DAGBLAD VOOR ALKMAAR EN OMSTREKEN. Damrubriek. De voorpost. No. 117 Honderd en twaalfde Jaargang. 1910. ZATERDA 21 MEI. BUITENLAND. mm m Deze Courant wordt eiken avond, behalve op Zon- en Feestdagen, uitgegeven. Abonnementsprijs per 3 maanden voor Alkmaar f0,80; franco door het geheele Rijk f 1, Afzonderlijke nummers 3 Cents. Telefoonnummer 3. Prijs der gewone advertentiën Per regel f 0,10. Bij groote contracten rabat. Oroote letters naar plaatsruimte. Brieven franco aan de N. V. Boek- en Handelsdrukkerij v/h. HERMs. COSTER ZOON, Voordam C 9. 1. 21—17 1. 11 22 2. 31—26 2. 22 31 3. 37—32 3. 28 37 4. 35—30 4. 25 34 5. 43—39 5. 34 32 6. 48—43 6. 37 39 7. 26 28 7. 33 22 8. 44 21 1® iii il 1 AL&MAARSC Rl A. V! Gemengde Mededeelingen. ONWEER. Nauwelijks is de onweer-periode weer begonnen en daar brengt de telegraaf al weer de droeve mare van dood en schade, welke door den bliksem is aange bracht. Hoe verschrikkelijk de verwoesting, die de bliksem aanbrengt, wel kan zijn, blijkt uit een bericht, dat be waard is gebleven uit 1819, en dat luidt: 's Zondags, den 19en Juli 1819 ging de pastoor van Moustiers haar Chateauneuf om een nieuwen pastoor te installeeren. Met bijzonder mooi weer begaf men zich in processie 's morgens om 10 uur naar de kerk. Nauwelijks had de plechtigheid een aanvang genomen, toen een ontzettende bliksem, gevolgd door drie gewel dige donderslagen,, in de kerk sloeg. Een jonge man, die juist aan het zingen was, werd tegen den grond geslingerd en voelde, dat zijn geheele lichaam door vlammen omgeven was, terwijl hij zag, dat de kerk gangers vol angst naar buiten vluchtten. Spoedig evenwel waren de vlammen gebluscht en bemerkte de zanger, dat hij ongedeerd was gebleven. Hij zocht toen naar den pastoor, die naast hem had gestaan. Deze lag met brandende ldeeren schijnbaar levenloos op den grond, maar was na twee uur weer bijgekomen. Hij had vijf ernstige wonden gekregen, die eerst na maanden genezen waren. Verder bleef hij aan slape loosheid lijden en hield hij een lammen arm. De stoel, waarop de geestelijke gezeten had, was totaal aan splinters geslagen. Acht personen in de kerk waren gedood, één meisje werd zoo ernstig gewond, dat zij den volgenden dag overleed. Twee-e.n-tachtig werk- gangers hadden wonden gekregen. De kerk stond vol zwarten rook. Een ooggetuige zag driemaal achter el kaar stukken vuur op het dorp vallen. De bliksem had den torenspits getroffen en het kruis veertig me ter ver in een rotsspleet geslingerd, de preekstoel ge heel vernield en daarna de kerk op twee plaatsen dooi den muur verlaten. De eene spleet in den muur was anderhalve yoet diep en breed, door de andere, dia iets kl^i^ey was, was de bliksem nog in den stal van de pastorie geslagen en had daar een paard en vijf schapen getroffen. BERG-BESTIJGEN. Nu het reisreizoen weer aangebroken is gaan velen naar het buitenland om een tocht in de bergen te ma ken. Opmerkelijk is het, dat nieuwelingen bij het berg-bestijgen bijna altijd een verkeerde gewoonte vol gen, waardoor hunne krachten veel te gauw verbruikt zijn. Men moet n.l. den volgenden regel in acht ne men: Groote stappen en kromme knieën. Ook de rustpo zen worden dikwijls verkeerd genomen. Wil men een oogenblik uitblazen, dan moet men niet gaan zitten of gaan liggen, daar men dan nog veel erger gevoelt, hoe moe en afgemat men is. Het beste is om een paar minuten te blijven staan en wel met het gelaat