DAGBLAD VOOR ALKMAAR EN OMSTREKEN.
De Wiskottens
Honderd en twaalfde jaargang.
1910.
VRIJDAG
29 APRIL.
FEUILLETON.
BINNENLAND.
No. 100
en
Deze Courant wordt eiken avond9 behalve op Zon
Feestdagen, uitgegeven. Abonnementsprijs per 3 maanden
voor P jkmaar f 0t80; franco door het geheele Rijk f 1,-
M >nderlijke nummers 3 Cents.
Prijs der gewone advertentiën:
Per regel f 0,10. Bij groote contracten rabat Groote
letters naar plaatsruimte.
Brieven franco aan dt N. V. Boek- en Handelsdrukkerij
v/h. HERMs. COSTER ZOON, Voordam C 0.
o
Nationale Militie.
Indrukwekkend bezoek
W 1.
ALKMAABSCHE COURANT.
HINDERWET.
BURGEMEESTER en WETHOUDERS van ALK
MAAR brengen ter algemeene kennis, dat heden op
de gemeente-secretarie ter visie is gelegd het aan hen
ingediende verzoek met bijlagen van O. D. SALO-
MONSON te Amsterdam, om vergunning tot het op
richten van een Koek- en Banketbakkerij, waarin een
ijzeren oven in het perceel Oudegracht Wijk A No.
198.
Bezwaren tegen deze oprichting kunnen worden in
gediend ten raadhuize dezer gemeente, mondeling op
Woensdag 11 Mei e. k., 's-voormiddags te elf uur
en schriftelijk vóór of op dien tijd. Gedurende drie
dagen vóór gemelden dag kan de verzoeker en hij, die
bezwaren beeft ingebracht, op de secretarie dezer ge
meente van de terzake ingekomen schrifturen kennis
nemen.
Alkmaar, 27 April 1910.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
G. RIPPING, Voorzitter.
DONATH, Secretaris.
HERHALINGSOEFENINGEN.
De BURGEMEESTER der gemeente ALKMAAR
gelast, krachtens bekomen aanschrijving, den onder-
staanden verlofganger der nationale militie, binnen
deze gemeente in het register van verlofgangers inge
schreven, om zich, ter bijwoning der herhalingsoefe
ningen, bij zijn korps te vervoegen als volgt:
4e Regiment Veld-Artillerie, lichting 1905, garni
zoen UTRECHT, 9 MEI 1910: HENDRIK ITS JO
HANNES STOEUNÖA.
Den verlofganger wordt hierbij gewezen op de na
volgende bepalingen
lo. dat de miliciens-verlof gangers woonachtig in de
plaats van opkomst, zich op den dag voor de op
komst bepaald, uiterlijk te 8 uur voormiddags bij
het korps moeten aanmelden;
2o. dat de miliciens-verlofgangers woonachtig bin
nen 20 K.M. van de plaats van opkomst, op den
dag voor de opkomst bepaald, uiterlijk te 10 uur
voormiddags bij het korps aanwezig moeten zijn;
8o. dat de overige miliciens-verlofgangers voor zoo
veel zij binnen het Rijk gevestigd zijn, zich op
den dag voor de opkomst bepaald, met het ee;rst
vertrekkende openbaar middel van versneld ver
voer van hunne woonplaats of naaste station
naar de plaats van opkomst moeten begeven, en
voor zooveel zij buiten het Rijk gevestig'd zijn,
zich op dien dag vóór 4 uur namiddags bij hun
ko-rps moeten aanmelden.
Voor zooveel de milicien door ziekte of om eene an
dere reden niet tot den werkelijken dienst kan
overgaan, wordt hij verzocht daarvan vóór het tijd
stip voor de opkomst bepaald, ter gemeente-secretarie
mededeeling' te doen'.
De Burgemeester voornoemd,
G. RIPPING.
Alkmaar, 28 April 1910.
Nederland gaat, voor enkele uren helaas, een groot
man binnen zijn grenzen krijgen. Wij zijn wars van
persoonsvereering, maar waar het hier werkelijk een
buitengewoon man betreft, waar hij bovendien dicht
in onze buurt (te Haarlem) komt, daar willen we op
dit bezoek de aandacht vestigen en daardoor wel
licht enkele lezers opwekken Zondag de bloemenstad
Naar de vijf en veertigste Duitsche uitgave
door
RUDOLF HERZOG.
