DAGBLAD VOOR ALKMAAR EN OMSTREKEN. De Wiskottens Honderd en twaalfde Jaargang. V Rij DA 20 MEI. Warden wij ongehoorzamer FEUILLETON. 1NNENLAND. No. 116 1910 -o— Deze Courant .wordt eiken avond, behalve op Zon- en Feestdagenuitgegeven. Abonnementsprijs per 3 maanden voor Alkmaar f0,80; franco door het geheele Rijk fl,— Afzonderlijke nummers 3 Cents. Telefoonnummer 3. Prijs der gewone advertentiën Per regel f 0,10. Bij groote contracten rabat. Oroote letters naar plaatsruimte. Brieven franco aan de N. V. Boek- en Handelsdrukkerij v/h. HERMs. COSTER ZOON, Voordam C 9. RUDOLF HERZOG. HOOFDSTUK III. ALKMAA "5 •■■W T-jiXi r»r löM BURGEMEESTER éli WETHOUDERS van ALK MAAR brengen teT algemeene kennis, dat in liet ge meenteblad van Alkmaar Np. 322, is opgenomen het besluit van den Raad dier gemeente van 30 Maart 1.1., waarbij zijn vastgesteld: VERORDENINGEN OP HET HEFFEN EN INVORDEREN EENER BELASTING OP OPENBARE VERMAKELIJ KHEDEN. Welke Verordeningen, hedeii afgekondigd, gedu- Vyqdy dyie maagden tgi' Gemeente-Secretarie ter le zing zijn nedergelegd en aldaar tegen betaling van 0.20 in afdruk zijn verkrijgbaar gesteld. ^Ikniaaiij kfej JÖ1Q, Burgemeester en Wethouders voornoemd, G, RIPPING, Voorzitter. DONATH, Secretaris- Wordt onze jeugd minder gehoorzaam? Het is een moeilijke vraag, te moeilijker omdat men altijd wel bereid zal zijn geweest daarop „ja" te ant woorden. Pp Romein van 50 v. Ohr. zal zijn kinderen van 20 ii. Pfjr. ongetwijfeld niet zoo gehoorzaamgevoixdenhebben als zijn kornuiten van 50, terwijl de Romein van 80 jpts dergelijks ten aanzien van de kinderen van 50 zal hebben geyonden. Waren deze beschouwingen juist en yvas pet aftijd zoo doorgegaan, dan zouden onze kinde rpij pen geweldigen graad van ongehoorzaamheid hp: reikt hebben. Bh hoewel ons hier de objectieve maat staf ontbreekt, die ons in staat stelt onze eigen onge hoorzaamheid zoo erg te zien als zij inderdaad geweest }S, durven wij toch wel te beweren, dat yan een zoo yooytdureifc} fc]i{nmeri(!p ongehoorzaamheid gepn gpra- jee is. Het eerste bezwaar bij het waardeeren van den graad van ongehoorzaamheid onzer kinderen is dus dit ge- pi'is aan juist inzicht in de eigen gehoorzaamheid als kind. pprj tweede sfa-in-dpn-weg is niet zelden onze le vensbeschouwing. Velen hebben namelijk die onge hoorzaamheid noodig als een strijdmiddel voor eigen overtuiging, en daartegenover staan weer andereq, die jier §e yan die ongehoorzaamheid niets wilien hoqrefl, Éundat zij niet past in hun politieke of ethische over tuiging. De een zegt: er is toenemende ongehoorzaam heid en dus eisch ik ander onderwijs, meer ethisch of godsdienstig onderwijs. De ander betoogt dat de on gehoorzaamheid het gevolg is van economische om standigheden en is overtuigd, dat verandering' dier om- Standighedeij hier yerbpterjng' zon hreUgen. Hier meent men de ongehoorzaamheid te kunnen bestrijden met speeltuinen, schoolreisjes, vacantiekolonies enz. Terwijl anderen weer de toeneming der ongehoorzaam heid ontkennen, omdat zij mepnen, dat men dip op re- Ufciiliig van de dppr hen yoorgpstaqe lper zou zpttpn pf omdat zij over het geheel in de ongehoorzaamheids- profeten reactionnairen en bewonderaars van den ver leden tijd, laudatores temporis acti, zien, die -onge- hofirzaarpheid zoeken waar dje piet i§, Is Ijpt dus over Jiet pehee) moelelijk Om uit te ma ken, of de ongehoorzaamheid toeneemt, in onzen tijd in het dat zeer bizonder. Nu kan men wel voor de toe komst een