DAGBLAD VOOR ALKMAAR EN OMSTREKEN. De Wiskottens No. 122 Honderd en twaalfde Jaargang. 1Q10. VRIJDAG -o— 27 MEI. FEUILLETON. BINNENLAND. Deze Courant wordt eiken avond, behalve op Zon- en Feestdagen, uitgegeven. Abonnementsprijs per 3 maanden voor Alkmaar f0,80; franco door het geheele Rijk ft, Afzonderlijke nummers 3 Cents. Telefoonnummer 3. Prijs der gewone advertentiën Per regel f0,10. Bij groote contracten rabat. Oroote letters naar plaatsruimte. Brieven franco aan de N. V. Boek- en Handelsdrukkerij v/h. HERMs. COSTER ZOON, Voordam C 9. ALKMAARSCHE COURANT. •s\ Do dood van koning Eduard! van Engeland heeft opnieuw de vraag aan de orde gesteld, hoe het toch mogelijk is, dat het koningschap nog altijd bestaat, ja dat het veeleer een rijzende dan een dalende conjunc tuur heeft. Nu heeft deze vraag voor Nederland eigenlijk geen practisch belang. Maar juist, omdat die vraag van ons zoo absoluut geen vraag is, daarom mag men in Nederland, dat in den grond precies evenveel republiek als koninkrijk is, wellicht 'grooter objectiviteit dan ergens elders ver wachten bij dè behandeling dezer zaak. En hoe staat zij nu? Honderd jaar geleden dacht men het koningschap af te schaffen. Het lag' voor de hand, dat waar men de „uiterlijke" praerogatieven van de geboorte af schafte, men begon bij het erfelijk koningschap. In derdaad leek het te mal dat men de vraag, wie aan het hoofd van eenig land zou staan, zou laten afhangen van het toeval van de geboorte, dat men X. de eer zou geven van hoofd te zijn omdat zijn vader Y. haar had genoten. Natuurlijk kan men zich op een ander standpunt stellen. Doch stelt men zich alleen de vraag: „Welken ivgeeringsvorm acht ik op zichzelf het meest geschikt voor een gegeven staat," dan zou men toch nooit tot de meening kunnen komen, dat het meest geschikt was, wie een zekeren titel erfde. Algemeen was men dan toen ook onder hen, die zich op dit standpunt plaatsten, van meening, dat de mo narchie zichzelf overleefd had en dat het slechts een kwestie van tijd zou zijn dat zij geheel van het aardrijk zou verdwijnen. Deze leer heeft nog lang nagewerkt. Er zijn oppervlakkigen in de beide groote republieken, die zich nog altijd iets extra's van hun eigen vrijheid en onafhankelijkheid voorstellen omdat zij republikei nen zijn en die met iets van welwillende minachting neerkijken op de ongelukkigen, onder wier wetten in plaats van een voornaam van eenig vorst den achter naam komt van den een of anderen president. Edoch zij beginnen in de minderheid te komen. Want zij, die verder kijken, zien toch wel hoe weinig onderscheid er is tusschen een republiek en een mo dern koningschap. Ja het koningschap heeft te gen, dat het hoogste ambt in den staat op een eenigs- zius wonderlijke wijze begeven wordt. En het is werkelijk merkwaardig, dat men daar een bevoorrechting door geboorte toelaat, die men in elke andere betrekking de schandelijkst denkbare corruptie zou achten. Men stelle zich eens voor, dat men zoo ook van vader op zoon generaal, minister, secretaris generaal, rechter of burgemeester werd. Heel de mo derne staat zou in opstand) komen en zelfs in minder democratische landen dan de West-Europeesche Sta ten zijn, zou een dergelijke erfopvolging uit den booze geacht worden. En toch laat men dat alles bij het koningschap niet alleen toe, maar zelfs schijnt men meer en meer alge meen te gaan vinden, dat die erfopvolging ten slotte de voorkeur verdient boven keuze. Het is in de eerste plaats zeker een uiting' van een gevoel van macht. Men is zichzelf bewust, dat het koningschap in bedoelde landen „geen kwaad kan," dat het meer en meer een decoratieve rol speelt, maar dan ook m die rol niet kan gemist worden. Doch bo vendien is het wel ook een uitvloeisel van het gevoel van onmacht om een geschikter» persoon te kiezen. Naar de vijf en veertigste Duitsehe uitgave door RUDOLF HERZOG. 