DAGBLAD VOOR ALKMAAR EN OMSTREKEN.
No. 133
Honderd en twaalfde Jaargang
1910.
DONDERDAG
9 JUNI.
UIiM JN F J A A »7
Deze Courant wordt eiken avond, behalve op Zon- en
Feestdagen, uitgegeven. Abonnementsprijs per 3 maanden
voor Alkmaar f0,80; franco door het geheele Rijk fl,
Afzonderlijke nummers 3 Cents.
Telefoonnummer 3.
O
Prijs der gewone advertentiën
Per regel f0,10. Bij groote contracten rabat. Oroote
letters naar plaatsruimte.
Brieven franco aan de N. V. Boek- en Handelsdrukkerij
v/h. HERMs. COSTER ZOON, Voordam C 9.
COURA
i
ALKMAAR, 9 Juni.
Er ligt ondanks de dadelijk in het- oogspringende
geschilpunten, iets aanlokkelijks in de vergelijking
van den staat met een gezin. Ten opzichte van Dene
marken bijv. is zij op het oogenblik alleszins doeltref
fend. Men stelle zich voor een groot gezin, dat. de le
den door eigen inspanning tot een zekere welvaart
hebben opgevoerd. De leden leiden een kalm leventje,
verslappen niet, maar werken naarstig voort.
Niet alleen echter vermeerderen zij hun rijkdom,
maar ook zorgen zé ervoor, dat hun huis en erf op de
beste wijze beveiligd wordt tegen gevaren van buiten
af. Er zijn machtige buren, ten opzichte van wie zij
zich in staat van verweer moeten brengendie buren
zouden elkaar wel eens te lijf kunnen gaan, zoodat de
loden van het bedoelde gezin ook het huis zooveel mo
gelijk moeten versterken en beschermen om te voor
komen, dat zij de dupe van zulk een1 strijd worden. Nu
komt er oneenig^heid over de vraag, of men wel bij
machte is zich in staat van verdediging te stellen en
of men de kosten van de beveiliging wel kan opbren
gen. Er zijn voorstanders en tegenstanders, die alle
bei hun meening verkondigen en gelijk dat in den
regel het geval is, overdrijven. Tenslotte winnen de
voorstanders het, maar er is zoo vaak gesproken over
de geringe kracht welke het gezin in tijden van ge
vaar kan ontwikkelen en den weinigen weerstand, wel
ken het kan bieden, dat dit denkbeeld meer ingang on
der de leden heeft gevonden, dan goed is. Het vaste
vertrouwen begint te wankelen. Er ontstaat een ze
kere moedeloosheid. In verband hiermede worden ver
schillende, op zich zelf min of meer ernstige gebeurte
nissen, veel te ernstig opgenomen. Een lid van het
gezin, die een invloedrijke plaats innam, blijkt een op
lichter te zijn, eenige anderen kunnen hun eigen gel
delijke aangelegenheden niet in orde houden. Daarna
komt er een vreemdeling, die zich voor een groot man
uitgeeft, dienovereenkomstig wordt ontvangen en be
handeld, doch die zich achterna als een bedrieger ont
popt. Het gevoel van er m geloopen te zijn en de we
tenschap aan den spot van zijn buren te zijn overge
leverd werkt natuurlijk ook al verslappend'. En als dan
door verschillende leden van het gezin bovendien nog
wordt verzekerd, dat de arbeid niet meer zooveel op
levert, dat het met de financiën niet zoo rooskleurig is
als men wel denkt, dan is het tenslotte geen wonder,
dat er in dat. gezin neerslachtigheid, zenuwachtigheid
en prikkelbaarheid heerschen, welke zoo min voor de
onderlinge verstandhouding als voor den bloei van het
gezin bevorderlijk zijn. Een toestand als de hierboven
geschetste, wordt op het oogenblik in Denemarken ge
vonden. Tot voor kort werd algemeen bewonderd de
energie, welke daar aan den dag gelegd werd, en welke
de nationale welvaart deed dalen. Eenige financieele
rampen in de hoofdstad, het schandaal van den minis
ter Alberti (in verband waarmede de ministers Chris-
tensen en Berg zich thans voor den rechter hebben te
verantwoorden), het bedrog van den quasi-Noordpool-
ontdekker Cook deden het hunne er toe bij, om de
moedeloosheid te bevorderen. Dat het met de laatste
staatsleening niet al te vlot is gegaan, dat een bekend
financier en oeconoom de groothandelaar Jürgensen, de
rentabiliteit ernstig in twijfel trekt, en o. m. beweert,
dat de zuivelindustrie tegenwoordig meer verlies dan
winst oplevert, dat een der grootste deskundigen,
Schovelin geheeten verklaart, dat er met de handels
balans „iets niet in orde is," dat zijn allemaal omstan
digheden, die een zekere verslapping en moedeloosheid
bevorderen. Op verschillende wijzen komen déze ver
ontrustende verschijnselen tot uiting. Zoo behandelen
dc Deensche bladen in den laatsen tijd herhaaldelijk de
vraag of Denemarken wel lang als onafhankelijken
staat zal blijven voortbestaan.