39)
Luid betuigden de jonge Wiskottens hun bijval.
„Mabel moet even streng onder handen genomen wor
den als wij. Maar wij moeten er bij zijn!"
Terstond nam ze den haar toegeworpen handschoen
op. „Dat is niet gentlemanlike. Jullie hebt plezier
in eens anders leed."
„Dat kan ons niet schelen! Als jij maar huilt, Ma
bel! En als wij dan je traantjes drogen.
„En als Wilhelm mij slecht behandelt
„Krijgt Wilhelm zijn huid vol."
„En als hij mij niet ter wille wil zijn?"
„Laat je den vervelenden kerel loopen en komt tot
ons. Bij ons heb je altijd gelijk."
„Hoor je dat, Wilhelm?"
De bruidegom had ingezien, dat hier Duitsche har
tigheid de overwinning over alle Engelsche gereser
veerdheid behalen zou. Voordat ze zich verweren kon
had hij haar hoofd tusschen zijne heide handen geno
men en haar eeti klinkenden kus op den mond gege
ven.
„Zool" zeide hij, „wel bekome het je!"
„Jij ook."
Emilie was nog wakker, toen Gustav de slaapkamer
binnen trad. „Je hebt zeker een beetje met de lady
gedweept
„Ja, werkelijk, een lady, dat is ze. Bij alle char
mante vroolijkheid toch altijd eene dame."
„Ze heeft ook niets anders te doen."
„Charmant kan men zelfs met een half dozijn kin
deren wezen."
„Dat doelt zeker op mij
te bezoeken, welke thans een dubbele aantrekkings
kracht uitoefent. Veel hebben wij over den heer Roo
sevelt niet te zeggen hij heeft in heel zijn leven,
óók door zijn daden, genoeg van zich doen spreken.
Als president heeft hij groote dingen gedaan, als pre
sident in ruste doet hij verbaasd staan door zijn reis
lust, die zoo geheel anders is dan die van denReisekai-
ser, als president-in-wording.ja, het schijnt geens
zins onmogelijk dat de heer Roosevelt andermaal in
het Witte Huis te Washington zal zetelen. De betee-
kenis van dezen zeldzamen man blijkt het best uit de
buitengewone ontvangst, welke hem overal op zijn reis
door Europa ten deel valt. Zoo is hij gisteren te Brus
sel ingehaald en behandeld op een wijze, welke menig
gekroond hoofd hem zal benijden. In zijn gewoon
pakje viel hij op te midden van de prachtig uitge
doste dames en heeren, die hem kwamen verwelko
men en blij waren dat hij hun even de hand drukte en
een welwillend woordje toevoegde. En na afloop van
de receptie, heeft de koning hem in zijn auto meege
nomen en in diens paleis heeft hij gegeten zonder
dat hij gelegenheid had van kleeren te verwisselen.
Zijn te Brussel vertoevende landgenooten legden een
diepe vereering voor den dag. Wij zullen, zoo wordt
er aan de N. R. Ot. geseind, voor altijd de heugenis
behouden van dien kleinen gestrengen man met het
bewegelijke gelaat, de knippende, vermoeide, bijziende
oogen achter den knijpbril, de borstelige brauwen bo
ven het reeds grijzende haar, het soms oude, dan plots
jonge door de zon bruingebrande in-gezonde gelaat,
zooals hij daar stond te midden van al die mondain
gekleede, grootsteeds getoilletteerde dames en correcte
heeren.
Daar stond dan hoogst eenvoudig gekleed en voor
ieder die maar wilde genaakbaar de man, die de ach
ting en liefde bezit van millioenen; die bewonderaar
telt over heel de wereld, die misschien eerlang weer
het hoofd zal zijn eener machtige natie. Een sterk ge
laat, uiterst beweeglijk, de trekken zenuwachtig en
hoekig de gebaren. En eindeloos, eindeloos het défilé."