naar den tegengestelden kant gericht. Daardoor komen de spieren, die bij het bestijgen ingespannen werden, tot ru9t. Als men daalt, wendt men het gelaat met de rust- poozen dus naar boven. EEN RUïNE-STAD. Vóór 1500 jaar was de stad Thamugas in de Ro- meinsche provincie Numidië een groote gemeente van ongeveer 50.000 zielen, met veel straten en huizen, mét badinrichtingen en kazernes, met tempels en tri- umphbogen. Thans staan haar ruïnes op een dorre vlakte midden in Algerië en is het een echte dooden- Stad. De zuilen en bogen zijn ingestort, het woestijn zand is in de stille straten gewaaid en behalve hen, die met het uitgraven bezig zijn en enkele vreemdelingen, die de plaats bezoeken, ziet men niet anders dan eeni- ge rondtrekkende Bedouïnen tusschen de ruïnes van de vervallen huizen. De inwoners voeden zich met brood en dadels. Op moderne landkaarten heet de plaats Tingad. Een mooiere plaats voor een stad kon toenmaals nau welijks gekozen worden. Zij ligt aan den voet van een groote bergketen, die haar tegen het Oosten be schut, aan den Westkant is het vlakke land. De bou wers werkten niet voor één dag, maar voor de toe komst. Zelfs de ruïnes getuigen van de stevigheid van de bouwwerken. De eerste straat in de stad leidt den bezoeker naar het forum; het is een breede, met groote steenen geplaveide straat. Men kan duidelijk de voren zien, welke de wielen van de Romeinsche wa gens in hét plaveisel achtergelaten hebben en men ver wacht bijna het knallen der zweepen en het geluid van paardenhoeven te hooren. Dan komt men op de markt. De vrouwen van Thamugas betraden de markt door een van acht zuilen gebouwde hal. Op de markt be vindt zich een bron, terwijl zeven nissen voor winkels gebruikt werden. Tiet binnengaan in deze nissen was evenwel door een steenen tafel verhinderd. De ver kooper moest zich steeds bukken, als hij in zijn winkel wilde zijn, want hij moest eerst onder de tafel door. Op de tafels kan men nog de sporen der bijlslagen zien, waarmede de slagers de kalfs- en schapenbouten hakten in den bloeitijd van het Romeinsche keizerrijk. VOOR? DAMES. RIJKJES IN DE MODEWERELD. Nu de' heerlijke zomer zoo spoedig aangebroken is, zijn de zomertoiletten en -blouses plotseling voor den dag gekomen. Hoewel in het voorseizoen dreigde, dat de blouses zouden verdwijnen en de japon uit één stuk meer opgang zou maken, blijkt het nu toch, dat de blouses haar ouden roem handhaven. Wat is toch luchtiger en frisscher dracht in den zomer dan een dunne batisten blouse? Men ziet de luchtige, witte blouses ook weer overal, de meeste met een boord, een enkele met een vierkant uitgesneden hals. De meer gekleed© blouses, welke van zijde of een dergelijke stof worden vervaardigd, worden bij voorkeur van de zelfde kleur als de rok genomen. Men kiest hiervoor eelal het kimono-model, dat, zooals haar naam aan geeft, een klein beetje een Japansch air heeft en vooral goed past voor slanke personen. De blouse is geheel aan elkaar geknipt, zonder plooien en garnitu ren, anders dan op den boord en de manchetten. Het kimono-model teekent vooral de schouders zeer gra cieus af. Het nieuwe, liggende kraagje zal bijzonder veel worden gedragen. Het past vrijwel bij elk gezicht, het maakt frisch en jong en heeft twee vormen: den vorm „Pierrette", die geplooid is en die in kant of tule is, al naar verkiezing en het platte model. Dit is 8 10 c.M. breed en wordt vooral in