DAGBL AD VOOR ALKMAAR EN OMSTREKEN. Bescherming ran den trekhond. De Wiskottens Honderd en twaalfde jaargang. 1910. DONDERDAG 12 MEI. FEUILLETON. BINNENLAND. No. 110. Deze Courant wordt eiken avond, behalve op Zon- en Feestdagen, uitgegeven. Abonnementsprijs per 3 maanden voor P ikmaar f franco door het geheele Rijk f 1, PP aderlijke nummers 3 Cents. Prijs der gewone advertentiën: Per regel f Ö.10. Bij groote contracten rabat Oroote letters naar plaatsruimte. Brieven franco aan de N. V. Boek- en Handelsdrukkerij v/h, HERMs, COSTER ZOON, Voordam C 0. o Zaterdagsche Veemarkt. LANDWEER^ Dit nummer bestaat uit 2 bladen. BURGEMEESTER en WETHOUDERS van ALKMAAR brengen ter algemeene kennis van aanvoerders van vee, dat, in verband met de te verwachten drukke Zaterdagsche Veemarkten, de toegaBg voor vee tot het marktplein, oostelijk van het Waaggebouw, dus bij de Spekbrug en de Schapefibrug, tot nadere aankondiging zal zijn verbodeo. Burgemeester en Wethouders voornoemd, G. RIPPING, Voorzitter. DONATH, Secretaris. Alkmaar, 6 Mei 1910. Oproeping in werkeUjkeu dienst. i8, ALKMAARSCHE COURANT. tii De BURGEMEESTER der gemeente ALKMAAR gelast, krachtens bekomen aanschrijving, de onder staande verlofgangers van de Landweer, om zich op na te noemen dagen vóór 12 uur 's middags bij hun korps aan te melden, ten einde voor den tijd van zes dagen in werkelijken dienst te worden gesteld tot het houden van oefeningen. Zij moeten voorzien zijn van de wapenen, het leder goed, de kleeding- en uitrustingstukken, zoomede van de reglementen of dienstvoorschriften, aan hen bij het vertrek met groot verlof medegegeven of aan hen la ter uitgereikt. De verlofgangers der landweer, die door ziekte ver hinderd zijn in werkelijken dienst op te komen, moe ten twee dagen vóór den dag voor hunne opkomst be paald een ongezegelde en gewaarmerkte geneeskundi ge verklaring ter gemeente-secretarie inleveren. Zijn er onder de opgeroepen verlofgangers ter uit oefening' van hun beroep van zeevarende buitenslands, dan wordt betrekkelijk hen een uittreksel uit de mon sterrol tegemoet gezien. Dat stuk zal de verklaring dienen in te houden, dat het schip, waarmede de reis is ondernomen, niet is teruggekomen. 23 MEI 1910. LANDWEER-GENIE te UTRECHT (geniekazerne)Lichting 1908 ANTHONIJ JOHAN VAN WAGTENDONCK en PIETER CORNELLS VAN HAREN. U JULI 1910: LANDWEER-GENIE. Legerplaats bij Zeist. Lichting 1908: CAREL BODEWIJK BEIJNEVELD. De opgeroepenen hebben recht op een daggeld van 0.25 en op vrij transport naar de plaats hunner be stemming, dat ter gemeente-secretarie der woonplaats kan worden aangevraagd. Het daggeld wordt slechts dan door den Burgemees ter uitbetaald, wanneer de verlofgangers uitbetaling daarvan door hem verlangen. De Burgemeester voornoemd, G. RIEPING. Alkmaar, 9 Mei 1910. Het was in November van het vorige jaar, dat wij, naar aanleiding van de door ons toegejuichte op richting van een Alkmaarsche afdeeling van den Naar de vijf en veertigste Duitsche uitgave door RUDOLF HERZOG. „Wat leest u daar, mijnheer Kölsch?" „Jean Paul." „Hoe heet die snuiter?" Do opzichter meesmuilde. „Jean Paul, mijnheer Wiskotten. Dat is namelijk mijn lievelingsdichter. Zoo juist geschikt voor bespiegelende mensehen, die gaafene op den weg, welke achter hen ligt, terug blik ken en er behagen in scheppen, na te gaan, wat een dwaas volkje er op rond springt. Men komt zichzelf dan namelijk zeer verheven en zeer behaaglijk voor." „Leeft de man nog?" „Een vijfenzeventig jaar zal hij wel dood zijn. Maar zijne werken zullen altijd blijven leven." „Verduiveld, daar heb ik me leelijk in den vinger gesneden. Geen flauw vermoeden had ik van den ke rel. Och, mijne ontwikkelingIk ken Schiller en ken, zooals men dat noemt, Goethe, en verder ken ik al leen de fabriek." „Geef u ook voor iets anders eens wat meer tijd, mijnheer Wiskotten. Dat zal