DAGBLAD VOOR ALKMAAR EN OMSTREKEN. No. 117 Honderd en twaalfde Jaargang» 1910 ZATERDAG 21 MEI Een schoolvergadering. BINNENLAND. Deze Courant wordt eiken avond, behalve op Zon- en A Feestdagenuitgegeven. Abonnementsprijs per 3 maanden r - voor Alkmaar f0,80; franco door het geheele Rijk fl,— Afzonderlijke nummers 3 Cents. Telefoonnummer 3. Prijs der gewone advertentiën Per regel f0,10. Bij groote contracten rabat. Groote letters naar plaatsruimte. Brieven franco aan de N. V. Boek- en Handelsdrukkerij v/h. HERMs. COSTER ZOON, Voordam C 9. nieuws. ALKMAARSCHE COURANT AR I/v VIS Dit nummer bestaat uit drie bladen. (INGEZONDEN.) Eene schoolvergadering dat is iets, voor een school blad, waarme alleen de onderwijzers te maken hebben. Neen, waarde lezer en lezeres, wij willen het hier hebben over een schoolvergadering, die onmiddellijk zoowel den ouder en het kind, als den onderwijzer raakt, en waarvoor dus ook belangstelling mag worden verwacht buiten den kring der onderwijzers. Er wordt, vooral in den tegenwoordigen tijd, zeer verschillend gesproken en geoordeeld over den onder wijzer. Dat mag van den kant van dezen misschien aanleiding geven tot klachten over gebrek aan de noodige waardeering van zijn optreden, .in enkele op zichten heeft hij zeker niet te klagen. Hij leeft zelfs eensdeels in een' gelukkigen tijd. Of is het niet een zeer gelukkig verschijnsel, dat er thans zooveel meer aandacht wordt geschonken door de ou ders aan de opvoeding hunner kinderen? Is het niet een genoegen voor den „meester" te mogen ervaren, dat er hoe langer hoe meer menschen komen, die eens een' blik werpen in een boek met opvoedkundige strek king, die een krant ter hand nemen om daarin een „School en Huis-artikel" van onzen bekenden Alk- maarschen schrijver tot aan het eind met belangstel ling te volgen? Zeker, de onderwijzer zou gaarne dat nog in meerdere mate bewaarheid willen zien en dat pleit voor hem, maar daarom mag dan ook van hem worden verwacht, dat hij zooveel mogelijk dat doel helpt bevorderen. Hoe hij dat kan? Vooral en allereerst, naar wij meenen, door contact te zoeken met de ouders der leerlingen, door samen werking dus tusschen school en huis. Immers dan pas zal hijbemerken, hoe zoovelfe ouders der aan zijn zor gen toevertrouwde leerlingen, dagelijks medeleven in het onderwijs hunner kinderen. Dan zal het hem niet onbekend blijven, dat ook die ouders zich een oordeel vormen over hem en zijn werk, misschien soms geen onverdiend en onverdienstelijk oordeel. Maar dan zal hij ook alleszins beseffen en daar is het ons hier om te doen met hoeveel warmte en hartelijke belang stelling er tegen den tijd van het overgaan van de eene naar de andere klasse, in het gezin over die zeer gewichtige gebeurtenis wordt gesproken. Men mag dat als de natuurlijkste zaak van de wereld beschou wen, omdat daarbij öf het geldelijk belang van den ouder in liet spel is, öf omdat hier de oudertrots hoog tij viert en de eerzucht zijne rechten, helaas soms in te ernstige mate, doet gelden; over 't algemeen zal het toch de liefde voor hun kind zijn, die zich daar in zijne volle kracht uit. En het kind, het. is die liefde alleszins waard. Ileerft het niet steeds het doel voor oogen gehad, mede "te mogen gaan naar de volgende klasse? Is daarbij niet sterk op den voorgrond getreden de innerlijke vrees achter te moeten blijven bij de kinderen van zijn leef tijd, met wie liet schoolvriend is geworden? Meer nog, heeft de jeugdige discipel' niet in zich het gevoel, dat hij het aan zijn vlijt verdiend heeft en dat zijn werk elk meent zoo vaak zijn uil een volk te zijn kijk ook maar eens naar de groote menschen wel gofed was, dat hij waarlijk niet. slechter werkt dan Jan en Piet van die en die? Zoekt hij