DAGBLAD VOOR ALKMAAR EN OMSTREKEN, De Wiskottens No. 108 Honderd en twaalfde Jaargang. 1910. DINSDAG 10 MEI. Voorbereidend Militair onder richt. Zaterdagsche Veemarkt. BINNENLAND. FEUILLETON. Deze Courant wordt eiken avond, behalve op Zon- en Feestdagen, uitgegeven. Abonnementsprijs per 3 maanden voor P ikmaar f @,80? franco door het geheele Rijk I 1, Af' aderlijke nummers 3 Cenfs. Prijs der gewone advertentiëns Per regel f 0,10. Bij groote contracten rabat Groote letters naar plaatsruimte. Brieven franco aan de N. V. Boek- en Handelsdrukkerij v/k HERMs. COSTER 8* ZOON, Voordam C 0. o— BURGEMEESTER en WETHOUDERS van ALKMAAR brengen ter algemeene kennis van aanvoerders van vee, dat, in verband met de te verwachten drukke Zaterdagsche Veemarkten, de toegang voor vee tot het marktplein, oostelijk van het Waaggeboaw, dus bij de Spckbrug en de Schapenbrag, tot nadere aankondiging zal zijn verboden. Burgemeester en Wethouders voornoemd, G. RIPPING, Voorzitter. DONATH, Secretaris. Alkmaar, 6 Mei 1910. ALKMAAR, 10 MEI 1910. Een mooi artikel wijdt Theodor Wolff, de hoofdredacteur van het Berliner Tageblatt aan de nagedachtenis van den Engelschen Koning onder het opschrift populariteit." Wij laten het hier vertaald volgen Koning Eduard is sinds twee dagen dood, hij is aan het aardsche, dat hij zoo zeer wist te genieten, ontrukt, en wij allen gevoelen, dat we hem zullen missen. Wie iets eigens gehad heeft, mist men met leedwezen in het beeld der wereld, want het geslacht der menschen, dat op aarde woont, is niet zeer rijk aan al wisseling. Afgerond gelijk de uitwendige gestalte was zijne geheele per soonljjkheid, en zijn bleeken opvolger ontbreekt voorloopig dit geestelijke embonpoint. Hij bezat niet de smakelooze minzaamheid, die zich van zijn voetstuk neerbuigt, maar die natuurlijke beminnelijkheid, die altijd op den beganen grond blijft. Zijné schranderheid was niet opdringerig, niet onderwijzend en mededeelzaam, en hij scheen er altijd van doordrongen, een verstandige onder verstandigen te zijn. Hij was volstrekt geen re. volutionair en hechtte, evenals ieder Engelsch- man aan etikette en overleveringen, die tot de goede vormen beliooren, maar het koningsschap bij Gods genade, dat in het gelukkige Engeland al 220 jaar geleden gestorven is, lag tweeduizend jaar van hem af. Hij leefde noch in het verleden, noch in de toekomst, maar geheel en al in het tegenwoordige en hij zal in de geschiedenis een goed figuur slaan, omdat hij nooit voor haar kodak geposeerd heeft. Toen hij kort voor zijn kroning geopereerd was en in levensgevaar scheen te zijn, was ik onder de menigte voor het Buckingham paleis en wachtte, gelijk men thans in deze droevige avonduren gewacht heeft, op het bulletin der geneesheeren. Deze menigte in de straten van Londen mocht hem toen reeds gaarne, maar nog voelde men de nauwelijks verdwenen figuur van de oude Koningin als een goden-beeld met aureool op den nabijen achtergrond en pijnlijke herinneringen waren nog levendig. Later toen men zag, dat de man van de wereld nog andere kunsten verstond dan die van te leven en ook den ernst van zijn ambt begreep, is hij weer galoos populair geworden en het heele Engelsche volk was op zijn koning verliefd. De droge schrale mijnheer, die ons onder den titel van rijkskanselier regeert heeft ons onlangs verteld, dat hij niet naar populariteit streeldemaar zulke dingen zegt gewoonlijk iemand, voor wien de druiven