DAGBLAD VOOR ALKMAAR EN OMSTREKEN.
No 125
Honderd en twaalfde Jaargang.
1910
1 DINSDAG
31 MEI
1
Deze Courant wordt eiken avond, behalve op Zon- en
Feestdagen, uitgegeven. Abonnementsprijs per 3 maanden
voor Alkmaar f0,80; franco door het geheele Rijk f 1,
Afzonderlijke nummers 3 Cents.
Telefoonnummer 3.
Prijs der gewone advertentiën
Per regel i'0,10. Bij groote contracten rabat. Oroote
letters naar plaatsruimte.
Brieven franco aan de N. V. Boek- en Handelsdrukkerij
v/h. HERMs. COSTER ZOON, Voordam C 9.
1
ALRMAARSCHE COURANT.
I A"V
ALKMAAR, 31 Mei.
In een klein afgelegen Sileziscli plaatsje, woonde
een doktersgezin. Hij stond bekend als een ijverig,
kundig geneesheer, hard werkend voor het dagelijksch
brood; zij was een vriendelijk vrouwtje, vroeger too-
neelspeelster, na haar huwelijk geheel opgaand in het
werk van haar man. Aan zijn gewone dagtaak alleen
had hij niet voldoende en 's avonds, dikwijls ook
's nachts, zat hij uren op zijn sjofel gemeubelde werk
kamer, studeerend en waarnemend. Wel was de mi-
kroskoop waarmede hij moest werken slecht, doch hij
had nu eenmaal niet beter en zijn moed en volhar
dingsvermogen waren groot genoeg om den werklust
er in te houden en de werkkracht niet te doen verslap
pen. Toch heeft hij misschien wel eens over zijn ge
brekkig instrument geklaagd. Zijn vrouwtje althans
wist ervan; zij ontzegde zich elke versnapering, spaar
de van haar karig huishoudgeld wat maar eenigszins
gespaard kon worden, gaf geen cent onnut uit. En
toen eens haar man weer verjaarde, kon zij in stilte
een fonkelnieuw, kostbaar en waardevol instrument op
zijn studeertafel plaatsen en hem aldus op de dank
baarste wijze verrassen. Wat zal er een vreugde ge-
heerscht hebben in het doktersgezin en wat zal er in
de eerste dagen na den verjaardag gewerkt zijn met
den mikroskoopMaar met een goed instrument al
leen ontdekt men geen geheimen, moed en volhardings
vermogen zijn mede «niet voldoende. Hoogere geestes
gaven en talenten waren er noodig, om dep weg te
vinden, dien hij hoopte in de kleine wereld onder het
vergrootglas te ontdekken. Geheel alleen moest hij
zoeken, zonder medewerkers te hebben, zonder geleer
den te kunnen raadplegen, zonder in het bezit te zijn
van liet kostbaar en kostelijk materiaal, waarover de
werkers iu de laboratoria kunnen beschikken. Hij
zocht en meende gevonden te hebben, meende in
zijn poover studeervertrek een ontdekking te hebben
gedaan, die van verstrekkende beteekenis zou kunnen
worden. Zijn eerste gang was naar zijn vroegeren
leermeester in de oude universiteitsstad, die vol be
wondering was over liet resultaat en dadelijk zijn col
lega's bijeenriep om hen te laten zien, wat een platte
lands-geneesheer had gevonden. Hem werd geraden
onmiddellijk te gaan naar den grooten Virchow te
Berlijn. He Berlijnsche reis liep evenwel uit op een
ontzettende teleurstelling: Virchow was zeer kritisch
gestemd. Hiep gekrenkt keerde de dokter in zijn
woonplaats terug. Niet echter 0111 moedeloos bij zijn
niet gewaardeerd onderzoek te gaan neerzitten, maar
0111 den zelf gevonden weg verder te bewandelen. Vele,
vele jaren later werd liern eens als bewijs van groote
hulde een gedenkpenning geschonken, waarin bij zijn
portret deze treffende woorden waren gegrift„Uit
de wereld in het klein hebt gij Uwe grootheid ge
schapen en hebt gij U de wereldbol veroverd, die U
ten hoogste dankbaar den krans der onsterfelijkheid
aanbiedt."