aanraking met de ouders zijn leerlingen, dan zal de onderwijzer er van overtuigd worden dat in een zeer groot aantal gezinnen, door ouders, kind, broers en zusters met spanning het tijdstip wordt |e gemoet gezien, waarop in de school belist zal worden over het al of niet overgaan van dien leerling. Het is voor ons niet noodig af te dalen in de vraag, wie, het hoofd of de betrokken klasseonderwijzer, den meesten invloed op die beslissing zal uitoefenen. Dat is iets wat, naar wij meenen, geheel buiten bespreking kan blijven, omdat in onze oogen voor dien overgabg eene vergadering noodig is, de schoolvergadering', waarop wij in het begin doelden en waarop wij ons voorstellen nader een blik te slaan. Gezellig is men allen op een avond bijeengezeten, want aan deze vergadering wil niemand van het pér- soneel graag ontbreken. Is dat wel wonder ook? Zbu de onderwijzer het niet prettig vinden te vernemén, dat de leerlingen, die reeds zoo goed bij hem in de klasse waren, thans ook door zijn opvolger(s) met het brevet van „flinke leerling" naar de volgende klalse gaan Zou hij kunnen ongevoelig blijven bij liet hooren, dat een discipel, die hij toch zoo goed vond, thans öf slechts even mede 'over kan gaan, öf mis schien zelfs moet blijven zitten? Kan het wel anders, dan dat er tusschen de twee collega's eene ernstige be spreking plaats heeft, om die achteruitgang te verkla ren, eene bespreking', waarmede, de onderwijzer, bij wien hij moet blijven zitten of bij wien hij in de klas se zal komen, zeker zijn voordeel zal doen ten b^te van het kind? Maar men staat voor moeilijker oplossingen. Er zij immers leerlingen, die bepaald ongeschikt schijnen om b.v. het rekenonderwijs in hunne klasse te volgen, of wilt ge een vak als geschiedenis; en die toch niet ver der gaan dan het lager onderwijs. Mag men zuïke leerlingen nu maar steeds tot aan den leeftijd, waarop ze de school mogen verlaten, in de laagste klasse laten voortsukkelen en ze zoo de gelegenheid onthouden toch nog zooveel mogelijk van de andere vakken op te steken? Ons antwoord is neen. Evenwel.... en hier wenschen wij den nadruk op te leggen; ziedaar boven al een leerling, waarover zeer veel moet worden gespro ken. Zóóeen mag niet in eene volgende klasse worden geplaatst zonder dat de onderwijzer, die hem krijgt, geheel op de hoogte is, met de manier, waarop er door zijn voorganger(s). mede gewerkt is, teneinde zich eene meening te kunnen vormen, waarom sommige vakken wel, andere geen resultaat hebben opgeleverd, t Gaat toch waarlijk niet aan, dat een onderwijzer bij het bin nentreden eener nieuwe klasse leerlingen, niets van hen afweet en maar eens moet onderzoeken of liever probeeren, hoe liij die kinderen moet aanpakken. En als hij dat op de verkeerde manier begint mag men bij zooveel verschillende karakters haast anders - dan eenige misgrepen verwachten? en dus niet alleen in meerdere of mindere mate met de orde aan den suk kel raakt, doch ook de resultaten mist, die zijn voor ganger bij diezelfde leerlingen wel verkreeg, wendt hij zich dan tot dezen om inlichtingen? Wil hij hoog ge noeg staan om dat te doen? Wij hopen het. Maar waarom dat in de waagschaal gesteld? Dat is toch in het geheel niet noodig. De overgang-schoolver gadering is bijgewoond en de onderwijzer komt, toe gerust met voor hem belangrijke aanteekeningen over zijne nieuwe leerlingen de klasse binnen. Wat een ge not Nu kan hij den lastigen- en moeilijken-, den min der vluggen- en den leerling, die onder zeer bijzondere omstandigheden mede naar de volgende klasse moest worden overgeplaatst, dadelijk meer op de juiste ma nier behandelen. Nu kan hij zich d© moeite besparen den armen tobber, die het vorige jaar toch altijd zoo zijn best deed, eerst een paar