onbereikbaar zijn. Ook Eduard VII maakte geen jacht op populariteit, maar de populariteit kwam in zekeren zin van zeil naar hem toe. Men hield van hem en vergaf hem alles en omdat het menschelijke in hem zoo be haagde, zag men het al te menschelijke over het hoofd. De Engelsche aristocratie vergal hem, dat hij zijne vrienden meerendeels buiten hare ge lederen gezocht en mannen als Ernest Cassel zoozeer vernoogd heelt en de Engelsche natio nale trots vergaf hem, dat hij aan Parijs de voorkeur gaf, waar de ware kunst om te leven bloeit. En ook de Engelsche braafheid vergaf hem, tot liet laatst toe, velerlei. Het populair worden is in het algemeen voor de koningen niet zeer moeielijk, en het is voor hen bijna moeielijker o npopulair te wezen. De volkeren, zells de meest moderne en meeste vrije hebben altijd een zekeren drang om te huldigen in zich en zij verlangen van het voorwerp hun ner huldiging naar de wijsheid van een Mar cellus Aurelius noch het genie van een Napoleon. Een vorst, die de gevoelens en den smaak van zijn tijdgenooten deelt, is bijna nog altijd bemind, en Eduard VII zou ook zonder zijn staatmans- wijsheid populair geworden zijn, omdat hij was in overeenstemming' met zijn tijd Maar niet slechts een minder wijs, ook zells een minder met zijn volk meelevend Koning zou in Enge land nog voor hevige schokken bewaard blijven, want de Engelsche grondwet heeft de Koningen tegen zulke gevaren beschermd. De parlemen taire constitutie, die een bolwerk der volkeren tegen de machtsbegeerte der heerschers is, heeft evenzeer getoond een bolwerk te zijn voor alle constitutioneele heerschers tegen volksbewegingen want als de parlementaire meerderheid in En geland aan den koning een of ander Bethmann H oil weg aanbiedt, dan treilen de gevolgen van zulk een droevigen misgreep niet den koning, maar de meerderheid. De politieke situaties wis selen, de parlementaire meerderheden lossen el kaar al, maar de populariteit van den koning en van het koning schap blijft onaangeroerd. Onder dit democratische stelsel, dat aan armzalige gees- ten een verzwakking van het staatsgezag toe- schijnt, is de eerbied voor het koninklijke huis gewaarborgd, en de Brit neemt trouw en vol vereering den hoed al, wanneer het God Save the King weerklinkt. Maar de buitengewone populariteit van Eduard VII had nog een bijzondere persoonlijke reden en men beseft die gemakkelijk, wanneer men aan een anderen doode, aan den Belgischen Leopold, denkt. Ook Leopold was een politicus en zakenman met schrander inzicht en levens wijsheid, een streng constitutioneel koning en een heer, die vrij van vooroordeelen was en toch werd hij door zeer weinigen bemind en door sommigen gehaat. Dat lag ten deele vermoedelijk aan zijne minachting voor etikette, overleverin gen en welvoeglijkheid en meer nog aan het stuitende van zijn langen familietwist, maar het lag niet alleen aan deze uiterlijke uitvloeisels van zijn karakter, maar aan zijn geheelen in- j nerlijken aard. Leopold II was een gemelijk menschenhater, een bitter pessimist, en|Eduard VII was het optimisme op den troon. Deze En gelsche koning beval niet, zooais in een tijdperk, dat nu gelukkig voorbij is, een ander monarch „Ik duld geen zwartgalligen meer" (dit is een woord van keizer Wilhelm), maar hij bezat het echte optimisme, dat van verdraagzaamheid on afscheidelijk is. Hij was een optimist in alles wat hij wilde en deed, een optimist in de wijze, waarop hij