borduursel veel ge maakt. Het Pierrette-model kleedt slanke personen met een langen, vrijen hals goed; de platte vorïn is be ter geschikt voor dames, die min of meer gezet zijn. Beide modellen kunnen gedragen worden met een staanden boord of met den ontblooten hals, al naar verkiezing. Gewoonlijk zegt men: „Kindermode is er niet" en vele moeders zijn deze meening toegedaan. Maar ge heel juist is zij niet. Er heeft ten allen tijde een kin dermode bestaan, die natuurlijk zoo nu en dan vrij bespottelijk was, want in de kindermode behoeft men niet veel buitensporigs aan de kleeding aan te bren gen om kinderen belachelijk te doen schijnen. Als de kindermode maar eenigszins naar de mode der vol- wassenen zweemt, doet zij de kleinen reeds vreemd en ouwelijk lijken. En toch gebeurt dit zoo vaak. Menige moeder berooft haar kind van jeugdige bekoorlijkheid door liaar opgesmukte kleeding aan te trekken. Een aardig, lief kind heeft geen sierlijke, maar eenvoudige kleertjes noodig. Een klein meisje ziet er in een em- pire-kleedje van zijden batist, gegarneerd met Valen- ciennes-kantjes en met veel smalle lintjes niet bekoor lijker uit dan in een gewoon wit jurkje, eenvoudig ge garneerd. De zinspreuk der kindermode luidt dan ook altijd en overalEenvoud. SLAG ZET IN DE PARTIJ. De volgende aardige slagzet is voorgekomen eenige jaren geleden in een partij tusschen de beeren B. enC. AAN DE DAMMERS. Met dank voor de ontvangen oplossingen van pro bleem 78 en van eindspel 8. 't Waren beide zonder twijfel zeer interessante vraagstukken, de ontleding van beiden was zeer mooi, de eindstand na den slag in probleem 78, was niet zoo erg mooi, doch bij goed spel zeker voor wit gewonnen. Stand van probleem 78. Zw. 1, 6, 8, 9, 10, 11, 18, 20, 25, 28, 29, 83. W. 21, 27, 31, 35, 37, 38, 42, 43, 44, 47, 48, 50. Oplossing van den auteur: Wij ontvingen van dit probleem goede oplossingen van de heeren: G. Cloeck, D. Gerling, J. Houtkooper, J. M. Hout- kooper, J. J. Hubelmeijer, W. Los, J. B. de R., O. Ul- rich en H. Zaadnoordijk te Alkmaar; S. Homan te Wijde Wormer; H. E. Lantinga en H. E. Lantinga Jr. te Haarlem; E. v. d. Velde, Huiswaard. Nog ontvangen goede oplossingen van: C. Ulrich (No. 77), K. J. de Geus (vraagstuk 16) en T. v. d. Velde (77 en 16). EINDSPEL No. 8. Stand: Zwart 1 schijf op 43. Wit3 Dammen op 11, 12 en 40. Dit interessante eindspel kan bij goed spel slechts door wit gewonnen worden op de volgende leerzame manier. 1. 12—26! 1. 43—48 4349 kan niet wegens 40—7 Zwart kan dan niet op de lijn 4916 blijven wegens 2621 en 7-^-2. Hij moet dus op 85 en dan volgt 268, en 1116 gewonnen. 2. 40—29 2. 48—30! Zwart heeft niet anders. Op 4843 volgt 11—16, 16—43 en 29—42, wint. Op 4825 volgt 2648, 2920 en 1139, wint. 3. 11—16!! en zwart is verloren. Op 3025 volgt 1643 en 2942 (a). Op 3035 volgt 268 en 297 (b). Op 3039 zie a. Op 3019 zie b. Deze ontleding', slechts 3 zetten diep, is zeer moeie- lijk te zien. De eerste en tweede z©t kunnen zonder verschil om gewisseld worden. Alleen wanneer we 4029 als eer ste zet spelen, krijgen wij nog een aardige variant, die wij in de eerste oplossing missen. Zie hier 1. 40—29 1. 43—49. Op 4348 krijgen we 1226 eerste ontleding. 2. 11—16 2. 4944 gedwongen. Op 4935 volgt 128 en 297. 3. 29—45 3. 44—28. Op 44—35 12—8 en 45—7. Op 4449 1217. Zwart moet dan 4935 en volgt 178 en 457. 4. 16—11 4. 28 6 5. 45—50 5. 6- 1 6. 