ongehoorzaamheidsthermometer gaan con ti tj»ueprep, pep yast stel bevelen opstellen pp pagapn |ioe gelijksoortige indiyiduën yan verschillende tijdep ip de toekomst op die bevelen zullen reageeren. Met 54) Naar de vijf en veertigste Duitsche uitgave door Het was een groene Pasehen in het Wupperdal. De sneeuw, die op de onherbergzame hoogten gewoonlijk nog eenmaal flink dik neer placht te komen, als de kalender het begin van het voorjaar verkondigd had, was uitgebleven. In het woud ontspon zich een nau welijks merkbaar groen waas. En die het niet zag, voelde het. De een vertelde den ander het groote nieuwsop de bergen is het lente. Geen enkele, die zich niet verwonderde en het verder zeide. Door het woud den loop der kristalheldere beek vol gend, liep Gustav iskotten. Weinige menschen slechts ontmoette hij. Beneden hadden de kerkklok ken geluid en waren de huizen des Heeren met de ge- loovige gemeente gevuld. Hem was het niet mogelijk te midden van die velen te zitten. Op Palmzondag had hij het geprobeerd en met de ooren luisterend, niet met het hart, had hij het uitgehouden. De do- miné sprak goed. Het Wupperdal koos zich slechts uitgelezen redenaars. Maar de man sprak toch slechts in het algemeen, voor de smarten en verwachtingen van allen, niet voor enkele gevallen. En al had hij het gedaan, dan had hij toch niet meer kunnen doen, dan wat licht te laten schijnen in zijn ziel, waar de schaduwen bleven. En in zijn ziel licht te laten val len, dat kon hij zelf beter, daartoe had hij geen vreem de van ambtswege noodig. Immers was het hem gedu rende de preek reeds te moede geweest, alsof de rede naar het naast liggende, de alledaagsche wereld met hare categorische imperatieven voorbij gegaan was, om in ver afgelegen tuinen met vruchten te wenken, behulp Vaii de theorie der groote cijfers zal men dan constante waardenfkunnen krijgen, die tot vergelijking der gehoorzaamheidshoeveelheid in staat zullen stel len. Het zou zelfs naar onze overtuiging overweging ver dienen hier stelselmatig te werk te gaan, gehoorzaam- heidsproeven op een zekere hoeveelheid kinderen te ne men en die proeven om den zooveel tijd te herhalen. Hap zou men cijfers krijgen, die mits de proef voor- zichtig wordt beraamd en goed uitgevoerd eindelijk een eind zouden ipaken aan dp onzekerheid opdit ge bied. Doch Y°9V het ©ogenblik helpen die toekomstige plagium ons niet. Voor het oogenblik moeten wij ons dps behelpen met het streven naar objectiviteit. Besliste verschijnselen, die ons daarbij kunnen hel pen, zijn er dunkt ons niet. Men zegt dat de straat schenderij toeneemt en beschouwt die toename als een gevolg yap afnemende gehoorzaamheid. Doch zelfs al beaamt men de toeneming der straatschenderij, dan heeft men nog geen vasten grond onder de voeten. Neemt niet veeleer onze afkeer voor straatschenderij toe? Is niet het feit, dat de dagbladen daarover meer mededeelen een feit van gewicht in dit verband? Moe ten wij eindelijk niet in rekening brengen, dat er een beter inzichf begint te kómen in het profijt, dat uit vreemdelingenverkeer is te trekken en dat door straatschenderij bedreigd wordt? En eindelijk gesteld die straatschenderij neemt toe, kan dat dan niet in even hooge nipte een gevolg zijn van toeneming vap hjeifc verkeer, van de verschij ning van andpragekleede en andersdoende vreemdelin gen, die toch vooral objecten voor straatschenderij zijn,, als van de afneming der gehoorzaamheid? Het bovenstaande zijn vragen, niets dan vragen, niet