Haar liggen tussclien het begin van den weg en het
punt, waarop dit monument werd geplaatst, oneindig
veel moeielijkheden en gevaren, die onversaagd over
wonnen werden. Als een trouwe medestrijdster zag
men steeds de dappere echtgenoote aan de zij van haar
man, hetzij dat deze zicli bevond onder de gloeiende
zon van een Indische vlakte met verpest water, in de
vieze hutten van lijders aan besmettelijke ziekten, of
wel in de oerwouden van Afrika, ten prooi aan talloo-
ze nooden en gevaren. Zijn devies: „als men weten
schappelijk wil werken, moet men zich aan het be
smettingsgevaar blootstellen" had zij tot het hare ge
maakt en zoo groot kon het gevaar niet wezen, of zij
vergezelde hem.
Wij spraken daareven van een monument op den
weg. Ontelbare zijn de andere teekenen van hulde,
eerbied en dankbaarheid, die op dezen zegeweg zijn op
gericht. Thans zullen ze gesloten worden met een
grafmonument, de weg is ten einde, de groote denker
en zoeker is niet meer. Geen grafschrift zou zoo
veelzeggend en veelomvattend zijn als deze ééne naam:
Robert Koeh.
Zijn voornaamste levensdoel is geweest „maak U
nuttig voor de mensehheid." Van pracht en praal waa
llij afkeerig, in een gezelschap waarin hij gehuldigd en
met groote onderscheiding behandeld werd, gevoelde
hij zich niet op zijn plaats. Hij hield van eenvoud en
gezelligheid, toonde in het dagelijksche leven veel takt,
kon prettig met de menschen omgaan, was een groot
liefhebber van humor en geest. Baarentegen was hij
als wetenschappelijk man buitengewoon streng, jegens
anderen evengoed als zich jegens zichzelf.
„Maak u nuttig' voor de mensehheid."
Het is hier niet de plaats om uitvoerig stil te staan
bij de vorderingen, welke de geneeskundige en vee-
artsenijkundige wetenschap aan hem hebben te dan
ken. Wij herinneren er slechts aan, dat hij in 187(5
iiantoonde wij doelden hierboven erop dat de
miltvuur bacillen de oorzaak zijn van het miltvuur, dat
hij daarn als (-enige oorzaak van tuberculose bij
mcnsch en dier vond de tuberkelbacil, dat de Buitsche
regeering hem uitzond om in Egypte en Engelsch-In-
dië de oorzaak van de Aziatische cholera op te spo
ren, lyelke hij aanwees in de komma-bacil, dat de En-
gelsche regeering hem de opdracht verstrekte, in Zuid-
Afrika de runderpest te bestudeeren, dat liij voor
Duitschlaud hetzelfde in Indië deed, dat hij in Oost-
Afrika, op Java en in den Maleischen Archipel de
malaria, in Zuid-Afrika de builenpest, in Oost-Afrika
de slaapziekte aan een onderzoek onderwierp, dat hij
in Egypte de verwekker van de aldaar heerschende
oogziekte ontdekte, een bacil alweer, dat.... Maar
het bovenstaande leert reeds voldoende welk een he-
teekenis de man, die thans op zijn 67ste levensjaars is j
heengegaan, met zijn veel omvattenden arbeid voor de
Wetenschap heeft gehad, op welk gebied men hem in zij 11
gehoortelanad steeds gaarne een Bismarck noemde.
Aan het resultaat van zijn arbeid is het te danken, dat
er thans veel meer dan vroeger voor de volksgezondheid
wordt gedasfn, dat de zorgeloosheid van weleer een
einde gaat nemen, dat er door den wetgever en door
het particuliere initiatief wordt gestreefd naar ver
mindering van slachtoffers aan besmettelijke ziekten,
vermeerdering van volksgeluk, volkskracht en volks
welvaart. Hij heeft de richting aangegeven, waarin
de mensehheid zich zal hebben te bewegen, om de ge
zondheid te bevorderen. Aan haar individuen de taak,
in die richting steels verder te gaan! En het zijn niet
alleen wetgevers en doktoren, die deze taak kunnen
behartigen, maar ieder mensch kan door het goed voor
beeld en het verstandige woord daarbij behulpzaam
zijn.