En de correspondent der Tel., die hem in den
trein 3prak, beschrijft hem aldus:
„Een kranige figuur, zooals hij daar stond, midden
in het spoorwegrijtuig, vierkant wijdbeens, om even
wicht te houden, een grijze kop, met een nog jeugdig
gezicht, waarin een paar grijze oogen tintelden van
geest en intelligentie, de uitdrukking van ontembare
energie om de vastgesloten lippen. Zijn geheele gelaat
lachend van jovialiteit trad hij op mij toe en schudde
mij de hand en in een oogenblik waren wij in een ge
animeerd gesprek gewikkeld over ons land. Zijn woor
den getuigden van een bijzondere sympathie voor ons
land en onze natie. Hij kende deze. beide weliswaar
nog niet, want het zou de eerste maal zijn, dat hij on
zen bodem betrad, maar hij was toch nauw aan ons
land verbonden. Immers, zoo zeide hij, met een be-
minnelijken glimlach, zelf was hij van Hollandsche af
komst. Zijn voorouders emigreerden 280 jaar geleden
uit Holland naar Amerika."
In zijn welkomstwoord, dat de volksvertegenwoordi
ger Carton de Wiart hem toeriep, zeide deze: „Wat
nu Roosevelt groot maakt is juist die liefde, die drang
naar recht. Bewees hij het niet, hij die den vrede be
werkte tusschen Rusland en Japan; hij, die de inter
nationale vredesconferentie in het leven hielp? Maar
er is meer: Roosevelt is een „Professeur d'énergie."
Wij, die in een tijd van verval en achteruitgang leven,
die onze krachten versnipperen aan dorre kritiek en
aan lafhartig egoïsme, wij kunnen van mannen als
Roosevelt alles leeren. Want diens werk is niets dan
een weerschijn van zijn altruïstischen geest. Roosevelt
leert ons iets meer en iets beters dan alleen kritisee-
ren. Hij leert ons handelen."
De heer Roosevelt heeft daarna een redevoering ge-
houden. Elk persoon, zoo betoogde hij, heeft als elk
geslacht zijn vraagstuk op te lossen. Hij slaagt er in
I als hij bezit moed, werkzaamheid, rechtschapenheid,
waardigheid en de macht zichzelf te helpen. Hij slaagt
er niet in als hij voor zichzelf toegevend is; het komt
er minder op aan of men rijk is of arm. De groote
vraag is: verbruik van eigen vermogens, kennis van
zijn plichten, ook in het familieleven, ook als staats
burger. Immers gelijkheid is niet aan te prijzen als
ze alleen berust op lage dingen: naar gelijkheid' in liet
hooge moeten we streven. Het is dus in zelf-ontwikke-
ling en in strenge tucht over zichzelf, in het gebruik
van elke eigen macht, en in het evenwicht houden van
alle eigen hoedanigheden, dat de toekomst ligt der de
mocratie."
Het is waarlijk wel eens goed, dat een groot man
bij wien het niet alleen een schoone theorie is, maar
die zijn woorden in de praktijk heeft gebracht, ons
komt zeggen, dat in zelfkennis, zelfbeheersching en
zelfontwikkeling het groote geheim der levenskunst
schuilt, dat den enkeling zoowel als de gemeenschap
ten goede komt.
Op aardige wijze roept het ITbld. den heer Roose
velt in het Engelsch en in het Hollandsch een harte
lijk „welkom t' huis" toe „in liet land van uw voorva
deren." „Gij hebt een Ilollandschen naam en ge zijt
lid van de Nederlandsche Gereformeerde Kerk. Maar
er is meer dan dat. Wanneer wij ons herinneren, wel
ke krachten Holland heeft geschonken aan de Veree-
nigde Staten, en aan hun zedelijken, godsdienstigen en
staatkundigen invloed, dan zijn wij soms geneigd ge
weest eenige der groote hoedanigheden, die u kenmer
ken, uw ernst en oprechtheid, toe te schrijven aan uw
Hollandsche afkomst.
De invloed van nw woorden en van uw voorbeeld is
ook liier gevoeld. Gij hebt zulk een breede opvatting
van wat tot eens volk's welvaart bijdraagt, dat elk
volk voordeel kan trekken van uw voorbeeld en leer.