een uitlokking van bevestigendgestelden antwoorden, wapt aan den anderen kant zien wij dadelijk drie groo te kenmerkende verschijnselen in onzen tijd, die toe neming van ongehoorzaamheid ten gevolge kunnen hebben, Het eerste is een zekere baisse in het artikel ge hoorzaamheid zelf. Te veel menschen zijp ey, die ge-, hoorzaamheid bijna een fout vinden, die ia elk ..geval in bun afkeer van te veel gezag en te blmde gehoor zaamheid nu in de andere richting overdrijven en mee- nen, dat wij er zopder gehoorzaamheid kunnen komen, in elk geval gehoorzaamheid niet een deugd vinden. Als tweede verschijnsel, hiermee in verband staande, zouden wij de emancipatie van den derden en den vier den stand willen noemen. Na een losmaking van de vroegere gedweeheid en onderworpenheid is mien ge neigd nu weer te veel in tegenovergestelde richting te gaan en geen gezag tg erkennen, te veel aan eigen vrij heid en inzichten te hechten. Het derde verschijnsel eindelijk is de al te groote plaats, die het kind in de maatschappij zal gaap in nemen, als men niet oppast. Ook hier hebben wij weer een reactie tegen een vroegere geestesbeweging en ook hier gaat de reactie te ver. Het kind-slaaf van vroe ger yyordt kind-tiran, als men niet oppast. Dat de sla vernij voor het individu even verderfelijk is als do tirannie zal men zeker moeten erkennen. Is nu door het wijzen op deze verschijnselen de kwes tie voldoende toegelicht? Aannemelijk gemaakt, daf de gehoorzaamheid inderdaad afneemt? Wij stellen het ons niet voor. Uet was ons er alleen om te doen de apndacht te yestigen op dit interessan te vraagstuk. wier bloesems zij niet gezien hadden, zij allen niet, die vap de levenslente het meeste verwachtten. Goed, goed. Eene opwekking mocht het zijn, eene verlossing was het niet, Niet voor hem. Hij had krachtiger ar gumenten poodig. Te midden van de bruine, blank gepolijste takken van het struikgewas glansden de witte katjes. Hij sneed een bosje af en onderzocht het jonge hout, waar het sap uit parelde. Hij at op een met mos begroeiden heuvel, voor zich het woud, achter zich het uitgestrek te, eenzame plateau van het bergachtige land, en be werkte ijverig met zijn mes de bruine bast, totdat dit omhulsel van het hout los liet en als een slangenhuid eraf viel. Ieder jaar had hij voor zijne kleinen de eerste fluitjes gesneden. De armpjes op zijne knie ge leund, hadden ze voor hem gelegen en met verbaasde oogen het ontstaan van het wonderwerk gadegeslagen, totdat het voleindigd was, totdat de langgerekte, tril lende toon hen in verrukking bracht en de vader hun als de^ wonderdoener der wereld voorkwam, die kon, wat hij wilde.' Veel had hij niet vermocht. De moeder dacht an ders dan de kinderen. Zij was niet voor lentewonde ren, die van de aarde stammen. Het hoofd voorover gebogen, het fluitje aan den mond, zat Gustav Wiskotten en blies zachte klanken door het woud. Het kloilk als vroeger. En het voor jaar was er.ook, en het sap steeg op in het hout. Hij wierp het speelgoed van zich af, plotseling, alsof hij zich de vingers gebrand had. „Nou, nou, non," kalmeerde hij zich zelf. „Hou je kalm. Maar deze lucht.deze lucht 13 nauwelijks uit te houden." Ilij sprong op, keek schuw om zich heen, of hij on- beluisterd gebleven was en verliet toen haastig het pad, om het dichtbegroeide woud dwars door te gaan. Hier zag hem niemand en niemand zag zijne gedach ten. Zijn arm lag om een vrouwenlichaam, welks be ven zijne hand bespeurde, tegen zijn schouder