DAGBLAD VOOR ALKMAAS i *1 O MS I REKEN.
8
Damrubriek.
TH 11 üi m m
Honderd en twaalfde Jaargang.
1910
ZATERDAG
7 MEI.
m Jm
BAROS LUUVOIR.
No 106
LIGGER DER WEGEN.
Jeze Courant wordt eiken avond, behalve op Zon- en
bcestdagenuitgegeven. Abonnementsprijs per 3 maanden
or Alkmaar f 0,80; franco door het geheele Rijk f 1
Afzonderlijke nummers 3 Cents.
letten-
Br
Telefoonnummer 3.
V; P..
Prijs der gewone advertentiën:
regel f 0,10. Bij groote contracten rabat. Oroote
aar plaatsruimte.
n franco aan de N. V. Boek- en Handelsdrukkerij
^Ms. COSTER ZOON, Voordam C 9.
mm
mtil
Wit
33. 28—22
34. 22—17
I 35. 27—22
36. 32 21
37. 33—29
38. 38 7
39. 7:9
40. 9 20
33.
33. 28—22
34. 22
35. 34
36. 42
37. 38
38. 35
39. 31—26
I 40. 45—40
41. 26
4
23
31
27
24
I Mm.Wrn.
'WW WW, WM WM
m.Wm,Jm//..
mm
j wm. Wm.WW.
m mm. mm
m mm mm
ALRMAARSCHE COURANT
RIAVÜi
4. 30 4.
3.
BURGEMEESTER en WETHOUDERS van ALK- j
MAAR brengen ter kennis van belanghebbenden, dat
bij de heden gehouden UITLOTING van OBLIGA- j
TIES in de geldleeningen ten laste dier gemeente,
aangegaan krachtens Raadsbesluiten van: 1
1.29 .Tuli 1892, zijn'getrokken de Ns. 14, 29, 35, 4.,
50 en 58, (31/, pot. leening);
2.18 Januari 1893, zijn getrokken de Ns. 9, 25, 42, 4
51, 113, 154, 159, 183, 206, 207 en 210, (3 /2 pet.
9 ^October 1895, zijn getrokken de Ns. 28 en 43 (3
4.1RMaart 1899, zijn getrokken de Ns. 38 en 39 (37a
pet, leening);
5.30 Mei 1900, zijn getrokken de Ns. 40 en 41 (4 pet.
6.16 April'1902, zijn getrokken de Ns. 38 en 60 (31/2
pot. leening)
7.19 Juni 1907, is getrokken No. 4 (4 pet. leening).
Welke Obligaties, waarvan die van de leeningen sub
1, 2, 4, 6 en 7, ieder groot DUIZEND GULDEN, en
die van de leeningen sub 3 en 5, ieder groot IJl-
HONDERD GULDEN, met de onverscbenen Cou
pons ten kant-ore van den Gemeente-Ontvanger te
Alkmaar of de Kasvereeniging te Amsterdam, ter be
taling' aangeboden kunnen worden, die van de lee
ningen sub 1 en 2- genoemd, op of na 1 October 1910;
die van de leeningen sub 3—7 genoemd, op of na 1
November 1910, van welke dagen zij geene rente meer
d fwerpen
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
G. RIPPING, Voorzitter.
DONATH, Secretaris.
Alkmaar, 4 Mei 1910.
BURGEMEESTER en WETHOUDERS van ALK
MAAR;
Gelet op art. 13 van bet reglement op de wegen 111
Noord-Holland;
Brengen ter algemeene kennis, dat het Untwerp
van de in den ligger der wegen hunner gemeente aan
gebrachte wijzigingen, met do daarbij behoorende sup-
pletoire schetskaarten, voor den tijd van 3 weken ter
Secretarie der gemeente (afdeeling Gemeentewerken),
voor een ieder ter inzage zijn nedergelegd, aanvan
gende 17 Mei a.s. en eindigende 7 Juni d.a.v., van des
voormiddags 9 tot 12 uur.
Gedurende den tijd dier nederlegging- en nog een
week daarna, kan ieder die bezwaren tegen bet Ont
werp mocht hebben, deze schriftelijk brengen ter ken
nis van den Gemeenteraad, met duidelijke opgaat van
naam en woonplaats.