u niet berouwen." „Sapperloot, als ik al die boeken bij n zie! Behalve een paar romannetjes, die ik achter slot houd enfin, literatuur hoort hier zoo niet thuis. En van Goethe moesten we op schpol Erlkönig van buiten leeren en over Schiller kregen we in de tweede klas een opstel te maken. „Hoe kan het karakter der maagd van Or leans verklaard worden I Voor mijn opstel kreeg ik een klap om mijn ooren. Dat was in de oogen mijner mede-scholieren de hoogste lof voor mijne vergevor derde manbaarheid. Ja, verder heeft mijne kennis van de dichters zich niet uitgestrekt." „Dichters zijn als moeders, mijnheer Wiskotten. Men komt nooit te laat en nooit te vergeefs tot hen." „Bond tot bescherming van den trekhond in Neder land" schreven, dat de rijkswetgever op het punt stond in te grijpen in het zoo groote hondenleed: „Binnen zeer korten tijd zal de Kamer in behandeling nemen een ontwerp, inhoudende wettelijke bepalingen betref fende het gebruik van trekhonden." Inmiddels is het half Mei geworden, en eindelijk heeft de Kamer eenige, uren kunnen vinden om deze zaak te behandelen. Afgedaan heeft zij haar niet. In de eerste plaats niet, omdat de eindstemming is uitgesteld, hoewel men zich over de aanneming niet ongerust behoeft te maken. En ten tweede is zij niet afgedaan, omdat dit niet mogelijk was, wijl de regee ring de finale afdoening aan zich heeft gehouden. Het systeem van het wetje is dusdanig, dat bij algemeenen maatregel van bestuur voorschriften zullen worden ge geven omtrent kar of wagen, bespanning, bevrachting, lichamelijke gesteldheid en maat der honden, de snel heid, het geleide. Zeer terecht zijn er gisteren stem men opgegaan, welke deze methode van wetgeving af keurden, daar de Kamer op deze wijze feitelijk een beslissing neemt, terwijl zij eigenlijk geen denkbeeld heeft van de gevolgen en alleen moet afgaan op. de be loften van den minister. Die beloften luidden intus- schen niet ongunstig. De minister deed duidelijk uit komen, dat de regeering, om een typisch spreekwoord te gebruiken, de kerk midden in het dorp zal laten. Zij zal niet den wensch volgen van overdreven dieren beschermers en om daardoor geen rekening te houden met de belangen van de eigenaars, door een algemeen verbod voor te schrijven de min. sprak in dit verband van een ziekelijke zorg voor dieren, waardoor de mensch in zijn broodwinning zou worden bedreigd zij zal aan den anderen kant voorzoover dit in haar vermogen ligt voorkomen, dat het toegestane gebruik blijft een misbruik. Zoo deed de minister de toezeg ging dat ook een algeheel verbod om plaats te nemen op de kar niet is te verwachten. Het bleek dat de waar schuwing van den heer Schaper, die fijntjes-ironisch sprak over „deze eerste sociale wet van dit ministerie" om de honden niet te beschermen ten koste van de menschen overbodig was. De vraag was echter wat er moest geschieden ten aanzien van die gemeen ten als Amsterdam, Haarlem, Zutphen e. a., waar reeds een algemeen verbod bestaat. Men heeft er op gevonden, dat de wet niet zal inhouden „bepalingen, betreffende het gebruik van trekhonden" maar „ter bescherming' van trekhonden." De ge meentebesturen kunnen dan zelf maatregelen nemen in het belang van de veiligheid en het verkeer, en het gebruik van trekhonden verbieden. Deze wijziging lijkt ons een dwaasheid, welke doet denken aan het besluit van de vroegere bui'gemeesteren vanZutfen,dio den koetsiers van pleizierrijtuigen verboden harder dan stapvoets te rijden. Men zal thans de grenzen der gemeente openhouden voor automobielen en ze sluiten voor hondenkarren in het belang van het verkeer „Ik zal hun wel een te onbehouwen gast zijn." „Die zijn hun de liefste. Want degenen, die niet ge woon zijn geschenken van hun gastheer te ontvangen, zijn als dankbare kinderen. Ik heb het bij me zelf waargenomen. En dan, toen mijne vrouw stierf zoo