De geestkracht van uw karakter is het die van zoo-
velen uwer woorden een trompetsignaal tot plichtsver
vulling maakt; en gij doet ons steeds gevoelen dat
menschen slagen door de kracht van hun karakter.
Wij, journalisten, zijn u veel verschuldigd, daar gij
steeds een hoog ideaal ons als leiders der openbare
meening voorhield.
De openhartigheid waarmede gij voor uw meening
uitkomt, uw spreken recht op den man af, strekt ten
goede aan waarheid en zijn ons tot les.
Door den invloed van uw karakter, door uw veelzij
digheid en wijsheid hebt gij groote diensten bewezen
aan de groote zaak van den internationalen vrede. Wij
zijn overtuigd en wij zijn zeker dat uw invloed op de
zelfde wijze steeds strekken zal om het geld van oor
logvoering te begrenzen, om zijn vernielende macht te
beperken en om de rechten der onzijdigen te bescher
men.
Dankbaar gestemd waren wij toen wij lazen hoe u
in Parijs met edelmoedige waardeering gesproken hebt
van wat het volkenrecht gedaan heeft en vermag t-e
doen. Gij zijt voor uw overtuiging uitgekomen dat als
de geslachten elkander opvolgen deze invloed steeds
grooter worden zal, tot dat hij ten laatste in staat is
zich te doen gelden, geloovende dat de belangen van
de voortbrengers ten minste even groote aandacht
waard zijn als die van de vernielers.
En nu komt gij tot ons uit dat Afrika, waarvoor u
groote dingen gedaan heeft.
Toen wij het reisverhaal lazen van uw tochten als
„Emilie! ik moet je verzoeken, je in je uitdruk
kingen een weinig te matigen. Deze bestendige hate
lijkheid wordt je tot tweede natuur."
„Ach kom, hou toch je mond. Jij bent reeds tot
over de ooren verliefd op Mabel."
„Qp haar niet, maar op hare manieren."
„Wat wil je dan eigenlijk nog van mij?"
„Dat je je een weinig door haar aan laat steken.
Goeie hemd, bij jouw jeugd kan het lachen en zingen
je toch niet moeielijker vallen dan het mopperen en
lcelijk kijken. Neem toch eens een aanloopje!"
„Ik ben je zeker niet goed genoeg meer? Zeg- het
toch ronduit, dat ik je hinder. Dat je graag van mij
af zoudt willen zijn. Ik ga al. Ik heb er ook genoeg
van." Ze weende toornig in haar kussen. „Laat mij
met ruststoof ze op, toen hij kalmeerend de hand
op haar schouder legde. „Ik ben je Mabel niet, die
zich door iedereen aan laat pakken. Je charmante en
zoo fijn beschaafde Mabel!"
Gustav Wiskotten trok de hand terug. Hij moest
zich geweld aandoen, om tegenover deze belachelijke
geraaktheid en gebelgdheid kalm te blijven. En hij
beproefde een droevige scherts.
„Beschaving is niet altijd vooruitgang. Ze kan ook
de ontwikkeling tegen honden. Die verdoemde be
schaving' hindert een mensch soms, een ander tot zijn
gigen bestwil eens flink af te ranselen."
„Vergrijp je maar aan mijDan kan je tegenover
je Mabel je nog als de arme man voordoen."
„Verduiveld, nu heb ik er genoeg van."
„Ik heb er al lang genoeg' van." En ze weende luid
ir, haar kussen.
Lang lag Gustav wakker. Aan zijne zijde was het
stil geworden. De duisternis heerschte zoo volkomen
in de kamer, dat ze zijne borst benauwde en hij de de
kens terug sloeg, alsof hij daardoor vrijer zou kunnen
ademhalen. Uit de verte vernam hij het eentonige
geruisch der Wupper, die haar zwart water dag en
nacht over de sluis stortte. Op het fabrieksplein weer
klonk de tred van den nachtwacht, die de ronde deel.