malen het woord „dom oor" en meer dergelijke lieflijke benamingen naar het hoofd te slingeren, vóór hij tot de ontdekking komt, dat de stumper juist eene tegenovergestelde behande ling verdient en vraagt. Wij spreken r^et over de ze delijke vernedering in dit geval, wij constateeren slechts in het kort het groote voordeel, de groote, de verheffende kracht, die er van zoo'n schoolvergadering kan uitgaan, tot heil van onze jeugd. Wanneer wij het voorgaande neerschrijven in een dagblad als de Alkmaarsche Courant, dan is dat, om dat wij niet alleen wenschen te spreken tot de onder wijzers, maar vooral ook tot de ouders en aanstaande ouders van schoolgaande kinderen. Want zoodra zij de zekerheid hebben, dat op eene zoodanige serieuze wijze in een kring van opvoeders de belangen van hun kinderen zijn besproken en behartigd, dan, wij zijn er heilig van overtuigd, zullen ze niet klagen en morren, als hun jeugdige telgen met betraande oogen thuisko men, met het bericht-, dat zij zijn blijven zitten. Zij zullen in zich vinden een vertrouwen, waaruit de kracht voortspruit om hun kinderen op eene aangena me wijze te doen gevoelen en begrijpen, dat er een re den is tot dankbaarheid, omdat niets dan het welzijn en het belang van hen en hun kinderen geleid heeft tot de uitspraak: „Kan niet overgaan tot de volgen de klasse." TWEEDE KAMER. Aan de orde was gisteren de voortzetting der be raadslaging over het bekende voorstel-Troelstra, tot het instellen feener enquête naar handelingen van den oud-minister Kuyper. De lieer Van Hamel (u.-l. Amsterdam IV) mo tiveert zijn oordeel ten gunste van het voorstel. De partijpolitiek moet hier buiten het debat blijven. Op den voorgrond-stelt spr., dat van eene strafvervolging- geen sprake kan zijn, want indien er een delict mocht zijn, is het reeds verjaard. Maar van een delict kan ook geen sprake zijn, tenzij gelden zijn getoucheerd, niet ten voordeele van een partij, maar van een per soon. Ook de wet van 1855 heeft met dit delict als er een delict is niets te maken. Op juridische gronden zet spr. zijne meening' te dien aanzien nader uiteen. De heer Troelstra (S. D. A. P. Amsterdam III) zal achtereenvolgens bespreken de aanleiding' en wording van het voorstel; de vraag' in hoever hetgeen na de in diening van het voorstel is voorgevallen op het oor deel over het voorstel van invloecj; kan zijn; de juridi sche bezwaren, die tegen het voorstel zijn ingebracht; de merites van het voorstel met het oog op den materi- eelen aard van het voorstel en de materieel© bezwaren welke tegen het voorstel zijn ingebracht. Spr. begint dan in herinnering te brengen hetgeen aanleiding gaf tot het doen van zijn voorstel en meent goed te doen het geheugen van de rechterzijde wat op te frisschen. Niet zoo zeer de publicatie van het voor gevallene in Het Volk heeft de beweging gaande ge maakt, maar wel hetgeen daarna in de Pers, speciaal in de Pers van rechts, is gepubliceerd. Verschillende citaten uit de rechtsche Pers worden door spr. voorge lezen. Vervolgens wijst spr. er op dat het voorstel tot een enquête had moeten uitgaan van de rechterzijde, hij heeft daarop gewacht, maar inplaats daarvan kwam er een commissie door De Standaard geïntroduceerd op dezelfde gore onoprecht© misleidende wijze die in deze geheele zaak valt op te merken, waarbij men het deed voorkomen alsof het enquêtevoorstel niet van invloed was geweest op het instellen van dien eereraad. De voorzitter verzoekt spreker zich te mati- gen. De heer Troelstra wil dit gaarne doen, maar zal bij bespreking van de Kuyper-zaalc wel eens moe ten gewagen van misleiding. (Gelach.) Spreker toonde verder aan dat men zijn voorstel moet beschouwen in verband met al hetgeen hier en buiten de Kamer is geschied. Een