60) „Ik weet immers, dat ze bloed heeft," mompelde Gustav Wiskotten. „Als het eens 'n keer opgewekt was, liep het over. Slechts hare opvoeding verbood haar, het "op té laten wekken. Naderhand was het dan altijd alsof ze iets verkeerds gedaan had. Dominee," hij lachte even „men noemt dat anders „uit de school klappen!" Dominee Schirrmacher wiegde het hoofd heen en weer. „Laten wij deze opvatting aan menschen van gewone gezindheid over. Als wij beginnen, ons voor het eenvoudig menschelijk in ons te schamen, heeft het geen zin meer op de aarde te wandelen, en begrij pen wij God niet meer, die ons aldus schiep." Hij stond op. „En nu wil het mij toeschijnen, alsof jouw geval volstrekt niet zoo hopeloos is. Waar het bloed eenmaal gesproken heeft, blijft de herinnering. En de herinne ring verfraait, veredelt en vereffent." Hij reikte den heer des huizes de hand. „De vrouw is het zwakkere deel. Niettegenstaande al hare emancipatie-pogingen. Zonder de liefde vindt ze nooit de harmonische regelmaat, waarnaar zê streeft. Slechts in eenzame vrouwen ontwaakt de ver bittering van haar geslecht. Zorg er voor Gustav, dat Emilie van deze verbittering bevrijd wordt, doordat je haar hare eenzaamheid ontneemt." „I beschouwt de zaken met eene toegevendheid, do minee, welke ik bij u wel het allerminst gezocht zou hebben." Dominee Schirrmacher lachte. „Het klinkt niet mooi, wat ik je nu ;.eg, Gustav, maar een dominee moet een soort diph maat wezen. Je kent mij als deu Men wil niet voor_ het leven kiezen, bij de keuze durft men de besten vaak niet op den „troon" brengen, om dat de andere invloedrijken van hen aantasting van eigen gezagskring vreezen. Men heeft dus een neiging- om telkens te „veranderen" en om gelijk het vooral in Frankrijk zoo herhaaldelijk gebeurd is vooral niet den man van het oogenblik te benoemen. En nu is de grootste moeielijkheid om dan werkelijk geschik te personen te vinden, die geen enkel verkeerd antece dent hebben, geen gevaar voor een regeering van vriendjes in welke richting ook opleveren, die door het politieke leven zijn opgekomen en toch politicus-af zijn, boven de partijen staan, .zoodra zij president zijn. Inderdaad is het wel een beetje komiek, dat dit eigenlijk nergens heelemaal gelukt- is: of de gekozen presidenten waren te weinig decoratief, of zij waren niet decoratief genoeg, of zij waren te onpersoonlijk of zij waren te persoonlijk en werden als zoodanig te veel met een politieke partij vereenzelvigd. Eu stel nu daartegenover den onlangs overleden Engelschen Koning. De lofzangen, ten slotte op zijn persoon aangeheven, waren stuitend van eenzijdigheid en men moet al de Engelsche aanbidding voor de in stelling der koninklijkheid op zichzelf hebben om die met geduld aan te hooren. Zijn persoonlijk leven is van dien aard geweest, dat hij om tot president geko zen te worden nooit ook maar eenige, zelfs de gering ste kans zou hebben gehad. En toch was hij een vol maakt staatshoofd, die zijn decoratieve betrekking met de grootste eere vervuld heeft, en den Engelscben, ja aan de geheele wereld duidelijk heeft