Is in een gezin het bewustzijn van verval en, onee-
nigheid niet al te zeer doorgedrongen, dan kan een
plotselinge prikkel de energie en het vertrouwen op
nieuw doen ontwaken en den familieband weder ver
sterken. Het is met de landen niet anders. Zeer dui
delijk is dit dezer dagen nog eens door den heer Roo
sevelt in Oxford gezegd, gelijk uit het verslag van zijn
nede in ons nummer van Maandag is gebleken. Hol
land en Italië, zoo werd er betoogd, leeren, dat volke-
ïen, die achteruitgaan weer kunnen opleven.
Hoewel Denemarken er natuurlijk lang niet zoo
slecht voorstaat als de genoemde rijken destijds, is
het voor het Deensche volksbestaan toch te wenschen,
dat de periode van thans spoedig moet plaats maken
voor een tijdperk van meer vertrouwen in de nationa
le kracht en in de toekomst van het land.
TWEEDE KAMER.
Aan de orde was gisteren het wetsontwerp tot wijzi
ging der Indische Mijnwet.
De heer Vliegen (Amsterdam IX) herinner
de aan de langdurige discussie over de Indische Mijn
wet nu drie jaren geleden en de toen tot stand ge
brachte regeling, wijst er op, dat het nu aangeboden
wetsontwerp die regelingen weer ongedaan wil ma
ken. De Regeeriag wil' thans Invoeren het systeem
om het staatsaandeel te berekenen naar de netto-winst
en niets wordt medegedeeld omtrent het stelsel, waar
naar nieuwe mijucontracten zullen worden gesloten.
Een en ander vindt spreker verkeerd
De Staat moet zelf exploiteerem om te weten, wat
er in den grond1 zit.
Er zijn thans 188 maatschappijen in Indië, welke
concessiën hebben. Velen er van voeren niets uit,
maar die, welke gelukt zijn, ontwikkelen zich zeer
spoedig en zeer sterk.
Herinnerende aan hetgeen het Kamerlid! De Waal
Malefijt heeft gezegd' omtrent de petroleum-maat-
schappijen, n.l. dat die meer getroffen moesten worden
en meer aan de schatkist moesten opbrengen, vraagt
spreker aan den minister De Waal Malefijt hoe hij zal
handelen tegenover de petroleum-maatschappijen, die
enorme dividenden soms 85 pet. maken.
Wat zal de Minister doen om hen meer aan de schat
kist te doen bijdragen? Alle moeilijkheden zijn, naar
sprekers oordeel, te ondervangen door Staatsexploita
tie van delfstoffen.
De heer C o 1 ij n (a.-r. Sneek). heeft met belang
stelling dit ontwerp begroet, omdat hij reeds 6 jaren
geleden heeft geijverd voor de richting, welke thans
wordt voorgesteld.
Spreker is er een voorstander van om de Schatkist
paeer voordeel te doen trekken met den mijnbouw,
maar of staatsexploitatie daarvoor altijd den aangewe
zen weg is, valt te betwijfelen. Lang elk mineraal is
niet geschikt om van staatswege te worden geëxploi
teerd.