Alkmaar, 6 Mei 1910.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
G. RIPPING, Voorzitter.
DONATH, Secretaris.
4. 14—9
5. 4736
Goede opl. ontvangen van D. Gerling, H. E. Lantin-
ga, P. Bakker en J. J. Hubelmeyer.
LEERZAME STAND.
In liet laatste nummer van bet Bondstijdschrift
komt de volgende leerzame beschouwing voor, aan
gaande de partij in den Kampioenswedstrijd 1908 ge
speeld, tusschen de heeren Mijer en de Wilde.
Stand na den 32sten zet van wit.
mm.
AAN DE DAMMERS.
Met dank voor de ontvangen oplossingen van pro
bleem 76.
Probleem 76 was een aardig probleem, daarom voor
al omdat de ontleding door logische redeneering be
slist te vinden was. Wit beeft als eerste zet niets an
ders dan 33—29, daarna 30—24, (op alle andere zetten
geraakt wit van zet af, moet terugslaan enz.) dan
volgt 48-43 of 35—30, dan 35—30 of 48-43, en nu
volgt de rest van zelf. Vooral de drie witte stukken
aan den linkervleugel geven een aanwijzing 4439,
48 9, 31—26, 26 17 enz.
De oplossing is dus als volgt:
1. 33—29 1. 24 33
2. 30—24 2. 19 39
3. 48—43 3. 39 48
4. 35—30 4. 25 34
5. 44—39 5. 33 44 of 34 43
6. 48 9 6. 4 13
7. 31—26 7. 48 31
8. 26 17 8. 11 22
9. 36 9 en wint.
Wij ontvingen van dit probleem goede oplossingen
van de heeren: G. Cloeck, D. Gerling, J. Houtkooper,
J. M. Houtkooper, J. J. Hubelmeyer, W. Los, J. P. de
R., J. W. Teerink, D. Winkel, H. Zaadnoordijk, allen
te Alkmaar; P. Bakker, Schagerwaard; S. Iloman,
Wijde Wormer; H. E. Lantinga, Haarlem; S. Pal te
Koog aan de Zaan; C. Ulrich te Alkmaar en T. v. d.
Velde te, Huiswaard.
EINDSPEL. (Vorige rubriek).
Zwart 1 dam op 47.
Wit 3 dammen op 10, 14 en 19.
Dit is één van de 12 bekende cindstellingen van
Van Embden, van 3 dammen tegen 1. De ontleding
is vrij eenvoudig. De tweede zet is 't moeielijkst.
Als eerste zet volgt dadelijk 10—15. Zwart moet
4736. De tweede zet is 19241 en nu is zwart in
alle varianten verloren. Zie maar.
Naar 41 of 47 kan zwart niet. Op 31, 27, 22 en 18
ook niet wegens 1437, 1432, 1428 of 1423.
Zwart moet dus op 4 Nu speelt wit 2447. Zwart
moet dan op één der ruiten 1336. Wit 149. Zwart
slaat op 4 en wit zet zwart vast door 4736.
In 't kort opgeschreven krijgen wij dus deze oplos
sing:
L 10—15 1. 47—36
2. 19-24 2. 36—4
3. 24—47 3. 4—«fl
Zw. 3. 8, 9, 14/20, 23, 24.
W. 27, 28, 32, 33, 34, 35, 38, 40, 43, 45, 48.
Zwart speelde nu 17—21 en liep hiermee in den val.
Zwart had eerst 1318 moeten spelen en daarna
17—21, want nu volgde wit mot 2822, aw. 913
(gedw.) enz. zie hieronder.
Zwart
32 17—21?
9—13
34. 21 12
35. 18 27
36. 16 27
37. 24 33
38. 8—12
39. 20—25
40. 25 14
en zwart gaf weldra op.
De beer J. Noome Mzn. uit Pui-merend beeft ook
bovenstaanden stand bestudeerd en ontdekte na den
33en zet van wit voor zwart de volgende fraaie remi
se. Wij vragen wel aller aandacht voor deze keurige
ontleding.