als ik reeds gezegd heb, dichters zijn als moeders." Gustav Wiskotten stond op en trad langzaam op de kast toe, achter welker glazen deuren het goud der boekenruggen glansde. Aandachtig las hij de namen. „Mijnheer Wiskotten, de bibliotheek is tot uwe be schikking." „Wilt u er mij niet eens iets uit mee geven? Ik heb zulke lange avonden „Het zal mij eene groote vreugde zijn, mijnheer Wis kotten." Het jonge meisje, in een lange, witte schort met mouwen gehuld, droeg een schaal met bros gebakken aardappel-kroketten op. „U moet maar niet naar mijn schort kijken. Ik sta voor het fornuis en het vet spat naar alle kanten uit. Tast toe, alfe 't u belieft." „Komt u niet bij ons zitten juffrouvJ- Anna?" „Over vijf minuten ik moet) nog bakken, opdat er niet over slechte bediening geklaagd wordt." Daarna zaten ze alle drie rondom de tafel en smul den. Toen Gustav Wiskotten zag, dat voor den opzich ter de boterhammen gesmeerd werden, verlangde hij hetzelfde recht op bediening. Kölsch zou hem anders altijd een paar kroketten voor zijn. En nu kregen de mannen afwisselend hun deel. Totdat eindelijk de borden leeg waren. De tafel werd afgeruimd, de bier- potten verschenen met de lange pijpen en de opzichter las op verlangen van den gast een hoofdstuk uit zijn lievelingsdichter voor. In den beginne luisterde Gus tav Wiskotten oplettend naar de woorden, toen werden het slechts klanken die hem in een zekere stemming brachten. Hij liet zich in slaap wiegen en zat als in een donzen deken gehuld. Het meisje liet de naald door een handwerkje gaan, haar werk in den schoot rusten als haar vader aan eene bijzonder mooie pas sage kwam, keek met lachende oogen van vader naar den gast, en repte de handen opnieuw. Als een lanwe golf gleed de vrede door het vertrek, vlijde zich aan de harten der menschen en wiegde ze zacht en warm. Toen hoorde Gustav Wiskotten niets meer en zag nog en de veiligheid! De voornaamste bepalingen, welke wèl in de wet zijn opgenomen, zijn deze, dat het verboden is een kar of een wagen, met één of meer honden bespannen, als vervoermiddel te gebruiken of te doen gebruiken zonder als houder van een hondenkar of wagen te zijn ingeschreven in een register, aangelegd door burge meester en wethouders van de gemeente, waarin de houder woont, en dat B. en W. de inschrijving weige ren of een reeds gedane inschrijving doorhalen, indien niet voldaan wordt aan de voorschriften, die nader zullen worden aangegeven. Is iemand binnen een jaar tijd tweemaal veroordeeld wegens overtreding van een van die voorschriften, dan wordt zijn rijbewijs voor twee jaar ingetrokken. De bedreiging is dus scherp genoeg, 't is echter de vraag of de politie het in haar handen gegeven wapen vol doende zal hanteeren de handhaving van artikel 455 van het wetboek van strafrecht over dierenmishan deling is niet van dien aard, dat men heel gauw deze vraag toestemtnend zal beantwoorden. In elk geval is de verplichte inschrijving- in een ge meentelijk register al een maatregel, waardoor aan de hondsche behandeling' van menigen hond een einde zal komen. Met nadruk willen we thans nog even wijzen op het vele goede, dat de Bond tot bescherming van den trek- hotul in Nederland' en hare afdeelingen ter aanvulling van deze wet kunnen en willen! doen. De eige naars van trekhonden kunnen onderricht worden in de beteekenis der wet, die, zoo zfe er zich strikt aan hou den, tenslotte den honden en daardoor hun zeiven ten goede komt, zij kunnen op de hoogte gebracht worden van verschillende maatregelen, die gemakkelijk zijn te nemen en strekken tot een betere behandeling van de honden. De Bond en hare afdeelingen kunnen voorts zorgen voor goed fokmateriaal, om een beter trekhon denras te krijgen, en er toe medewerken, dat de kar- renmenschen op afbetaling voor niet te veel geld in het bezit van een goeden hond komen. En