De minister van koloniën verdedigt
het ontwerp en betwist, dat er aan de grondslagen der
Mijnwet geraakt wordt. Aan de concessiën wordt
niets veranderd. De uitgifte blijft op dezelfde .wijze
geregeld. Op de vraag van den heer Vliegen ant
woordt de minister, dat de petroleumondernemingen
reeds onder de algemeene regeling zijn gebracht, ten
einde hen meer aan de Schatkist te doen opbrengen.
Na replieken wordt het wetsontwerp zonder stem
ming aangenomen.
Eveneens het wetsontwerp tot verhooging der Indi
sche begrooting voor 1910 ten behoeve van een stoom
tramweg" van Krian naar Gempolkerep.
Aan de orde was daarna het wetsontwerp tot aan
vulling van het tweede lid van artikel 374b van het
Burgerlijk Wetboek. (Aanvulling van een leemte in de
Kinderwetten), dat zonder stemming werd aangeno
men.
Aangenomen wordt het wetsontwerp tot nadere wij
ziging van art. 4 der wet van 29 October 1892 (Stbl.
no. 240) houdende voorloopige maatregelen tot be
houd van Vicariegoederen.
Aan de orde was het wetsontwerp tot onteigening
ten behoeve van het bouwen van een Stadhuis en van
een post- en telegraafkantoor te Rotterdam.
De heer Hub recht (u.-l. Amst. I) gaat in begin
sel met het wetsontwerp mede, doch behoudt zich zijn
stem voor omtrent het wetsontwerp waarbij eventueel
een terrein voor het nieuwe kantoor wordt gevraagd.
De minister van Waterstaat zegt, dat
de bestaande toestand te Rotterdam onhoudbaar is.
De vraag is nu of de oplossing gezocht moet worden
in concentratie van den dienst in het hoofdkantoor,
dan wel in de centralisatie.
JSij verdere groote uitbreiding van Rotterdam, zou
de minister niet afkeerig zijn van het denkbeeld van
decentralisatie. Onjuist is het dat bij de transactie
meer gelet is op het belang van Rotterdam, dan van
het Rijk. De minister heeft getracht de belangen van
het Rijk te Waarborgen.
Het wetsontwerp wordt daarna zonder stemming
aangenomen.
Eveneens wordt z. h. s. aangenomen het wetsont
werp houdende verklaring van het algemeen nut der
onteigening van eigendommen noodig voor de stich
ting van een pakketpost en expeditiegebouw der pos
terijen aan de De Ruyterkade te Amsterdam.
Aan de orde was het wetsontwerp tot regeling van
de Banken van Leening.
De heer Van Doorn (u.-l. Gouda) is vrij koud
voor dit ontwerp. Het bestrijdt eigenlijk niet datgene
wat men bestrijden wil.
Spr. heeft dus principieel bezwaar tegen het ont
werp.
De heer Schaper S. D. Appingedam)
vindt liet treurig dat er nog banken van leening zijn.
Het inbrengen van panden is dikwijls een gevolg van
gebrekkige hardvochtige armenzorg, maar, helaas, zij
zijn voor velen nog onmisbaar, voor den een om in tïj-
delijken nood te voorzien, voor een ander zelfs om
feest te vieren.
Tijdens de Julianafeesten te Amsterdam zijn een
massa panden ingebracht. Het grootste euvel zijn de
particuliere huizen van verkoop met recht van weder-
inkoop en het radicale middel daartegen zou zijn een
gemeentemonopolie, waaraan, spreker geeft 't toe, be
zwaren verbonden zijn. Wanneer b. v. een gemeente-
ba nlt met facile is, zouden de mensehen toch naar die
particuliere woekerhuizen gaan. Misbruik door parti
culiere pandjeshuizen blijft altijd mogelijk en concur
rentie der gemeentelijke banken is nog het beste mid
del van bestrijding. De gemeentelijke banken moeten
dan ook zoo goed mogelijk worden ingericht, maar
vooral moet het „gewoonte leenen" zooveel mogelijk
worden tegengegaan en door sociale wetgeving- moet
de positie van den arbeider worden verbetex-d.
