merkbare verbetering komt." „Ik ook. Maar geduld, Keulen en Aken zijn ook niet op één dag gebouwd. Daar is nog veel in de maatschappij, dat hervorming behoeft, maar dat men niet met één slag verbeteren kan. Men moet het wel overlaten aan de veldwinnende betere kennis van het wezen der maatschappij en aan het betere inzicht der menschen in hunne ware belangen. Gij zijt bij voor beeld begonnen met te klagen over het crediet, dat volgens u de schuld van alles had. Stel, dat wij het crediet uit het maatschappelijke verkeer konden weg nemen, dan zou ook de grond van uwe klachten en be zwaren weggenomen zijn. Maar zoudt gij dat wen- schen „In 't geheel niet." „Laat ons dan wijs zijn en wachten t-ot de men schen hier, gelijk in zoovele andere gevallen, leeren, iD hun eigen belang, van het misbruik der zaak af stand te doen om zich tot het goede en nuttige gebruik te bepalen. Weet gij er wat beters op?" „Ik niet, mijnheer! „Ik ook niet." Het is nu al lang dag genoeg geweest sindsdien reeds vijftig jaar. Veeleer is er veld verloren dan ge wonnen. Langer wachten zou niet getuigen vau wijs heid. En wist men toen niets beters, in den tusschen tijd is iets beters tot stand gekomen: de organisatie, welke handelend kan optreden en daardoor een einde kan maken aan het op-niets-uitloopende wachten. Met het instrument van de organisatie, in goeden staat verkeerend en goed gehanteerd, kan een ziekelijke plek van het maatschappelijk lichaam worden uitgesneden en een oorzaak van veel pijn, smart en ergernis worden weggenomen. Moge dan eindelijk eens tot deze ope ratie worden overgegaan! tret van Prinses Juliana, geschilderd door Thérèse van DuylSchwartze. OUD-PRESIDENT ROOSEVELT. Oud-president Roosevelt komt 29 April uit Brussel en wordt te Roosendaal verwelkomd door den Ameri- kaanschen gezant. Hij vertrekt met een specialen trein naar Arnhem en wordt door het Hof per automo biel naar het Loo gebracht, waar hij wordt ontvangen door H. M. de Koningin, die ter eere van den heer Roo'sevelt, echtgenoote, dochter en zoon een lunch geeft. Daarna vertrek naar Amsterdam, waar de bur gemeester een groot banket geeft, waarna receptie bij den oud-minister Cremer. Van daar gaat de gast naar Den Haag, waar de minister van Buitenlandsche Za ken een lunch geeft voor den heer Roosevelt, familie en gezant, die een groot diner geeft, gevolgd door een audiëntie en bezoeken aan Scheveningen, mogelijk op Zondag 1 Mei. Vóór het vertrek zullen, zoo mogelijk, ook bezoeken aan Leiden en Haarlem worden gebracht. R.-K. KIESVEREENIGINGEN. De Algemeene Bond van R. K. kiesvereenigingen in Nederland vergadert op Maandag 23 Mei, in het Ge- bouw voor Kunsten en Wetenschappen te Utrecht. Aan de orde komen o.a. de navolgende voorstellen: Arnhem. De Algemeene Bondl van R. K. kiesveree nigingen in Nederland, overwegende, dat het wenschelijk is, zoo mogelijk in een program vast te leggen de beginselen volgens wel ke de verschillende gemeentelijke belangen in de ge meenteraden dienen te worden behartngd; tevens van oordeel, dat een hetere samenwerking tusschen R. K. gemeenteraadsleden behoort te worden bevorderd; draagt aan het bestuur op: lo. te benoemen een commissie, om voor den Bond te ontwerpen een program als bovenbedoeld, vergezeld van een memorie van toelichting, en 2o. het initiatief te nemen tot het vormen van een Bond van R.