eindelijk kunnen zij behulpzaam zijn, opdat de te. kleine, afgekeurde, zieke honden, niet de straat op worden gejaagd, aan de wreede straatjeugd tenprooi, en niet een marteldood sterven, maar op pijnlooze wijze worden afgemaakt. Vooral op dit laatste, een ongewenscht en een niet-tegen-te-gaan gevolg van deze wet, mag wel de aandacht worden gevestigd, in een streek, waar, gelijk onze burgemeester gisteren in den Raad nog zeide, nog veel verbetering kan worden aangebracht, ook wat betreft de grootte van de hon den, van wie er stellig heel wat onder den maat zijn. van het paleis. Na hare taak, de zorg voor II. K. H. Prinses Ju liana gedurende haar eerste levensjaar, tot bijzondere tevredenheid van H. M. de Koningin te hebben vol bracht, keerde zuster De Haan dezer dagen naar Utrecht terug. Zij werd vervangen door mejuffrouw M. Marring, die als kinderjuffrouw der Prinses is opgetreden. VAN HET LOO. De architect Dr. Kuyper kwam gisterochtend te het Loo aan en begaf zich in een hofrijtuig naar 't Loo. Waarschijnlijk in verband met de verbouwingsplannen slechts de idylle. Hij droomde. Dat deed goed en deed pijn. Doch het. stille welbehagen had toch de overhand „lk heb u veel te danken, mijnheer Kölsch", zeide hij bij het afscheid nemen. „U bent een soort onder wijzer voor mij. Toch, toch, het is zoo. In de fa briek heb ik van u geleerd en in het dagelijksch le ven had ik reeds eer van u moeten leeren. Bij u ge voelt men dat men een dak boven het hoofd heeft. Bij mij regent het in de kamers." „Vernieuw het dak dan, mijnheer Wiskotten. U ben! de man er voor." „Een mensch alleen verschaft dat geen vreugde. Maar we zullen niet sentimenteel worden. Daar was de avond te mooi voor. Juffrouw Anna, kleine fee, wat moet u eene groote hoeveelheid liefde in u heb ben! En altijd is er nog voldoende voor een derde en een vierde. Wordt het u niet te druk iederen dag bij mij voor den boel te komen zorgen?" „Ik kom zoo graag." „Meisje, meisje, als jij eens trouwt! Anders zegt men wel eens de lieve God zal er zijne vreugde aan be leven, doch in dit geval zal Hij de grootste vreugde toch aan een ander moeten overlaten. Gewoon afgun stig zou men kunnen worden. Ja, ja, juffrouw Anna, ik maak al dat ik weg kom. Wel te ruste, mijnheer Kölsch Uiterst behaaglijk voelde hij zich, toen hij uit het warme huis naar buiten trad, waar de stilte van den nacht heersehte. En voor de eerste maal weder kon hij in zijn huis de slaapkamer der kinderen opzoeken. Met de kaars in de hand trad hij op de leege bedjes en het verlaten speelgoed toe. „Komt terug!" fluisterde hij. „We zullen er met elkander voor zorgen, dat het dak weer heel wordt. Als een klompje geluk zullen wij dicht op elkander dringen. Als als maar ze is koppig, en ik phan- taseer maar" „Anna „Ja, vader!" De opzichter had in de vroegte een brief ontvangen. De Zondagsklokken luidden in het dal, plechtig en vermanend, doch de opzichter had er geen ooren voor. „Anna, als je bij mijnheer Wiskotten geweest bent, TWEEDE KAMER. Aan de orde was gisteren het wetsontwerp, inhou dende wettelijke bepalingen omtrent het gebruik van trekhonden. De heer S m i d t zegt, dat dit ontwerp door de belanghebbenden niet is gevraagd en zeer twijfelach- tig. Hij achtte de bestaande bepalingen voldoende, doch meende, dat liet toezicht wellicht verscherpt kon worden. Spreker gaf in overweging het advies der Kamers van Koophandel in te winnenhet geldt hier eene zaak van groot belang. De heer Duymaer van Twist adviseerde den minister geen te krasse maatregelen te nemen en voorzichtig te wezen met deze materie, waarbij vooral het belang, van velen ten plattenlande gemoeid is. Be halve een verlof voor den houder van een hondenkar om op de kar plaats te nemen, vroeg spreker tevens vrijheid tot gebruik van rijkswegen voor hondenkarren, en vrijheid om een kar met één, twee of meer