De heer Bos (v.-d. Winschoten) verheugt er zich
over dat dit wetsontwerp, reeds in 1888 in uit zicht ge
steld, eindelijk is ingediend. ,.e
Er zal moeten komen verplichting tot oprichting
van gemeentelijke banken van leening, rijkstoezicht
en controle.
De Minister van Binnenl. Zaken heeft
er geen oogenblik aan gedacht om geestdrift te wek
ken met zijn ontwerp, maar eenvoudig- beoogd een re
geling te maken zoo goedl mogelijk. Het doel is in de
eerste plaats den gemeenten de noodige vrijheid te
geven en een soort schema te verschaffen voor het in
richten van banken van. leening. Gemeentelijk© ver
plichting komt aan de orde hij het amendement
Schaper.
Voor de oprichting van banken van leeniDg wil de
minister de gemeenten vrijlaten. Verplichting tot
intrekking van concessie bestaat voor de gemeentebe
sturen niet. Zij worden daarin vrijgelaten. Rijks toe
zicht acht de Minister niet noodig.
De heer De Visser (c.-h. Leiden) vraagt of de
gemeentelijke banken grondlasten zullen moeten be
talen en of zij met andere gemeentelijke bedrijven zul
len worden gelijk gesteld.
Aan de gemeentelijke banken van leening zou spre
ker spaarinrichtingen willen verbinden. De gemeenten
zouden daarvoor bedrijfskapitaal moeten verstrekken.
Van meet af aan moet van gemeentewege gezorgd
worden, dat de gemeentelijke banken van leening
staande kunnen blijven.
Van harte juicht spreker het toe, dat de particulie
re pandjeshuizen een breidel wordt aangelegd. Ook
spreker acht rijkstoezicht noodig.
Na replieken worden de algemeene beraadslagingen
gesloten.
Heden 11 uur de artikelen.
Bij de regeling der werkzaamheden stelde de heer
Duymaer van Twist voor om aan de octrooiwet de
bakkerswet te doen voorafgaan. Dit voorstel werd
met 42 tegen 23 stemmen verworpen.
Minister Heemskerk, die in de vergadering tegen
woordig was, vond de indiening van het voorstel blijk
baar zeer onaangenaam.
Het was duidelijk te zien, dat hij onder de leden van
rechts tegen het voorstel ageerde.
Na de verwerping had er tusschen de heer V. Twist
en ministers Heemskerk en Regout een woordenwis
seling plaats.
BOND VAN SLEOHTIIOORENDEN.
De Koningin-Moeder heeft aan den Bond van
Slochfchoorenden te 's-Gravenhage als blijk van be
langstelling in zijn streven een zeer gewaardeerde
gift geschonken.
IIET ADRES VAN NEDERLANDSCIIE KAMER
LEDEN AAN DE DOEMA.
De tekst van het adres aan de Doema luidde, naai
de AT. Ct. meldt, als volgt:
Aan den Voorzitter en de Leden der
Doema
De ondergeteekenden, leden van de Tweede Kamer
der Staten-Generaal Van het Koninkrijk der Neder
landen, beboerende tot verschillende in dat Staatsli
chaam vertegenwoordigende politieke partijen, kennis
genomen hebbende van de wetsvoorstellen der Russi
sche regeering, strekkende om het Groothertogdom
Einland rechten te ontnemen, die aan zijn bevolking
zijn gewaarborgd en door haar gedurende een lang
tijdperk zijn bezeten;
richten zich eerbiedig tot Uwe Hooge Vergadering,
ten einde te kennen te geven, hoezeer zij het zouden
betreuren, indien de onafhankelijke vertegenwoordi
ging varf het Russische volk hare toestemming zou
verleenen aan wettelijke maatregelen tot heb besnoei
en van de vrijheden en het zelfbestuur van het Finsche
volk.
"""Den Haag, 19 Mei 1910.
RECHTZAKEN".
AERONDISSEMENTS-REOHTBANK TE
ALKMAAR.
Zitting van Dinsdag 7 Juni 1910.
WEDERSPANNIGHEID.
