DAGBLAD VOOR ALKMAAR EN OMSTREKEN.
No. 117
Honderd en twaalfde Jaargang»
1910
ZATERDAG
21 MEI
Een schoolvergadering.
BINNENLAND.
Deze Courant wordt eiken avond, behalve op Zon- en A
Feestdagenuitgegeven. Abonnementsprijs per 3 maanden r -
voor Alkmaar f0,80; franco door het geheele Rijk fl,—
Afzonderlijke nummers 3 Cents.
Telefoonnummer 3.
Prijs der gewone advertentiën
Per regel f0,10. Bij groote contracten rabat. Groote
letters naar plaatsruimte.
Brieven franco aan de N. V. Boek- en Handelsdrukkerij
v/h. HERMs. COSTER ZOON, Voordam C 9.
nieuws.
ALKMAARSCHE COURANT
AR I/v VIS
Dit nummer bestaat uit drie bladen.
(INGEZONDEN.)
Eene schoolvergadering dat is iets, voor een school
blad, waarme alleen de onderwijzers te maken
hebben.
Neen, waarde lezer en lezeres, wij willen het hier
hebben over een schoolvergadering, die onmiddellijk
zoowel den ouder en het kind, als den onderwijzer
raakt, en waarvoor dus ook belangstelling mag worden
verwacht buiten den kring der onderwijzers.
Er wordt, vooral in den tegenwoordigen tijd, zeer
verschillend gesproken en geoordeeld over den onder
wijzer. Dat mag van den kant van dezen misschien
aanleiding geven tot klachten over gebrek aan de
noodige waardeering van zijn optreden, .in enkele op
zichten heeft hij zeker niet te klagen. Hij leeft zelfs
eensdeels in een' gelukkigen tijd. Of is het
niet een zeer gelukkig verschijnsel, dat er thans
zooveel meer aandacht wordt geschonken door de ou
ders aan de opvoeding hunner kinderen? Is het niet
een genoegen voor den „meester" te mogen ervaren,
dat er hoe langer hoe meer menschen komen, die eens
een' blik werpen in een boek met opvoedkundige strek
king, die een krant ter hand nemen om daarin een
„School en Huis-artikel" van onzen bekenden Alk-
maarschen schrijver tot aan het eind met belangstel
ling te volgen? Zeker, de onderwijzer zou gaarne dat
nog in meerdere mate bewaarheid willen zien en dat
pleit voor hem, maar daarom mag dan ook van hem
worden verwacht, dat hij zooveel mogelijk dat doel
helpt bevorderen. Hoe hij dat kan?
Vooral en allereerst, naar wij meenen, door contact
te zoeken met de ouders der leerlingen, door samen
werking dus tusschen school en huis. Immers dan pas
zal hijbemerken, hoe zoovelfe ouders der aan zijn zor
gen toevertrouwde leerlingen, dagelijks medeleven in
het onderwijs hunner kinderen. Dan zal het hem niet
onbekend blijven, dat ook die ouders zich een oordeel
vormen over hem en zijn werk, misschien soms geen
onverdiend en onverdienstelijk oordeel. Maar dan zal
hij ook alleszins beseffen en daar is het ons hier om
te doen met hoeveel warmte en hartelijke belang
stelling er tegen den tijd van het overgaan van de
eene naar de andere klasse, in het gezin over die zeer
gewichtige gebeurtenis wordt gesproken. Men mag
dat als de natuurlijkste zaak van de wereld beschou
wen, omdat daarbij öf het geldelijk belang van den
ouder in liet spel is, öf omdat hier de oudertrots hoog
tij viert en de eerzucht zijne rechten, helaas soms in
te ernstige mate, doet gelden; over 't algemeen zal
het toch de liefde voor hun kind zijn, die zich daar in
zijne volle kracht uit.
En het kind, het. is die liefde alleszins waard. Ileerft
het niet steeds het doel voor oogen gehad, mede "te
mogen gaan naar de volgende klasse? Is daarbij niet
sterk op den voorgrond getreden de innerlijke vrees
achter te moeten blijven bij de kinderen van zijn leef
tijd, met wie liet schoolvriend is geworden? Meer nog,
heeft de jeugdige discipel' niet in zich het gevoel, dat
hij het aan zijn vlijt verdiend heeft en dat zijn werk
elk meent zoo vaak zijn uil een volk te zijn kijk
ook maar eens naar de groote menschen wel gofed
was, dat hij waarlijk niet. slechter werkt dan Jan en
Piet van die en die?