voorstel tot en quête moest komen. In de tweede plaats zet spreker uiteen dat de inge stelde commissie een enquête niet kan vervangen, daar die commissie geen wettelijke bevoegdheid heeft. Daarna komt hij tot de houding der Regeering in de Kuyper-zaak en herinnert aan hetgeen de heer Do Beaufort zeide o.a. dat hij, aan de Regeering zijnde, niet zou aarzelen te getuigen wanneer hij overtuigd was van de onschuld van dr. Kuyper. En de verdedigers van dr. Kuyper, zij zwijgep wan neer zij beschuldigingen moeten weerleggen en gebrui ken voor de rest groote woorden en holle phrasen. En zoo deed ook de Regeering. Geen hand stak de minis ter Heemskerk naar dr. Kuyper uit. Daarbij steekt vreemd af diens benoeming tot lid van de Grondwets- j commissie. i Sedert de lintjes-zaak is er nog meer bijgekomen, j n.l. de zaak-Van Heeckeren, waardoor de geloofwaar- i digheid in dr. Kuyper allerminst is versterkt. Toen is er nog' een zaak bijgekomen, n.l. de zaak-De Jong. j (Stemmen: Ha!) Spreker herinnert aan hetgeen in De Rotterdammer gestaan heeft, waarvan de heer De Jong redacteur is en verklaart meer waarde t© hechten aan de woorden van juffrouw Van der Vlies dan aan die van eenige achtenswaardige mannen, waarvan sprake is. De voorzitter meent, dat de zaak van juf frouw Van der Vlies hier buiten staat, daar zij niet in de stukken voorkomt. De heer Troelstra antwoordt, dat dit onjuist is. Het was juist de slag op den vuurpijl., (Stemmen: Ga voort.) Spreker aanvaardt de verklaring van juffrouw Enka, vooral omdat het haar brood gold. Vooral de houding van de a.-r. Pers en van de a.-r. partij weerhoudt tot intrekking van het voorstel. Wat het juridische gedeelte aangaat, vereenigt spre ker zich met hetgeen door den heer De Beaufort, ge deeltelijk door de heeren Van Idsinga, Van Doorn, Limburg en Van Hamel is gezegd. Alsnu de materieele zijde van de quaestie. Nog eens 1 spr. er de aandacht op vestigen, dat de verklarin gen 'van juffrouw Wesmeyer niet kloppen met die van dr. Kuyper. Geen woord is door juffrouw W. ge schreven om de verklaringen van den heer Tydeman te verzwakken en de heer R. Lehmann is „buitenaf" en zwijgt als een mof en de andere heer Lehmann heeft nog geen kik gegeven om de verklaringen van dr. Kuyper te steunen. Een maand voor dat de ridderorde aan R. Lehmann verleend werd, begonnen de geldelijke uitkeeringen aan juffrouw Westmeyer door den heer Lehman en gaf deze, naar beweerd wordt, aan dr. Kuyper 7000. Maar nu wordt dit door dr. Kuyper wel ontkend en gezegd, dat na het verleenen van de decoratie en in verband daarmede geen geld is gege ven, maar hij zegt niet wat er voor is gebeurd. Daar over zwijgt hij. De heer Ketelaar: Tale Kanaans. En thans de quaestie der corruptie. De heer TroelstraCorruptie is niet slechts dat men zelf gelden toucheert voor een partijkas maar ook als van Regeeringswege een bedrijf wordt aangemoedigd als door juffr. Westmeyer werf aangemoedigd. Spr. zegt, werd omdat hij wel vertrouwt dat zij het bedrijf ii u niet meer zal kunnen uitoefenen. Een tipje van den sluier is er opgelicht, maar er ligt nog veel in het duister. Vast staat, dat dr. Kuyper zich driemaal interesseerde voor de particuliere zaken van juffrouw Westmeyer. Hij scheen er groot belang bij te hebben juffrouw Westmeyer financieel staande te houden. Dat wijst op een solidariteit va,n belangen, welke onderzoek eischt. Alsnu het regeeringsbeleid inzake de decoraties. Na hetgeen reeds daarover gezegd is, is het niet noodig op het gevaar te wijzen van het instituut der decora ties. Het gevaar is voldoende gebleken bij het decoree ren der gebr. Lehmann. Ook de bekende zaak van liet postzegelalbum is niet opgehelderd. Wij weten, dat R. Lehmann een postze gelalbum had en dat