vlijde zich een hoofd en in een massa bruin haar speelden de zonnestraaltjes, die door het gebladerte vielen, krijgertje, en schiepen er roodbruine vlammetjes. Als hij ze weg wilde kussen, boog het hoofd zich achter over, schelmsclie oogen schitterden hem tegen, roode EERSTE KAMER. Aan de orde was gisteren het ontwerp tot wijziging- van de wet van 21 Juli 1890, tot regeling van het mi litair onderwijs bij de landmacht enz. De heer Van Voorst tot Voorst betreurt dat de Regeering geen algeheele herziening van dit onderwijs heeft voorgedragen. Intusschen is het be moedigend van den minister te vernemen, dat maatre gelen tot herziening van de traktementen der officie ren in overwegiilg zijn. Komt die verbetering tot stand, dan zal vanzelf de toeloop naar de Mil. Acade mie bevorderd worden. Ook organisatie van het capi- tulantenstelsel zou uitstekend kunnen werken voor den lust om tot den officiersstand toe te treden. Spreker herinnert aan het stelsel dat deswege door de Fran- sche legercommissie aan de regeering aan de hand is gedaan. In hoofdzaak berust dit stelsel op het verze keren van een lijfrente aan den officier, waardoor deze op jeugdigen leeftijd gelegenheid heeft het leger te verlatep. Daardoor komt opschuiving voor hen die in liet leger willen blijven en promotie maken. Ook zal dit stelsel samengroeiing- van het leger met de burger maatschappij bevorderen. Ook op de keuring moet gelet worden. Spreker wijst op de groote gestrengheid die daarbij hier te lande betracht wordt, waardoor 1/5 van de zich voor militai re opleiding opgevende jongelui afvalt. Verschillende staaltjes deelt spr. mede hoe door de al te strenge voorschriften omtrent de keuring vele goede cadetten verloren gaan. In Duitschland is men in dat opzicht veel milder. Spr. beveelt dus een herziening van het al te strenge keuringsreglement aan.* De heer Van der Does de Willebois bespreekt de invoering van gedwongen kaderplieht, die allicht noodig zal blijken om in het gebrek aan of- ficieren te voorzien, doch die deze schaduwzijde heeft i dat dan allicht de toewijding van den officier te wen- j schen sal overlaten. Een van de grootste nadeelen is wel, dat een offi- j cier meestal te vroeg met een gering pensioen het le- j ger moet verlaten, op een tijdstip waarop de burger ambtenaar zijn werkzaamheden nog jaren kan blijven verrichten. Dit houdt velen terug van het kiesen van i een loopbaan in het leger. j Aan dezen zou spr. betere vooruitzichten geopend willen zien, door regehng van het capitulantenstelsel. Hij beveelt het denkbeeld aan om opklimming tot een goedy positie in de burgermaatschappij afhankelijk te stellen van het gedurende eenige jaren doorbrengen in den militairen dienst. De jongelieden zouden dan na afloop van het onderricht aan de H. B. S. in dienst treden en opgeleid worden tot officier, waarna zij dan b.v. tot hun 27e jaar in het leger zouden blijven. Dan zouden zij in de gelegenheid behooren te worden ge steld om in de burgermaatschappij opgeleid te worden tot liet vak of hef beroep hunner keuze, onder gebon denheid yan nog als reserve-officier het leger te blij ven dienen. Spr. vertrouwt dat daardoor een grooter intellectu eel element aan het leger ten goede zou komen. Bo vendien zouden dan d© eigenlijke beroepsofficieren ge legenheid hebben op jongeren leeftijd de hoogöre ran gen te bereiken. Spr. beveelt zijn denkbeelden de regeering ter over weging aan. Overleg tusschen de departementen zal YQQr de verwezenlijking