Zoekt hij aanraking met de ouders zijn leerlingen,
dan zal de onderwijzer er van overtuigd worden dat
in een zeer groot aantal gezinnen, door ouders, kind,
broers en zusters met spanning het tijdstip wordt |e
gemoet gezien, waarop in de school belist zal worden
over het al of niet overgaan van dien leerling.
Het is voor ons niet noodig af te dalen in de vraag,
wie, het hoofd of de betrokken klasseonderwijzer, den
meesten invloed op die beslissing zal uitoefenen. Dat
is iets wat, naar wij meenen, geheel buiten bespreking
kan blijven, omdat in onze oogen voor dien overgabg
eene vergadering noodig is, de schoolvergadering',
waarop wij in het begin doelden en waarop wij ons
voorstellen nader een blik te slaan.
Gezellig is men allen op een avond bijeengezeten,
want aan deze vergadering wil niemand van het pér-
soneel graag ontbreken. Is dat wel wonder ook? Zbu
de onderwijzer het niet prettig vinden te vernemén,
dat de leerlingen, die reeds zoo goed bij hem in de
klasse waren, thans ook door zijn opvolger(s) met het
brevet van „flinke leerling" naar de volgende klalse
gaan Zou hij kunnen ongevoelig blijven bij liet
hooren, dat een discipel, die hij toch zoo goed vond,
thans öf slechts even mede 'over kan gaan, öf mis
schien zelfs moet blijven zitten? Kan het wel anders,
dan dat er tusschen de twee collega's eene ernstige be
spreking plaats heeft, om die achteruitgang te verkla
ren, eene bespreking', waarmede, de onderwijzer, bij
wien hij moet blijven zitten of bij wien hij in de klas
se zal komen, zeker zijn voordeel zal doen ten b^te
van het kind?
Maar men staat voor moeilijker oplossingen. Er zij
immers leerlingen, die bepaald ongeschikt schijnen om
b.v. het rekenonderwijs in hunne klasse te volgen, of
wilt ge een vak als geschiedenis; en die toch niet ver
der gaan dan het lager onderwijs. Mag men zuïke
leerlingen nu maar steeds tot aan den leeftijd, waarop
ze de school mogen verlaten, in de laagste klasse laten
voortsukkelen en ze zoo de gelegenheid onthouden
toch nog zooveel mogelijk van de andere vakken op te
steken? Ons antwoord is neen. Evenwel.... en hier
wenschen wij den nadruk op te leggen; ziedaar boven
al een leerling, waarover zeer veel moet worden gespro
ken. Zóóeen mag niet in eene volgende klasse worden
geplaatst zonder dat de onderwijzer, die hem krijgt,
geheel op de hoogte is, met de manier, waarop er door
zijn voorganger(s). mede gewerkt is, teneinde zich eene
meening te kunnen vormen, waarom sommige vakken
wel, andere geen resultaat hebben opgeleverd, t Gaat
toch waarlijk niet aan, dat een onderwijzer bij het bin
nentreden eener nieuwe klasse leerlingen, niets van
hen afweet en maar eens moet onderzoeken of liever
probeeren, hoe liij die kinderen moet aanpakken. En
als hij dat op de verkeerde manier begint mag men
bij zooveel verschillende karakters haast anders - dan
eenige misgrepen verwachten? en dus niet alleen in
meerdere of mindere mate met de orde aan den suk
kel raakt, doch ook de resultaten mist, die zijn voor
ganger bij diezelfde leerlingen wel verkreeg, wendt hij
zich dan tot dezen om inlichtingen? Wil hij hoog ge
noeg staan om dat te doen? Wij hopen het.
Maar waarom dat in de waagschaal gesteld? Dat is
toch in het geheel niet noodig. De overgang-schoolver
gadering is bijgewoond en de onderwijzer komt, toe
gerust met voor hem belangrijke aanteekeningen over
zijne nieuwe leerlingen de klasse binnen. Wat een ge
not Nu kan hij den lastigen- en moeilijken-, den min
der vluggen- en den leerling, die onder zeer bijzondere
omstandigheden mede naar de volgende klasse moest
worden overgeplaatst, dadelijk meer op de juiste ma
nier behandelen. Nu kan hij zich d© moeite besparen
den armen tobber, die het vorige jaar toch altijd zoo
zijn best deed, eerst een paar malen het woord „dom
oor" en meer dergelijke lieflijke benamingen naar het
hoofd te slingeren, vóór hij tot de ontdekking komt,
dat de stumper juist eene tegenovergestelde behande
ling verdient en vraagt. Wij spreken r^et over de ze
delijke vernedering in dit geval, wij constateeren
slechts in het kort het groote voordeel, de groote, de
verheffende kracht, die er van zoo'n schoolvergadering
kan uitgaan, tot heil van onze jeugd.