-K. gemeenteraadsleden. Vraag en wensch van Deventer: Ligt het op den weg van den Bond, het Program van Actie voor de katholieke Kamerleden te herzien? Zoo ja, dan zag zij gaarne een commissie daarvoor benoemd. (Vad.) GEMENGD NIEUWS. KLEINE OORZAKEN. Een 14-jarig meisje te Borne, dat zich zonder hulp in het fietsrijden oefende, is daarbij tegen een voorbijkomende Wagen gereden, met het gevolg dat zij er onder geraakte. Levenloos werd zij naar huis ge bracht. UIT BROEK OP LANGENDIJK. De Raad dezer Gemeente vergaderde gisterenmid- dag in voltallige zitting. De voorzitter deelde mede dat de schoolopziener het bestek en teekening van de onderwijzerswoning, be houdens enkele kleine wijzigingen goedkeurde. De Raad hechtte daarna zijne officiëele goedkeuring aan de voorgenomen verbouwing. De commissie van beheer der markt zond] 3 verschil lende plannen en begrootingen in omtrent het dempen van de Del, de begrootingen bedragen voor plan 1 2559,00, voor plan 2 2227.00, voor plan 3 1461.00. De commissie had het derde plan aangenomen. Na eenige toelichtingen van den voorzitter veree- uigde de Raad zich met dat voorstel. Nadat de heer Kuylman, directeur der Betonfabriek de Hoop te Nieuwe-Niedorp ter vergadering was ge komen, deelde de voorzitter mede dat de Raad goed* vond de straat ter lengte van 700 M. met beton te ver nieuwen over een breedte van 3 M. voor den prijs vaü 4000, onder bepaling, dat indien de Raad binnen 10 jaar besloot de geheele straat zoo te maken, de fabriek do Hoop dit onder dezelfde voorwaarden zal moeten verrichten en dat de reeds door de Gemeente van de firma Stoel te Alkmaar gekochte steenen door de fa briek in den vorm van rouwkoop zullen worden over genomen. De firma Stoel eischte zooveel schadevergoeding dat de heer Kuylman daarop niet in kon gaan, tenzij de Gemeente andere bepalingen wilde maken. De vergadering ging daarna in geheime zitting over. Na heropening werd de vergadering gesloten. IN MEI NAAR TEXEL, naar 't schoonste vogeloord der wereld. Hotel „Texel," 't schoonste 1ste klas familiehotel aldaar, met 700 H. A. beschermd broedterrein ten dienste der gasten. Vraagt prospectus. Aanbevelend S. Vlessing. Deze annonce vonden we in „De Standaard1," die Zaterdagavond verscheen. Juist vernamen we, dat de middernachtzending op Texel een openlucht-meeting zal beleggen, 't Is geen wonder, meent de Tel. DE KONINGIN-MOEDER NAAR HAARLEM. H. M. de Koningin-Meoeder heeft te kennen gege ven in den loop der volgende week wederom een be zoek aan de bloemententoonstelling te Haarlem te willen brengen. NOG EEN KONINKLIJK GESCHENK. Volgens den Amsterdamsehen correspondent van de Köln. Ztg. ontving Prins Hendrik ter gelegenheid van zijn verjaardag van H. M. de Koningin ook een por- UIT KOLHORN. Onder deze gemeente is Donderdagavond brand ont- i staan bij den heer Klos, vermoedelijk door het omval- i len van een petroleumtoestel. Er is belangrijke schade j aangericht, die door verzekering wordt gedekt. UIT DE EGMONDEN. Te Egmond aan Zee werd Donderdag een oefenings- tocht gehouden met de reddingboot der N.- en Z.-H, Reddingmaatschappij. De wind was Noord-Westj buiïg weer en hooge zee. Tweemalen werd met deü i sleepdreg achteruit naar den wal geroeid. De oefe- ning heeft bijzonder goed voldaan. UIT HEER-IIUGOWAARD. Bij den heer A. Blokker aan den Westdijk alhier voedt één zijner op stal staande koeien een lam.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1910 | | pagina 1