5045 en wint. -Wts Zwart: 11 Schijven op 3, 6, 10, 12/15, 18, 19, 25, 31. Wit: 11 Schijven op 11, 28, 32/35, 38, 39, 42, 43, 45. In dezen stand heeft zwart als laatste zet gespeeld 16, nadat wit 1611 had gespeeld, de zet 16 was echter niet goed, want nu kwam het volgende: 1. 34r—29 1. 6 17 2. 32—27 2. 31 22 3. 29—23 3. 18 29 4. 33 24 4. 22 44 5. 24—20 5. 15 24 6. 43—39 6. 44 33 7. 38 7! Een zeer aardige zet! Als probleem 79 geven wij een probleem van den heer J. Noome. In den oorspronkelijken stand was een kleine font, waardoor de buitengewoon fraaie ontle ding niet opging. Wij hebben wit en zwart elk een schijf bijgegeven en bieden nu dit fraaie probleem al- Jen-ter oplossing aan. Probleem 79 van J. NOOME Mzn., Purmerend. Zw. 3, 6, 8, 11, 14, 16, 17, 19, 21, 23, 24, 25, 29, 30. W. 22 31, 35, 37, 38, 39, 40, 41, 44, 46, 47, 49, 50. EINDSPEL No. 9 J. NOOME. Zwart 3 schijven op 13, 19, 22. Wit 3 schijven op 11, 32, 34. Wit speelt en wint. Er is meer dan één manier. Gelieve te zoeken naar de variant, die begint met 11—7. Oplossing van beide vóór of op 26 Mei. CORRESPONDENTIE. KI. Z. te A. Probleem wel aardig. Zullen het wel dra een plaatsje geven. i. De sergeant van de wacht verwijderde zich, en liet Claude Lapatie achter als voorpost, op een verheven heid, door de muren van een verwoeste hut beschut. De nacht brak aan, en de jonge soldaat, zich zoo eenzaam gevoelende te midden van dat winterachtige landschap, waar alle voorwerpen in het schemerduister zulke zonderlinge schaduwen afwierpen, werd droevig te moede. Zijn eenigszins bijgeloovige geest schiep uit die schaduwen de gedaanten van spoken en too- verachtige wezens, zooals ze voorkwamen in de verha len, die men elkaar 's winters vertelde, als men rond den haard gezeten was, en de wind in den schoorsteen bulderde. De lucht werd meer en meer door dikke wolken verduisterd en de wind gierde door de blader- looze takken. Door een instinctmatige vrees bevangen, omklemde de schildwacht angstig zijn geweer. Hij was als ver stijfd van kou; zijn geest zweefde zelfs niet meer in de herinneringen van het zoo ver verwijderde tehuis. Hij had zelfs geen begrip meer van zijn plicht als voorpost. In de stilte van den nacht klonk nu plotseling een klagende kreet, daar dicht bij Wakker geschud uit zijn verstrooiing, hield Claude zijn geweer gereed, den vinger aan den trekker en met het oog de schaduwen doorzoekend. Hij herinnerde zich nu, dat de kameraden aan zijn zorgen waren toevertrouwd, dat hun veiligheid van hem afhing, en hij verweet zich zijn bezwijming. Het klagende geluid hield aan, een akelig, nauwe lijks hoorbaar gereutel was het; daarop klonk een angstig geroep van uit de bouwvallen. Claude waagde zich door de half openstaande deur, ontstak een lucifer en zag in den hoek, onder een ver warden'hoop balken en planken van het ingestorte dak een menschelijke gedaante. Hij ontstak een kaars, die daar op den grond lag, en trad naderbij. Bij het flikkerende licht der kaars ontdekte hij een vijandelijke soldaat, die door een balk ter aarde ge worpen was. Met een blik vol haat greep Claude zijn wapen met de dreigende bajonet. De ander keek hem verwilderd aan Maar. de schildwacht schaamde zich: 't was een vijand, ja, maar een gewonde! Hij trok nu zijn geweer terug.en mompelde: „Laai hem zijn eigen dood sterven!" „Drinkenklonk het nu met reutelende stem. „Drinken? Ja, dat kun je begrijpen", en de sol daat greep zijn veldflesch, die nog