Wanneer wij het voorgaande neerschrijven in een
dagblad als de Alkmaarsche Courant, dan is dat, om
dat wij niet alleen wenschen te spreken tot de onder
wijzers, maar vooral ook tot de ouders en aanstaande
ouders van schoolgaande kinderen. Want zoodra zij
de zekerheid hebben, dat op eene zoodanige serieuze
wijze in een kring van opvoeders de belangen van hun
kinderen zijn besproken en behartigd, dan, wij zijn er
heilig van overtuigd, zullen ze niet klagen en morren,
als hun jeugdige telgen met betraande oogen thuisko
men, met het bericht-, dat zij zijn blijven zitten. Zij
zullen in zich vinden een vertrouwen, waaruit de
kracht voortspruit om hun kinderen op eene aangena
me wijze te doen gevoelen en begrijpen, dat er een re
den is tot dankbaarheid, omdat niets dan het welzijn
en het belang van hen en hun kinderen geleid heeft
tot de uitspraak: „Kan niet overgaan tot de volgen
de klasse."
TWEEDE KAMER.
Aan de orde was gisteren de voortzetting der be
raadslaging over het bekende voorstel-Troelstra, tot
het instellen feener enquête naar handelingen van den
oud-minister Kuyper.
De lieer Van Hamel (u.-l. Amsterdam IV) mo
tiveert zijn oordeel ten gunste van het voorstel. De
partijpolitiek moet hier buiten het debat blijven. Op
den voorgrond-stelt spr., dat van eene strafvervolging-
geen sprake kan zijn, want indien er een delict mocht
zijn, is het reeds verjaard. Maar van een delict kan
ook geen sprake zijn, tenzij gelden zijn getoucheerd,
niet ten voordeele van een partij, maar van een per
soon. Ook de wet van 1855 heeft met dit delict als
er een delict is niets te maken. Op juridische
gronden zet spr. zijne meening' te dien aanzien nader
uiteen.
De heer Troelstra (S. D. A. P. Amsterdam III) zal
achtereenvolgens bespreken de aanleiding' en wording
van het voorstel; de vraag' in hoever hetgeen na de in
diening van het voorstel is voorgevallen op het oor
deel over het voorstel van invloecj; kan zijn; de juridi
sche bezwaren, die tegen het voorstel zijn ingebracht;
de merites van het voorstel met het oog op den materi-
eelen aard van het voorstel en de materieel© bezwaren
welke tegen het voorstel zijn ingebracht.
Spr. begint dan in herinnering te brengen hetgeen
aanleiding gaf tot het doen van zijn voorstel en meent
goed te doen het geheugen van de rechterzijde wat op
te frisschen. Niet zoo zeer de publicatie van het voor
gevallene in Het Volk heeft de beweging gaande ge
maakt, maar wel hetgeen daarna in de Pers, speciaal
in de Pers van rechts, is gepubliceerd. Verschillende
citaten uit de rechtsche Pers worden door spr. voorge
lezen.
Vervolgens wijst spr. er op dat het voorstel tot een
enquête had moeten uitgaan van de rechterzijde, hij
heeft daarop gewacht, maar inplaats daarvan kwam er
een commissie door De Standaard geïntroduceerd op
dezelfde gore onoprecht© misleidende wijze die in deze
geheele zaak valt op te merken, waarbij men het deed
voorkomen alsof het enquêtevoorstel niet van invloed
was geweest op het instellen van dien eereraad.
De voorzitter verzoekt spreker zich te mati-
gen.
De heer Troelstra wil dit gaarne doen, maar
zal bij bespreking van de Kuyper-zaalc wel eens moe
ten gewagen van misleiding. (Gelach.)
Spreker toonde verder aan dat men zijn voorstel
moet beschouwen in verband met al hetgeen hier en
buiten de Kamer is geschied. Een voorstel tot en
quête moest komen.
In de tweede plaats zet spreker uiteen dat de inge
stelde commissie een enquête niet kan vervangen, daar
die commissie geen wettelijke bevoegdheid heeft.