gemaakt, 'Int het koningschap toch allerminst uit den tijd is, veel eer de beste oplossing is van die eigenaardige moei lijkheden, ondervonden bij het uitkiezen van een staatshoofd. En wat misschien nog merkwaardiger is, het is dat er ook duidelijk waarneembaar is een neiging om als koning een sprekende persoonlijkheid te hebben, iemand waaraan het publiek gemeenzaam gespro ken houvast heeft. Men wil de majesteit van het staatsbestuur verzinnelijkt zien in een persoon en men is bereid dien persoon te vereeren, Zoodra daarvoor maar de geringste aanleiding is. Het is -de toch zeer objectieve „Nation," die deze conclusie trekt uit de gebeurtenissen van den laatsten tijd in Engeland. En wij gelooven dat deze conclusie juist is. i n winst- i n verliesrekening. Overigens wenschte hij geen verdere zoodanige aankoopon zonder vast plan. De Minister van Koloniën zette voorop dat deze aankoop hoofdzakelijk geschiedt- in het belang van de in1 imlsche bevolking, dat beperking van het aantal particuliere landerijen eischte tot maatstaf van den koopprijs is genomen de productie der Sawahs en de opbrengst van de verdere eigendommen. Voor de toe komst zullen nauwkeuriger gegevens noodig zijn dan die nu mogelijk waren; het aanhangige onteigenings- ontwerp zal daartoe' een leiddraad geven. De heeren- diensten zijn opzegbaar, doch gebruikmaking van dat recht zou in het nadeel der bevolking zijn. De Regee ring' zal den grond in de eerste plaats uitgeven, de sa wahs ten bate van de bevolking en voorts de erfpaehts- perceelen aan particuliere landbouwondernemingen, enz. Het land zal niet weder verkocht worden, i Het wetsontwerp is aangenomen, eveneens de drie j i gülarisatie ontwerpen voor Suriname. Dé kamer is op reces gegaan tot waarschijnlijk de laatste Juniweek. TWEEDE KAMER. EERSTE KAMER. Aangenomen werden gisteren de wetsontwerpen tot overbrenging bij de provincie Groningen van het be heer en de exploitatie van de havenwerken en het on derhoud van het haven-emplacement te Delfzijl, en de nadere regeling van de jaarwedden van de directeuren en commiezen der posterijen en telegrafie. Bij eerstgenoemd ontwerp gaf de Minister van Wa terstaat de verwachting te kennen, dat door zijn con tra-prestatie der provincie Groningen tegenover de prestatie van het Rijk een goede toestand kon geboren worden. Daarna is behandeld het wetsontwerp tot terugkoop van het land Kandanghauer, Rahusen wilde niet uit sluitend van vreemdelingen. De heer Havelaar was tegen staatsexploitatie- van het aan te koopen land. De heer an Nierop vroeg of de thans exploiteeren- de maatschappij aanspraak zal hebben op schadever goeding' wegens opheffinvan de heerendiensten; die vergoeding mag niet te hoog zijn. Spr. verwonderde zich zeer over het ontbreken vair een behoorlijk balans kanselredenaar, als den zeloot. Kijk eens om je heen. Geloof je, dat met dit volk hier iets begonnen zou kunnen worden zonder gewild? Als wij dominees de monschen in het dal niet toespreken, zouden ze niet tevreden zijn. Hier liggen de bewijzen vlak voor de hand. De onverschilligen moeten opgeschrikt en meegesleurd, en aan de vromen moet de inbeelding ontnomen worden, dat ze vromer da'n de dominee zijn. Dit laatste is namelijk een 1 ofddeugd der Wupper- thalers, en als men in de buitenwereld tegen de Wup- perthaler predikanten moord en brand schreeuwt, ver geet men, dat hier te lande de herder slechts de echo zijner kudde is. Jij echter, mijn zoon, bent op jouw manier zelf een