Toen stierf het geluid weg Gustav Wiskotten be
rekende, dat de wachter nu rondom de nieuwe ververij
een Amerikaansch jager en natuuronderzoeker over
het onafzienbare Afrikaansche veld, trof het ons hoe
vaak gij een boek over geschiedenis of letterkunde op-
naamt, 's avonds na het uitputtend dagwerk. „Want
niemand," schreeft gij, „kan hoeken meer waardeeren
dan zij die ook houden van buks en paard en van de
winden die waaien over de uitgebreide eenzame plaat
sen der wereld."
Dit vonden wij bemoedigende taal! Ze deden ons
hopen, dat gij na uw inspannende jaren als President
van uw groote Republiek een wereld in zich zelve, en
na uw worstelingen in 't oneindige Afrika, toch harte
lijk u te huis gevoelen zult in het kleine land van uwe
en onze voorvaders.
Want op een soort van manier zouden wij Holland
kunnen vergelijken met een klein en keurig boek van
historische schetsen, verlicht door de groote kunste
naars der wereld! Maar wij zijn meer dan dat! Wij zijn
een volk met een toekomst hier en in Indië. Wij arbei
den met woesten vlijt en wij hebben onze vrijheid en
onafhankelijkheid zoo vurig lief als ooit te voren. Dus
gevoelen wij ons volkomen één in sympathie met de
j groote Republiek der Yereenigde Staten, wier eerste
i bondgenoot en vriend wij waren.
Moge het uw volk ter oore komen hoe wij u als den
vertegenwoordiger van uw groot volk gevierd hebben,
en hoe de Yereenigde Staten, met welke zoovele mach-
tige belangen ons verbinden, geen beter vriend hebben
in Europa, dan liet kleine vrije volk waarvan de heer
Roosevelt afstgmt.
Verscheidene Hollanders bezoeken elk jaar de Ver-
eenigde Staten en zij komen altijd naar huis met een
gevoel van verknochtheid voor een volk, welks gast
vrijheid onbeperkt is, en elke gelegenheid waarneemt
om ons te toonen dat het ons als bloedverwanten be
schouwt.
Mijnheer Roosevelt moge gij een paar aangename
f dagen slijten met nw bloedverwanten hier!"
En zouden wij hieraan willen toevoegen mogen
vele bloedverwanten den lust in zich voelen opkomen
om dit interessante familielid eens te zien het komt
zo o zelden voor, dat men onder den indruk van een
waarlijk groot man kan komen
PRINS HENDRIK's REIS.
De reis van Prins Hendrik naar Noorwegen, Dene
marken en Zweden heeft ten doel een persoonlijk be
zoek aan de drie verschillen.de Hoven daar te lande.
Daartoe zal de Prins verblijf houden van 10 tot 13 Mei
te Christiania, van 14 tot 17 Mei te Kopenhagen en
van 19 tot 21 Mei te Stockholm, in de residentie van
elk dier rijken intrek nemende in het koninklijk paleis
als gast van het Hoofd van den Staat.
De Prins zal op laatstgemelden datum met de
Heemskerck naar het vaderland terugkeeren en hoopt
25 Mei te Nieuwediep of IJmuiden binnen te komen.
Behalve door zijn adjudant, luit. ter zee 2e kl. Bijl de
Vroe, zal de Prins op die reis worden vergezeld door
don heer Von Bülow Stolle, intendant van 's Prinsen
goederen in Mecklenburg, die zich echter eerst te
Christiania bij het gevolg zal voegen.
TWEEDE KAMER.
De leden der Tweede Kamer zijn thans bijeengeroepen
tegen Maandag 9 Mei, des namiddags te 2 uur.
zou loopen, die gedurende de eerstvolgende dagen in
gebruik zou worden genomen. Die zon werk leveren.
Meer ververs waren reeds aangenomen. Het was te
hopen, dat de zaak goed ging. Fïitz' uitvinding' zou
nu in het groot toegepast worden. Emilie's vader, de
oude Scharwachter, zou oogen opzetten. Die fabri
ceerde het goedkoope spul, een uitschot van als mon
sters gebruikt zijden lint, dat gretig aftrek vond. Nu,
men kon wat de afname betreft tot een vergelijk ko
men, als het zoo ver was. Aldus kwam het ook Emilie
ten goede. Emilie. ze sliep. En hij waakte en
dacht aan de fabriek, krampachtig altijd slechts aan
de fabriek. Of dat nooit, nooit anders zou worden?