Daarna komt hij tot de houding der Regeering in
de Kuyper-zaak en herinnert aan hetgeen de heer Do
Beaufort zeide o.a. dat hij, aan de Regeering zijnde,
niet zou aarzelen te getuigen wanneer hij overtuigd
was van de onschuld van dr. Kuyper.
En de verdedigers van dr. Kuyper, zij zwijgep wan
neer zij beschuldigingen moeten weerleggen en gebrui
ken voor de rest groote woorden en holle phrasen. En
zoo deed ook de Regeering. Geen hand stak de minis
ter Heemskerk naar dr. Kuyper uit. Daarbij steekt
vreemd af diens benoeming tot lid van de Grondwets- j
commissie. i
Sedert de lintjes-zaak is er nog meer bijgekomen, j
n.l. de zaak-Van Heeckeren, waardoor de geloofwaar- i
digheid in dr. Kuyper allerminst is versterkt. Toen is
er nog' een zaak bijgekomen, n.l. de zaak-De Jong. j
(Stemmen: Ha!)
Spreker herinnert aan hetgeen in De Rotterdammer
gestaan heeft, waarvan de heer De Jong redacteur is
en verklaart meer waarde t© hechten aan de woorden
van juffrouw Van der Vlies dan aan die van eenige
achtenswaardige mannen, waarvan sprake is.
De voorzitter meent, dat de zaak van juf
frouw Van der Vlies hier buiten staat, daar zij niet in
de stukken voorkomt.
De heer Troelstra antwoordt, dat dit onjuist
is. Het was juist de slag op den vuurpijl., (Stemmen:
Ga voort.) Spreker aanvaardt de verklaring van
juffrouw Enka, vooral omdat het haar brood gold.
Vooral de houding van de a.-r. Pers en van de a.-r.
partij weerhoudt tot intrekking van het voorstel.
Wat het juridische gedeelte aangaat, vereenigt spre
ker zich met hetgeen door den heer De Beaufort, ge
deeltelijk door de heeren Van Idsinga, Van Doorn,
Limburg en Van Hamel is gezegd.
Alsnu de materieele zijde van de quaestie. Nog eens
1 spr. er de aandacht op vestigen, dat de verklarin
gen 'van juffrouw Wesmeyer niet kloppen met die
van dr. Kuyper. Geen woord is door juffrouw W. ge
schreven om de verklaringen van den heer Tydeman
te verzwakken en de heer R. Lehmann is „buitenaf" en
zwijgt als een mof en de andere heer Lehmann heeft
nog geen kik gegeven om de verklaringen van dr.
Kuyper te steunen. Een maand voor dat de ridderorde
aan R. Lehmann verleend werd, begonnen de geldelijke
uitkeeringen aan juffrouw Westmeyer door den heer
Lehman en gaf deze, naar beweerd wordt, aan dr.
Kuyper 7000. Maar nu wordt dit door dr. Kuyper
wel ontkend en gezegd, dat na het verleenen van de
decoratie en in verband daarmede geen geld is gege
ven, maar hij zegt niet wat er voor is gebeurd. Daar
over zwijgt hij.
De heer Ketelaar: Tale Kanaans. En thans
de quaestie der corruptie.
De heer TroelstraCorruptie is niet slechts dat men
zelf gelden toucheert voor een partijkas maar ook als
van Regeeringswege een bedrijf wordt aangemoedigd
als door juffr. Westmeyer werf aangemoedigd. Spr.
zegt, werd omdat hij wel vertrouwt dat zij het bedrijf
ii u niet meer zal kunnen uitoefenen.
Een tipje van den sluier is er opgelicht, maar er
ligt nog veel in het duister. Vast staat, dat dr. Kuyper
zich driemaal interesseerde voor de particuliere zaken
van juffrouw Westmeyer. Hij scheen er groot belang
bij te hebben juffrouw Westmeyer financieel staande
te houden. Dat wijst op een solidariteit va,n belangen,
welke onderzoek eischt.
Alsnu het regeeringsbeleid inzake de decoraties. Na
hetgeen reeds daarover gezegd is, is het niet noodig
op het gevaar te wijzen van het instituut der decora
ties. Het gevaar is voldoende gebleken bij het decoree
ren der gebr. Lehmann.
Ook de bekende zaak van liet postzegelalbum is niet
opgehelderd. Wij weten, dat R. Lehmann een postze
gelalbum had en dat getracht is dit in een Rijksmuse
um geplaatst te krijgen. Aanwijzingen zijn ook ge
geven aan E. A. Lehmann omtrent den weg om een
decoratie te krijgen. Hij gaf mejuffr. Westmeyer
J 10.000 en werd daarop op een voorloopige lijst voor
te decoreeren personen geplaatst, niet wegens nationa
le daden, maar als koopman en geestverwant. Dat alles
eischt licht.