persoonlijkheid. Daax-om kunnen wij kalm met elkander redeneeren als menschen die van deze aarde zijn." „Nu, dominee, zeide Gustav Wiskotten, „uw stel regel is ook de mijne. In sommige gevallen. Ook ik moet gewelddaden gebruiken, om mij achting en ge hoorzaamheid te verschaffen. Zoo lang het kinderen of domkoppen geldt. Buigen of breken. Met flinke menschen echter spreek ik openhartig. Wellicht komt ook Emilie daar eens achter." „Ik zal er eens over denken", merkte dominee Schirrmacher peinzend op, „hoe de hefboom hier over gehaald kan worden." ..Ileel vriendelijk, dominee. Maar breek er uw hoofd niet mee. Er zijn dingen, die slechts tusschen twee menschen uitgemaakt kunnen worden. Vrijwillig be ter inzicht van binnen uit! Bemiddeling' maakt den vermomden strijd slechts des te langduriger. Dat maakt de menschen ellendiger dan een openlijke strijd, dominee, en ik heb geen inschikkelijke natuur." „Adieu. Gustav, ik kom nog eens weer." „Maar dan met een ander onderwerp van gesprek, dominee." Op straat liep dominee Schirrmacher Anna Kölsch tegen het lijf. „Ga je op reis, kind?" En hij klopte op de tasch, welke zij in de hand droeg. „Naar IHisseldorf maar", antwoordde ze snel. „Maar dit is toch de weg naar het station." „Ik moet nog eve_ _jjnheer Gustav spieken." Aan de orde was gisteren het wetsontwerp tot wijzi ging' der wet tot regeling van het lager onderwijs (.subsidieering M. IJ. L. O.). De voorzitter zegt, dat door een der leden het woord is gevraagd voor algemeene beschouwingen. Daartegen is geen bezwaai-, mits me.n zich bij de toe lichting der amendementen dan daarvan onthoudt. De algemeene beschouwingen worden geopend. De heer Ketelaar (v.-d. Amsterdam V) meent, dat het- niet wel zal gaan deze zaak te bespreken, zonder haar algemeen te behandelen. Want het is een algemeène zaak, ofschoon de belangstelling' voor deze subsidiewet in en buiten de Kamer geringer is, dan bij Vroegere subsidiewetten. Dit is het gevolg hiervan, dat men van alle zijden op deze wet heeft aangedron gen; de heer Ter Laan diende zelfs een motie in, om .«'ii nadere regeling van het M. U. L. O. te verkrijgen. Daaruit blijkt, dat het M. IT. L. O. een behoefte is voor alle lagen van het volk. De minister heeft het geheele Voorloopige Verslag der Tweede Kamer op zijde gezet en de kracht en ziel aan het oorspronkelijk ontwerp ontnomen. De Mem. van Toelichting erkende, dat in de behoef te niet werd voorzien en in deze Kamer wilde men dan ook algemeen de gelegenheid om M. U. L. O. te ver krijgen, uitbreiden. Wat beteeken t de wet nu nog? Eenige scholen kun nen nu hun leerplan aan deze wet aanpassen; de be staande scholen zullen van hooger subsidie profiteeren, maar het M. U. L. O. zal niet worden gehaat. Het oorpsronkelijk ontwerp was goed; nu krijgen wij schijnscholen, die het M. U. L. O. niet zullen ba ten. Er zijn amendementen ingediend voor kosteloos on- de rwijs door den heer Ter Laan, waarvoor spr. gevoelt; anderen die de beurs nog wijder openzetten en waar voor hij niets gevoelt. Worden deze laatste amende menten aangenomen, dan zal spr. tegenstemmen. De heer Tydeman (v.