Koch's levensdoel is geweest de mensehheid te die
nen. Moge het „maak U nuttig voor de mensehheid
van dezen beminnelijken en hooggeleerden man voor
velen een aansporing zijn om, zij het dan ook op véél
bescheidener schaal, dit levensdoel te volgen. En
moge menig man in het dagelijksch leven aan hem een
voorbeeld nemen en zich gelukkig kunnen prijzen
in het bezit van een vrouw, die in die mate met den
arbeid van haar echtgenoot meeleeft en hem daarbij
van den aanvang af aan zoozeer steunt, als dat bij
mevr. Koch liet geval was
BRUSSELSCHE TENTOONSTELLING.
De ministers van waterstaat en van landbouw, de
heeren Regout en Talma, hebben zich naar Brussel be
geven tot het brengen van een bezoek aan de Neder-
landsche af deeling ter Brusselsche tentoonstelling en
tot het deelnemen aan het feestbanket, dat mr. Re
gout, commissaris-generaal van Nederland bij deze
tentoonstelling, vandaag aanbiedt aan de tentoonstel
lingsautoriteiten.
Daniël Meyerplein.
- In den nacht van Zaterdag op Zondag is er op
liet OudPkerksplein te Amsterdam heftig gevochten
tusschen huzaren en infanteristen, die er met de sa
bel sop insloegen. Een burger, die zich er in mengde,
kreeg een klap, welke hem ernstig wondde, een ander
sliep een snede over den pols op. Een twintigtal poli
tic-agenten en marechaussees kwamen er bij te pas
0111 het ge vecht te doen eindigen. De gewonden zijn
per brancard naar het Gasthuis gebracht.
EEN GRAPPIG VOORVAL.
Een voorval, dat iedereen erg grappig vond, behalve
do rechtstreeks daarbij betrokkene, speelde zich giste
ren af op den I)am te Amsterdam.
Op de eerste rij langs d^n afgezetten rijweg stond
een juffrouw, die er niet aan dacht haar bevoorrechte
positie prijs te geven, al werd zij nog zoo gedrongen;
van achteren door opdringende mede-kijklustigen, van
voren door de politiemannen, die slechts met de groot
ste inspanning de afzetting konden handhaven.
Manschappen te paard zijn bij dergelijke gelegenhe
den van groot nut.
De bereden politie-agent, die op de plek, waar de
juffrouw stond, dienst deed, liad met zijn paard vrijwel
alle manoeuvres uitgevoerd die bij liet geval te pas
kwamen. Hij had de telkens weer naar voren komende
juffrouw in de rij teruggebracht door een beweging
uit de flank, door zachten achterwaartschen druk,
waarbij de juffrouw de staart van bet ros in liet ge
zicht kreeg, enz.
Eindelijk zou de ruiter het met een voorwaartsche
beweging probeeren. Het paard kwam nu met zijn
lioofd juist boven het lioofd van de juffrouw. En
hap zei-ie, in de groene blaêren en de korenaren, die
de weelderige versiering uitmaakten van den reusach-
tigen hoed van de juffrouw. Nog een ruk en de juf
frouw stond blootshoofd. Haar nieuwe zomerhoed
bungelde in den bek van het fier achteruitstappende
paard, en met den hoed een groot deel van een weelde-
rïgen haardos, die meer bij de juffrouw haar hoed dan
ij haar hoofd bleek te belmoren.
BOND VAN VRIJE LIBERALEN.
De jaarlijksehe vergadering van den bond van Vrije
Liberalen heeft Zaterdag 25 Juni plaats in het Ameri
can Hotel te Amsterdam, aanvangende te half twaalf
des voormiddags.
Een bespreking van het onderwerp „Gemeentebedrij
ven" zal worden ingeleid door prof. Mr. A. C. Visser
van IJzendoorn.
VEREENIGING VAN GEMEENTEBESTUREN.
Op een te Amsterdam gehouden vergadering' Van
burgemeesters en wethouders van eenige groote ge
meenten is besloten dat de oprichting eener vereeni-
ging zou worden voorbereid, waarin zoowel voor burge
meesters als voor wethouders plaats zou zijn. De hee
ren mr. dr. A. A. E. baron van Lijnden (burgemeester
van Utrecht), jhr. mr. C. A. Elias (burgemeester van
Zaandam), mr. I. A. van Royen (burgemeester van
Zwolle), J. Simons (wethouder Den Haag) en mr. E.