Nu het veelbesproken verband.
Och zegt men, een enquête zal weinig kunnen uit
werken, omdat men het verband toch niet kan bewij
zen. Dat er verband heeft bestaan, wordt niet ont
kend en hoe groot dat verband is geweest, kan slechts
een grondig onderzoek uitmaken. Spr. neemt nu eens
aan, dat die 4000 van R. Lehmann zijn gegeven na
de decoratie, maar hoe zit het nu met het geld door
E. R. Lehman gegeven. Hij hoopt, dat mejuffrouw
Westmeyer met haar portefeuille goed is aangekomen
en schrijft, dat zij van dr. Kuyper reeds bewijs van
ontvangst heeft gekregen en paf is over het prompte.
Waar anders voor, dan voor het geld, dat in die por
tefeuille was, werd bewijs van ontvangst gegeven. En
reeds in 1904 en niet in 1905 schrijft dr. Kuyper aan
juffrouw Westmeyer, dat haar schitterend succes
wordt doorgezet.
Op al die feiten en de vermoedens, die zich daaraan
vastknoopen, geeft dr. Kuyper eenvoudig geen ant
woord. Is er dan niet alle reden voor een enquête?
De heer De Beaufort zal tegen sprekers voorstel
stemmen en het zal waarschijnlijk wel uitloopen op
eene partijstemming. Maar die stemming zal niet ge
dekt worden door de stem van den heer De Beaufort,
die het meest vernietigende oordeel over dr. Kuypers
handelingen uitsprak, toen hij zeide, niet in het slijk
te willen wroeten.
lingeu en adspiranten-klassen treden mede op.
Aan de uitvoering is een wedstrijd voor adspiranten
in 2 af deelingen - verbonden, welke wedstrijd zal
bestaan in hoog- en ver-springen, hardloopen en touw
klimmen. Men verwacht, dat ongeveer 300 personen
zullen medewerken.
UIT SOUAGERBRUG.
De Noorderbond van gymnastiek-vereenigingen in
Noord-Holland, gevestigd te Scliagen, zal op 31 Juli
eene propaganda-uitvoering geven te Schagerbrug.
Aan die uitvoering zuilen deelnemen de vereenigingen
te Anna-Paulowna, Barsingerhorn, Winkel, Nieuwe-
Niedorp, ILeer-Hugowaard, Zuid-Seharwoude, Noord-
Scharwoude en Oudkarspel, Dirkshorn, Schagen en
Schagerbrug.
De aan deze vereenigingen verbonden dames-afdee-
UIT OUDE-N1EDORP.
Donderdagavond vergaderde de Protestantsche
kiesvereeniging alhier in het lokaal van den heer A.
Mijts.
Nadat de voorzitter met een welkom de vergadering
had geopend en de notulen, door den secretaris gele
zen, onveranderd werden goedgekeurd, kwam aan de
orde
le. Rekening over het afgeloopen jaar, welke reke
ning, op verzoek van den voorzitter, door de heeren
Ds. Kanis en J. Buisman werd nagezien.
Deze rekening werd op advies van genoemde heeren
goedgekeurd. Ontvangen was 10.55, uitgegeven
3.66, alzoo een voordeelig saldo groot 6.89. In kas
was van vorige jaren 38.50, zoodat nu in kas moest
zijn en was de somma van 45.39.
De penningmeester ontving een woord van dank
voor zijn goed beheer.
2e. Verkiezing van 3 bestuursleden. De heeren P.
Schaap, J. Buisirfan en P. van Leijen waren aan de
beurt van aftreding en volgens rooster niet direct her
kiesbaar.
Na gehouden vrije stemmingen werden tot bestuurs
leden gekozen de heeren M. II. Woutman, G. Liefheb
ber en Ds. Kanis. De laatste in de vergadering te
genwoordig', nam zijne benoeming aan.
Eerstgenoemden zullen door den secretaris met hun
ne benoeming in kennis worden gesteld.
3e. Candidaatstelling Provinciale Staten. Met al-
gemeene stemmen werden de aftredende leden, de hee
ren K. Breebaart Jr. en Jb. Zijp Hz. opnieuw candi-
daat gesteld.