Door zijne ledematen ging een stroom, die naar het
hart drong- en het samen perste. Zijne handen* open
den en sloten zich. En zijne oogen boorden strak en
wijd open in de duisternis. En plotseling kromp
hij ineen en luisterde in zijn eigen binnenste. Het
was geweest, alsof iemand in hem riep. Wild van
verlangen! En geheel beneveld door verlangen. Als
een doodmoede arbeider na de dagtaak. Na de dag
taak? Hij betastte zijne ijzeren armen. Die verlang
den niet naar rust! Die waren voor twee menschen-
leeftijden gesmeed. Doch lag zijne ziel dan in zijne
armen? Konden zijne werkvuisten ook zijne zinnen
onderdrukken? En nu hoorde hij, dat zijne zinnen
riepen. Boven den kolendamp en het stof van den
arbeid uit naar eene bron, om zich de oogen te ver-
frissehen. Naar schoonheid, zalige dwaasheid, fladde
rende vrouwenkleeren, sluipende voetjes, wenkende en
werende armen en plotseling bedwelmende vrouwenlip
pen. Naar het jong-zijn! Naar de vreugde! Naar
eene andere wereld ergens, ergens
Ze uitte een paar Engelsche zinnen. Hare verwar
ring' stond haar verrukkelijk. Te midden van het la
waai der achteruit schuivende stoelen ging haar pro
test verloren, en ze trad, om hare verlegenheid baas
te worden, snel achter haren verloofde. Doch Fritz en
Paul Wiskotten stonden reeds naast haar. „Wel be
kome het je," zeiden heiden op den meest kinderlijken
toon, welke hun ten dienste stond, en breidden de ar
men uit, alsof het eeye lieve tante gold.
HET BEZOEK VAN KONING ALBERT.
Naar men uit Apeldoorn meldt, zal van het voorge
nomen bezoek van koning Albert aan ons Hof ver
moedelijk niets komen. Er schijnen moeilijkheden ge
rezen omtrent den datum van dit bezoek.
Toen wierp ze, met frisch ontwaakte coquetterie,
vol waardigheid het hoofd achterover, en reikte den
begeerigen zwagers de vingertoppen om te kussen.
Bedremmeld keken de broers elkander aan. „Vooruit
er nu mee, Paul." „Vooruit Fritz!" En als twee onge
temde wolven wierpen ze zich op de kleine, krachtige
handen.
„Ik benoem jullie tot mijne ridders."
„Roofridders," schreeuwde het tweetal als uit een
mond.
De bruidegom moest met een bestraffend woord
tusschenbeide komen.
„Morgen zal ik de fabriek bezichtigen," besloot het
mooie meisje. „Wie zal mij geleiden?"
Toen verklaarde zich zelfs vader Wiskotten bereid.
„Mijne voeten gaan weer prachtig mee."
Men kwam overeen, dat de ommegang met de dames
's middags plaats zou hebben. En toen het midder
nacht sloeg, verklaarde juffrouw Wiskotten kalm:
„Als nu niet vertrekt, wat niet in het huis hoort,
draai ik de lampen uit."
„D'r uit, Wilhelm! Haast je toch wat! We zijn'hier
in een fatsoenlijke familie."
De bruidegom had voor die spotternijen slechts een
medelijdend lachje over. Hij logeerde de eerstvolgende
weken bij Gustav. Hij wenschte zijne ouders goeden
nacht en kuste eerbiedig zijne bruid de hand. De jon
gere Wiskottens drongen op.
„Is dat alles!"
Wilhelm nam zijne broers met een minachtenden
blik op en verwijderde zich, om zich bij Gustav en
Emilie te voegen.
„Wees maar stil, Mabel," troostten haar de achter-
blijvenden, „wij zullen het dadelijk wel beter doen."
„Waag het eens!" dreigde het meisje en gleed vlug
achter moeder Wiskotten heen hare kamer binnen.
„Goeden nacht, vader", riep ze door het sleutelgat.
„Wel te rusten, dochtertje."
„Goeden nacht, August, goeden nacht, roofridders.
Droom van mij."
„O, jou heks! Wacht, morgen!"
Wordt vervolgd.