nu nog te Biarritz en Londen zijn leven opgebruikt en een optimist in zijne de wereldomspannende politiek van verdragen. De mensehheid in hare zorgen en nooden ziet zulke voorbeelden gaarne en geeft aan hen terecht de voorkeur boven de droeve predikers van de afhankelijkheid. (Dit slaat op het gezegde van den rijkskanselier Bethmann Hollweg, dat de wereld van afhanke lijkheid aan elkaar hangt.) Zij schept meer be hagen in de filosofie van dit graf dan in een onverschillig-rustige graffilosofie. TWEEDE KAMER. Nadat in de vergadering van gisteren de heer de Meester zitting had genomen en de voorzit ter en de minister van buitenlandsche zaken het overlijden van Koning Eduard herdacht had den zeide de voorzitter dat het antwoord van den heer T r o e 1 s t r op het voorloopig verslag, betreffende de enquête in de zaak-Kuyper ver moedelijk hedenavond zal worden rondgedeeld. Het is zijn voornemen dit enquête-voorstel te behandelen Donderdagmiddag over acht dagen, onafhankelijk van den stand der werkzaamheden. Dinsdag na Pinksteren zal niet worden vergaderd. Overeenkomstig de voorstellen des voorzitters werd besloten. De heer Vliegen (D.D.A.P.) vroeg en ver kreeg verlof om op een nader te bepalen dag de Ministers van Justitie en Buittnlandsche Zaken te interpelleercn over de uitzetting van een Duitschen vakveieenigingsleider tijdens de uit sluiting te Glanerbrug en van een mijnwerker te Schaesberg. De Kamer ging daarna over tot trekking der afdeelingen, waarheen de leden zich begaven tot het kiezen van voorzitters en ondervoorzitters. De vergadering werd verdaagd tot heden 11 uur. KONINGIN EMMA TE LONDEN. Zaterdag bracht H. M. de Koningin-Moeder bezoeken van rouwbeklag in Marlborough-IIuuse, aan den Koning en de Koningin, verder aan de Princess Royal, aan princes Christiaan en aan de hertogin van Argyl. II. M. zond een brief van rouwbeklag aan de Koningin-weduwe Alexandra en namens H. M. legde jhr. Schimmelpenninck een krans in de sterfkamer van wijlen Z. M. Koning Edward. Gisternamiddag had H.M. aan de lunch ge- noodigd Baron en Baronnes Gericke, Jonkheer en Jonkvrouwe v. d. Gijn en gal daarna audiën tie aan Jhr. Quarles en dr. Van Rijn. »jyV' VERJARING VAN SCHULDVORDERINGEN. BURGEHEESTER en WETHOUDERS van ALK MAAR herinneren belanghebbenden er aan, dat de SGHULDVORDERINGEN over het jaar 1909, ten laste der gemeente, ingevolge de. wet van 8 November 1815 (Stbl. No. 51) vóór of op den laatsten Juni a. s. moeten worden ingediend bij gebreke waarvan zij ver jaard en mitsdien nietig zijn. Voorzoover nog vorderingen moeten inkomen, wordt spoedige inzending daarvan aanbevolen. Burgemeester en Wethouders voornoemd, G. RIPPING, Voorzitter. DONATH, Secretaris. Alkmaar, 1 Mei 1910. De BURGEMEESTER der gemeente ALKMAAR brengt ter kennis van belanghebbenden, dat de AAN GIFTE TOT DEELNEMING aan bovengenoemd on derricht ter Gemeente-Secretarie moet geschieden vóór 1 JUNI a.s., op welken datum de lijst ONHER ROEPELIJK wordt gesloten. Inlichtingen omtrent de regeling van bet bedoelde onderricht worden ter Gemeente-Secretarie verstrekt. Alkmaar, 6 Mei 1910. De Burgemeester voornoemd, G. RIPPING. 