I'. van Lanschot (burgemeester van Breda) werden
uitgenoodigd zitting te nemen in een Comité van voor
bereiding en uitvoering.
Het doel, door jhr. mr. C. A. Elias burgemeester
van Zaandam'uiteengezet is samenwerking ter verkrij
ging van practisehe en meer idieële voordeden.
Ui E U NIEUWS.
MESSENTREKKERIJ.
Er bestond reeds lang een veete tusschen de t'a mi-
lies Schelvis en Biet, in de Joden Houttuinen te
Amsterdam, waaraan af en toe op de gewone manier:
schelden en kijven, uiting werd gegeven.
Zondagavond echter heeft die veete tot een ernstig
conflict geleid.
Zondagochtend was er eerst een kleine strubbeling
vooraf gegaan. Toen nu Zondagavond Biet met zijn
echtgenoote rustig stonden te praten, kwamen daaraan
juffrouw Schelvis met haar dochter en twee zoons.
„Is het die nu V' werd er gevraagd, en voor iemand
er op bedacht was, was een der zoons Biet van achter
onverhoeds aangevallen en iu een minimum van tijd
had hij hem wel tien messteken toegebracht. Iemand,
die den woesteling het mes wilde ontnemen, liep daar
bij een verwonding- aan de hand op.
De getroffene werd naar het Israëlitisch gasthuis
gebracht, waar zijn toestand op 't oogenblik beter is,
dan zic-h aanvankelijk deed aanzien, terwijl de messen-
steker in verzekerde bewaring zit op 't bureau Jonas
KONINKLIJK BEZOEK.
Gisteren was het de dag van den grooten histo-
riseh-allegorischen optocht. Mocht deze niet in zijn
geheel aanspraak maken op volledigheid, in zijn sa
menstelling teekent hij nochtans naar juistheid onze
historie in sommige harei sprekendste lijnen.
Aanvangende met den stamvader en den staruvrou-
wo van het geslacht: Willem de Rijke en Juliana van
Stolberg, volgt Prins Willem, gezet in de omgeving
van zijn hofstaat en van zijn groote helpers op krijgs
kundig gebied en di vrouwen die in zijn rijk bewogen
leven zich hadden onderscheiden. Op don geniaalsten,
den geestelijk ruimst bedeelden, in diepte van inzicht,
zóó wat den aard van ons volk in zijn verscheidenheid
betreft, als liet karakter der hem vijandige machten,
den ridderlijksten en in liet staatkundige fijn geslepe-
neu, den voor zijn ideaal gaarne alles ten offer bren
genden prins van Oranje, volgt de meest martiale, le-
gendair heldhaftigste prins Maurits, in 'echter sober
der omlijsting, waarbij op i!e wetenschappelijke zijde
van Mnurits persoonlijkheid, bij, den Moltke van zijn
tijd, geen voldoende licht geworpen is, wegens de ont
stentenis in de groep bijv. van Simon Stevin.
I)e derde groep is zeker de rijkste en uitgebreidste.
Terecht, want zij heeft tot middelpunt: Frederik Hen
drik en Amalia van Solms. De zon van Nederland
staat op middag-hoogte. De oorlog wordt door Frede
rik Hendrik onderhouden, alleenlijk tot behoud en be
vestiging van clen vrede. De oorlog is een tournooi
geworden, een glansrijk steekspel, met vestingen tot
inzet. Op alle gebied bot het leven uit en zet het rijke
vrucht. In Frederik Hendriks gevolg trekt een schit
terende staf van vreemde legerhoofden op, die naar
dit land gekomen zijn om bij hem de kunst der krijgs
voering' te leeren: de hertog van Bouillon, de prins de
la Tremouille, Robert Vere, graaf van Oxford. Het is
het zeeheldentijdperk. I11 een praalwagen verdringen
zich de Trompen en De Ruyters en Van Galens en
Evei'tsens, de staatslieden als de Pauws, de Aersens,
de Biekens, een tweede praalwagen doet de Muider-
kring langs ons henenschrijden, gevolgd door de door
luchtigheden onzer schilderschool:
Ik zie, hoe als een kleed de Vrede 't land bedekt.