honden te bespannen. Do heer Rink juichte het stellen van algemeen geldende regelen toe. Dit zal misbruik tegengaan. Spreker oordeelde, dat het van de regeering goed ge zien is een algeheel verbod van het gebruik van trek honden uit te vaardigen; echter oordeelde hij, dat ge meenten, waar thans een dergelijk verbod bestaat, dit verbod kunnen handhaven, en dat gemeenten, die daartoe alsnog willen overgaan, daartoe volkomen be voegd zijn. Gemeentelijke verordeningen bedoelen niet, zooals het aanhangige wetsontwerp, bescherming van den trekhond tegen verkeerd gebruik, maar wel de vrijheid en de veiligheid van het verkeer op de wegen. De heer Schaper, verlof bekomen hebbende om even buiten de orde te gaan, wil, wtjgr hier over trek ken gesproken wordt, van de gelegenheid gebruik ma ken om in te trekken de door hem in een vorige verga dering gebruikte uitdrukking, welke hem het epitheton „geachte" deed verliezen. Hij trok de uitdrukking, welke hem was ontvallen, in, al is die intrekking hem niet gemakkelijk gemaakt door hetgeen in en buiten de Kamer is voorgevallen. Al trekt hij dus die uitdrukking thans in, dan doet hij dit niet om het belachelijk dreigement, dat hem voortaan het epitheton „geachte" zou worden onthou den. De voorzitter zeide, dat de geheele Kamer met voldoening die intrekking heeft vernomen door den geachten spreker. Daarna verklaarde de heer Schaper zich voor het ontwerp, eveneens betoogde de heer Lieftinck met het ontwerp te zullen meegaan. Minister Heemskerk betoogde, dat eene uniforme regeling veel wenschelijker is dan de be staande toestand met zijne zeer verschillende plaatser lijke verordeningen. Wordt dit ontwerp wet, dan zal de minister zoo spoedig mogelijk een bestuursmaatre gel invoeren, doch niet dan na nauwkeurig onderzoek. Door ziekelijke zorg voor het dier mag de broodwin ning van den mensch niet worden bedreigd. Na replieken werd het algemeen debat gesloten. Na de pauze werd het wetsontwerp tot aankoop van den spoorweg BataviaBuitenzorg, verworpen. Ver ga dan dadelijk naar het station en reis naar Düssel- dorf. Ernst heeft geschreven!" „Hemel, vader! Is Ewald iets overkomen?" „Je hadt in de eerste plaats wel aan je broer mogen denken." Met een vuurrooden blos sloeg ze den blik neer. „Ernst is toch gezond?" ,,'t Is al goed, meisje." Hij streelde haar kalmee- rend over de zware vlechten. „Hier, lees maar. Ik kan er niet wijs uit worden. Ewald Wiskotten komt niet meer Eten? Hij heeft pech op de academie ge had? En zijne woning heeft hij ook verlaten? Dan wordt het waarachtig tijd, dat jij den boel eens in 't reine gaat brengen." „Vader, ik maak me dadelijk gereed. Tegen den avond ben ik weer terug." „Maar zeg er mijnheer Gustav niets van. Die heeft toch reeds genoeg aan het hoofd." I)e korte reis naar Diisseldorf kwam het meisje ein deloos voor. En voortdurend doken er nieuwe tafe- reelen voor haar op, droevige, schrikaanjagende beel den, die ze verjoeg, om ze zelf weer terug te roepen. Aan Ernst had ze getelegrafeerd'. Haar broer was aan het station. „Wat is er aan de hand, Anneke?" „Ja, dat zou ik jou wel eens willen vragen." „Mij? Ik word ffeheel onvoorbereid om tien uur in den morgen uit een diepen slaap gehaald en zou op mijne nuchtere maag nog moeten waarzeggen ook. Dat is toch wel een beetje te veel verlangd." „Heb je Ewald Wiskotten gevonden?" „Ik heb in 't geheel niet naar hem gezocht." „Als er echter een ongeluk „Och, wat, een ongeluk. Van de academie wegge stuurd hebben ze hem wegens gebrek aan talent. Dat worden naderhand de origineelste kunstenaars. En nu schaamt hij zich, houdt hier of daar de handen voor het gezicht eh roept: „Kiekiek, waar ben ik?"" „Ernst, doe niet zoo mal. We moeten Ewald Wis kotten terstond gaan opzoeken. Vader wil het." (Wordt vervolgd')

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1910 | | pagina 1