Martifius Hendriks LI. was door den rijksveldwach
ter De Zlwart van Wieringen er bij de Ewijcksluis op
betrapt, dat hij op den openbaren weg een geweer bij
zich droeg. De Zwart verzocht hem het over te ge
ven, aan welk verzoek beklaagde niet wilde voldoen.
Toen De Zwart eindelijk het geweer in handen had,
begon beklaagde er uit alle macht aan te trekken, om
'het weer te bemachtigen. Bedreigingen noch aanma
ningen van De Zwart hielpen. Beklaagde bleef zich
verzetten. De Zwart bleef evenwel de baas en be
merkte, toen hij het geweer nauwkeurig bekeek, dat
het met scherpe patronen geladen was.
Beklaagde bekent, dat het geweer geladen was. Hij
had op zee gejaagd en kon, daar het zulk slecht weel
was en de patronen nat waren geworden, deze er niet
uit krijgen. Bovendien wist hij niet, dat hij zich aan
wederspannigheidl schuldig maakte.
De president wijst beklaagde er op, dat hij daarom
het geweer toch' wel had kunnen inpakken en raadt
hem aan dit voortaan tei doen.
De officier merkt op, dat beklaagde niet zoo on
schuldig is als hij zich! wel voordoet, want toen De
Zwart hem zei,Als' je het geweer niet overgeeft,
maak je je schuldig aan wederspannigheid," antwoord
de beklaagde „Dan maar wederspannigheidDe be
wering van beklaagde heden ter terechtzitting, als zou
hij niet geweten hebben zich aan wederspannigheid te
hebben schuldig gemaakt, blijkt dus onwaar. Z. E. A.
eischt derhalve een maand gevangenisstraf.
OVERTREDING GEMEENTE-VERORDENING
Dirk Sepp, inspecteur van politie alhier liep den 30
April 's nachts na 12 uur langs het Luttik Oudorp.
Toen hij voorbij het café van Anthonius Matthias H.
aldaar, kwam, zag hij, dat er binnen licht brandde.
Daar hij vermoedde, dat er nog gasten binnen waren,
tikte hij op de ramen en riep: „Doe open, politie!"
Even zag hij H. in de vestibule verschijnen, daarna be
gaf deze zich evenwel weer naar binnen en vervolgens
werd het in het lokaal, waar eerst geroezemoes van
stemmen te hooren was, stil.
Een oogenblik later ontmoette de inspecteur een 7-
tal personen, die zoo juist de Herberg verlaten hadden.
Anthonius Matthias H., die heden terecht moest
staan, was niet verschenen. Behalve de inspecteur,
werd Arend Frederik Schreuder, volontair bij de poli
tie alhier, als getuige gehoord. Hij was dien nacht in
gezelschap van den inspecteur en hoorde evenals deze
de stemmen daarbinnen. Ook hoorde hij, nadat de in
specteur op de ramen getikt had, binnen over de po
litie praten.
De officier vindt dat beklaagde in deze zaak zijn
naam eer aandeed, een hazenhouding heeft aangeno
men en zeer laf gehandeld heeft.
De officier eischt tegen beklaagde wegens zijn over
treding van de gemeente-verordening 15 boete subs.
15 dagen hechtenis.
WEDERRECHTELIJK BINNENDRINGEN.
Adrianus C., Cornelis 0. en Cornelis B. te Wester-
Blokker, was ten laste gelegd, dat zij in den! avond
van den 30en Aprille wederrechtelijk waren binnen
gedrongen op een andermans erf en 2e aldaar opzette
lijk en wederrechtelijke eenige ruiten hadden verbrij
zeld.
Jan Eeken, tuinman te Westerblokker deelt mede,
dat zijn huis op een afgesloten erf staat. Op den
avond van bovengenoemden datum kwamen de twee
eerste beklaagden na negenen op zijn erf. Zij maakten
den grendel van het hek los en begaven zich op het
erf, waar zij erg lastig waren. Even later gingen zij
weg en kwamen terug met den derden beklaagde. Zij
gooiden twee ruiten in, één in den koestal en één in
de boet, waar zij ook een achttal pahnen verbrijzelden.