(Zie bovenstaanden stand.)
32. 17—21
33. 8—12
34. 23—29
35. 19 37
36. 21 32
37. 24—30
38. 20 49
39. 49 35
40. 35 21
41. 3:12
en zwart maakt bij goed spel remise.
Een woord van hulde aan den heer Noome!
Als probleem geven wij heden een stand door ons
gevonden in het Fransche weekblad „L'Illustration."
Probleem no. 77 van N. N.
MMM//,
Zwart 2 dammen op 6 en 27. 2 schijven op 35 en 36.
Wit 8 schijven op 37, 40, 43, 44, 46, 47, 48, 50.
Meer speciaal voor beginners (voor de anderen och
ter ook) plaatsen wij den volgenden eindstand.
Wit speelt en wint. Vraagstuk 16.
Zwart 5 schijven op 3, 4, 8, 14, 27 en een dam ojr 32.
Wit 6 schijven op 15, 23, 29, 36, 39, 41.
Van probleem 77 en vraagstuk 16 verzoeke oplossin
gen te zenden voor of op 13 Mei bureau van dit blad.
11c lag in de leeszaal van het hotel in een luien
stoel te lezen.
In een der „supplements littéraires" van de vele
Fransche dagbladen begon een verhaaltje aldus:
„De badgasten traden langzaam de groote eetzaal
van het hotel biDnen en gingen op hun plaatsen zit
ten. De bedienden begonnen, nog langzamer, hen te
bedienen, om de achterblijvers nog gelegenheid te ge
ven de anderen in te halen en zoo zelf met genood
zaakt te zijn opnieuw met de schotels te komen; en de
oude gasten, de habitué's, zij voor wie het seizoen ten
einde liep, keken met belangstelling naar de deur ïe-
dermaal, dat zij openging, in de hoop nieuwe gezich
ten te zien.
Dat is de groote verstrooiing op de badplaatsen.
Men wacht op het diner om de nieuw-aangekomenen
van den dag op te nemen, om te raden wie ze zijn, wat
ze doen en wat ze denken. Er blijkt een verlangen
uit om nog aangename ontmoetingen te hebben, mis
schien wel goede relaties aan te knoopen. In dat bad
leven, waar men de menschen maar zoo kort ziet, win
nen de buren, de onbekenden aan belangrijkheid. De
nieuwsgierigheid is opgewekt, de sympathie wacht op
een gelegenheid en de gemeenzaamheid zoekt naar
omgang.
Men heeft antipathieën van één week, vriendschaps
banden van één maand. Men ontdekt bij de menschen
eensklaps, in een gesprek van één uur, 's avonds, na
het diner, onder dc boomen van het park waar de ge
neeskrachtige bron staat te borrelen, een hoogstaande
intelligentie en verrassend schoone eigenschappen en
een maand later is men die nieuwe vrienden geheel
vergeten, in de eerste dagen zoo betooverend char
mant.
Maar ook duurzame banden worden daar gelegd
en spoediger dan overal elders. Men ziet elkaar iede-
ren dag, men kent elkaar zeer vlug. Later denkt men
dan nog eens gaarne aan die subtiele kennismaking
der eerste ure, aan die eerste gesprekken, waar een
ietsje van het innerlijke wordt ontsluierd, aan die
eerste vragende blikken, die met veelzeggende blikken
worden beantwoord, reeds geheime gedachten uitspre
kend nog vóór den mond zich opent voor dat eerste
gulle vertrouwen, waarin het heerlijk gevoel zich open
baart om zijn hart eens uit te storten aan iemand, die
ook het zijne voor u schijnt te openen."
Toen ik zoover met mijn lectuur gevorderd was,
ging de deur open, opengeduwd door een kellner, die
zich zoo dun mogelijk maakte om een heer te laten
passeeren, die met den afgemeten stap van een gene
raal, welke bij zijn vorst ter audiëntie gaat, binnen
kwam.