Daar er niets meer viel te verhandelen en niemand
meer liet woord verlangde, werd de bijeenkomst, met
een woord van dank door den voorzitter gesloten.
UIT KOEDIJK.
EEN OPLICHTER.
Donderdagavond, omstreeks half zeven, werd het
bondscafé van den heer A. Bak bezocht door een lan
ge, schrale heer, keurig gekleed in een onberispelijk
zwart pak. Hij deed geweldig Amerikaansch, infor
meerde met ettelijke „all right's of 't mogelijk was
naar Schagen te wandelen, hoe ver Alkmaar van Koe
dijk verwijderd was enz. Ten slotte gaf hij te kennen,
den nacht bij Bak te willen doorbrengen. Eerst
wenschte hij echter nog eenige boeren te bezoeken.
Onderweg kwam hij den knecht van bakker Nieuw-
land tegen, wien hij vijf gulden bood voor elke koe,
die deze als commissionnair voor hem zou koopen.
Toen de bakkersknecht, die van koeien absoluut geen
verstand had, weigerde, voerde hij zijn bod op tot ze
ven gulden vijftig, waarop de knecht evenmin inging.
Toen vond de man in den heer Helder een tusschen-
persoon, die voor elke koe tien, voor elk kalf drie
gulden zou krijgen.
Te ruim 9 uur kwam hij in het rijtuig van één der
boeren, waarmee hij handel gedreven had, weer boven
water, een weinig onder den drank. Hij bestelde een
overvloedig' souper en dronk nog een paar stevige
borrels. Zijn bluf en houding hadden beslist wel iets
Amerikaansch, en hij probeerde niet alleen den kaste
lein met zijn voorgegeven Yankeëschap te bedotten,
maar ook de daar in huis verblijvenden heer Jongsma.
Deze voerde een gesprek met hem in een mengelmoes
je van Engelseh en Duitsch. Het was vermakelijk de
vreemdeling op een „Was sagen Sie" en „was meinen
S-ie" te hooren antwoorden in het gebroken Engelseh
en het schijntje Duitsch dat hij machtig was.
Later bleek dat hijook Hollandsch sprak, hetwelk
hij kruidde met enkele voor eenvoudige menschen
sterk-suggestieve woorden als „I thank you," „master,"
„all right." Hij gaf op te heeten Francisco Palman,
geboren in Zeeland en op 3-jarigen leeftijd naar Ame
rika vertrokken. Opmerkelijk was, dat hij bij de be
rekening van hêt aantal jaren, in Amerika doorge
bracht, een blunder maakte, die gerechte twijfel aan
zijn waarheidsliefde opwekte. Hij was 31 jaar, had 3
jaar in Frankrijk, 1 jaar in Duitschland doorgebracht
en 20 jaar in Amerika. Er waren dus 4 jaar zoek.
Hij liet een lijst zien van koeien, die hij bij de hee
ren Lammerschaag en Spaan gekocht had, te leveren
25 Augustus, betaling 20 Augustus bij Oldenburg in
Alkmaar, en zette met veel overdrijving een boom op
over zijn farm in Los Angelos (Californië), waar hij
7 uur van z'n naasten buurman woonde en als nagewas
notabene.... sinaasappelen kweekte. Ook scheen hij
met den duur van de spoorreis New-YorkSan Fran
cisco niet goed meer op de hoogte. Hij wilde den heer
Jongsma volstrekt trakteeren, doch deze liet ondanks
de vertecderende betuiging van den langjas „Ich habe
Sie doch so sehr lieb" zijn gereserveerde houding niet
varen.
Toen probeerde hij zich te ontpoppen als geestver
want van dezen, en wilde den heer Jongsma mee heb
ben naar Amerika voor zijn rekening.
Typisch en verre van Amerikaansch was z'n uit
roep, toen hij de steile trap opstommelde: „Baas, woar
leg je?" Wijselijk hield de „baas," die niet bijster Ame-
rikanig gestemd was, zich slapende.
Vrijdagmorgen na 't ontbijt verscheen voor de deur
een rijtuig met twee trappelende paarden om „me
neer" af te halen. In alle statie gaf hij zijn bevelen,
bestelde een diner voor 4 personen, nam de panden
van zijn lange gekleede jas voorzichtig tusschen de
vingertoppen en staptein. 's Avonds zou hij afreke
nen, ook met de hem begeleidende heeren Lammer
schaag' en Spaan, wier paarden en rijtuig bij huurde
voor de enorme som van 25 gulden. Aan den heer Hel-