Beklaagden ontkennen alle drie op het erf van Eeken
te zijn geweest.
Geertje Kooter, huisvrouw van Jan Eeken, bevestigt
de verklaringen van haar man. Zij hadi de beklaagden
heel goed gezien en gehoord!.
Jan Karsten, bakker te Westerblokker verklaart om
kwart voor 10 te zijn thuis gekomen, toen de grootste
herrie voorbij was. Alleen wist hij, dat Eeken dien
avond een uur tegen zijn (Karsten's) vrouw heef!
staan schelden.
De Officier is van meening dat alle drie beklaagden
ter terechtzitting een rol spelen en wel degelijk op het
erf zijn geweest. Z. E. A. eischt voor ieder een. gevan
genisstraf voor den tijd van 2 weken.
Beklaagden brengen nogmaals in het midden dat zij
geheel onschuldig zijn en van niets afweten.
BELEEDIGING.
Ilendrika van E., huisvrouw vau Teunis van Dalen
te Helder had zich te verantwoorden wegens beleedi-
ging.
Aaltje Kogelberg, huisvrouw van Klaas Klooster
vertelt, wat er den 28en April gebeurd is. Zij stond
met een aantal mensehen in een steeg, waar beklaagde
ook kwam. Zij verweet getuige, dat zij schuld! had en
voegde haar daarna leelijke, beleedigende woorden toe.
Beklaagde ontkent dit gedaan te hebben. „Het is
absoluut onwaar," houdt zij telkens vol.
Johanna Cohen, huisvrouw van Willem Glashorst
was tegenwoordig bij de ruzie en weet zeker, dat be
klaagde de beleedigende uitdrukkingen gebezigd heeft.
Tegen beklaagde werd door den Officier wegens be-
leediging 7 boete subs. 7 dagen hechtenis geëischt.
MISHANDELING.
Johannes G., los arbeider te Hoorn, was mishande
ling ten laste gelegd.
Beklaagde bekent. Hij was den 14 Mei bezig lam
meren te drijven, wat een zeer lastig werkje is. Toen
iemand hem daarbij uitlachte, werdl hij zóó driftig, dat
hij den man met de zweep, die hij in zijn handen had,
twee slagen in het aangezicht gaf.
Gerbrand Lukens, stukadoor te Hoorn, als getuige
gehoord, vertelt, dat hij beklaagde zag met de lamme
ren, die naar het station moesten. Toen er een paar
beestjes wegliepen, maakte beklaagde zulke komieke
sprongen en bewegingen, dat getuige er om moest
lachen. Ten gevolge daarvan sloeg beklaagde hem met
zijn zweep. Getuige zeide beklaagde, dat indien hij
z'n excuses aanbood, hij niets van de' zaak maken zou.
Beklaagde wilde dit evenwel niet doen.
Hendrik Johannes Rooderhuis was getuige van het
geval. Hij zag beklaagde' met de zweep slaan, maar
wist de reden niet.
Tegen beklaagde, die al eens eerder wegens mishan
deling is veroordeeld', werd 1 week gevangenisstraf ge
ëischt.
WEDERSPANNIGHEID.
Andreas van K., visschersknecht te Enkhuizen, be
vond zich in den nacht van 14 op 15 Mei in staat van
dronkenschap op den openbaren weg aldaar. Toen de
agenten Muusze en Klauwers hem naar het arrestan
tenlokaal wilden brengen, verzette hij zich hevig. Hoe
dichter hij bij het politie-bureau kwam, hoe lastiger1 hij
werd. Eindelijk wist hij zich los te rukken, waarna een
formeele worstelpartij ontstond, waarbij de agenten
verscheidene krabben en Klauwers een slag opliep.
Beklaagde beweert niets meer van de zaak af te we
ten.
De eisch tegen hem luidde 2 weken gevangenisstraf.
DRONKENSCHAP BIJ HERHALING.
Door het kantongerecht te Helder was Petrus P.
den 4en Mei veroordeeld! tot een boete van 10 subsi
diair 10 dagen hechtenis, daar hij zich den 16en Maart