getracht is dit in een Rijksmuse um geplaatst te krijgen. Aanwijzingen zijn ook ge geven aan E. A. Lehmann omtrent den weg om een decoratie te krijgen. Hij gaf mejuffr. Westmeyer J 10.000 en werd daarop op een voorloopige lijst voor te decoreeren personen geplaatst, niet wegens nationa le daden, maar als koopman en geestverwant. Dat alles eischt licht. Nu het veelbesproken verband. Och zegt men, een enquête zal weinig kunnen uit werken, omdat men het verband toch niet kan bewij zen. Dat er verband heeft bestaan, wordt niet ont kend en hoe groot dat verband is geweest, kan slechts een grondig onderzoek uitmaken. Spr. neemt nu eens aan, dat die 4000 van R. Lehmann zijn gegeven na de decoratie, maar hoe zit het nu met het geld door E. R. Lehman gegeven. Hij hoopt, dat mejuffrouw Westmeyer met haar portefeuille goed is aangekomen en schrijft, dat zij van dr. Kuyper reeds bewijs van ontvangst heeft gekregen en paf is over het prompte. Waar anders voor, dan voor het geld, dat in die por tefeuille was, werd bewijs van ontvangst gegeven. En reeds in 1904 en niet in 1905 schrijft dr. Kuyper aan juffrouw Westmeyer, dat haar schitterend succes wordt doorgezet. Op al die feiten en de vermoedens, die zich daaraan vastknoopen, geeft dr. Kuyper eenvoudig geen ant woord. Is er dan niet alle reden voor een enquête? De heer De Beaufort zal tegen sprekers voorstel stemmen en het zal waarschijnlijk wel uitloopen op eene partijstemming. Maar die stemming zal niet ge dekt worden door de stem van den heer De Beaufort, die het meest vernietigende oordeel over dr. Kuypers handelingen uitsprak, toen hij zeide, niet in het slijk te willen wroeten. lingeu en adspiranten-klassen treden mede op. Aan de uitvoering is een wedstrijd voor adspiranten in 2 af deelingen - verbonden, welke wedstrijd zal bestaan in hoog- en ver-springen, hardloopen en touw klimmen. Men verwacht, dat ongeveer 300 personen zullen medewerken. UIT SOUAGERBRUG. De Noorderbond van gymnastiek-vereenigingen in Noord-Holland, gevestigd te Scliagen, zal op 31 Juli eene propaganda-uitvoering geven te Schagerbrug. Aan die uitvoering zuilen deelnemen de vereenigingen te Anna-Paulowna, Barsingerhorn, Winkel, Nieuwe- Niedorp, ILeer-Hugowaard, Zuid-Seharwoude, Noord- Scharwoude en Oudkarspel, Dirkshorn, Schagen en Schagerbrug. De aan deze vereenigingen verbonden dames-afdee- UIT OUDE-N1EDORP. Donderdagavond vergaderde de Protestantsche kiesvereeniging alhier in het lokaal van den heer A. Mijts. Nadat de voorzitter met een welkom de vergadering had geopend en de notulen, door den secretaris gele zen, onveranderd werden goedgekeurd, kwam aan de orde le. Rekening over het afgeloopen jaar, welke reke ning, op verzoek van den voorzitter, door de heeren Ds. Kanis en J. Buisman werd nagezien. Deze rekening werd op advies van genoemde heeren goedgekeurd. Ontvangen was 10.55, uitgegeven 3.66, alzoo een voordeelig saldo groot 6.89. In kas was van vorige jaren 38.50, zoodat nu in kas moest zijn en was de somma van 45.39. De penningmeester ontving een woord van dank voor zijn goed beheer. 2e. Verkiezing van 3 bestuursleden. De heeren P. Schaap, J. Buisirfan en P. van Leijen waren aan de beurt van aftreding en volgens rooster niet direct her kiesbaar. Na gehouden vrije stemmingen werden tot bestuurs leden gekozen de heeren M. II. Woutman, G. Liefheb ber en Ds. Kanis. De laatste in de vergadering te genwoordig', nam zijne benoeming aan. Eerstgenoemden zullen door den secretaris met hun ne benoeming in kennis worden gesteld. 