46) Naar de vijf en veertigste Duitsche uitgave door RUDOLF HERZOG. Juffrouw Wiskotten zat met hare zoons in het pri vé-kantoor. In de fabriek heerschte de stilte na den werkdag. De broers waren met hunne moeder alleen. „Voor den dag er mee Wilhelm," zeide Gustav Wis kotten, „uit je orders viel niet veel te begrijpen." „Jullie kunt gelooven, dat ik mij alle moeite gegeven heb." „Dat spreekt vanzelf. Verder." „Alle afnemers van den ouwen Scharwachter heb ik afgereisd. En overal hetzelfde. Men bekek de staal kaarten, men onderzocht, men prees, men vroeg naai de prijzen." „Nu? En dan? Stonden de kerels dan niet versteld?" „Neen, maar ik!" De broers staarden hem aan. „Onmogelijk. Te duur? Ze willen voor dien prijs zeker wel echte zijde hebben?" „Ja, dat willen ze." „Verkoop geen aardigheden. Daar is de zaak te ern stig voor. Dus wat willen ze?" „Zooals ik zeg: echte zijde voor denzelfden prijs." „Ben je gek? Dat kan zelfs Scharvvacher met zijn uitschot niet doen." „En juist Scharwachter doet het." „Mijn schoonvader V' „Jouw schoonvader. De firma Jeremias Scharwach ter. Ik heb er mij met eigen oogen van overtuigd." August Wiskotten maakte eene berekening. Nu gaf hij deze rond. „Als Scharwachter tegen dien prijs ver koopt, doet hij het zonder winst. Aan zaken-doen kan het hem dus niet gelegen zijn." „Hij wil ons moeilijkheden in den weg leggen," merkte Fritz, de uitvinder, somber op. „Hij wil ons ergeren en bang maken." „Neen," zeide juffrouw Wiskotten, „hij wil ons ka pot maken." Gustav Wiskotten liep in de kamer op en neer. Bij het venster bleef hij staan en wierp een langen blik over het fabrieksplein en de gebouwen. Toen wend de hij zich om. „De zaak betreft mij," begon hij, ,;mij geheel alleen. Dat ligt toch direct voor de hand. Had ik die ge schiedenis met Emilie niet gehad, dan waren we reeds lang, waar we wezen moeten. Zoo echter geldt iedere uitval, welken de ouwe Scharwachter tegen ons doet, mij, mij persoonlijk. Of twijfelt iemand daaraan?" De broers keken zwijgend voor zich. „Dus daar twijfelt niemand aan. Maar dan geloo ven jullie 'toch zeker ook niet, dat ik jullie de kastan jes uit het vuur zal laten halen? Dat ik voor datgene, wat ik veroorzaakt heb, jullie zal laten bloeden? Neen, jongens, een beetje trots kunt ge bij je Gustav toch wel veronderstellen." „Wat moet dat beteekenen?" vroeg juffrouw Wis kotten, en haar blik rustte met gespannen verwach ting op haren oudste. „Dat moet tweeërlei beteekenen, moeder. Vooreerst, dat we ons door den onderkruiper niet zullen laten verdrukken. Nu vooral niet. Al moest het den laatsten cent kosten. En ten tweedeal moest het tot m ij n laatsten cent toe kosten. Niet jullie geld. Heb ik jul lie in moéielijjsheden gebracht, dan moet ik er je weer uit helpen ook. Dat wil ik. Wat ik je verzoeken mag, tegen te stribbelen valt er daarbij niets. Ik weet, wat ik zeg. En luistert nu eens opmerkzaam toe. Hier is het nu alleen maar de vraag, wie den langsten adem heeft. Scharwachter of wij. Voor mij zijne oogen fonkelden is de zaak nu een zaak van eer. Schar wachter onderkruipt ons, om ons kapot te maken. Of hij een jaar of twee tegen inkoopsprijs verkoopt, kan hem niet schelen. Doch niets verdienen of verlie zen, dat is een verschil. En hij zal verliezen. Hij onder kruipt ons. Goed. Van nu af zullen wij nog goedkooper zijn dan hij." „Gustav! Ben je wel goed? Dat kan de fabriek vol strekt niet dragen!" De stemmen der broers klonken opgewonden door el kander. „De fabriek zal het ook volstrekt niet dragen. Ik zal het dragen." „Ja, ik, August zal bepalen, hoe groot mijn aandeel m de fabriek is, vereenigd met datgene, wat van den kant van vader én moeder aan mij ten deel valt. Deze som verpand ik jullie. Wilhelm, die door