-l. Tiel) herinnert ook zijnerzijds aan het debat bij het voorstel tot subsidiee ring' der bijzondere II. B. Scholen. De min. merkte wel op, dat het moeilijk was, de zaak te regelen omdat niet wettelijk vaststond wat M. I L. O. is, maar Z. Exc. bleek zeer wel te begrijpen waarom het ging. Ook in het buitenland gevoelt men zeer veel voor dit onderwijs; de uitkomsten in Frankrijk zijn zeer gunstig. Dit onderwijs heeft mannen opgeleverd, die „Zoo, zoo. Die is nog thuis. Luister eens naar Diisseldorf, zeg je? Hm, Anna dan kan je daar wel iets voor mij doen. Als je eens naar mevrouw Emilie Wiskotten toeging „Wat moet ik daar doen?" vroeg ze op afwerenden toon. „Slechts haar bezoeken, kijken hoe ze het maakt, met haar praten en haar van mijnheer Gustav vertel len." „Ik weet niets goeds." „Zacht wat, zacht wat. Om je tot beoordeelaarster op te werpen, daartoe ontbreekt liet je aan een goed inzicht. Maar zoo zijn de vrouwen. Wat bij hen ge moed, verstand of ingeving van het Oogenblik is, we ten zij dikwijls zelf niet te onderscheiden. Ga maar eens bij mevrouw Emilie Wiskotten aan. Ook door wfederzijdsche overdrijving kan men het verstand na der komen. Goede reis, m'n kind." Anna Kölsch stormde hem voorbij en de trap op, /.ij trof Gustav Wiskotten, die op het punt stond zich voor den middag naar de fabriek te begeven. „Meisje, je ontploft dadelijk nog!" ,%Mijnheci Wiskotten, is het waar dat is het waar „Wat moet er waar zijn, Anna?" „Dat u gisteren Ewalcl bij de wegwerkers aangetrof fen en hem geslagen hebt?" „Onzin, geslagen! Een beetje hard aangepakt heb ik hem." „Maar u hebt hem niet aan te pakken!" „WaaNu nog mooier! Ik heb hem niet aau te. pakken Ik zou mij den hoon moeten laten welge vallen, dat de jongeft uit louter verzet tegen zijne fa milie ondergaat? Uit den zuivers ten oppositiegeest ons belachelijk maakt?" „Toont u ook niet eeuwig en altijd uw oppositie geest „Kleintje, ji begint vermakelijk te worden. En nu mi et ik naar de fabriek." „Ja, omdat ge u schuldig' voelt, daarom maakt 11 er een eind aan. Ewald is meer waard dan u allen!" „Kind, schei nu als 't je blieft uit!" thans een uitstekende positie bekleeden. En zoo is het ook in ons land. Ook hier is de behoefte aan dit on derwijs groot, vooral op het platteland, in kleine ste den. De plattelandskinderen moeten goed onderwijs hebben zonder dat zij zich behoeven te verplaatsen naar andere steden. Yan dit standpunt moet men uitgaan. Maar- nu heeft de minister hier prof. Woltjer, het Eerste Ka- nierlid, geïntroduceerd. De minister van Binnenlandsche Zaken: Niet als lid der Eerste Kamer, maar als voorzitter der Staatscommissie. De heer Tydeman: Dan zal ik spreken over, den heer Woltjer als voorzitter dier Oommissie. De heer Ketelaar: Hij is toch lid der Eer-ste Kamer. De heer Tydeman: De heer Woltjer had als Eerste Kamerlid de gelegenheid) over deze zaak te spreken, en hij drong den minister tot een wijziging, die maakt, dat de subsidia thans alleen toepasselijk is voor de bestaande scholen. Maar daarom was het ons niet te doen; er is behoefte aan eene breede uitbrei ding van het M. U. L. O. Feitelijk heeft de minister geheel rechts-om-keert gemankt. De minister heeft gezocht naar een middel om te beletten, dat het M. U. L. O. zich uitbreidt, en zijn oorspronkelijk ontwerp ontzield. Toch heeft de minister zelf in de Eerste Kamer ge zegd: laten wij de IT.B.S. inet 3-jarigen cursus en het M. U. L. O. laten groeien en zich daaruit laten ont wikkelen het nieuwe type school. Dat was een juist standpunt. Mé ar thans wordt het M. U. L. O. in zijn groei belemmerd; het is nu bevi'oren en kan zich niét ontwikkelen. Moeten wij wachten op een nog niet ingediend' rap port van 1800 pagina's? Daarom vraagt spr. den mi nister, laat het M. IT. L. O. zich ontwikkelen. Ten slotte ontwikkelt ook' hij bezwaren tegen de subsidieering van scholen, waarvan het plan tot op richting vóór 1 Januari 1910 bestond. Hier wordt een deur open gezet, die spr. niet wil opénen. De heer Roodhuyzen (u.