Ilij sprak niet, maar hij wees slechts en dc kellner
hielp hem zijn demisaison uittrekken. Hij gaf nog
steeds zwijgend zijn lioed en zijn stok aan den ge
dienstige en trad toen naar de leestafel en wierp zich
behagelijk ook in een luien stoel, nam een courant
ook een Fransche - en begon te lezen.
Onder den indruk van mijn lectuur begon ik te ra
den. Een generaal, een diplomaat, een groot eco
noom?
Het was in een eerste-klas hotel te Brussel en ik
ontmoette er dikwijls diplomaten, ook veel Engel-
schen van adel. Een earl wellicht, of een Duitsche
baron, of een Eransch hoofdofficier? Het was niet
uit te maken, daar er in zijn figuur iets germaansch
was en iets gallicaansch tegelijk. Het germaansche
echter domineerde door zijn groote, forsche gestalte.
Ik begluurde van achter mijn courant zijn gelaat: een
Bonaparte-kop, niet van den eersten, maar van den
derden Napoleon, de neu3 iets fijner, iets puntiger, en
le kin zonder imperiaal.
Aan het diner beschoor me het lot tegenover hem te
komen zitten. In die dagen kende men nog niet in
de hotels, zelfs niet die voor de upper ten, aparte ta
feltjes, die tegenwoordig met hun electrisehe lampjes,
glazen bloemknopjes, door rozekleurige kapjes, als ro-
zebladeren, overhuifd, iets gezelligs, iets intiems aan
de koude table-d'liote leenen.
Hij at op z'n Engelsch.
Hij dronk fijne wijnen, aan het dessert Veuve Cli
que t, sec; een der wijnen liet hij verwisselen, daar ze
naar de kurk smaakte, beweerde hij.
Zeer beleefd gaf hij mij, desgevraagd, een of ander
aan.
Hij imponeerde door zijn forsche, breede buste, ver
pletterend het tengere lijf eener schrale, doove dame
naast hem. naar wier oortrompet, die zij den bediende
toestak, hij minachtend keek, trok aller aandacht door
zijn mooieu Bonaparte-kop; vooral zijn oogen hadden
iets fascineèrends.
Ik schrok eensklaps. Hij had mijn beschouwing ge
zien. Hij had de oogen opgeslagen, groote, zwarte
oogen, die volkomen pasten bij de fransche type van
zijn bruinen knevel met de twee punten in cosmetiek,
scherp als een els. Onwillekeurig) boog ik licht met
hit hoofd, als onder een hypnose. Hij boog vol cour
toisie terug.
En wij gingen voort met lezen.
De deur werd geopend en de portier van het hotel
brac-ht den onbekende een plaatsbewijs voor de opera
in de Monnaie.
Hij bekeek het en mopperde:
- Zeg er eens, kon je geen beter plaats krijgen!
Neen. meneer de baron, deze was nog de beste.
Zoo volgens jou.
Maar, meneer!
maar hij wees, dat de man kon vertrekken en hij van
die praatjes niet gediend was.
En hij hervatte zijn lectuur.
Na een tiental minuten stond hij op en begon mek
de handen in den zak een wandeling over het «myrna,
op en neer de zaal.
Daarop belde hij.
Hij gaf order aan een toegesnelden kellner e«n rq-
tuig te bestellen.
Twee paarden, meneer?
Natuurlijk! En een goed rijtuig.
Zooals u gisteren hebt gehad?
Nu, het kon er door maar hoor eens vraag
om een victoria, het is nu goed weer.
Ik zag weldra het tweespan vóór komen.
De baron ging aan het raam staan.
Hij schudde van neen.
De kellner kwam:
Het rijtuig van meneer de baron.
Zonder om te zien en nog steeds op straat kijkend,
riep hij op hoogen toon:
Stuur het terug. Ik verlang een lichter en een
mooier wagen anders maar niet.
Toen hij wegreed in een ander, veel beter rijtuig,
dacht ik bij me zelf: De adel en de brutaliteit heb
ben toch de halve wereld!
Want werkelijk op dat vehikel nog wel versierd
niet een kroontje (zeker een rijtuig van een of ande
ren adellijken boedel) viel niets, niets aan te m«r-
De herfstzon deed oogverblindende stralen uit de
wielen bliksemen en ik zag nog in de verte het geflits
van de zonneglinstering op de spaken.