ervan noodig zijn. 5 De lieer Van der E e 11 z is niet bevredigd door het antwoord van den minister ten aanzien van 1 de overgangsbepaling, die de minister bij kon. besluit geregeld wil zien. De minister van Oorlog, generaal Cool, had wel gewild een meer algemeenen maatregel tot stand te kunnen brengen, maar dan had men er weer zooveel langer op moeten wachten, terwijl met deze partieele regeling inderdaqd niet langer mag gedraald worden. Spr. acht dezen maatregel van directe toela ting tot de Mil. Academie, waardoor van de twee exa mens zoo kort na elkaar er één overbodig wordt, voor de jongelui een groot voordeel. Omtrent de algemeene herziening deelt spr. nog mede, dat gestreefd moet worden naar een volkomen aansluiting van de inrichtingen van middelbaar en voorbereidend hooger onderwijs aan de Milit. Acad. en het Instituut te Willemsoord, waarbij dan de Cadet tenschool zal moeten verdwijnen. Zoo spoedig mogelijk moet de dubbele opleiding tot den officiersrang opge heven worden. Alle officieren der infanterie en der administratie zullen voortaan één zelfde opleiding- ontvangen te Breda, zoodat ook de Hoofdcursus te Kampen zal moeten verdwijnen. Eindelijk moet ook de gelegenheid geopend voor ver lofsofficieren om tot de beroepsofficieren over te gaan, dit ter versterking van den band tusschen de burgermaatschappij en het leger. De beraadslaging wordt gesloten en het wetsontwerp z.h.s. aangenomen. TWEEDE KAMER. Aan de orde was gisteren het voorstel van den heer Troelstra tot het houden van eene enquête ora- trent de behandeling in 1903 en 1905 van den toenma- ligen minister van binnenlandsche zaken ter zake van decoraties. De tribunes waren stampvol. Het algemeen debat werd geopend door den heer D e Beaufort <v.-l. Amsterdam VI), die verklaarde het niet eens te zijn met zeer veel van hetgeen in de nota van den heer Lohman voorkomt. Spreker was het oneens met diens stelling, dat eene enquête wel tegenover een zittend minister, maar niet tegen een oud-minister toelaatbaar is. Ging die stel ling op, dan zou een zittend minister door af te tre den, eene jegens hem ingestelde enquête ongedaan kunnen maken. Tegenover diezelfde nota stelde spreker voorts in het lichl, dat eene aanklacht geheel iets anders is dan eene enquête. Bij eene aanklacht toch moet men overtuigd zijn van de schuld van den beklaagde, ter wijl eene enquête slechts een onderzoek beoogt. Spre ker oordeelde dan ook, dat de wet geen hinderpaal in houdt om de aanhangige enquête voor te stellen. De heer Van Doorn (u.-l. Gouda) zal tot een andere conclusie komen. Spr. herinnert aan de be schuldiging door Burke tegen Hastings ingebracht. Er werd gezegd dat de enquête zich alleen kan rich ten tot een zittend minister, maar waar staat dat? Dat staat nergens. Een enquête zal geen politieke gevolgen hebben werd gezegd, maar waarom niet. Een enquête kan het ge volg hebben, dat een afgetreden minister nimmer meer tot raadsman der Kroon geroepen wordt. Dit zal in casu toch wel niet geschieden (gelach) maar men dient den algemeenen toestand in het oog te houden. Spr. acht het plicht, een onafwijsbaren plicht, van de Volksvertegenwoordiging, om deze zaak grondig te on derzoeken om een blaam af te wentelen welke op onze administratie rust. De heer Van Idsinga (c.