-l. Brielle) brengt den minister hulde en dank voor de spoedige vei'vulling eener belofte. Maar het is de schuld des ministers dat wij thans moeten zeggen dat de aardigheid van dit ontwerp af is. De minister heeft in deze zaak weinig vastheid betoondde minister had aanvankelijk het be sluit genomen dat hij niet op het ineenschakelingsrap- port kon wachten. Spr. voelt zeer weinig voor het ontwerp en zal voor alle amendementen stemmen, die liet ontwerp in den ouden vorm terugbrengen. De heer P o 11 e m a (a.-r. Gorinchem) betuigt zijn danli voor het ontwerp, maar is niet 'bevredigd. De heer Ter Laan (S.D.A.P. Hoogezand) wijst op het belang van deze zaak en stelt daartegenover, dat het oorspronkelijk ontwerp niet aan de eischen der practijk voldeed. De practische bezwaren nam de mi nister weg, maar aan den anderen kant is het ontwerp zóó vervormd, dat de aardigheid er af is. Spr. ziet echter de behoefte aan meer onderwijs. De inspecteurs, waren zij gehoord, zouden den minister van die behoefte hebben overtuigd. Dit ontwerp heeft één groot bezwaar, en spreker's stem erover is dan ook volstrekt niet zeker. Scherper dan ooit te voren dreigt het gevaar van het klasse-on- derwijs. Ook op dit gebied, waardoor het eigenlijke volksonderwijs slecht wordt gehouden. De heer De Geer (c.-h. Schiedam) wenscht slechts enkele opmerkingen te maken. Hij sluit zich aan bij den dank der regeering gebracht voor de in diening van dit ontwerp. Maar ook voor spr. is door de Mem. van Antwoord door de inwilliging van de be lofte een streep gehaald. „Een mensch, die zoo worstelt als hij, die tot den minsten arbeid zijne toevlucht neemt om zich maar niets te laten schenken „Wij krijgen ook niets cadeau." „Toch welU laat u iets ten geschenke geven, e^n tot dank slaat u hem, die u geholpen heeft. Dat - dat is „Dit is eene laagheid, wilde je zeggen. Ik houd dat je jeugdige opgewondenheid ten goede. Maar óm je gerust te stellen kan ik je zeggen, dat ik wegens de modder, waarmede de metgezellen van je heldhaftigen Ewald mij bevuild hebben, vandaag een bad héb moe ten nemen." J. „Dat schijnt niet vor-1 geholpen te hebben",stiel het nfeisje uitdagend uit. Jüf frouw Anna liet meisje brok in tranen uit. Maar het waren toornige tranen. „Wat wilt u toch van hem? Als hij niet naar Düs- s.-jldorf weggeioopon was, in het ellendige leven, dan zat u nu met de fabriek vast! Slechts zijne prachtige pjtn ontei keningen zullen u redden. Dat hebben u «'ft vader eergisteren zelf gezegd. Dan heeft men toch eér een woord van dank gereed, dan het afsnauwen, d|t hem slechts nog meer verbitteren moet. Hij is toch een zieke, Ewald, die weldra heelemaal het rechte pad niet meer zal kunnen vinden. Maar u met uwe ijzeren gezondheid meent altijd dadelijk maar er op los te moeten slaan. Alle menschen zijn niet zooals u! Er zijn ook zwakke naturen." .„Tot dezulken schijn jij niet te behooren, Anna." „Maar ik bezit gevoel van rechtvaardigheid." „En dat ken je mij niet toe?" „Zijne teekeningen hebt u gerechtigheid laten we dervaren, o ja, omdat u dat gelegen kwam. Maar u neemt alles op alsof het heel natuurlijk is, omdat het immers van een Wiskotten stamt. In plaats van nu allereerst Ewald hulp te verleenen „Hij wil die niet." r.'.t vervolgd.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1910 | | pagina 1