Nu en dan lichtte de baron zijn hoed, zeker een we
dergroet aan bekenden.
v
u ja
er is toch niets meer aan te doen.
.111 ,j «l v^4.
ie portier mompelde nog een verontschuldiging.
Het was mij of een hypnotische macht mij dwong
na tafel met mijn stoel in de veranda van het hotel
naast den zijne te gaan zitten.
Pardon, zei hij en schoof wat op.
Pardon, echode ik, ik heb u toch niet gederan
geerd?
In het minst niet. Mag ik?
En hij streek voor me een lucifer aan, daar hij zag,
dat ik een sigaar wilde opsteken.
Hij sprak z'n Fransch niet kwaad, maar ik hoorde
dadelijk, dat hij noch Belg noch Fransehman was.
Ook had hij niet het accent der Engelschen. En ik
begon te gelooven, dat hij een Duitscher was.
Hij zag op een bureautje een copie staan van de
dame met de roos van het museum-Wiertz en hij zei
me, dat hij dien morgen nog daar was geweest, maar
meer uit verveling dan wel uit belangstelling.
Dus u kende het reeds?
Hij maakte een beweging, die duidelijk uitdrukt»:
O jé!
Ik ken Brussel op m'n duimpje, zei hij en hij be
gon over het Paleis van Justitie te spreken. Aardig
vond hij de opmerking, die hij ooit ter plaatse ge
hoord had, dat Poelaert, de architect, den blik naar
Azië gewend had voor dien indrukwekkenden bouw:
juist een hindoesch mausoleum.
Ik beaamde dit.
Het staat daar prachtig, zei de baron, het kijkt
op de stad neer als een Egyptische pyramide op de
woestijn.
Er lag iets juist en toch iets valsch in de verge Li-
king. Minst van al denkt men aan pyramiden hij de
zen ten troon zittenden kolos van architectuur, met
de stad aan zijn voet.
Het Paleis van Justitie gaf hem aanleiding om ook
over de Nieuwe Beurs, de Nieuwe Beurs om over de
St. Gudule, de St. Gudule om over het Stadhuis te
spreken.
Hij weidde over het Stadhuis uit.
Ja, het is een mooi stuk werk betuigde hij
het Hotel de Ville en zijn omgeving. De krans van
middeneeuwsche woonhuizen op de Grand Place is
éénig, zei mijnheer altijd.
Mijnheer?
Een licht blosje vloog als de schaduw van een vo
gel over zijn gelaat.
Plij herhaalde:
Mijnheer, mijnheer,., hoe heette die architect.,
zonderling, ik ben zijn naam nu in eens kwijt.
Van den hak op den tak springend, vroeg hij eens
klaps hoe ik de Porte de Hal, hoe ik de Galeries St.
Hubert vond.
- Nu nog al barok, zei ik.
Barok! Hij, hij dweepte er gewoon mee. Het
was hem een lust onder die glazen koepels te flanee-
ren.
Eenig, meneerEenig
Na de kunst kwam de politiek. En ik visehte in
dien stroom van woorden, die hij uitgoot op Leopob,
en diens toekomstdroomen naar den „man", dien ik
hoopte in hem te ontdekken, maar naar wien ik raden
blijven moest.
Want eensklaps maakte hij, zooals voorname heden-
er slag van hebben, een einde aan ons onderhoud,
boog en vertrok.
Den volgenden dag zocht ik in alle zalen.
Ik zag hem niet meer.
De portier verzekerde mij dat de baron dien mor
gen met den eersten trein naar Holland was vertrok
ken.
Ik vroeg:
En hij heet?
Louvoir, meneer.
Nooit van gehoord, zei ik, haalde de schouders
op en wandelde Brussel in.
Het kan veertien dagen later geweest zijn, niet lan
ger, dat ik voor een presseerende zaak in Amsterdam
moest wezen. Haastig had ik mij dien morgen ge
kleed om nog den trein te halen. Daar ontdekte ik op
straat dat er iet» «iet ia orde was «aet «eijn «ekaeisM