zijn huwelijk- over gereed geld beschikt, zal zoo vriendelijk wezen, -eene som ter waarde van mijn aandeel ter beschikking der kas te stellen. Ben ik op zekeren dag, als wij de huidige moeilijkheden overwonnen hebben en de fa- brikatie op haar oude standpunt teruggekeerd is, in staat het verschil terug te betalen, dan treed ik weer in al mijne oude rechten. Is de som verloren, dan valt mijn aandeel Wilhelm ten deel, met wien jullie tot eene overeenkomst komen kunt, en treed ik defi nitief uit." Er heerschte stilte. De gezichteu der jonge, ener gieke handelsmannen stonden ernstig. Toen zeide juffrouw Wiskotten kalm: „Gustav heeft gelijk." Deze -knikte haar slechts toe. Wilhelm wilde er tegeu op kómen. Ook de anderen wilden protest aanteekenen. Doch de oude vrouw keek koel den kring rond. „Gustav heeft gelijk! Hier is het, óf het een, öf het ander! Eén kan het slechts treffen. De fabriek niet!" Toen namen zij er vrede mee. En geen enkel goed koop troostwoord werd er gesproken. Gustav Wiskotten haalde diep adem. Een koude, wilde trot3 straalde uit zijne oogen. Nu was hij de bestierder van zijn eigen lot, al was het slechts voor eenig-e maanden, toch was hij de meester! Jeremias Scharwachter zou het bespeuren. En door hem. Emilie Hij greep naar zijn pet, groette kort en trad naar buiten. En wel een uur lang dwaalde hij in het duis ter rondom de fabrieksgebouwen. Veertien dagen later ging Wilhelm Wiskotten een» nieuwe reis ondernemen. Hij spoorde naar Berlijn, naar de grossiers, en begaf zich daar vandaan, zonder eerst naar Barmen terug te keeren, naar Londen, om op de terugreis Parijs aan te doen. Hij had strikt be vel, overal, waar hij Scharwachters concurrentie ont moette, de prijzen te verminderen en op ieders voor waarde bestellingen te aanvaarden. Met groote spanning wachtte men thuis. Toen kwa men de eerste berichten. Bestellingen waren er niet, of slechts zeer wéinig. En toch las Gustav Wiskotten de brieven met grimmige vreugde. Wilhelm schreef, dat de Berlijnsche afnemers hunne bestellingen reeds bij Scharwachter gedaan hadden, dat hij echter, toen hij de prijzen vernam, slechts kalm zijn spijt uitgespro ken had met de opmerking, dat hij hun het veel mooi ere gepatenteerde Wiskottensche fabrikaat heden voor een derde minder geleverd zou hebben, dan ze bij Scharwachter ingekocht hadden. Door de afnemers was toen per omgaande aan Scharwachter geschreven, die, om geen grond te verliezen, na allerlei uitvluch ten eindelijk tot het besluit gedwongen was geworden, in eene belangrijge prijsvermindering te bewilligen. Dit beduidde voor Scharwachter het bijpassen van dat geld, en dus een aanzienlijk verlies, dat hij van dag tot dag zou trachten te vermeerderen. „Baar geld wegschenken dat zal hem aan het hart gaan." De berichten uit Londen luidden gelijk, doch een groot aantal bestellingen vergezelden hen. De zaak kundige Engelschen roken den strijd en waren er op bedacht, zich de goede gelegenheid aan geen van bei de kanten te laten ontglippen. Ze dwongen Jeremias Scharwachter onder bedreiging van een afbreken der handelsbetrekking, hen het verschil tusschen de prij zen der Wiskottens en de zijne voor een groot gedeelt.» te vergoeden, en sloten tegelijkertijd met Wilhelm Wiskotten een contract voor grootere bestellingen. Gustav Wiskotten laeht». „Slimm# kerel», di» Km- gelschen." (ffordt vervolgd)

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1910 | | pagina 1