-h. Bodegraven) zijn stem motiveerende welke hij tegen het voorstel zal lippen ontweken hem speelsch, om hem plotseling te overvallen, een losrukken volgde en eene jacht door het woud en een buit, die hem in de gevangenschap het bloed nog heeter maakte dan bij de achtervolging. Totdat een lachend menschenkind met gesloten oogen, op genade en ongenade om zijn hals hing. „Emilie Keen, tpch niet Emilie. Haar lichaam was het, niet haar persoonlijkheid. En waarom niet haar per soonlijkheid? Behoorde die niet bij dit jonge bloeiende lióhaam? Waren zij reeds grijsaards? Kropen ze reeds op handen en voeten? Als de jonge natuur zich brui send deed gelden, zou hij daar in zijne levenslente dan afstand van doen? En gebiedend, verlangend schreeuwde hij door het woud. „Jou! Uit de een of andere richting kwam een echo - loen verliet hij het bosch, zijne polsen bonsden wild, maar toen hij in het dal en onder de menschen kwam, die uit de kerken stroomden, had hij den vasten tred en den koelen, berekenenden blik van den fabrikant. Hij wist, dat de fabrikant de overhand behouden moest. Heden meer dan ooit. Thuis gekomen, trof hij Anna Kölsch. Ze had zijn woonkamer met bloeiende takjes van den hazelaar ver sierd. Hij keek haar aan. „Wat ziet u er behaaglijk uit, juffrouw Anna." Ze toonde hem hare handen. „Ik heb Paascheieren gekeurd. U kunt het nog zien. Noemt u dat behaaglijk?" „Ach^ ik bedoel niet de handen, ik bedoel uw lief gezicht,"het geheel." Ze verborg hare handen achter haar rug en lachte hem vroolijk toe. En toen, eerst verwonderd, verstom de het lachen, en in hare oogen vertoonde zich lang zaam eene zeldzame ontsteltenis. Gustav Wiskotten had den arm om haar heen geslagen. „Anna Heel stijf werd het meisjeslichaam in zijne armen. En nu zag hij in hare oogen de stomme ontzetting. Toen doofde de dolzinnige schittering in zijn blik uit. Langzaam hief hij de hand op en streelde haar met de volle breedte daarvan over het verbleekte gelaat. „Nee, nee, ik eet je niet op. Ik ben toch de weerwolf niet. Het is slechts mijne vreugde aan jou. Dwaas kind! Gun je mij die niet?" Toen week de strakheid uit haar blik, de oogen wer den zacht, en haar mond beefde. „Tnch wel, mijnheer Wiskotten." „Aan andere mensehen beleef ik geen vreugde. Dat is een ellendig gevoel." Ze leunde als een kind het hoofd tegen zijne breede borst. Smeekend keek ze tot hem op. „Mijnheer Wis kotten „Ja, kleintje „Roep uwe vrouw „Anna, dat begrijp jij klein meisje niet." „O ja, ik begrijp het wel." Verwonderd keek hij in het jong-e, blozende gelaat. En daar hij niets wist te antwoorden, streelde hij werktuigelijk de lange blonde vlechten, die als een kroon om haar hoofd lagen. „Ik begrijp het", had het jonge ding gezegd, dat nog geen twintig was, en zijne oude moeder, die de zestig- gepasseerd was, had hem ook begrepen. Droegen dan alle vrouwen, jong en oud, heimelijk een vermogen om te beminnen met zich Jim? Iets dat hen met elkander verbond en hen toch in staat stelde ter wille eener rechtmatige liefde licht en schaduw te verdeelen. De zestig jaren der moeder die terug blikten, spraken voor den strijd, de twintig meisjesjaren die voorwaarts blikten, voor den vrede. Het doel echter was hetzelfde. „Vertel me eens Anna koester je - eene ge heime liefde „Dat komt hierbij niet te pas." „Het komt mij echter bijna zoo voor „Roep uw vrouw terug, mijnheer Wiskotten." „En indien ik het deed?" „Dan Ewald ook!" „Wat? Ook Ewald?" „Nu ja", lachte ze, en glipte uit zijn arm; „het is toch slechts om uwentwille, opdat u weer vreugde aan mensehen zult kunnen beleven." (Wordt vervolgd)

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1910 | | pagina 1