warm was van de dubbele portie koffie, die hij er in had gedaan, vóór hij op post ging. Koffie met een flinken scheut brandewijn er in. „Ja, dat moet er nog bijkomen, het lichaam van een vijand te goed doen, ten koste van een Franschman." Hij grinnikte, en als 'om den gewonde te tarten, ontkurkte hij zijn flesch en bracht haar aan de lippen, 't Was toch in alle geval een mensch, die Duitscher. Claude zette zijn geweer tegen den muur, knielde bij den gewonde neder en ontlastte diens borst van den balk, die hem benauwde. Nu hield hij de veldflesch boven de lippen van den gekwetste; deze strekte de handen uit om de flesch te grijpen en zelf te drinken. „Ho! dat gaat zóó niet", zeide Claude,. „Handen thuis, of je krijgt niet! Dat kun je begrijpen! Ik zou moeten drinken op de plaats, waar hij met zijn bier muil geweest is." De gewonde verstond het; hij had vóór het uitbre ken van den oorlog in Frankrijk gewoond, zooals zoo vele anderen van zijn landgenooten, die den ondergang beraamden van het land, waar ze hun brood verdien den. Bij de uitdrukking van afschuw, die kracht gaf aan de woorden van Claude, wendde hij het hoofd af. Doch de onuitstaanbare dorst had de overhand; hij opende nu den mond, waarin Claude een straaltje koffie goot. Toen stond Claude op, nam zelf een lange teug en ging heen, om zijn post weer in te nemen. II. 't Zij om eens te zien hoe de gekwetste het maakte, of om zich een oogenblik te beschutten voor den hevi- gen wind, ging Claude, na verloop van een half uur, de hut nog eens in. Door een hevige koorts gemarteld, strekte de Duit- sche soldaat de handen naar de veldflesch uit. Zijn eerste tegenzin vergetend, en zich niet te lang willende ophouden, maakte hij den riem los en gaf de veldflesch aan den gekwetste. Hierop wilde hij heengaan, toen vier gewapends mannen zich vóór hem plaatsten en hem, vóór hij alarm had kunnen maken, ontwapenden. Verscheidene voetstappen, waarvan het geluid door de sneeuw gedempt werd, kwamen naderbij. Een troep hield halt. Het hoofd ervan, een Beiersch kapitein, liet den gevangene in de hut brengen. Hij ondervroeg hem iu het Fransch. Claude antwoordde niet. „Ik zal je mond met je bajonet doen openbreken, als je niet antwoordt", riep de kapitein. „Waar is dé hoofdwacht De soldaat zweeg. „Komaan", zei de kapitein, „nagelt dien stijfkop aan den muur." „Houdt op", klonk nu een smeekende stem. De verwonderde officier zag den gekwetste; hij her kende hem als een van zijn compagnie, die als dood was achtergelaten en hoorde nu hoe goed de gevange ne voor hem geweest was. „ITet zij zoo! ik schenk hem gratie, maar bij het minste teeken, dat hij geeft, wordt hij gedood. Wij nemen hem mee. Muller en Hermann, houdt hem tus schen je in, met gebonden handen. En bij het eerste geluid, smoor je hem de stem in de keel. Voorwaarts, we zullen de hoofdwacht, toch wel vinden." Claude was wanhopend. Hij had zijn post verlaten, geenalarm gemaakt, en zijn kameraden zouden overrompeld en vermoord wor den! Hoe ze te waarschuwen, te redden. Hij liep gedwee mee, en verheugde zich, toen hij zag dat men een verkeerden weg insloeg; maar de kapi tein bemerkte het en nam een anderen. Nu was hij op den goeden weg, men zou den voor post in de flank en eenigszins van achteren kunnen aanvallen, alles was verloren! Eensklaps deed Claud© een misstap en viel, en ter-

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1910 | | pagina 9