Ik hoor vorst Frederik van aller tongen roemen,
lk hoor hem vrederijk en vredevader noemen.
Ik smaak zijn goedigheid; ik voel zijn heuschen aard.
Ik riek den zoeten reuk van vrede, dien hij baart.
Na het Frederik Hendrik-tijdvak gaat het berg-af.
Do groep ran Willem II omvat slechts 4 personen:
hemzelf, Maria Stuart zijn gemalin en twee pages.
Toch een prins van schitterende begaafdheid, maar in
zijn kortstondige loopbaan niet het middenpunt van
gebeurtenissen, die in een optocht zich leenen tot zin
rijke allegorie. E11 de strijd, dien hij tegen Amster
dam aanbon-l. door een militair vertoon, zonder bloed
vergieten beslecht, leende zich daartoe zeker niet.
Maar ook de Ce groep, aan Willem III gewijd, beslaat
slechts 7 hoofdpersonen en een vendel Schotten: 12
man sterk. Willem wordt in het feestprogramma beti
teld als Koninek van Groot-Brittanien ende Yerlandt
e:i het „stadhouder van Holland enz.," komt vrijwel
achteraan hinken. Dit teekent inderdaad de verhou
ding, waarin hij tot ons land gestaan heeft.
De groepen Jan Willem Fri.so, Willem IV en Wil
lem V., waaraan dan, met een open plaats voor den pa
triotten- en den Frnnschen tijd, het tijdperk Koning
■Willem I aansluit, zijn uit den aard dér zaak slechts
aangestipt en de eenige praalwagen, die hier reden
-van bestaan leek te hebben, is die in den vorm eener
aehttieude-eeuwsche sjees, door mr. Th. Stuart wel
willend beschikbaar gesteld, en in welke sjees graaf
van Bentinelc en zijn wederhelft gezeten zijn.
Het arsenaal van den optocht was het gebouw Velox
eerst rijwielschool, nu wellicht spoedig zweminrich
ting eii het grasveld daarnaast was de paradeplaats.
Daar ontmoetten elkaar tegen het uur van twaalven,
toen de costumiers en kappers liun plicht hadden ge
daan, de honderden deelnemers, zoowel dames als hee
ren. En het werd er een festijn voor de oogen, een zee
van kleuren, die dooreen woelen en steeds weer tezamen
komen in de meest gedurfde combinaties, en dan weer
plotseling uiteengaan. De zon ketste er op het gladde
goud en zilver van de harnassen, warmde er op het
bonte fluweel en verhoogde den glans van zijde en sa
tijn.
Nu was het nog geen optocht. Godinnen en zeehel
den liepen als opgewonden Amsterdammers, die blij
zijn, dat ze aan een pretje meedoen, door elkander;
soms en dat waren degenen, wien de romantiek in
het bloed zat al met een tikje van een airtje, zoo
bij een proefrit te paard b.v. Dan konden ze zoo diep
neerzien op de gemeene voetknechten.
Maar het aardigst was het gestoei om de meisjes.
Zoo'n pakje flatteert altijd, of het nu de dracht is
van een marketenster of van een edelvrouw, en het
hofmaken gaat een aankomend heertje veel eleganter
af, als hij den vluggen tooi van een amoureuse page
lieeft omgehangen. Eén was er slechts, die werk en
zorg had, en dat was de herschepper van het verleden,
Theo Molkenboer. De panden van zijn lange zwarte
jas hebben vanmorgen rusteloos achter hem aangewap-
perd, zoo snel deed hij alles. Maar daardoor gelukte
het hem ook overal gelijk te zijn, en vooral aan hem is
het dan ook te danken dat alles op tijd was. De stoet
werd opgesteld langs de Hobbemakade met den kop
naar de Stadhouderskade. Eerst reden de groote
praalwagens aan. De voerlui, nu nog niet in histori
sche rol, schreeuwden, de zware paarden spanden de
peezen en de apotheosen hobbelden over het weiland,
als een sleeperskar over een slechte bestrating. Daarna
kwamen de deelnemers zeiven. Het was de bloem der
Amsterdamsche jofferen en jongelingen, het waren
oudstrijders en gymnasiasten, ldein-maar-dapperen,
zangers, werklieden en scholieren.