3e. Candidaatstelling Provinciale Staten. Met al- gemeene stemmen werden de aftredende leden, de hee ren K. Breebaart Jr. en Jb. Zijp Hz. opnieuw candi- daat gesteld. Daar er niets meer viel te verhandelen en niemand meer liet woord verlangde, werd de bijeenkomst, met een woord van dank door den voorzitter gesloten. UIT KOEDIJK. EEN OPLICHTER. Donderdagavond, omstreeks half zeven, werd het bondscafé van den heer A. Bak bezocht door een lan ge, schrale heer, keurig gekleed in een onberispelijk zwart pak. Hij deed geweldig Amerikaansch, infor meerde met ettelijke „all right's of 't mogelijk was naar Schagen te wandelen, hoe ver Alkmaar van Koe dijk verwijderd was enz. Ten slotte gaf hij te kennen, den nacht bij Bak te willen doorbrengen. Eerst wenschte hij echter nog eenige boeren te bezoeken. Onderweg kwam hij den knecht van bakker Nieuw- land tegen, wien hij vijf gulden bood voor elke koe, die deze als commissionnair voor hem zou koopen. Toen de bakkersknecht, die van koeien absoluut geen verstand had, weigerde, voerde hij zijn bod op tot ze ven gulden vijftig, waarop de knecht evenmin inging. Toen vond de man in den heer Helder een tusschen- persoon, die voor elke koe tien, voor elk kalf drie gulden zou krijgen. Te ruim 9 uur kwam hij in het rijtuig van één der boeren, waarmee hij handel gedreven had, weer boven water, een weinig onder den drank. Hij bestelde een overvloedig' souper en dronk nog een paar stevige borrels. Zijn bluf en houding hadden beslist wel iets Amerikaansch, en hij probeerde niet alleen den kaste lein met zijn voorgegeven Yankeëschap te bedotten, maar ook de daar in huis verblijvenden heer Jongsma. Deze voerde een gesprek met hem in een mengelmoes je van Engelseh en Duitsch. Het was vermakelijk de vreemdeling op een „Was sagen Sie" en „was meinen S-ie" te hooren antwoorden in het gebroken Engelseh en het schijntje Duitsch dat hij machtig was. Later bleek dat hijook Hollandsch sprak, hetwelk hij kruidde met enkele voor eenvoudige menschen sterk-suggestieve woorden als „I thank you," „master," „all right." Hij gaf op te heeten Francisco Palman, geboren in Zeeland en op 3-jarigen leeftijd naar Ame rika vertrokken. Opmerkelijk was, dat hij bij de be rekening van hêt aantal jaren, in Amerika doorge bracht, een blunder maakte, die gerechte twijfel aan zijn waarheidsliefde opwekte. Hij was 31 jaar, had 3 jaar in Frankrijk, 1 jaar in Duitschland doorgebracht en 20 jaar in Amerika. Er waren dus 4 jaar zoek. Hij liet een lijst zien van koeien, die hij bij de hee ren Lammerschaag en Spaan gekocht had, te leveren 25 Augustus, betaling 20 Augustus bij Oldenburg in Alkmaar, en zette met veel overdrijving een boom op over zijn farm in Los Angelos (Californië), waar hij 7 uur van z'n naasten buurman woonde en als nagewas notabene.... sinaasappelen kweekte. Ook scheen hij met den duur van de spoorreis New-YorkSan Fran cisco niet goed meer op de hoogte. Hij wilde den heer Jongsma volstrekt trakteeren, doch deze liet ondanks de vertecderende betuiging van den langjas „Ich habe Sie doch so sehr lieb" zijn gereserveerde houding niet varen. Toen probeerde hij zich te ontpoppen als geestver want van dezen, en wilde den heer Jongsma mee heb ben naar Amerika voor zijn rekening. Typisch en verre van Amerikaansch was z'n uit roep, toen hij de steile trap opstommelde: „Baas, woar leg je?" Wijselijk hield de „baas," die niet bijster Ame- rikanig gestemd was, zich slapende. Vrijdagmorgen na 't ontbijt verscheen voor de deur een rijtuig met twee trappelende paarden om „me neer" af te halen. In alle statie gaf hij zijn bevelen, bestelde een diner voor 4 personen, nam de panden van zijn lange gekleede jas voorzichtig tusschen de vingertoppen en staptein. 's Avonds zou hij afreke nen, ook met de hem begeleidende heeren Lammer schaag' en Spaan, wier paarden en rijtuig bij huurde voor de enorme som van 25 gulden. Aan den heer Hel-

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1910 | | pagina 1