En zoodra ze op het afgezette gedeelte verschenen,
kwam elk in zijn rol. De edelvrouwen lieten zich met
staatsie en gracie door haar caveliers naar haar koets
of rijpaard geleiden, de hellebaardiers trokken een
krijgshaftig' gezicht, en de engelen der zegewagen na
men de houding van het bovenaardsche aan. En het is,
of de hoofdpersonen uit de tegeltableaux, welke de
muren van het Rijksmuseum sieren, plotseling levend
zijn geworden, en uit de lijst omlaag' zijn gestapt om
zich naar de rangorde van de historische perioden
waarin ze thuis behooren, langs de Hobbemakade en
langs het modderige water van den ondiepen kom vóór
het in boomen wegschuilend polderhuisje te plaatsen.
Om één uur komen twee commissarissen van orde te
paard langs het trottoir gedraafd. Iemand roept:
„klaar"; een signaal weerklinkt en, terwijl het koper
van de cavalerie schettert, zet de stoet zich, onder het
gejuich van duizenden, in beweging.
Door de Paleisstraat trok de optocht het leege Dam
plein op. Kranige bereden politie vooruit, dan hooge
berenmutsen en in de koperglanzen van hun schallende
muziekinstrumenten.
De optocht trok eerst rond over den Dam, groepeer
de zicli toen in een wijden krans been om het monu
ment, maar toch bleef er iets leegs op het plein, al
deed de zon ook nog' zoo haar best en overgutste het
alles met klinklaar goudlicht. De hoofdpersonen tn
paard stelden zich op in het front vóór het Paleis. En
dat was wel een zeer voorname groep van edellieden.
Deze dames en heeren uit de eerste families der hoofd
stad, hoewel toch ook niet meer zóó stoer als hun voor
vaderen der regentenstukken, zij droegen hun kostelij
ke gewaden met static en zaten zelfbewust in 't zaal.
Er waren zeer bekoorlijke jonge vrouwen en meisjes
onder; de bloem der jofferen, het goudbrokaat slepend
in wijde plooien langs de paardeflanken, de fijn besne
den gezichten onder zwierig bepluimde hoeden, in het
kader der losse blonde lokken van de poederpruiken.
Dat was een weelde van glanzende zijde, kreukend sa
tijn en zwaar vallend fluweel, bebloemd damast, de
gouden harnassen fonkelend, de purpermantels, de
glinsterende schabrakken, het fonkelend der harnasse-
menten. En vóór deze breede linie van bereden vorsten
en edelvrouwen stonden in een allerliefste reie ge
schaard de kleine pagetjesinhunwit-zijden travestis,
de mooie schoentjes met de rose strikken, de zijden
beentjes, en onder de baretten uit de vol der goud
blonde krullen; een enkele met een diep violette of
purperfluweelen riddermantel om. Zij wachtten eer
biedig- en hielden twee aan twee de groote kransen met
de voorjaarsbloemen. Dat was allerbekoorlijkst van
heel teere Mei-beelden.
Dan op de flanken de vaandrigs met bun oud-orante
banieren gelieven. En rondom: het voetvolk, de ven
dels. herauten, de vroedschappen, hellebaardieren, de
Watergeuzen en krijgsoversten, de inlanders uit de
koloniën, de schutters, staatslieden, kloveniers, kun
stenaars, ruige pikbroeken, weerbaarheidseorpsen, de
marketënsters, allen geschaard om hun hoog opstre-
vende praalwagens, die allegoriën, die machtige sche
pen, liet geschut. Zij wachtten, staande als de stuk
ken op een te groot schaakbord. Er was geen muziek.
Ieder zweeg.
Toen, na een kwartier wachten zoowat, te klokke
twee, verscheen de Koninklijke familiegroep op het
balcon. IT. M., in een zeer flatteus saffraangeel zijden
toilet met grooten klokhoed op, en 't Prinsesje in de
armen. De Koningin-Moeder, die een staalblauw
kleed droeg, Prins Hendrik als admiraal. In het ge
zelschap was freule Van de Poll, die weldra Juliana
overnam, en dame du palais mevrouw Van Loon.
Alle muziekcorpsen zetten toen plechtig liet Wilhel-